17 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu.
Art. 1-2
BIJLAGEN.
Art. N0-3N0, N1-1N3, N4-1N4
Artikel 1. De bijlagen van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu, worden gewijzigd als volgt :
1° Bijlage V aangevuld door het koninklijk besluit van 14 september 1989 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 13 november 1997, 14 december 1998, 4 februari 2000, 11 juli 2001 en van 14 september 2001 wordt gewijzigd als volgt :
a) hoofdstuk B.1. Acute orale toxiciteit wordt geschrapt;
b) de laatste zin van punt 1.4.2.2. van de franse versie van hoofdstuk B.39 wordt vervangen door de tekst van bijlage IA;
c) de testmethode voor de subchronische orale toxiciteitstest bij knaagdiersoorten wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IB van dit besluit die hoofdstuk B.26 - Subchronische orale toxiciteitstest 90 dagen-test met herhaalde orale toediening aan knaagdiersoorten - vervangt;
d) de testmethode voor de subchronische orale toxiciteitstest bij niet-knaagdiersoorten wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IC van dit besluit die hoofdstuk B.27 - Subchronische orale toxiciteitstest : 90 dagen test met herhaalde orale toediening aan niet-knaagdiersoorten - vervangt;
e) de zeven nieuwe testmethoden voor de milieutoxiciteit in bijlage ID van dit besluit worden in deel C opgenomen.
2° Bijlage VI, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juli 1994, en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 november 1997, 25 november 1999 en 28 september 2000 en bij het ministerieel besluit van 10 oktober 2000, wordt vervangen door bijlage II van dit besluit;
3° In bijlage VII A worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de tekst in bijlage III A van dit besluit wordt ingevoegd voor punt 0 van bijlage VII A;
b) de tekst in bijlage III B van dit besluit wordt ingevoegd aan het eind van bijlage VII A.
4° In bijlage VIII worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de tekst in bijlage IV A van dit besluit wordt gevoegd tussen " Niveau 1 " en " Fysisch chemisch onderzoek " van bijlage VIII;
b) de tekst in bijlage IV B van dit besluit wordt gevoegd tussen " Niveau 2 " en " Toxicologisch onderzoek " van bijlage VIII.
5° De vermelding in het eerste lid van bijlage X " , gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 juni 1995, " wordt opgeheven.
Art.2. Onze Minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET
BIJLAGEN.
Art. N0. Bijlage 1A. Bijlage niet vertaal. Zie franse versie.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET
Art. 1N0. Bijlage IB. - B.26. SUBCHRONISCHE ORALE TOXICITEITSTEST.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-08-2002, p. 37959-37963).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET
Art. 2N0. Bijlage IC. - B.27. SUBCHRONISCHE ORALE TOXICITEITSTEST.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-08-2002, p. 37964-37967).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET
Art. 3N0. Bijlage ID. - C.14. GROEITEST ONVOLWASSEN VISSEN.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-08-2002, p. 37968-37982).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET
Art. N1. Bijlage 1. - Richtlijnen bij het uitvoeren van een toxiciteitstest met embryo's en larven (sac-fry) van de zebravis (Brachydanio rerio).
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-08-2002, p. 37982-38042).
Art. N2. Bijlage II Bijlage VI. - ALGEMENE CRITERIA VOOR DE INDELING EN HET KENMERKEN VAN GEVAARLIJKE STOFFEN EN PREPARATEN.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-08-2002, p. 38042-38072).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET
Art. N3. Bijlage IIIA.
Voor tussenproducten met een beperkte blootstelling zijn de bepalingen van punt 7 van toepassing.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET
Art. 1N3. Bijlage IIIB.
7. Beperkt testpakket voor tussenproducten bij hoeveelheden = 1 ton/jaar
1. Definities
Onverminderd de bepalingen in andere reglementeringen die uitgevoerd zijn op basis van andere communautaire wetgeving moet in de bijlagen IIIA, IIIB, IVA en IVB worden verstaan onder :
- "tussenproduct" : een chemische stof die uitsluitend geproduceerd wordt voor en verbruikt wordt in of gebruikt wordt voor een chemische reactie om omgezet te worden in andere chemische stoffen;
- "emissie" : het vrijkomen van een stof uit een systeem, bijvoorbeeld wanneer er een lek in dit systeem ontstaat. Om een optimaal beschermingsniveau voor werknemers en het milieu te waarborgen moet derhalve een minimale emissie door een strikte inperking van het proces de eerste doelstelling zijn;
- "blootstelling" : hetgeen gebeurt na de emissie van een stof, ongeacht of dit gebeurt in het milieu in ruimere zin of de mogelijkheid bestaat dat de stof wordt ingeademd door of in aanraking komt met de huid van een personeelslid. Als een emissie kan worden verwacht, moet met behulp van adequate technieken voor een strikte blootstellingscontrole worden gezorgd, waarbij het voorzorgsbeginsel dient te worden gehanteerd hetgeen inhoudt dat fysisch-chemische, toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen die niet zijn getest, als gevaarlijk worden beschouwd;
- "geïntegreerd afzuigventilatiesysteem" : een afzuigventilatiesysteem van het gesloten type dat in combinatie met sloten, omhullingen, behuizingen, houders enz. wordt gebruikt om de chemische stoffen in het binnenste gedeelte van de gesloten functionele eenheid te houden. Openingen voor het proces moeten zo klein mogelijk zijn.
De zuigkracht en de luchtgeleiding moeten zodanig zijn ontworpen dat er binnen het afzuigsysteem voldoende onderdruk is om ervoor te zorgen dat alle gassen, dampen en/of stofdeeltjes die ontstaan volledig worden opgevangen en afgevoerd. Terugstroming van afgezogen gevaarlijke stoffen naar het werkgebied moet worden voorkomen.
Dit betekent dat wordt voorkomen dat gevaarlijke stoffen vanuit de gesloten functionele eenheid naar het werkgebied ontsnappen.
- "zeer effectief afzuigventilatiesysteem" : een afzuigventilatiesysteem van het open of semi-open type dat zodanig is opgezet dat chemische stoffen binnen het afzuiggebied blijven. Dit betekent dat praktisch kan worden uitgesloten dat chemische stoffen in het werkgebied in de lucht voorkomen;
- "effectief afzuigventilatiesysteem" : een afzuigventilatiesysteem van het open of semi-open type dat zodanig is opgezet dat chemische stoffen binnen het afzuiggebied blijven, hetgeen betekent dat grotendeels kan worden uitgesloten dat chemische stoffen in het werkgebied in de lucht voorkomen of dat is aangetoond dat de grenswaarde in acht wordt genomen;
- "ander afzuigventilatiesysteem" : een afzuigventilatiesysteem van het open of semi-open type dat zodanig is opgezet dat niet kan worden uitgesloten dat chemische stoffen in het werkgebied in de lucht voorkomen;
- "gebruiksvormen met een lage emissie" : bijvoorbeeld :
- eenmalige verpakking, hetgeen inhoudt dat de gevaarlijke stof zich in een geschikte verpakking bevindt en zonder de verpakking te openen samen met deze verpakking in een reactiesysteem wordt gebracht;
- verandering in consistentie, hetgeen inhoudt dat de stof bijvoorbeeld in plaats van in poedervorm in de vorm van een pasta of granulaat wordt gebruikt;
- "masterbatches", hetgeen inhoudt dat de gevaarlijke stof in een kunststofmatrix is verpakt waardoor direct contact met de gevaarlijke stof wordt voorkomen. De kunststof matrix is zelf geen gevaarlijke stof. Afschuring van de kunststofmatrix en derhalve de gevaarlijke stof is echter mogelijk;
- "emissievrije gebruiksvormen" : bijvoorbeeld slijtvaste masterbatches hetgeen inhoudt dat de kunststof matrix zo slijtvast is dat er geen gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen;
- "technisch lekdicht" : geldt voor een subeenheid als er geen lek kan worden geconstateerd bij het testen, meten of controleren op lekdichtheid, bijv. met schuimvormers of voor de toepassing specifieke apparatuur voor het zoeken/constateren van lekken. Systemen, subsystemen en functionele onderdelen zijn technisch lekdicht als de lekkagesnelheid lager dan 0,00001 mbar*l*s-1 is.
2. Verzoek voor een beperkt testpakket
Voor tussenproducten kan de kennisgever de Minister om toestemming vragen voor de toepassing van een beperkt testpakket (BTP). Dit BTP vormt een minimaal gegevenspakket voor de opstelling van een eerste voorlopige risicobeoordeling voor chemische tussenproducten die in de handel worden gebracht. Overeenkomstig artikel 5, § 2, II, kunnen op basis van de resultaten van de risicobeoordeling aanvullende testresultaten worden vereist.
3. Voorwaarden voor de toepassing van een beperkt testpakket
De kennisgever moet tot genoegen van de Minister, aantonen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
a) de stof wordt uitsluitend vervaardigd voor en verbruikt bij of gebruikt voor chemische processen. Monomeren worden uitgesloten. Bij dit proces wordt de stof omgezet in chemisch verschillende moleculen die geen polymeren zijn.;
b) de stof mag op maximaal twee locaties worden gebruikt. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de stof door één bedrijf wordt vervaardigd en vervolgens naar een of twee andere bedrijven wordt vervoerd om te worden verwerkt. Als het voornemen bestaat de levering tot meer dan twee locaties uit te breiden, wordt niet meer aan de voorwaarden voor een BTP voldaan en moet het dossier worden uitgebreid;
c) de stof moet door de kennisgever rechtstreeks en niet via een tussenhandelaar worden geleverd aan het bedrijf dat het tussenproduct voor verdere verwerking gebruikt;
d) de stof moet tijdens zijn hele levenscyclus met technische middelen strikt worden ingeperkt. Hierbij gaat het om productie, vervoer, zuivering, reiniging en onderhoud, bemonstering, analyse, laden en lossen van apparatuur/houders, verwijdering/zuivering van afval en opslag. In het algemeen dient bij een geschikt proces de constructie van alle functionele onderdelen van de installatie zoals vulopeningen en aftapinstallaties van het gesloten type met gegarandeerde lekdichtheid of van het gesloten type met geïntegreerd afzuigventilatiesysteem te zijn;
e) wanneer de mogelijkheid van blootstelling bestaat, moet er procedure- en controletechnologie worden gebruikt waardoor de emissie en daaruit voortvloeiende blootstelling tot een minimum worden beperkt;
f) bij reinigings- en onderhoudwerkzaamheden moeten er speciale procedures als ontluchten en spoelen worden gebruikt alvorens het systeem wordt geopend of betreden;
g) bij het vervoer dient te worden voldaan aan de voorschriften van het koninklijk besluit van 12 november 1998 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen.
h) bij ongevallen en wanneer na zuivering of reinigings- en onderhoudsprocedures afval ontstaat, kan blootstelling van het milieu plaatsvinden. In deze gevallen moeten er procedure- en/of controletechnologieën worden gebruikt waardoor de emissie en daaruit voortvloeiende blootstelling tot een minimum worden beperkt;
i) er moet een beheersysteem bestaan waarin de rol van de personen in de organisatie worden beschreven;
j) de verpakking van de stof wordt overeenkomstig bijlage VI van het KB van 24 mei 1982 geëtiketteerd en daarnaast voorzien van de volgende zin : "Voorzichtig - deze stof is nog niet volledig getest";
k) de kennisgever moet een systeem voor "product stewardship" toepassen, en de gebruikers (maximaal twee) controleren om ervoor te zorgen dat aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
4. Technisch dossier dat voor een beperkt testpakket moet worden ingediend
Een kennisgever die voor een stof een BTP aanvraagt, moet voor alle produktie- en gebruikslocaties het volgende technische dossier bij de Minister indienen :
a) een verklaring dat de kennisgever en iedere gebruiker de onder punt 3 vermelde voorwaarden accepteert;
b) een beschrijving van de technische maatregelen waardoor een strikte inperking van de stof wordt verwezenlijkt (1), met inbegrip van de procedures voor belading, monsterneming, vervoer en reiniging. Er behoeft geen gedetailleerde informatie te worden verstrekt over de volledigheid van elke afdichting of de efficiëntie van elk geïntegreerd afzuigventilatiesysteem. Het is echter wel belangrijk dat voor alle middelen die voor de verwezenlijking van een strikte inperking van het proces worden toegepast, indien nodig informatie beschikbaar is om te controleren of de beweringen omtrent de verwezenlijking van controle correct zijn;
( (1) De aard van de constructie en de technische specificaties (bijv. lekdichtheid) van het gesloten functionele onderdeel zijn bepalend voor de effectiviteit van de inperking. Om de bevoegde instantie in staat te stellen te bepalen of een strikte inperking al dan niet verwezenlijkt is, is het van essentieel belang dat de kennisgever hierover gedetailleerde informatie verstrekt. De technische maatregelen moeten normaal gesproken voldoen aan de voorwaarden van de "Criteria voor de evaluatie van gesloten systemen bij de verwerking van chemische stoffen" die als leidraad zijn opgenomen in punt 7.5 en tabel 1. Dit moet door de kennisgever worden verklaard, maar het is niet nodig dat in de beschrijving van de technische maatregelen elk soort gesloten functioneel onderdeel aan de orde komt. Afwijkingen van de voorwaarden van de criteria moeten volledig en met een motivering worden beschreven. )
c) als niet aan de in punt 5 beschreven criteria voor de evaluatie van gesloten systemen bij de verwerking van chemische stoffen wordt voldaan, moet de kennisgever blootstellingsgegevens indienen op basis van representatieve meetgegevens en/of betrouwbare modelberekeningen om de Minister in staat te stellen te beslissen of een BTP-verzoek al dan niet wordt ingewilligd;
d) een gedetailleerde beschrijving van de processen op alle locaties die bij productie en gebruik betrokken zijn. Met name moet worden vermeld of het produktie- en/of verwerkingsafval in het afvalwater wordt geloosd, of vast of vloeibaar afval wordt verbrand en hoe de reiniging en het onderhoud van alle apparatuur gebeuren;
e) een gedetailleerde evaluatie van de mogelijke emissie en de mogelijke blootstelling van mens en milieu tijdens de volledige levenscyclus, met inbegrip van gedetailleerde informatie over de verschillende bij het proces betrokken chemische reacties en de manieren waarop resten worden verwerkt.
Wanneer de emissie tot blootstelling kan leiden, moeten de manieren waarop deze onder controle wordt gehouden voldoende gedetailleerd worden beschreven om de Minister in staat te stellen te beslissen of zij de verklaring accepteert of aan de hand van het EU-document met technische richtsnoeren een emissievoet zal berekenen;
f) veranderingen die de blootstelling van mens en milieu kunnen beïnvloeden, zoals veranderingen in de functionele onderdelen van de installatie, een nieuwe gebruiker of een nieuwe locatie, moeten vooraf worden aangemeld;
g) voor het BTP wordt de volgende informatie voorgeschreven :
Bijlage VII B plus de volgende tests uit de onderhavige bijlage :
- dampspanning (3.4),
- ontploffingsgevaar (3.11),
- zelfontbrandingstemperatuur (3.12),
- oxiderende eigenschappen (3.13),
- korrelgrootte (3.15),
- acute toxiciteit voor daphnia (5.1.2).
De kennisgever moet tevens andere relevante informatie verstrekken om ervoor te zorgen dat de Minister met kennis van zaken een beslissing kan nemen en de gebruiker op de verwerkingslocatie afdoende controlemaatregelen kan nemen. Als er bijvoorbeeld aanvullende fysisch-chemische informatie en/of toxicologische informatie en/of informatie over het gedrag van de stof in het milieu beschikbaar is, moeten deze gegevens ook worden ingediend. Daarnaast moet de kennisgever de beschikbare gegevens over toxiciteit en ecotoxiciteit evalueren voor stoffen die structureel nauw verwant zijn met de aangemelde stof. Als er relevante gegevens beschikbaar zijn, met name over chronische en voortplantingstoxiciteit en carcinogene werking, moet een overzicht van deze gegevens worden verstrekt;
h) de identiteit van de kennisgever, de producent en de gebruiker(s).
5. Criteria voor de evaluatie van gesloten systemen bij de verwerking van chemische stoffen
5.1. Gebruik
Bij de evaluatie van de installatie wordt een evaluatie-index gebruikt. Met de evaluatie-index worden de verwerking van de stof en het daaruit voortvloeiende procesgebonden blootstellingspotentieel ingedeeld. De kennisgever onderzoekt de installatie of de installatie-eenheid teneinde de evaluatie-index te bepalen. Elk afzonderlijk functioneel onderdeel moet worden geëvalueerd.
Systemen worden als gesloten beschouwd als de evaluatie van alle beschikbare functionele onderdelen tot een evaluatie-index 0,5 leidt en als alleen functionele onderdelen van het gesloten type met gegarandeerde lekdichtheid en/of voorzien van een geïntegreerd afzuigventilatiesysteem betrokken zijn. Bovendien moet direct contact met de huid uitgesloten zijn.
In de verzameling voorbeelden is aan de desbetreffende functionele onderdelen de evaluatie-index 0,5 (vet gedrukt) toegekend.
Functionele onderdelen van het gedeeltelijk open type met een zeer effectief afzuigventilatiesysteem (waaraan ook de evaluatie-index 0,5 is toegekend maar in normaal lettertype) worden niet als gesloten in de zin van deze regel beschouwd.
Bij functionele onderdelen waaraan de evaluatie-index 1 is toegekend, is de veilige inachtneming van de grenswaarden niet altijd permanent gewaarborgd. Dergelijke functionele onderdelen zijn :
1 - gesloten type, lekdichtheid niet gegarandeerd,
1 - gedeeltelijk open type met een effectief afzuigventilatiesysteem.
Bij functionele onderdelen waaraan de evaluatie-index 2 of 4 is toegekend, is de inachtneming van de grenswaarden niet altijd gewaarborgd. Dergelijke functionele onderdelen zijn :
2 - gedeeltelijk open type, opening zoals bedoeld met een eenvoudig afzuigventilatiesysteem,
2 - open type met een eenvoudig afzuigventilatiesysteem,
4 - open type of gedeeltelijk open type,
4 - natuurlijke ventilatie.
De verzameling voorbeelden in tabel 1 vergemakkelijkt de indeling van functionele onderdelen. Functionele onderdelen die niet in de verzameling voorbeelden zijn opgenomen, kunnen naar analogie met andere onderdelen worden ingedeeld. De installatie of installatie-eenheid wordt vervolgens ingedeeld volgens de evaluatie-index van het functionele onderdeel dat de hoogste evaluatie-index heeft gekregen.
5.2 Controle
Het gebruik van dit criterium vereist dat de vastgestelde procesparameters in acht worden genomen en dat de in de verzameling voorbeelden genoemde controles (bijv. keuring en onderhoud) worden uitgevoerd.
6. Toepassing van een beperkt testpakket
Als de Minister het verzoek van de kennisgever voor een BTP inwilligt, is informatie over de onder punt 7.4 vermelde tests en/of onderzoeken nodig voor het in artikel 2, § 1 bedoelde technische dossier. Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor hoeveelheden van minder dan 1 ton/jaar de gebruikelijke testvoorschriften van bijlage VII B/bijlage VII C gelden.
Tabel 1. - Verzameling voorbeelden.
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-08-2002, p. 38076-38085).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET
Art. N4. Bijlage IVA.
Wanneer de Minister overeenkomstig de bepalingen van bijlage VII A inzake tussenproducten toestemming heeft gegeven voor de toepassing van een beperkt testpakket voor een chemische stof, worden de voorschriften van dit onderdeel als volgt beperkt :
- Wanneer de hoeveelheid van de stof die in de handel wordt gebracht, 10 ton per jaar per fabrikant of meer bedraagt of wanneer de totale hoeveelheid van de stof die in de handel wordt gebracht, 50 ton per fabrikant of meer bedraagt, stelt de desbetreffende Minister alle tests en onderzoeken verplicht die in de punten 3 tot en met 6 van bijlage VII A worden genoemd (met uitzondering van degene die al zijn uitgevoerd). Daarnaast kan de desbetreffende Minister de tests en onderzoeken van niveau 1 in verband met aquatische organismen verplicht stellen.
- Wanneer de hoeveelheid van de stof die in de handel wordt gebracht, 100 ton per jaar per fabrikant of meer bedraagt of wanneer de totale hoeveelheid van de stof die in de handel wordt gebracht, 500 ton per fabrikant of meer bedraagt, stelt de desbetreffende Minister de tests en onderzoeken van niveau 1 in verband met toxiciteit voor de voortplantingsfunctie verplicht. De Minister kan besluiten dat de indeling van de stof als tussenproduct dat voor een beperkt testpakket in aanmerking komt, een goede reden is om te stellen dat een of meer van de tests of onderzoeken, behalve degene in verband met toxiciteit voor de voortplantingsfunctie, niet nodig zijn.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET
Art. 1N4. Bijlage IVB.
Wanneer de hoeveelheid van de stof die in de handel wordt gebracht, 1 000 ton per jaar per fabrikant of meer bedraagt of wanneer de totale hoeveelheid van de stof die in de handel wordt gebracht, 5 000 ton per fabrikant of meer bedraagt; zijn tests en onderzoeken van de niveaus 1 en 2, normalerwijs niet vereist. De Minister moet aanvullende tests en onderzoeken overwegen en kan aanvullende tests en onderzoeken vereisen inclusief de tests en onderzoeken van de niveaus 1 en 2 van deze Bijlage.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Mevr. M. AELVOET.