23 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige steden en gemeenten voor specifieke initiatieven gericht op sociale inschakeling. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-01-2003 en tekstbijwerking tot 10-09-2010)
Art. 1-4, 4bis, 5-7
BIJLAGE.
Art. N
2004022244 2005002138 2006002153 2007002045 2007002053 2008011471 2009011506 2010011239 2010022399
Artikel 1. § 1. Een bijkomende toelage ten bedrage van 25 % van het bedrag van de toelage, bedoeld in artikel 36, § 1, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 5, § 4bis , eerste lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt toegekend aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die specifieke initiatieven gericht op sociale inschakeling nemen en die beantwoorden aan de voorwaarden, bepaald in artikel 2.
§ 2. De bijkomende toelage, bedoeld in § 1, wordt vastgesteld aan de hand van het aantal voltijdse arbeidsovereenkomsten, gesloten met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die in voege waren op 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de in artikel 2, 1°, bedoelde overeenkomst van kracht wordt.
Voor de berekening van het aantal voltijdse arbeidsovereenkomsten gesloten met toepassing van artikel 60, § 7, van voormelde wet, worden twee deeltijdse arbeidsovereenkomsten met een minstens halftijdse tewerkstelling en waarvoor een Staatstoelage wordt uitgekeerd, als een voltijdse arbeidsovereenkomst beschouwd.
§ 3. Het bedrag van de bijkomende toelage, bedoeld in § 1, wordt bepaald op grond van het bedrag van de toelage, bepaald in artikel 36, § 1, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 5, § 4bis , eerste lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, dat geldt (op 1 januari van het jaar waarin de overeenkomst, bedoeld in artikel 2, 1°, van kracht wordt). <KB 2005-12-03/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2004>
(§ 4. Het totale bedrag van de toelage die aan elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat voorkomt op de lijst in bijlage wordt toegekend voor specifieke initiatieven gericht op sociale inschakeling, kan evenwel het bedrag van de toelage, toegekend voor het jaar 2003, niet te boven gaan.) <KB 2004-03-17/36, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 31-12-2003>
Art.2. Om aanspraak te kunnen maken op de in artikel 1 bedoelde bijkomende toelage, moet het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan volgende voorwaarden voldoen :
1° met de minister, bevoegd voor Maatschappelijke Integratie, een overeenkomst sluiten waarin de te bereiken specifieke doelstellingen bepaald worden evenals het te ontwikkelen project voor maatschappelijke inschakeling;
2° de eis naleven om maandelijks gegevens te verstrekken aan de hand van het door de minister, bevoegd voor Maatschappelijke Integratie, vastgesteld model dat bij de overeenkomst is gevoegd;
3° een gemeente bedienen die opgenomen is in de lijst die elk kalenderjaar met toepassing van artikel 3 van dit besluit wordt opgesteld.
Art.3. Op grond van de gegevens, vastgesteld op 1 januari van het voorlaatste jaar voorafgaand aan het jaar waarin de in artikel 2, 1°, bedoelde overeenkomst van kracht wordt, stelt de minister, bevoegd voor Maatschappelijke Integratie, de lijst op van de gemeenten die voldoen aan minstens twee van de vier volgende criteria :
1° opgenomen zijn in de lijst van plaatselijke overheden zoals vastgelegd in het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van de wet tot bepaling van de voorwaarden waaronder de plaatselijke overheden een financiële bijstand kunnen genieten van de staat in het kader van het stedelijk beleid;
2° minstens 40.000 inwoners tellen;
3° bediend worden door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat hetzij de verhoogde staatstoelage van 60 % of 65 % geniet overeenkomstig artikel 18, § 2, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, hetzij de verhoogde staatstoelage van 60 % tot 65 % geniet overeenkomstig artikel 32, §§ 2 tot 5, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
4° bediend worden door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarvan het aantal tewerkstellingen van gerechtigden op een bestaansminimum of op maatschappelijke integratie met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het gewestelijk gemiddelde overschrijdt.
Voor de toepassing van het voorgaande lid, 4°, wordt onder gewestelijk gemiddelde verstaan : de verhouding tussen het aantal gerechtigden op een bestaansminimum of op maatschappelijke integratie, tewerkgesteld met toepassing van artikel 60, § 7, van de voormelde wet, in een gewest en het totaal aantal gerechtigden op een bestaansminimum of op maatschappelijke integratie in datzelfde gewest. Onder gewest wordt verstaan : het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Deze lijst van gemeenten wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De lijst van gemeenten, (geldig voor de jaren 2003, 2004 en 2005), is bij dit besluit gevoegd. <KB 2005-12-03/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2004>
Art.4. 75 % van het bedrag van de bijkomende toelage, bedoeld in artikel 1, wordt aan het openbaar centrum voor maatschappelijk gestort op het ogenblik van de inwerkingtreding van de overeenkomst, bedoeld in artikel 2, 1°, op basis van een door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ingediende schuldvordering.
Het saldo wordt na afloop van de overeenkomst gestort, na beoordeling door de minister, bevoegd voor Maatschappelijke Integratie, van het bereikte resultaat in functie van de in de overeenkomst vastgelegde doelstellingen, op basis van de rechtvaardigingsstukken die het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn indient.
Art.4bis. [1 Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de in artikel 1 bedoelde bijkomende toelage heeft ontvangen voor het jaar n en het daaropvolgende jaar n+1 niet meer voldoet aan de voorwaarde gesteld in artikel 2, 3°, ontvangt voor het jaar n+1 50 % van de toelage ontvangen voor het jaar n.
De toekenning hiervan gebeurt conform artikel 4.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-07-20/12, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.5. Het koninklijk besluit van 17 oktober 2000 tot uitvoering van artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 5, § 4, derde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met het oog op de toekenning van een verhoogde staatstoelage voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige steden en gemeenten, wordt opgeheven.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2002.
Art.7. Onze minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 december 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Maatschappelijke Integratie,
J. VANDE LANOTTE
BIJLAGE.
Art. N. Lijst van de gemeenten waarvan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn kunnen genieten van de verhoogde staatstoelage, bedoeld in het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van sommige steden en gemeenten voor specifieke initiatieven gericht op sociale inschakeling.
Deze lijst is (van toepassing voor de jaren 2003, 2004 en 2005). <KB 2005-12-03/30, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2004>
Aalst
Anderlecht
Antwerpen
Brugge
Brussel
Charleroi
Dendermonde
Elsene
Etterbeek
Genk
Gent
Hasselt
Jette
Kortrijk
La Louvière
Leuven
Luik
Mechelen
Bergen
Moeskroen
Namen
Oostende
Roeselare
Schaarbeek
Seraing
Sint-Gillis
Sint-Jans-Molenbeek
Sint-Joost-ten-Node
Sint-Niklaas
Doornik
Ukkel
Verviers
Vorst.