2 AUGUSTUS 2002. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 74, § 1, 7°, van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen.
Art. 1-5
Artikel 1. § 1. Het Participatiefonds wordt gelast met de voorfinanciering voor rekening van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering van de toelagen voorzien in het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 ter uitvoering van artikel 55bis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994.
§ 2. De totale kost die voor het Participatiefonds voortvloeit uit de toepassing van dit besluit mag niet meer bedragen dan euro 37 miljoen.
Art.2. § 1. Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering betaalt de facturen die het Participatiefonds aan dat Instituut voorlegt met toepassing van dit besluit bij wege van 3 jaarlijkse schijven van maximaal euro 12,333 miljoen elk.
§ 2. De eerste schijf wordt uiterlijk op 30 juni 2003 betaalt en bevat :
1° de werkingskosten zoals bedoeld in artikel 3;
2° de terugvordering van de toelagen waartoe het RIZIV aan het Participatiefonds opdracht gegeven heeft om in de voorfinanciering te voorzien;
3° de intresten verschuldigd op de sommen die in voorfinanciering worden vrijgegeven, berekend met toepassing van artikel 4 van dit besluit.
§ 3. De tweede en derde schijf wordt respectievelijk uiterlijk op 31 maart 2004 en 31 maart 2005 betaalt en bevat :
1° de terugvordering van de toelagen waartoe het RIZIV aan het Participatiefonds opdracht gegeven heeft om in de voorfinanciering te voorzien;
2° de intresten verschuldigd op de sommen die in voorfinanciering worden vrijgegeven, berekend met toepassing van artikel 4 van dit besluit.
§ 4. De facturatie van de terugvordering van de toelagen, bedoeld in § 2, 2°, en § 3, 1°, gebeurt in de volgorde waarin de opdracht voor voorfinanciering door het RIZIV werd gegeven.
Art.3. De werkingskosten bedoeld in artikel 2 bedragen euro 50.000 te vermeerderen met euro 50 per dossier dat het aantal van 1000 overschrijdt.
Art.4. De intresten bedoeld in artikel 2 worden berekend overeenkomstig de referte-indexen gepubliceerd door het Rentenfonds met toepassing van artikel 9, § 1, van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet.
Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking op 1 mei 2002.
Brussel, 2 augustus 2002.
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Telecomunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties,
R. DAEMS.