Vergelijking NL / FR

| Word Word (citaat)

Nederlands (NL)

Français (FR)

Titel
25 APRIL 2002. - Koninklijk besluit betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen. (NOTA : de artikelen 7, eerste lid, 1° a) en c), 9, 11, 24 tot 29bis en 31 opgeheven voor de Franse Gemeenschap, wat betreft de universitaire ziekenhuizen, bij DFG2015-12-10/18, art. 48, §1, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2016) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-05-2002 en tekstbijwerking tot 23-04-2025)
Titre
25 AVRIL 2002. - Arrêté royal relatif à la fixation et à la liquidation du budget des moyens financiers des hôpitaux. (NOTE : les articles 7, alinéa 1er, 1° a) et c), 9, 11, 24 à 29bis et 31 abrogés pour la Communauté française, en ce qui concerne les hôpitaux universitaires, par DCFL2015-12-10/18, art. 48, §1, 038; En vigueur : 01-01-2016) (NOTE : Consultation des versions antérieures à partir du 30-05-2002 et mise à jour au 23-04-2025)
Documentinformatie
Info du document
Inhoud
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen. HOOFDSTUK III. - Het budget van financiële midd... HOOFDSTUK IV. - Periode voor dewelke het budget... HOOFDSTUK V. - Vaststelling van het budget en v... Afdeling I. - Het budget en zijn delen. Afdeling II. - Bestanddelen van de onderscheide... Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen. Onderafdeling 2. - Deel A van het budget. Onderafdeling 3. - Deel B van het budget. Onderafdeling 4. - Deel C van het budget. HOOFDSTUK VI. - Modaliteiten voor de vaststelli... Afdeling 1. - Deel A van het budget. Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget. Onderafdeling 1. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Onderafdeling 1. WAALS_GEWEST. Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget. Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget. Onderafdeling 3. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Afdeling II. - Deel B van het budget. Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen. Rubriek 1. - Onderdeel B1. Rubriek 2. - Onderdeel B2. Onderafdeling 2. - Onderdeel B1 van het budget ... Rubriek 1. - Samenstelling van de ziekenhuisgro... Rubriek 2. - Vaststelling van het forfait B1. Onderafdeling 3. - [1 Onderdeel B1 van de geïso... Onderafdeling 4. - Onderdeel B1 van de psychiat... Onderafdeling 4bis. [1 - Gemeenschappelijke bep... Onderafdeling 5. - Onderdeel B2 van het budget ... Onderafdeling 6. - [1 Onderdeel B2 van de geïso... Onderafdeling 6bis. - [1 Gemeenschappelijke bep... Onderafdeling 7. - Onderdeel B2 van de psychiat... Onderafdeling 7bis. [1 Gemeenschappelijke bepal... Onderafdeling 7ter. Onderafdeling 8. - Onderdeel B3 van het budget. Onderafdeling 9. - Onderdeel B4 van het budget. Onderafdeling 10. - Onderdeel B5 van het budget... Onderafdeling 11. - Onderdeel B6 van het budget... Onderafdeling 12. - Onderdeel B7 van het budget. Onderafdeling 13. - Onderdeel B8 van het budget. Onderafdeling 14. Onderdeel B9 van het budget. Afdeling IIbis. - Gemeenschappelijke bepalinge... Afdeling III. - Deel C van het budget. Onderafdeling 1. - Onderdeel C1 van het budget. Onderafdeling 2. - Onderdeel C2 van het budget. Onderafdeling 3. - Onderdeel C3 van het budget. Onderafdeling 4. Afdeling IV. - Indexering van de delen van het ... HOOFDSTUK VII. - Vaststelling van het vaste en ... HOOFDSTUK VIII. - Vaststelling van het referent... HOOFDSTUK IX. - Aanpassing van het budget. Afdeling 1. - Acute ziekenhuizen. Onderafdeling 1. - Afschaffing van ziekenhuisbe... Onderafdeling 2. - Opening van ziekenhuisbedden. Onderafdeling 3. - Omschakeling van ziekenhuisb... Afdeling 2. - Sp-diensten, geïsoleerde G-dienst... Afdeling III. - Budgettaire neutralisatie. Afdeling IV. Onderafdeling 1. Onderafdeling 2. Onderafdeling 3. Onderafdeling 4. Onderafdeling 5. HOOFDSTUK X. - Voorwaarden en regelen voor de h... Afdeling 1. - Herziening van sommige bestanddelen. Afdeling 2. - Herziening van de budgetten B1 en... HOOFDSTUK XI. - Nieuwbouw of belangrijke struct... Afdeling 1. - Algemene bepalingen. Afdeling 2. - Nieuwbouw. Afdeling 3. - Fusie van ziekenhuizen. Afdeling 4. HOOFDSTUK XII. - Gezinsplaatsing. HOOFDSTUK XIII. - Vereffening van het budget. Afdeling 1. - Patiënten die vallen onder één va... Afdeling 2. - Patiënten die niet onder een in A... HOOFDSTUK XIV. - Slotbepalingen. BIJLAGEN.
Inhoud
CHAPITRE I. - Définitions. CHAPITRE II. - Dispositions générales. CHAPITRE III. - Le budget des moyens financiers. CHAPITRE IV. - Période pour laquelle le budget ... CHAPITRE V. - Fixation du budget et de ses part... Section I. - Le budget et ses parties. Section II. - Eléments constitutifs des différe... Sous-section 1. - Dispositions générales. Sous-section 2. - Partie A du budget. Sous-section 3. - Partie B du budget. Sous-section 4. - Partie C du budget. CHAPITRE VI. - Modalités de fixation du budget ... Section I. - Partie A du budget. Sous-section 1. - Sous-partie A1 du budget. Sous-section 1. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. Sous-section 1. REGION_WALLONNE. Sous-section 2. - Sous-partie A2 du budget. Sous-section 3. - Sous-partie A3 du budget. Sous-section 3. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE. Section II. - Partie B du budget. Sous-section 1. - Dispositions générales. Rubrique 1. - Sous-partie B1. Rubrique 2. - Sous-partie B20. Sous-section 2. - Sous-partie B1 du budget des ... Rubrique 1. - Composition des groupes d'hôpitaux. Rubrique 2. - Fixation du forfait B1. Sous-section 3. - [1 Sous-partie B1 des service... Sous-section 4. - Sous-partie B1 des hôpitaux p... Sous-section 4bis. [1 - Dispositions communes à... Sous-section 5. - Sous-partie B2 du budget des ... Sous-section 6. - [1 Sous-partie B2 des service... Sous-section 6bis. - [1 Dispositions communes à... Sous-section 7. - Sous-partie B2 des hôpitaux p... Sous-section 7bis. [1 - Dispositions communes à... Sous-section 7ter. Sous-section 8. - Sous-partie B3 du budget. Sous-section 9. - Sous-partie B4 du budget. Sous-section 10. - Sous-partie B5 du budget. (N... Sous-section 11. - Sous-partie B6 du budget. (N... Sous-section 12. - Sous-partie B7 du budget. (N... Sous-section 13. - Sous-partie B8 du budget. Sous-section 14. Sous-partie B9 du budget. Section IIbis. - Dispositions communes à la pa... Section III. - Partie C du budget. Sous-section 1. - Sous-partie C1 du budget. Sous-section 2. - Sous-partie C2 du budget. Sous-section 3. - Sous-partie C3 du budget. Sous-section 4. Section IV. - Indexation des parties du budget. CHAPITRE VII. - Fixation des parties fixe et va... CHAPITRE VIII. - Fixation du nombre de référenc... CHAPITRE IX. - Adaptation du budget. Section 1. - Hôpitaux aigus. Sous-section 1. - Suppression de lits hospitali... Sous-section 2. - Ouverture de lits hospitaliers. Sous-section 3. - Reconversion de lits hospital... Section 2. - Services Sp, Services G isolés et ... Section III. - Neutralisation budgétaire. Section IV. Sous-section 1re. Sous-section 2. Sous-section 3. Sous-section 4. Sous-section 5. CHAPITRE X. - Conditions et règles de la révisi... Section 1. - Révision de certains éléments. Section 2. - Révision des budgets B1 et B2 en r... CHAPITRE XI. - Construction nouvelle ou importa... Section 1. - Dispositions générales. Section 2. - Construction nouvelle. Section 3. - Fusion d'hôpitaux. Section 4. CHAPITRE XII. - Placement familial. CHAPITRE XIII. - Liquidation du budget. Section 1. - Patients relevant d'un des organis... Section 2. - Patients ne relevant pas d'un orga... CHAPITRE XIV. - Dispositions finales. ANNEXES.
Tekst (350)
Texte (350)
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
CHAPITRE I. - Définitions.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  - het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 : het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten;
  - het koninklijk besluit van 14 augustus 1989 : het koninklijk besluit van 14 augustus 1989 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen;
  - het koninklijk besluit van 30 januari 1989 : het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen;
  - het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 : het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst nucleaire geneeskunde waarin een PET-scanner wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
  - het koninklijk besluit van 10 november 2001 : het koninklijk besluit van 10 november 2001 tot uitvoering van artikel 94, derde lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
  - de B-, C, D-, E-, H-, L-, M-, MIC-, NIC, G-, Sp-, A-, T- en K-diensten : respectievelijk de diensten voor tuberculosebehandeling, voor diagnose en heelkundige behandeling, voor diagnose en geneeskundige behandeling, voor kindergeneeskunde, voor gewone verpleging, voor besmettelijke aandoeningen, de kraamdiensten, voor intensieve kraamdiensten, voor intensieve neonatale zorgen, voor geriatrie, gespecialiseerd voor behandeling en functionele readaptatie, neuro- psychiatrie voor observatie en behandeling, psychiatrisch voor behandeling en neuro-psychiatrische voor kinderen;
  - PAL en NAL : het verschil in aantal van respectievelijk de positieve ligdagen en negatieve ligdagen zoals bedoeld in artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
Article 1. Pour l'application du présent arrêté, il y a lieu d'entendre par :
  - l'arrêté ministériel du 2 août 1986 : l'arrêté ministériel du 2 août 1986 fixant pour les hôpitaux et les services hospitaliers les conditions et règles de fixation du prix de la journée d'hospitalisation, du budget et de ses éléments constitutifs, ainsi que les règles de comparaison du coût et de la fixation du quota des journées d'hospitalisation,
  - l'arrêté royal du 14 août 1989 : l'arrêté royal du 14 août 1989 déterminant les critères généraux pour la fixation et l'approbation du calendrier visé à l'article 46bis, alinéa 1 de la loi sur les hôpitaux;
  - l'arrêté royal du 30 janvier 1989 : l'arrêté royal du 30 janvier 1989 fixant les normes complémentaires d'agrément des hôpitaux et des services hospitaliers et précisant la définition des groupements d'hôpitaux et les normes particulières qu'ils doivent respecter;
  - l'arrêté royal du 12 août 2000 : l'arrêté royal du 12 août 2000 fixant les normes auxquelles un service de médecine nucléaire où est installé un scanner PET doit répondre pour être agréé comme service médico-technique au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987;
  - l'arrêté royal du 10 novembre 2001 : l'arrêté royal du 10 novembre 2001 portant exécution de l'article 94, alinéa 3 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987;
  - les services B, C, D, E, H, L, M, MIC, NIC, G, Sp, A, T et K : respectivement les services de traitement de la tuberculose, de diagnostic et traitement chirurgical, de diagnostic et traitement médical, de pédiatrie, d'hospitalisation simple, de maladies contagieuses, de maternité, de maternité intensive, de soins néonataux intensifs, de gériatrie, spécialisés pour le traitement et la réadaptation fonctionnelle, neuro-psychiatriques d'observation et de traitement, psychiatriques de traitement et de neuropsychiatrie infantile;
  - DJP et DJN : respectivement les nombres de différence de journées positive et de différence de journée négative visés à l'article 46bis de l'arrêté ministériel du 2 août 1986.
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
CHAPITRE II. - Dispositions générales.
Art.2. § 1. Dit besluit bepaalt voor de ziekenhuizen en bepaalde ziekenhuisdiensten :
  a) de voorwaarden en regels voor de vaststelling van het aan het ziekenhuis toegekende budget van financiële middelen, hieronder " het budget " genoemd en van de verschillende delen ervan, met name :
  - de periode voor dewelke het budget toegekend wordt;
  - de splitsing van het budget in een vast gedeelte en variabel gedeelte;
  - de criteria en modaliteiten van berekening, met inbegrip van de vaststelling van de verantwoorde activiteiten en de indexeringsmodaliteiten;
  - wat het variabel gedeelte betreft : de vergoeding van de activiteiten, ten aanzien van een referentieaantal dat meer gerealiseerd is of niet gerealiseerd;
  - de vaststelling van het referentieaantal bedoeld in het vorige lid met betrekking tot de activiteitenparameters die in rekening worden gebracht;
  - de voorwaarden en modaliteiten ter herziening van bepaalde bestanddelen;
  b) de modaliteiten voor de betaling van het budget van financiële middelen.
  § 2. In uitvoering van artikel 97, § 1, derde lid, van de wet op de ziekenhuizen zijn alle bepalingen van hetzelfde artikel, § 1, tweede lid, van toepassing op de psychiatrische afdelingen van de algemene ziekenhuizen en de psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van punt c) met betrekking tot de vaststelling van de verantwoorde activiteiten, dewelke overeenstemmen met de erkende bedden van dit type van afdeling of ziekenhuis.
  § 3. Dit besluit bepaalt eveneens de voorwaarden en regelen krachtens dewelke activiteiten in rekening kunnen worden gebracht bij de dekking van de kosten die veroorzaakt zijn door het naleven van de normen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden die van aard zijn deze activiteiten te beïnvloeden en die een afwijkende regeling ten aanzien van de voormelde voorwaarden rechtvaardigen.
Art.2. § 1. Le présent arrêté détermine pour les hôpitaux et certains services hospitaliers :
  a) les conditions et règles de fixation du budget des moyens financiers accordé à l'hôpital, dénommé ci-après " le budget ", et de ses divers éléments constitutifs et notamment :
  - la période d'octroi du budget;
  - la scission du budget en une partie fixe et une partie variable;
  - les critères et modalités de calcul, en ce compris la fixation des activités justifiées et les modalités d'indexation;
  - en ce qui concerne la partie variable, l'indemnisation des activités par rapport à un nombre de référence qui sont réalisés en plus ou qui ne sont pas réalisés;
  - la fixation du nombre de référence visé à l'alinéa précédent, concernant les paramètres d'activités pris en considération;
  - les conditions et les modalités de révision de certains éléments.
  b) les modalités de paiement du budget des moyens financiers.
  § 2. En exécution de l'article 97, § 1, alinéa 3 de la loi sur les hôpitaux toutes les dispositions du même article, § 1, alinéa 2 sont applicables aux sections psychiatriques des hôpitaux généraux et aux hôpitaux psychiatriques à l'exception du point c) en ce qui concerne la fixation des activités justifiées, lesquelles sont assimilées aux lits agréés de ce type de section ou d'hôpital.
  § 3. Le présent arrêté détermine également les conditions et les règles suivant lesquelles des activités peuvent être prises en compte pour la couverture des frais induits par le respect des normes, en tenant compte des situations spécifiques susceptibles d'influencer ces activités et qui justifient un régime dérogatoire aux conditions et règles ainsi établies.
Art. 2_VLAAMS_GEWEST.    § 1. Dit besluit bepaalt voor de ziekenhuizen en bepaalde ziekenhuisdiensten :
  a) de voorwaarden en regels voor de vaststelling van het aan het ziekenhuis toegekende budget van financiële middelen, hieronder " het budget " genoemd en van de verschillende delen ervan, met name :
  - de periode voor dewelke het budget toegekend wordt;
  - de splitsing van het budget in een vast gedeelte en variabel gedeelte;
  - de criteria en modaliteiten van berekening, met inbegrip van de vaststelling van de verantwoorde activiteiten en de indexeringsmodaliteiten;
  - wat het variabel gedeelte betreft : de vergoeding van de activiteiten, ten aanzien van een referentieaantal dat meer gerealiseerd is of niet gerealiseerd;
  - de vaststelling van het referentieaantal bedoeld in het vorige lid met betrekking tot de activiteitenparameters die in rekening worden gebracht;
  - de voorwaarden en modaliteiten ter herziening van bepaalde bestanddelen;
  b) de modaliteiten voor de betaling van het budget van financiële middelen.
  § 2. In uitvoering van artikel 97, § 1, derde lid, van de wet op de ziekenhuizen zijn alle bepalingen van hetzelfde artikel, § 1, tweede lid, van toepassing op de psychiatrische afdelingen van de algemene ziekenhuizen en de psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van punt c) met betrekking tot de vaststelling van de verantwoorde activiteiten, dewelke overeenstemmen met de erkende bedden van dit type van afdeling of ziekenhuis.
  § 3. Dit besluit bepaalt eveneens de voorwaarden en regelen krachtens dewelke activiteiten in rekening kunnen worden gebracht bij de dekking van de kosten die veroorzaakt zijn door het naleven van de normen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden die van aard zijn deze activiteiten te beïnvloeden en die een afwijkende regeling ten aanzien van de voormelde voorwaarden rechtvaardigen.
  [1 § 4. Dit besluit is niet van toepassing op de revalidatieziekenhuizen, [2 vermeld in artikel 2, 27°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse Sociale Bescherming]2.]1
  
Art. 2 _REGION_FLAMANDE.
   § 1. Le présent arrêté détermine pour les hôpitaux et certains services hospitaliers :
  a) les conditions et règles de fixation du budget des moyens financiers accordé à l'hôpital, dénommé ci-après " le budget ", et de ses divers éléments constitutifs et notamment :
  - la période d'octroi du budget;
  - la scission du budget en une partie fixe et une partie variable;
  - les critères et modalités de calcul, en ce compris la fixation des activités justifiées et les modalités d'indexation;
  - en ce qui concerne la partie variable, l'indemnisation des activités par rapport à un nombre de référence qui sont réalisés en plus ou qui ne sont pas réalisés;
  - la fixation du nombre de référence visé à l'alinéa précédent, concernant les paramètres d'activités pris en considération;
  - les conditions et les modalités de révision de certains éléments.
  b) les modalités de paiement du budget des moyens financiers.
  § 2. En exécution de l'article 97, § 1, alinéa 3 de la loi sur les hôpitaux toutes les dispositions du même article, § 1, alinéa 2 sont applicables aux sections psychiatriques des hôpitaux généraux et aux hôpitaux psychiatriques à l'exception du point c) en ce qui concerne la fixation des activités justifiées, lesquelles sont assimilées aux lits agréés de ce type de section ou d'hôpital.
  § 3. Le présent arrêté détermine également les conditions et les règles suivant lesquelles des activités peuvent être prises en compte pour la couverture des frais induits par le respect des normes, en tenant compte des situations spécifiques susceptibles d'influencer ces activités et qui justifient un régime dérogatoire aux conditions et règles ainsi établies.
  [1 § 4. Le présent arrêté ne s'applique pas aux hôpitaux de revalidation, [2 visés à l'article 2, 27°, du décret du 18 mai 2018 relatif à la protection sociale flamande]2.]1
  
Art.3. § 1. De bepalingen van dit besluit kunnen door Ons worden geconcretiseerd en desgevallend aangevuld door regelen die specifiek gelden voor één of voor meerdere dienstjaren.
  § 2. Onder dienstjaar wordt verstaan, de periode die begint op 1 juli van een jaar en op 30 juni van het volgende jaar eindigt.
Art.3. § 1. Les dispositions du présent arrêté peuvent être concrétisées par Nous et, le cas échéant, complétées par des règles spécifiques à un ou plusieurs exercices.
  § 2. Par exercice, il faut entendre la période qui débute le 1er juillet d'une année et se termine le 30 juin de l'année suivante.
HOOFDSTUK III. - Het budget van financiële middelen.
CHAPITRE III. - Le budget des moyens financiers.
Art.4. Overeenkomstig artikel 87 van de wet op de ziekenhuizen bepaalt de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheden heeft een budget van financiële middelen voor elk ziekenhuis, bestaande uit een vast en een variabel gedeelte. In voorkomend geval kan op 1 januari van ieder jaar een wijziging van het budget gebeuren. [1 In voorkomend geval, in geval van onmogelijkheid om een budget van financiële middelen te berekenen ten gevolge van een situatie van ramp, catastrofe, epidemie, pandemie bepaald volgens de voorwaarden bedoeld in artikel 101 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen of in geval van overmacht, blijft het laatste berekende budget van financiële middelen van toepassing.]1
  
Art.4. Conformément à l'article 87 de la loi sur les hôpitaux, le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions fixe un budget des moyens financiers pour chaque hôpital, composé d'une partie fixe et d'une partie variable. Le cas échéant, une modification du budget peut intervenir le 1er janvier de chaque année. [1 Le cas échéant, en cas d'impossibilité de calculer un budget des moyens financiers à la suite d'une situation de catastrophe, calamité, épidémie, pandémie déterminées selon les conditions visées à l'article 101 de la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins ou d'un cas de force majeure, le dernier budget des moyens financiers calculé reste d'application.]1
  
Art.5. § 1. Voor de hieronder bedoelde diensten wordt er een afzonderlijk budget vastgesteld :
  1° gespecialiseerde diensten voor de behandeling en de readaptatie (kenletter Sp) buiten Sp-diensten voor palliatieve verzorging en psychogeriatrische aandoeningen Sp-diensten in de psychiatrische ziekenhuizen, hierna Sp-diensten genoemd, welke deel uitmaken van een ziekenhuisentiteit met één of meer diensten van verschillende aard;
  2° de gespecialiseerde diensten voor de behandeling en de readaptatie - Sp-diensten voor palliatieve zorgen;
  3° de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden die aan de criteria bedoeld in bijlage 1 van dit besluit voldoen.
  § 2. De bepalingen van dit besluit met betrekking tot de ziekenhuizen, gelden mutatis mutandis voor de in § 1 bedoelde diensten.
Art.5. § 1. Pour les services mentionnés ci-dessous, est fixé un budget distinct :
  1° les services spécialisés pour le traitement et la réadaptation (index Sp) hors services Sp soins palliatifs et hors services Sp affections psycho-gériatriques dans les hôpitaux psychiatriques, dénommés ci-après services Sp, faisant partie d'un ensemble hospitalier comptant un ou plusieurs services de type différent;
  2° les services spécialisés pour le traitement et la réadaptation - services Sp soins palliatifs;
  3° les unités de traitement de grands brûlés répondant aux critères repris en annexe 1 du présent arrêté.
  § 2. Les dispositions du présent arrêté relatives aux hôpitaux s'appliquent, mutatis mutandis, aux services visés au § 1.
HOOFDSTUK IV. - Periode voor dewelke het budget toegekend wordt.
CHAPITRE IV. - Période pour laquelle le budget est attribué.
Art.6. Behoudens expliciete vermelding wordt het budget voor een dienstjaar vastgesteld.
Art.6. Sauf mention explicite, le budget est fixé pour un exercice.
HOOFDSTUK V. - Vaststelling van het budget en van zijn onderscheidene delen, onderdelen en samenstellende bestanddelen.
CHAPITRE V. - Fixation du budget et de ses parties, sous-parties et éléments constitutifs distincts.
Afdeling I. - Het budget en zijn delen.
Section I. - Le budget et ses parties.
Art.7. Het budget dat voor elk ziekenhuis wordt vastgesteld, bestaat uit drie delen :
  1° Deel A dat bestaat uit drie Onderdelen die respectievelijk volgende soorten van lasten dekken :
  a) [3 Onderdeel A1 : de investeringslasten en de aanloopkosten;]3
  b) Onderdeel A2 : de korte termijn kredietlasten;
  c) Onderdeel A3 : investeringslasten van medisch-technische diensten.
  2° Deel B bestaat uit [1 negen onderdelen]1 die respectievelijk volgende soorten lasten dekken :
  a) Onderdeel B1 : de kosten voor de gemeenschappelijke diensten;
  b) Onderdeel B2 : de kosten voor de klinische diensten;
  c) Onderdeel B3 : de werkingskosten voor medisch-technische diensten;
  d) Onderdeel B4 : de kosten die gedekt worden door het bijzonder bedrag voorzien in artikel 99 van de voormelde wet op de ziekenhuizen evenals de kosten die op een forfaitaire wijze worden gedekt;
  e) Onderdeel B5 : kosten voor de werking van de ziekenhuisapotheek;
  f) Onderdeel B6 : de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen, waarin voorzien wordt door de sociale akkoorden van 4 juli 1991, 22 november 1991, 1 maart 2000 en 28 november 2000, toegekend aan het ziekenhuispersoneel waarvan de financiering geheel of gedeeltelijk ten laste valt van de erelonen en die hun oorsprong vinden in de in artikel 95, 2°, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde gezondheidsverstrekkingen;
  g) Onderdeel B7 : de specifieke kosten voor de specifieke taken op het gebied van de patiëntenzorg, [5 ...]5 het toegepast wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de evaluatie van de medische activiteiten.
  Onderdeel B7 wordt gesplitst in :
  1° (een onderdeel B7A voor de universitaire ziekenhuizen, aangewezen bij koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis;) <KB 2007-06-19/33, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  2° een Onderdeel B7B voor de ziekenhuizen die genieten van een financiering voorzien voor de ontwikkeling, de evaluatie en de toepassing van de nieuwe medische technologieën [5 ...]5, behoudens de ziekenhuizen die genieten van de B7A;
  h) Onderdeel B8 : de specifieke kosten van een ziekenhuis met een op sociaal-economisch vlak zeer zwak patiëntenprofiel.
  (i) [6 onderdeel B9: de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen toegekend aan het ziekenhuispersoneel via de akkoorden betreffende de non-profitsector]6.
  3° [3 Deel C dat bestaat uit drie onderdelen die respectievelijk de volgende soorten van kosten dekken :
   a) Onderdeel C2 : de kosten met betrekking tot vorige of lopende dienstjaren die via inhaalbedragen worden gerectificeerd;
   b) Onderdeel C3 : het te verminderen bedrag voor de eenpersoonskamers waarvoor overeenkomstig artikel 97 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, supplementen boven het budget van financiële middelen worden geïnd;
   c) [4 ...]4]3

  
Art.7. Le budget fixé pour chaque hôpital est composé de trois parties :
  1° la Partie A qui comporte trois Sous-parties couvrant respectivement les sortes de charges suivantes :
  a) [3 Sous-partie A1 : les charges d'investissement et les frais de pré-exploitation;]3
  b) Sous-partie A2 : les charges de crédits à court terme;
  c) Sous-partie A3 : charges d'investissement des services médico-techniques.
  2° la Partie B qui comporte [1 neuf Sous-parties]1 couvrant respectivement les sortes de coûts suivants :
  a) Sous-partie B1 : les coûts des services communs;
  b) Sous-partie B2 : les coûts des services cliniques;
  c) Sous-partie B3 : les frais de fonctionnement des services médico-techniques;
  d) Sous-partie B4 : les coûts qui sont couverts par le montant spécifique prévu à l'article 99 de la loi sur les hôpitaux précitée ainsi que ceux couverts d'une manière forfaitaire;
  e) Sous-partie B5 : des coûts pour le fonctionnement de l'officine hospitalière;
  f) Sous-partie B6 : les coûts découlant des avantages complémentaires prévus dans les accords sociaux des 4 juillet 1991, 22 novembre 1991, 1er mars 2000 et 28 novembre 2000, octroyés au personnel hospitalier dont le financement est, en tout ou partie, à charge des honoraires et qui sont occasionnés par des prestations de santé visées à l'article 95, 2° de la loi sur les hôpitaux;
  g) Sous-partie B7 : les coûts spécifiques liés aux tâches spécifiques assumées dans le domaine des soins aux patients, [5 ...]5 de la recherche scientifique appliquée, du développement de nouvelles technologies et de l'évaluation des activités médicales.
  Cette Sous-partie B7 est scindée en :
  1° (une sous-partie B7A qui concerne les hôpitaux universitaires désignés par l'arrêté royal du 10 août 2005 désignant des hôpitaux en qualité d'hôpital universitaire;) <AR 2007-06-19/33, art. 1, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  2° une Sous-partie B7B qui concerne les hôpitaux bénéficiant du financement prévu en matière de développement, d'évaluation et d'application des nouvelles technologies médicales [5 ...]5, hormis les hôpitaux bénéficiant du B7A;
  h) Sous-partie B8 : les coûts spécifiques générés par l'hôpital ayant un profil de patients très faible sur le plan socio-économique.
  (i) [6 sous-partie B9 : les coûts découlant des avantages particuliers octroyés au personnel hospitalier par les accords concernant le secteur non-marchand.]6
  3° [3 la Partie C qui comporte trois sous-parties couvrant respectivement les sortes de coûts suivants :
   a) Sous-partie C2 : les coûts relatifs à des exercices précédents ou en cours qui sont rectifiés par des montants de rattrapage;
   b) Sous-partie C3 : le montant à diminuer pour les chambres à un lit pour lesquelles, conformément à l'article 97 de la loi sur les hôpitaux et autres établissements de soins, coordonnée le 10 juillet 2008, des suppléments au-delà du budget des moyens financiers sont perçus;
   c) [4 ...]4]3

  
Art.7_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    Het budget dat voor elk ziekenhuis wordt vastgesteld, bestaat uit drie delen :
  1° Deel A dat bestaat uit drie Onderdelen die respectievelijk volgende soorten van lasten dekken :
  a) [7 ...]7
  b) Onderdeel A2 : de korte termijn kredietlasten;
  c) [7 ...]7.
  2° Deel B bestaat uit [1 negen onderdelen]1 die respectievelijk volgende soorten lasten dekken :
  a) Onderdeel B1 : de kosten voor de gemeenschappelijke diensten;
  b) Onderdeel B2 : de kosten voor de klinische diensten;
  c) Onderdeel B3 : de werkingskosten voor medisch-technische diensten;
  d) Onderdeel B4 : de kosten die gedekt worden door het bijzonder bedrag voorzien in artikel 99 van de voormelde wet op de ziekenhuizen evenals de kosten die op een forfaitaire wijze worden gedekt;
  e) Onderdeel B5 : kosten voor de werking van de ziekenhuisapotheek;
  f) Onderdeel B6 : de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen, waarin voorzien wordt door de sociale akkoorden van 4 juli 1991, 22 november 1991, 1 maart 2000 en 28 november 2000, toegekend aan het ziekenhuispersoneel waarvan de financiering geheel of gedeeltelijk ten laste valt van de erelonen en die hun oorsprong vinden in de in artikel 95, 2°, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde gezondheidsverstrekkingen;
  g) Onderdeel B7 : de specifieke kosten voor de specifieke taken op het gebied van de patiëntenzorg, [5 ...]5 het toegepast wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de evaluatie van de medische activiteiten.
  Onderdeel B7 wordt gesplitst in :
  1° (een onderdeel B7A voor de universitaire ziekenhuizen, aangewezen bij koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis;) <KB 2007-06-19/33, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  2° een Onderdeel B7B voor de ziekenhuizen die genieten van een financiering voorzien voor de ontwikkeling, de evaluatie en de toepassing van de nieuwe medische technologieën [5 ...]5, behoudens de ziekenhuizen die genieten van de B7A;
  h) Onderdeel B8 : de specifieke kosten van een ziekenhuis met een op sociaal-economisch vlak zeer zwak patiëntenprofiel.
  (i) [6 onderdeel B9: de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen toegekend aan het ziekenhuispersoneel via de akkoorden betreffende de non-profitsector]6.
  3° [3 Deel C dat bestaat uit drie onderdelen die respectievelijk de volgende soorten van kosten dekken :
   a) Onderdeel C2 : de kosten met betrekking tot vorige of lopende dienstjaren die via inhaalbedragen worden gerectificeerd;
   b) Onderdeel C3 : het te verminderen bedrag voor de eenpersoonskamers waarvoor overeenkomstig artikel 97 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, supplementen boven het budget van financiële middelen worden geïnd;
   c) [4 ...]4]3
Art.7 _REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
   Le budget fixé pour chaque hôpital est composé de trois parties :
  1° la Partie A qui comporte trois Sous-parties couvrant respectivement les sortes de charges suivantes :
  a) [7 ...]7
  b) Sous-partie A2 : les charges de crédits à court terme;
  c) [7 ...]7.
  2° la Partie B qui comporte [1 neuf Sous-parties]1 couvrant respectivement les sortes de coûts suivants :
  a) Sous-partie B1 : les coûts des services communs;
  b) Sous-partie B2 : les coûts des services cliniques;
  c) Sous-partie B3 : les frais de fonctionnement des services médico-techniques;
  d) Sous-partie B4 : les coûts qui sont couverts par le montant spécifique prévu à l'article 99 de la loi sur les hôpitaux précitée ainsi que ceux couverts d'une manière forfaitaire;
  e) Sous-partie B5 : des coûts pour le fonctionnement de l'officine hospitalière;
  f) Sous-partie B6 : les coûts découlant des avantages complémentaires prévus dans les accords sociaux des 4 juillet 1991, 22 novembre 1991, 1er mars 2000 et 28 novembre 2000, octroyés au personnel hospitalier dont le financement est, en tout ou partie, à charge des honoraires et qui sont occasionnés par des prestations de santé visées à l'article 95, 2° de la loi sur les hôpitaux;
  g) Sous-partie B7 : les coûts spécifiques liés aux tâches spécifiques assumées dans le domaine des soins aux patients, [5 ...]5 de la recherche scientifique appliquée, du développement de nouvelles technologies et de l'évaluation des activités médicales.
  Cette Sous-partie B7 est scindée en :
  1° (une sous-partie B7A qui concerne les hôpitaux universitaires désignés par l'arrêté royal du 10 août 2005 désignant des hôpitaux en qualité d'hôpital universitaire;) <AR 2007-06-19/33, art. 1, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  2° une Sous-partie B7B qui concerne les hôpitaux bénéficiant du financement prévu en matière de développement, d'évaluation et d'application des nouvelles technologies médicales [5 ...]5, hormis les hôpitaux bénéficiant du B7A;
  h) Sous-partie B8 : les coûts spécifiques générés par l'hôpital ayant un profil de patients très faible sur le plan socio-économique.
  (i) [6 sous-partie B9 : les coûts découlant des avantages particuliers octroyés au personnel hospitalier par les accords concernant le secteur non-marchand.]6
  3° [3 la Partie C qui comporte trois sous-parties couvrant respectivement les sortes de coûts suivants :
   a) Sous-partie C2 : les coûts relatifs à des exercices précédents ou en cours qui sont rectifiés par des montants de rattrapage;
   b) Sous-partie C3 : le montant à diminuer pour les chambres à un lit pour lesquelles, conformément à l'article 97 de la loi sur les hôpitaux et autres établissements de soins, coordonnée le 10 juillet 2008, des suppléments au-delà du budget des moyens financiers sont perçus;
   c) [4 ...]4]3
Art. 7 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
   Het budget dat voor elk ziekenhuis wordt vastgesteld, bestaat uit drie delen :
  1° Deel A dat bestaat uit drie Onderdelen die respectievelijk volgende soorten van lasten dekken :
  a) [4 ...]4
  b) Onderdeel A2 : de korte termijn kredietlasten;
  c)[4 ...]4
  2° Deel B bestaat uit [1 negen onderdelen]1 die respectievelijk volgende soorten lasten dekken :
  a) Onderdeel B1 : de kosten voor de gemeenschappelijke diensten;
  b) Onderdeel B2 : de kosten voor de klinische diensten;
  c) Onderdeel B3 : de werkingskosten voor medisch-technische diensten;
  d) Onderdeel B4 : de kosten die gedekt worden door het bijzonder bedrag voorzien in artikel 99 van de voormelde wet op de ziekenhuizen evenals de kosten die op een forfaitaire wijze worden gedekt;
  e) Onderdeel B5 : kosten voor de werking van de ziekenhuisapotheek;
  f) Onderdeel B6 : de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen, waarin voorzien wordt door de sociale akkoorden van 4 juli 1991, 22 november 1991, 1 maart 2000 en 28 november 2000, toegekend aan het ziekenhuispersoneel waarvan de financiering geheel of gedeeltelijk ten laste valt van de erelonen en die hun oorsprong vinden in de in artikel 95, 2°, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde gezondheidsverstrekkingen;
  g) Onderdeel B7 : de specifieke kosten voor de specifieke taken op het gebied van de patiëntenzorg, het klinisch onderricht, het toegepast wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de evaluatie van de medische activiteiten.
  Onderdeel B7 wordt gesplitst in :
  1° (een onderdeel B7A voor de universitaire ziekenhuizen, aangewezen bij koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis;) <KB 2007-06-19/33, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  2° een Onderdeel B7B voor de ziekenhuizen die genieten van een financiering voorzien voor de ontwikkeling, de evaluatie en de toepassing van de nieuwe medische technologieën en/of de opleiding van de kandidaat-specialisten, behoudens de ziekenhuizen die genieten van de B7A;
  h) Onderdeel B8 : de specifieke kosten van een ziekenhuis met een op sociaal-economisch vlak zeer zwak patiëntenprofiel.
  (i) onderdeel B9 : de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen, waarin voorzien door het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector en door het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten.) <KB 2006-05-12/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  3° [3 Deel C dat bestaat uit drie onderdelen die respectievelijk de volgende soorten van kosten dekken :
   a) Onderdeel C2 : de kosten met betrekking tot vorige of lopende dienstjaren die via inhaalbedragen worden gerectificeerd;
   b) Onderdeel C3 : het te verminderen bedrag voor de eenpersoonskamers waarvoor overeenkomstig artikel 97 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, supplementen boven het budget van financiële middelen worden geïnd;
   c) Onderdeel C4 : het geraamd teveel aan ontvangsten voor een bepaald dienstjaar voor wat de Sp-diensten voor palliatieve zorgen, de eenheden voor zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen betreft.]3
Art. 7 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
   Le budget fixé pour chaque hôpital est composé de trois parties :
  1° la Partie A qui comporte trois Sous-parties couvrant respectivement les sortes de charges suivantes :
  a) [4 ...]4
  b) Sous-partie A2 : les charges de crédits à court terme;
  c) [4 ...]4
  2° la Partie B qui comporte [1 neuf Sous-parties]1 couvrant respectivement les sortes de coûts suivants :
  a) Sous-partie B1 : les coûts des services communs;
  b) Sous-partie B2 : les coûts des services cliniques;
  c) Sous-partie B3 : les frais de fonctionnement des services médico-techniques;
  d) Sous-partie B4 : les coûts qui sont couverts par le montant spécifique prévu à l'article 99 de la loi sur les hôpitaux précitée ainsi que ceux couverts d'une manière forfaitaire;
  e) Sous-partie B5 : des coûts pour le fonctionnement de l'officine hospitalière;
  f) Sous-partie B6 : les coûts découlant des avantages complémentaires prévus dans les accords sociaux des 4 juillet 1991, 22 novembre 1991, 1er mars 2000 et 28 novembre 2000, octroyés au personnel hospitalier dont le financement est, en tout ou partie, à charge des honoraires et qui sont occasionnés par des prestations de santé visées à l'article 95, 2° de la loi sur les hôpitaux;
  g) Sous-partie B7 : les coûts spécifiques liés aux tâches spécifiques assumées dans le domaine des soins aux patients, de l'enseignement clinique, de la recherche scientifique appliquée, du développement de nouvelles technologies et de l'évaluation des activités médicales.
  Cette Sous-partie B7 est scindée en :
  1° (une sous-partie B7A qui concerne les hôpitaux universitaires désignés par l'arrêté royal du 10 août 2005 désignant des hôpitaux en qualité d'hôpital universitaire;) <AR 2007-06-19/33, art. 1, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  2° une Sous-partie B7B qui concerne les hôpitaux bénéficiant du financement prévu en matière de développement, d'évaluation et d'application des nouvelles technologies médicales et/ou de formation des candidats spécialistes, hormis les hôpitaux bénéficiant du B7A;
  h) Sous-partie B8 : les coûts spécifiques générés par l'hôpital ayant un profil de patients très faible sur le plan socio-économique.
  (i) sous-partie B9 : les coûts découlant des avantages particuliers prévus dans l'Accord relatif aux secteurs fédéraux de la santé du 26 avril 2005 conclu entre le gouvernement fédéral et les organisations représentatives du secteur privé non marchand et dans le protocole n° 148/2 du Comité commun à l'ensemble des services publics des 29 juin 2005, 5 juillet 2005 et 18 juillet 2005.) <AR 2006-05-12/30, art. 1, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  3° [3 la Partie C qui comporte trois sous-parties couvrant respectivement les sortes de coûts suivants :
   a) Sous-partie C2 : les coûts relatifs à des exercices précédents ou en cours qui sont rectifiés par des montants de rattrapage;
   b) Sous-partie C3 : le montant à diminuer pour les chambres à un lit pour lesquelles, conformément à l'article 97 de la loi sur les hôpitaux et autres établissements de soins, coordonnée le 10 juillet 2008, des suppléments au-delà du budget des moyens financiers sont perçus;
   c) Sous-partie C4 : le surplus de recettes estimé pour un exercice déterminé en ce qui concerne les services Sp soins palliatifs, les unités de grands brûlés et les hôpitaux psychiatriques.]3
Afdeling II. - Bestanddelen van de onderscheidene delen van het budget en van hun onderdelen.
Section II. - Eléments constitutifs des différentes parties du budget et de leurs sous-parties.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Sous-section 1. - Dispositions générales.
Art.8. [1 De onderscheidene delen en onderdelen van het budget van een ziekenhuis dekken, binnen de hierna bepaalde voorwaarden en regelen, de kost van de verschillende bestanddelen bedoeld in de artikelen 9 tot en met 23, voor zover die betrekking heeft op de volgende diensten :
   a) de verpleegeenheden voor de in artikel 7, 1°, a) en b ), 2°, a), b), d), g) en h) en [2 3°, a), b) en c)]2 bedoelde elementen;
   b) de hiernavolgende hulpdiensten : de anesthesie, het operatiekwartier, de gipskamer, het verloskwartier, de centrale sterilisatie, de spoedgevallendienst, de aan de A-, T-, K-, G- en Sp-diensten verbonden revalidatie- en readaptatiediensten voor de in artikel 7, 1°, a) en b) en 2°, a), b) en d) en [2 3°, a)]2 bedoelde elementen;
   c) de volgende medisch-technische diensten : de magnetische resonantie tomograaf met geïntegreerd elektronisch telsysteem, de radiotherapiedienst, de scanners met positronemissie, voor de in artikel 7, 1°, c) en 2°, c) bedoelde elementen;
   d) de apotheek, zoals bedoeld in artikel 7, 1°, a), 2°, e) [2 ...]2;
   e) de daghospitalisatie wat betreft de elementen bedoeld in artikel 7, 1°, a) en b), 2°, a), b) en d), voor de financiering van de maatregelen bedoeld in artikel 71 van dit besluit, [2 en 3°, b);]2;
   f) het geheel van de diensten bedoeld in de kostenplaatsen 020 tot en met 909, zoals bepaald in bijlage 2 "Lijst en codering van de rekeningen van kosten die wachten op een bestemming en van de kostenplaatsen" van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, voor het in artikel 7, 2°, i), opgenomen element.]1

  
Art.8. [1 Les différentes parties et sous-parties du budget d'un hôpital couvrent, dans les limites des conditions et règles fixées ci-après, le coût des différents éléments constitutifs visé aux articles 9 à 23 inclus pour autant qu'il se rapporte aux services suivants:
   a) les unités de soins pour les éléments visés à l'article 7, 1°, a) et b), 2°, a), b), d), g) et h) et [2 3°, a), b) et c);]2;
   b) les services auxiliaires suivants: l'anesthésie, le quartier opératoire, la salle de plâtre, le quartier d'accouchements, la stérilisation centrale, le service des urgences, les services de revalidation et de réadaptation liés aux services A, T, K, G et Sp pour les éléments visés à l'article 7, 1°, a) et b), 2°, a), b) et d) et [2 3°, a);]2;
   c) les services médico-techniques suivants : le tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré, le service de radiothérapie, les scanners à émission de positrons pour les éléments visés à l'article 7, 1°, c) et 2°, c);
   d) la pharmacie, comme visée à l'article 7, 1°, a), 2°, e) [2 ...]2;
   e) l'hospitalisation de jour pour les éléments visés à l'article 7, 1°, a) et b), 2°, a), b) et d), en ce qui concerne le financement des mesures visées à l'article 71 du présent arrêté, [2 et 3°, b)]2;
   f) l'ensemble des services visés par les centres de frais 020 à 909, tels que définis dans l'annexe 2 'Liste et codage des comptes de charges en attente d'affectation et des centres de frais' de l'arrêté royal du 14 août 1987 relatif au plan comptable minimum normalisé des hôpitaux, pour l'élément repris à l'article 7, 2°, i).]1

  
Art. 8_VLAAMS_GEWEST.    [1 De onderscheidene delen en onderdelen van het budget van een ziekenhuis dekken, binnen de hierna bepaalde voorwaarden en regelen, de kost van de verschillende bestanddelen bedoeld in de artikelen 9 tot en met 23, voor zover die betrekking heeft op de volgende diensten :
   a) de verpleegeenheden voor de in artikel 7, 1°, a) en b ), 2°, a), b), d), g) en h) en [2 3°, a), b) en c)]2 bedoelde elementen;
   b) de hiernavolgende hulpdiensten : de anesthesie, het operatiekwartier, de gipskamer, het verloskwartier, de centrale sterilisatie, de spoedgevallendienst, de aan de A-, T-, K-, G- en Sp-diensten verbonden revalidatie- en readaptatiediensten voor de in artikel 7, 1°, a) en b) en 2°, a), b) en d) en [2 3°, a)]2 bedoelde elementen;
   c) de volgende medisch-technische diensten : de magnetische resonantie tomograaf met geïntegreerd elektronisch telsysteem, de radiotherapiedienst, de scanners met positronemissie, voor de in artikel 7, 1°, c) en 2°, c) bedoelde elementen;
   d) de apotheek, zoals bedoeld in artikel 7, 1°, a), 2°, e) [2 ...]2;
   e) de daghospitalisatie wat betreft de elementen bedoeld in artikel 7, 1°, a) en b), 2°, a) [3 en b)]3, [2 en 3°, b);]2;
   f) het geheel van de diensten bedoeld in de kostenplaatsen 020 tot en met 909, zoals bepaald in bijlage 2 "Lijst en codering van de rekeningen van kosten die wachten op een bestemming en van de kostenplaatsen" van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, voor het in artikel 7, 2°, i), opgenomen element.]1
Art. 8 _REGION_FLAMANDE.
   [1 Les différentes parties et sous-parties du budget d'un hôpital couvrent, dans les limites des conditions et règles fixées ci-après, le coût des différents éléments constitutifs visé aux articles 9 à 23 inclus pour autant qu'il se rapporte aux services suivants:
   a) les unités de soins pour les éléments visés à l'article 7, 1°, a) et b), 2°, a), b), d), g) et h) et [2 3°, a), b) et c);]2;
   b) les services auxiliaires suivants: l'anesthésie, le quartier opératoire, la salle de plâtre, le quartier d'accouchements, la stérilisation centrale, le service des urgences, les services de revalidation et de réadaptation liés aux services A, T, K, G et Sp pour les éléments visés à l'article 7, 1°, a) et b), 2°, a), b) et d) et [2 3°, a);]2;
   c) les services médico-techniques suivants : le tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré, le service de radiothérapie, les scanners à émission de positrons pour les éléments visés à l'article 7, 1°, c) et 2°, c);
   d) la pharmacie, comme visée à l'article 7, 1°, a), 2°, e) [2 ...]2;
   e) l'hospitalisation de jour pour les éléments visés à l'article 7, 1°, a) et b), 2°, a) [3 et b)]3, [2 et 3°, b)]2;
   f) l'ensemble des services visés par les centres de frais 020 à 909, tels que définis dans l'annexe 2 'Liste et codage des comptes de charges en attente d'affectation et des centres de frais' de l'arrêté royal du 14 août 1987 relatif au plan comptable minimum normalisé des hôpitaux, pour l'élément repris à l'article 7, 2°, i).]1
Art. 8 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
   [1 De onderscheidene delen en onderdelen van het budget van een ziekenhuis dekken, binnen de hierna bepaalde voorwaarden en regelen, de kost van de verschillende bestanddelen bedoeld in de artikelen 9 tot en met 23, voor zover die betrekking heeft op de volgende diensten :
   a) de verpleegeenheden voor de in artikel 7, 1°, [3 ...]3 b ), 2°, a), b), d), g) en h) en [2 3°, a), b) en c)]2 bedoelde elementen;
   b) de hiernavolgende hulpdiensten : de anesthesie, het operatiekwartier, de gipskamer, het verloskwartier, de centrale sterilisatie, de spoedgevallendienst, de aan de A-, T-, K-, G- en Sp-diensten verbonden revalidatie- en readaptatiediensten voor de in artikel 7, 1°, [3 ...]3 b) en 2°, a), b) en d) en [2 3°, a)]2 bedoelde elementen;
   c) de volgende medisch-technische diensten : de magnetische resonantie tomograaf met geïntegreerd elektronisch telsysteem, de radiotherapiedienst, de scanners met positronemissie, voor de in artikel 7, [3 ...]3 2°, c) bedoelde elementen;
   d) de apotheek, zoals bedoeld in artikel 7, [3 ...]3 2°, e) [2 ...]2;
   e) de daghospitalisatie wat betreft de elementen bedoeld in artikel 7, 1°, [3 ...]3 b), 2°, a), b) en d), voor de financiering van de maatregelen bedoeld in artikel 71 van dit besluit, [2 en 3°, b);]2;
   f) het geheel van de diensten bedoeld in de kostenplaatsen 020 tot en met 909, zoals bepaald in bijlage 2 "Lijst en codering van de rekeningen van kosten die wachten op een bestemming en van de kostenplaatsen" van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, voor het in artikel 7, 2°, i), opgenomen element.]1
Art. 8 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
   [1 Les différentes parties et sous-parties du budget d'un hôpital couvrent, dans les limites des conditions et règles fixées ci-après, le coût des différents éléments constitutifs visé aux articles 9 à 23 inclus pour autant qu'il se rapporte aux services suivants:
   a) les unités de soins pour les éléments visés à l'article 7, 1°, [3 ...]3 b), 2°, a), b), d), g) et h) et [2 3°, a), b) et c);]2;
   b) les services auxiliaires suivants: l'anesthésie, le quartier opératoire, la salle de plâtre, le quartier d'accouchements, la stérilisation centrale, le service des urgences, les services de revalidation et de réadaptation liés aux services A, T, K, G et Sp pour les éléments visés à l'article 7, 1°, [3 ...]3 b), 2°, a), b) et d) et [2 3°, a);]2;
   c) les services médico-techniques suivants : le tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré, le service de radiothérapie, les scanners à émission de positrons pour les éléments visés à l'article 7, [3 ...]3 et 2°, c);
   d) la pharmacie, comme visée à l'article 7, [3 ...]3, 2°, e) [2 ...]2;
   e) l'hospitalisation de jour pour les éléments visés à l'article 7, 1°, [3 ...]3b), 2°, a), b) et d), en ce qui concerne le financement des mesures visées à l'article 71 du présent arrêté, [2 et 3°, b)]2;
   f) l'ensemble des services visés par les centres de frais 020 à 909, tels que définis dans l'annexe 2 'Liste et codage des comptes de charges en attente d'affectation et des centres de frais' de l'arrêté royal du 14 août 1987 relatif au plan comptable minimum normalisé des hôpitaux, pour l'élément repris à l'article 7, 2°, i).]1
Onderafdeling 2. - Deel A van het budget.
Sous-section 2. - Partie A du budget.
Art.9. [1 Onderdeel A1 heeft betrekking op de investeringslasten en de aanloopkosten.
   De bestanddelen waarvan de kost door onderdeel A1 van het budget wordt gedekt, zijn :
   1° de afschrijving van de lasten van opbouw;
   2° de afschrijving van de lasten van uitrusting en apparatuur;
   3° de afschrijving van de lasten van grote onderhoudswerken, meer bepaald van belangrijke herstellings- en onderhoudswerken, al dan niet periodiek;
   4° de afschrijving van de lasten voor herconditioneringswerken, meer bepaald grote verbouwingen die de structuur van het gebouw niet wijzigen - zoals, onder andere, de wijziging van de bestemming van de plaatsen of de verandering van de aard of configuratie binnen de bestaande structuur - en die geen nieuwbouw, noch een uitbreiding van bestaande gebouwen zijn;
   5° de afschrijving van de lasten voor investeringen in het kader van duurzame ontwikkeling;
   6° de afschrijving van de lasten voor de aankoop van rollend materiaal;
   7° de afschrijving van de lasten voor een eerste inrichting;
   8° de financiële lasten, meer bepaald de lasten van leningen aangegaan ter financiering van de hierboven vermelde investeringen;
   9° de aanloopkosten, luidende :
   a) voor de bestaande ziekenhuizen of bestaande ziekenhuisdiensten :
   1° de oprichtingskosten van een V.Z.W. of van andere rechtspersonen zonder winstoogmerk;
   2° de kosten van hypothecaire akten.
   b) voor de ziekenhuizen of ziekenhuisdiensten in opbouw :
   1° de bouwbelastingen;
   2° de verzekeringskosten;
   3° de kosten van verwarming;
   4° de kosten van schoonmaak voor de ingebruikstelling;
   5° de financiële lasten van leningen of overbruggingskredieten voor financiering van het eigen aandeel;
   6° de notaris- en registratiekosten ingevolge de sub 5° bedoelde leningen.
   Voor de toepassing van dit besluit worden de lasten voor het huren van gebouwen gelijkgesteld met afschrijvingen.]1

  
Art.9. [1 La sous-partie A1 concerne les charges d'investissements et les frais de pré-exploitation.
   Les éléments constitutifs dont le coût est couvert par la sous-partie A1 du budget, sont :
   1° l'amortissement des charges de construction;
   2° l'amortissement des charges d'équipement et d'appareillage;
   3° l'amortissement des charges de gros travaux d'entretien, plus précisément les travaux importants de réparation et d'entretien, périodiques ou non;
   4° l'amortissement des travaux de reconditionnement, c'est-à-dire d'importantes transformations qui ne modifient pas la structure du bâtiment - comme, entre autres, la modification de l'affectation des lieux ou le changement de la nature ou de configuration au sein de la structure existante - et qui ne sont ni de nouvelles constructions ni des extensions de bâtiments existants;
   5° l'amortissement des charges d'investissements réalisés dans le cadre du développement durable;
   6° l'amortissement des charges de l'achat du matériel roulant;
   7° l'amortissement des charges de première installation;
   8° les charges financières, c'est-à-dire les charges d'intérêt des emprunts contractés pour le financement des investissements susmentionnés;
   9° les frais de pré-exploitation, comme suit :
   a) pour les hôpitaux ou services hospitaliers existants :
   1° les frais de constitution d'une A.S.B.L. ou de toute personne morale sans but lucratif;
   2° les frais d'actes hypothécaires.
   b) pour les hôpitaux ou services hospitaliers en construction :
   1° les taxes sur la construction;
   2° les frais d'assurance;
   3° les frais de chauffage;
   4° les frais de nettoyage avant la mise en service;
   5° les charges financières d'emprunts ou de crédits intercalaires pour le financement de la partie propre;
   6° les frais de notaire et d'enregistrement résultant des emprunts visés au 5°.
   Pour l'application de cet arrêté, les charges de loyer sont assimilées aux charges d'amortissement.]1

  
Art.10. Onderdeel A2 van het budget heeft betrekking op de korte termijn kredietlasten. Het dekt de financiële lasten van de korte termijn kredietlasten om de normale werking van de in artikel 8 bedoelde verpleegeenheden en diensten te verzekeren.
Art.10. La Sous-partie A2 du budget concerne les charges de crédits à court terme. Elle couvre les charges financières des crédits à court terme contractés en vue d'assurer le fonctionnement normal des unités de soins et des services visés à l'article 8.
Art.11. Onderdeel A3 van het budget dekt de investeringslasten van de medisch-technische diensten bedoeld in artikel 8, c), en dit zowel voor de uitrusting als voor de gebouwen waarin deze worden geïnstalleerd.
Art.11. La Sous-partie A3 du budget couvre les charges d'investissement des services médico-techniques visés à l'article 8, c), tant pour l'équipement que pour les immeubles où ils sont installés.
Onderafdeling 3. - Deel B van het budget.
Sous-section 3. - Partie B du budget.
Art.12. § 1. Onderdeel B1 van het budget heeft betrekking op de gemeenschappelijke diensten met name :
  a) algemene kosten;
  b) onderhoud;
  e) verwarming;
  d) administratie;
  e) was en linnen;
  f) voeding;
  g) internaat.
  § 2. De onderscheidene bestanddelen van ieder der gemeenschappelijke diensten waarvan de kost door Onderdeel B1 van het budget worden gedekt zijn :
  a) voor de algemene kosten :
  1° de personeelslasten van huisbewaarders, portiers, nachtwakers, parkingbewakers, tuiniers, liftpersoneel, wagenbestuurders uitgezonderd deze van ziekenwagens;
  2° de werkings- en onderhoudskosten van siertuinen, wegen, koeren, parkings, vervoermiddelen met uitzondering van die van ziekenwagens;
  3° de vervoerkosten voor het :
  - interne en externe vervoer van de verbruiksgoederen;
  - interne patiëntenvervoer;
  [2 - extern patiëntenvervoer, om medische redenen, van patiënten opgenomen op de verpleegeenheden of verblijvend op de spoedgevallendienst naar een ander ziekenhuis;]2
  - vervoer van bloed.
  4° de belastingen en taksen, zoals patrimoniumtaksen, onroerende voorheffingen, belastingen op het afhalen van huisvuil en afvalstoffen of op de aansluiting op het rioolnet, alsmede die op gevaarlijke, hinderlijke en schadelijke bedrijven en op tewerkgesteld personeel;
  5° de verzekeringskosten voor risico's van brand, waterschade en andere risico's, voor burgerrechterlijke aansprakelijkheid van de instelling en van het tewerkgesteld personeel alsook een tegemoetkoming in de verzekeringspremies burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van de artsen;
  6° de kosten van brandbestrijding;
  7° de kosten van ophaling en behandeling van vuilnis en van afvalstoffen;
  8° de kosten van erediensten en gelijkgestelde diensten;
  9° de kosten van het mortuarium.
  b) voor de kosten voor onderhoud :
  1° de kosten van personeel voor schoonmaak, technisch onderhoud, en veiligheid;
  2° de normale kosten van schoonmaak, van technisch onderhoud, en van de herstelling van werkhuizen;
  3° de kosten van water, gas en elektriciteit;
  4° de onderhoudskosten van de liften en de verwarming;
  c) voor de kosten van verwarming :
  1° de kosten van het personeel voor het toezicht op de verwarmingsinstallaties;
  2° de kosten van brandstoffen;
  3° de herstellingskosten van de stookinstallaties.
  d) voor de administratieve kosten :
  1° de personeels- en werkingskosten van de directie, de administratie, de boekhouding, de personeelsdienst, het onthaal, de sociale dienst voor de patiënten, de tarificatie, de geschillen, de gecentraliseerde archieven, de kasdienst, het economaat, de magazijnen, de telefooncentrale, de deurwachters, de loopjongens en de boodschappers;
  2° de kosten van beheer en representatie;
  3° de informaticakosten;
  4° de kosten voor aansluiting bij ziekenhuisorganisaties;
  5° de kantoorbenodigdheden, drukwerken en documentatie;
  6° de verzendingskosten;
  7° de kosten voor de werving van personeel, de kosten voor opleiding en vervolmaking, waarin door artikel 15, 10°, niet wordt voorzien;
  8° de kosten voor het functioneren van verschillende raden en comités die ingesteld zijn krachtens de vigerende wetgeving.
  Indien de beheerder taken vervult in verband met de tarificatie, de facturatie en de inning van honoraria, dan worden voor de toepassing van dit besluit de administratiekosten forfaitair verminderd, naar gelang van het geval, met 2 %, 4 % of 6 % van de geïnde honoraria of met elk ander bedrag, mits dat bedrag, dat overeenstemt met het reglement betreffende de werking van de inningsdienst, afgehouden wordt bij toepassing van artikel 140, § 2, van de wet op de ziekenhuizen.
  e) voor de kosten van was en linnen :
  1° de kosten van personeel en werking van wasserij en linnenkamer;
  2° de aankoopkosten van linnen, beddengoed, wasprodukten en herstelbenodigdheden.
  f) voor de voedingskosten :
  1° de kosten van het personeel en de werking van de keuken;
  2° de aankoopkosten van voedingsprodukten en dranken;
  3° de kosten van het personeel van de dieetkeuken en de kosten voor de aankoop van dieetproducten.
  g) voor de internaatskosten :
  1° de kosten van lokalen voorbehouden voor het inwonend personeel, tewerkgesteld in het ziekenhuis of de ziekenhuisdiensten;
  2° de kosten van personeelsvoorzieningen (kleedkamers, eetzalen, eetmalen).
  
Art.12. § 1er. La Sous-partie B1 du budget concerne les services communs :
  a) frais généraux;
  b) entretien;
  c) chauffage;
  d) administration;
  e) buanderie et lingerie;
  f) alimentation;
  g) internat.
  § 2. Les différents éléments constitutifs de chacun des services communs dont le coût est couvert par la Sous-partie B1 du budget sont :
  a) pour les frais généraux :
  1° les frais de personnel se rapportant aux concierges, portiers, veilleurs de nuit, gardiens de parkings, jardiniers, personnel d'ascenseur, conducteurs de voitures à l'exception des ambulances;
  2° les frais de fonctionnement et d'entretien des jardins d'agrément, chemins, cours, parkings, moyens de transport à l'exception des ambulances;
  3° les frais de transport :
  - interne et externe des biens de consommation;
  - interne des patients;
  [2 - externe, pour des raisons médicales, de patients admis dans les unités de soins ou séjournant au service des urgences vers un autre hôpital ;]2
  - du sang.
  4° les impôts et taxes, tels que taxes sur le patrimoine, précompte immobilier, impôt sur enlèvement des immondices et des déchets ou sur le raccordement aux égouts ainsi que sur les entreprises dangereuses, incommodes et insalubres, et sur le personnel occupé;
  5° les frais d'assurances contre les risques d'incendie, dégâts des eaux et autres risques, pour la responsabilité civile de l'établissement et du personnel occupé ainsi qu'une intervention dans les frais des primes d'assurance responsabilité civile professionnelle des médecins <AR 2006-05-12/30, art. 2, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  6° les frais de lutte contre l'incendie;
  7° les frais de collecte et de traitement des immondices et des déchets;
  8° les frais du culte et des services assimilés;
  9° les frais de la morgue.
  b) pour les frais d'entretien :
  1° les frais du personnel de nettoyage, d'entretien technique et de sécurité;
  2° les frais normaux de nettoyage, d'entretien technique et de réparation d'ateliers;
  3° les frais d'eau, de gaz et d'électricité;
  4° les frais d'entretien des ascenseurs et du chauffage.
  c) pour les frais de chauffage :
  1° les frais du personnel de surveillance des installations de chauffage;
  2° les frais de combustibles;
  3° les frais de réparation des installations de chaufferie.
  d) pour les frais administratifs :
  1° les frais de personnel et de fonctionnement de la direction, de l'administration, de la comptabilité, du service du personnel, de l'accueil, du service social pour les patients, de la tarification, du contentieux, des archives centralisées, du service de caisse, de l'économat, des magasins, du central téléphonique, des messagers-huissiers, garçons de course et commissionnaires;
  2° les frais de gestion et de représentation;
  3° les frais d'informatique;
  4° les frais d'affiliation aux organisations hospitalières;
  5° les fournitures de bureau, imprimés et documentation;
  6° les frais d'expédition;
  7° les frais de recrutement du personnel, les frais de formation et de perfectionnement autres que ceux visés à l'article 15, 10°;
  8° les frais de fonctionnement des différents conseils et comités institués en vertu de la législation en vigueur.
  Si le gestionnaire accomplit des tâches se rapportant à la tarification, à la facturation et à la perception des honoraires, pour l'application du présent arrêté, les frais administratifs seront diminués forfaitairement, selon le cas, de 2 %, 4 % ou 6 % des honoraires perçus ou de tout autre montant pour autant que ce montant, correspondant au règlement relatif au fonctionnement du service de perception, soit retenu en application de l'article 140, § 2, de la loi sur les hôpitaux.
  e) pour les frais de buanderie et lingerie :
  1° les frais de personnel et de fonctionnement de la buanderie-lingerie;
  2° les frais d'achat de linge, literie, produits de lessivage et fournitures pour réparation.
  f) pour les frais d'alimentation :
  1° les frais du personnel et de fonctionnement de la cuisine;
  2° les frais d'achat des produits alimentaires et boissons;
  3° les frais du personnel de cuisine diététique et les frais d'achat de produits diététiques.
  g) pour les frais d'internat :
  1° les frais des locaux réservés au personnel interne occupé dans l'hôpital ou les services hospitaliers;
  2° les frais des commodités prévues pour le personnel (vestiaires, réfectoires, repas).
  
Art.13. De bestanddelen waarvan de kostprijs door Onderdeel B2 van het budget wordt gedekt zijn :
  1° de kosten van het verplegend en verzorgend personeel [1 , behalve de instrumentisten van de operatieafdeling;]1
  2° de kosten van de courante geneesmiddelen zoals bedoeld in artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 6 juni 1960 betreffende de fabricage, de bereiding en distributie in het groot en de terhandstelling van geneesmiddelen, en de kosten van medische gassen en magistrale bereidingen;
  3° [3 de verbandmiddelen;]3
  4° (de medische verbruiksgoederen, de producten voor de zorgverlening en het klein instrumentarium); <KB 2002-10-22/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 31-10-2002>
  5° de kosten van bewaring van het bloed;
  6° de kosten van revalidatie en herscholing met betrekking tot gehospitaliseerde patiënten in de A-, T-, K-, G en Sp- diensten.
  (7° de extra kosten die verband houden met het sociale profiel van het ziekenhuis.) <KB 2007-06-19/33, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  
Art.13. Les éléments constitutifs dont le coût est couvert par la Sous-partie B2 du budget sont :
  1° les frais du personnel infirmier et soignant [1 , hormis les instrumentistes du quartier opératoire]1;
  2° les frais des médicaments courants visés à l'article 1, 1° de l'arrêté royal du 6 juin 1960 relatif à la fabrication, à la préparation et à la distribution en gros des médicaments et à leur distribution, et les frais des gaz médicaux et préparations magistrales;
  3° [3 les pansements ;]3
  4° (les produits médicaux de consommation, les produits pour la dispensation des soins et les petits instruments); <AR 2002-10-22/31, art. 1, 002; En vigueur : 31-10-2002>
  5° les frais de conservation du sang;
  6° les frais de rééducation et de réadaptation relatifs aux patients hospitalisés dans les services A, T, K, G et Sp.
  (7° les coûts supplémentaires liés au profil social de l'hôpital.) <AR 2007-06-19/33, art. 3, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  
Art.13 TOEKOMSTIG RECHT.    De bestanddelen waarvan de kostprijs door Onderdeel B2 van het budget wordt gedekt zijn :
  1° de kosten van het verplegend en verzorgend personeel [1 , behalve de instrumentisten van de operatieafdeling;]1
  2° de kosten van de courante geneesmiddelen zoals bedoeld in artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 6 juni 1960 betreffende de fabricage, de bereiding en distributie in het groot en de terhandstelling van geneesmiddelen, en de kosten van medische gassen en magistrale bereidingen;
  3° [3 de verbandmiddelen;]3
  4° (de medische verbruiksgoederen, de producten voor de zorgverlening en het klein instrumentarium); <KB 2002-10-22/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 31-10-2002>
  5° de kosten van bewaring van het bloed;
  6° de kosten van revalidatie en herscholing met betrekking tot gehospitaliseerde patiënten in de A-, T-, K-, G en Sp- diensten.
  (7° [4 ...]4
Art.13 DROIT FUTUR.    Les éléments constitutifs dont le coût est couvert par la Sous-partie B2 du budget sont :
  1° les frais du personnel infirmier et soignant [1 , hormis les instrumentistes du quartier opératoire]1;
  2° les frais des médicaments courants visés à l'article 1, 1° de l'arrêté royal du 6 juin 1960 relatif à la fabrication, à la préparation et à la distribution en gros des médicaments et à leur distribution, et les frais des gaz médicaux et préparations magistrales;
  3° [3 les pansements ;]3
  4° (les produits médicaux de consommation, les produits pour la dispensation des soins et les petits instruments); <AR 2002-10-22/31, art. 1, 002; En vigueur : 31-10-2002>
  5° les frais de conservation du sang;
  6° les frais de rééducation et de réadaptation relatifs aux patients hospitalisés dans les services A, T, K, G et Sp.
  (7° [4 ...]4
Art.14. Onderdeel B3 van het budget heeft betrekking op de in artikel 8, c) bedoelde medisch-technische diensten. De bestanddelen waarvan de kosten gedekt worden door Onderdeel B3 van het budget, zijn :
  1° de kosten van onderhoud voor de uitrusting en van de lokalen;
  2° de kosten van verbruiksgoederen;
  3° de algemene onkosten;
  4° de kosten van verplegend en technisch gekwalificeerd personeel;
  5° de administratiekosten.
Art.14. La Sous-partie B3 du budget porte sur les services médico-techniques visés à l'article 8, c). Les éléments dont le coût est couvert par la Sous- partie B3 du budget, sont :
  1° les frais d'entretien de l'équipement et des locaux;
  2° le coût des biens de consommation;
  3° les frais généraux;
  4° les frais du personnel infirmier et technique qualifié;
  5° les frais d'administration.
Art.15. Onderdeel B4 bevat de middelen die forfaitair de lasten dekken met betrekking tot :
  1° de verbetering van de kwaliteit van de zorgverstrekking zoals bedoeld in artikel 99 van voormelde wet op de ziekenhuizen; de toegekende middelen vertegenwoordigen een deel van het budget dat door de buitengebruikstelling van bedden vrijgemaakt wordt;
  2° de hoofdgeneesheer;
  3° de verpleegkundige en geneesheer-ziekenhuishygiënist en de registratie van de nosocomiale ziekenhuisinfecties;
  4° de registratie van de minimale verpleegkundige gegevens, de minimale klinische gegevens, de minimale psychiatrische gegevens en de activiteit van de spoedgevallendienst en de MUG;
  5° de bedrijfsrevisor;
  6° het personeel toegekend aan de openbare ziekenhuizen om het intern transport van de gehospitaliseerde patiënten te verzekeren;
  7° samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten die als overlegplatform fungeren alsmede initiatieven die betrekking hebben op de verwezenlijking van piloot projecten betreffende de bemiddelingsfunctie in de sector psychiatrie;
  8° de evaluatie van de kwaliteit van de medische en verpleegkundige activiteiten en de bevordering van de integratie van de medische aktiviteit in het geheel van de ziekenhuisaktiviteiten;
  9° de kosten die met de overeenkomsten van eerste tewerkstelling gepaard gaan;
  10° de permanente opleiding van het verpleegkundig personeel;
  11° (...) de bijkomende kosten voor de contractuele personeelsleden die gesubsidieerd worden door het Interdepartementaal Begrotingsfonds, ter bevordering van de werkgelegenheid; <KB 2004-06-07/32, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  12° de kosten met betrekking tot het personeel dat belast is met de coördinatie, op een multidisciplinaire wijze, van de verzorging van de patiënten, teneinde het ontslag van de patiënt voor te bereiden met het oog op het waarborgen van de continuïteit van een efficiënte zorgverlening en van de kwaliteit;
  13° voor de acute ziekenhuizen, de kosten met betrekking tot de analyse en het gebruik van de statistische gegevens met het oog op de coördinatie van de kwaliteitsstrategie van het ziekenhuis;
  14° de kosten met betrekking tot de palliatieve functie;
  15° de middelen toegekend om de verhoging van de werkgeversbijdragen voor de pensioenen in de openbare ziekenhuizen te dekken;
  16° de middelen toegekend om de vervanging van de afwezigheden van lange duur van het statutair personeel in de openbare ziekenhuizen te dekken;
  17° de toegekende middelen met het oog op de registratie van de minimale psychiatrische gegevens in de psychiatrische verzorgingstehuizen;
  18° de kosten voor de banen toegekend op 1 juli 1990, 1 januari 1991, 1 januari 1992, 1 januari 1993 en 1 januari 1994 in de psychiatrische ziekenhuizen met erkende T-diensten;
  19° de middelen die worden toegekend teneinde de financiering van de erkende MUG-functie en de in de dringende geneeskundige hulpverlening opgenomen te waarborgen;
  20° de middelen toegekend met het oog op de realisatie van pilootstudies over de registratie en verzameling van gegevens waardoor de financiering kan verfijnd worden en de kwaliteit van zorgen kan verbeterd worden;
  21° de middelen toegekend met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening in psychiatrische voorzieningen, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten nader bepaald in artikel 52, § 2;
  22° de middelen die worden toegekend met het oog op de bevordering van een doelmatig opname- en ontslagbeleid in de acute ziekenhuizen;
  23° [4 ...]4
  24° de middelen toegekend voor de uitvoering van pilootstudies over de psychiatrische ziekenhuizen, met name over de behandeling van patiënten met gedragsstoornissen en/of agressieve stoornissen, over de resocialisering van de geïnterneerden, over de gezinsplaatsing van kinderen met geestesstoornissen, over de behandeling van kinderen met gedragsstoornissen en/of agressieve stoornissen en over de behandeling thuis van kinderen met geestesstoornissen;
  25° (geschrapt) <KB 2006-11-10/43, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  26° de op 30 juni 2002 toegekende middelen voor de medische producten voor transplantaties, het krachtens de sociale akkoorden toegekende aanvullende personeel, het aanvullende personeel toegekend voor de erkende K-bedden, de bedden voor pediatrische oncologie, voor de oprichting van een mobiel team, voor het personeel ter begeleiding van het verplegend en verzorgend personeel, hetwelk pas aangeworven werd of een loopbaanonderbreking beëindigd heeft en voor het aanvullende personeel belast met ludieke activiteiten en psychisch-sociale ondersteuning in de E-bedden;
  27° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen met niet in artikel 18 bedoelde universitaire bedden;
  (28° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen die beschikken over een erkend zorgprogramma 'Reproductieve Geneeskunde B';
  29° de middelen die worden toegekend voor de forfaitaire dekking van de kosten die voortvloeien uit de bemiddelingsfunctie in de acute ziekenhuizen en de geïsoleerde Sp-diensten.) <KB 2003-06-04/31, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  (30° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen bedoeld onder (artikel 74quater).) <KB 2003-07-08/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2006-05-12/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  31° [2 de middelen toegekend aan de ziekenhuizen die erkend zijn overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 juni 2008 houdende vaststelling van de normen waaraan de afdeling "expertisecentrum voor comapatiënten" moet voldoen om te worden erkend;]2
  [6 32° de middelen die worden toegekend aan de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden teneinde de coördinatie van het zorgtraject te garanderen en de psychologische begeleiding van zwaar verbrande patiënten te ondersteunen;
   33° [8 ...]8]6

  (34° in voorkomend geval, het bijzonder bedrag, ter verbetering van de werking van het ziekenhuis, zoals bedoeld in artikel 91quater.) <KB 2006-11-10/43, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  35° [5 de financiering van de arbeidsplaatsen die werden gecreëerd krachtens de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, Titel V, Hoofdstuk III " Tewerkstelling van jongeren in de non-profitsector "]5
  [1 36° de kosten met betrekking tot de techniek van snelle desintoxicatie onder narcose van patiënten met een opiatenafhankelijkheid, "Ulta Rapid Opiate Detoxification (UROD) genoemd".]1
  [3 37° [7 de financiering van een jaarlijkse premie toegekend aan bepaalde verpleegkundigen volgens de voorwaarden zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties.]7]3
  [9 38° de financiering van de uitgaven die kunnen worden gemaakt ten laste van het Zorgpersoneelfonds bedoeld in de wet van 9 december 2019 tot oprichting van een Zorgpersoneelfonds, voor het jaar 2020;]9
  [10 39° de financiering van het specialisatiecomplement voor verpleegkundigen toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden;]10
  [11 40° de kosten verbonden aan cybersecurity.]11
  [8 Bovendien dekt onderdeel B4 ook de kosten bedoeld in artikel 101 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en de andere verzorgingsinrichtingen.]8
  
Art.15. La Sous-partie B4 comprend les moyens qui couvrent d'une manière forfaitaire les charges concernant :
  1° l'amélioration de la qualité de la dispensation de soins visée à l'article 99 de la loi sur les hôpitaux précitée. Les moyens attribués représentent une partie du budget libéré par la désaffectation des lits;
  2° le médecin-chef;
  3° l'infirmière et le médecin hygiénistes hospitaliers et l'enregistrement des infections nosocomiales;
  4° l'enregistrement du résumé infirmier minimum, du résumé clinique minimum, du résumé psychiatrique minimum et de l'activité du service des urgences et du SMUR;
  5° le réviseur d'entreprise;
  6° le personnel accordé aux hôpitaux publics pour assurer le transport interne des patients hospitalisés;
  7° les accords de collaboration entre des institutions et services psychiatriques qui fonctionnent en tant que plate-forme de concertation et les initiatives portant sur la réalisation d'études pilotes relatives à la fonction de médiation dans le secteur psychiatrique;
  8° l'évaluation de la qualité des activités médicales et infirmières et la promotion de l'intégration de l'activité médicale dans l'ensemble des activités de l'hôpital;
  9° les coûts qui vont de pair avec les conventions de premier emploi;
  10° la formation permanente du personnel infirmier;
  11° (...) le coût supplémentaire des contractuels subventionnés par le Fonds budgétaire interdépartemental pour la promotion de l'emploi; <AR 2004-06-07/32, art. 1, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  12° les coûts relatifs au personnel chargé de coordonner d'une manière multidisciplinaire les soins pour les patients de manière à préparer la sortie du patient en vue d'assurer la continuité des soins efficaces et de qualité;
  13° pour les hôpitaux aigus, les coûts relatifs à l'analyse et à l'utilisation des données statistiques en vue de coordonner la stratégie de qualité de l'hôpital;
  14° les coûts relatifs à la fonction palliative;
  15° les moyens octroyés en vue de prendre en charge la hausse des cotisations patronales des pensions dans les hôpitaux publics;
  16° les moyens octroyés en vue de prendre en charge le remplacement des absences de longue durée du personnel statutaire dans les hôpitaux publics;
  17° les moyens octroyés en vue de l'enregistrement du résumé psychiatrique minimum dans les maisons de soins psychiatriques;
  18° le coût des emplois accordés les 1er juillet 1990, 1er janvier 1991, le 1er janvier 1992, 1er janvier 1993 et 1er janvier 1994 dans les hôpitaux psychiatriques comptant des services agréés T;
  19° les moyens octroyés en vue d'assurer le financement de la fonction agréée SMUR et reprise dans l'aide médicale urgente;
  20° les moyens octroyés en vue de la réalisation d'études pilotes portant sur l'enregistrement et la collecte de données permettant l'affinement du financement et l'amélioration de la qualité des soins;
  21° les moyens accordés en vue d'améliorer la qualité de la prise en charge dans les structures psychiatriques, conformément aux conditions et modalités déjà définies à l'article 52, § 2;
  22° les moyens octroyés en vue de promouvoir une politique efficace d'admissions et de sortie dans les hôpitaux aigus;
  23° [4 ...]4
  24° les moyens octroyés en vue de la réalisation d'études pilotes portant sur les hôpitaux psychiatriques et, plus particulièrement, sur le traitement des patients avec des troubles comportementaux et/ou agressifs, sur la resocialisation des internés, sur le placement en familles des enfants atteints de troubles mentaux, sur le traitement des enfants avec des troubles comportementaux et/ou agressifs et sur le traitement à domicile des enfants atteints de troubles mentaux;
  25° (supprimé) <AR 2006-11-10/43, art. 1, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  26° les moyens alloués au 30 juin 2002 en ce qui concerne les produits médicaux pour les transplantations, le personnel supplémentaire octroyé en vertu des accords sociaux, le personnel supplémentaire octroyé pour les lits agréés K, pour les lits d'oncologie pédiatrique, pour la constitution d'une équipe mobile, pour le personnel accompagnant le personnel infirmier et soignant nouvellement recruté ou ayant mis fin à une interruption de carrière et pour le personnel supplémentaire chargé des activités ludiques et du soutien psycho-social dans les lits E;
  27° les moyens alloués aux hôpitaux comptant des lits universitaires non visés par les dispositions de l'article 18.
  (28° les moyens alloués aux hôpitaux disposant d'un programme de soins agréé "Médecine de reproduction B";
  29° Les moyens alloués pour couvrir forfaitairement les coûts liés à la fonction de médiation dans les hôpitaux aigus et les services Sp isolés.) <AR 2003-06-04/31, art. 1, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  (30° les moyens alloués aux hôpitaux visés à (l'article 74quater).) <AR 2003-07-08/32, art. 1, 005; En vigueur : 01-07-2003> <AR 2006-05-12/30, art. 3, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  31° [2 des moyens alloués aux hôpitaux agréés selon les dispositions de l'arrêté royal du 4 juin 2008 fixant les normes auxquelles la section "centre d'expertise pour les patients comateux" doit répondre pour être agréée;]2
  [6 32° les moyens alloués aux unités de traitement de grands brûlés en vue d'assurer la coordination du trajet de soins et de soutenir l'encadrement psychologique des patients grands brûlés;
   33° [8 ...]8]6

  (34° le montant spécifique, le cas échéant, visant à l'amélioration du fonctionnement de l'hôpital tel que visé à l'article 91quater.) <AR 2006-11-10/43, art. 1, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  35° [5 le financement des emplois créés en vertu de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, Titre V, Chapitre III " Emploi des jeunes dans le secteur non-marchand "]5
  [1 36° des coûts relatifs à la technique de désintoxication rapide sous anesthésie de patients dépendants aux opiacés appelée "Ultra Rapid Opiate Detoxification (UROD)".]1
  [3 37° [7 le financement d'une prime annuelle octroyée à certains infirmiers selon les conditions définies dans l'arrêté royal du 28 décembre 2011 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans certains secteurs fédéraux de la santé, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers et les prestations inconfortables ;]7]3
  [9 38° le financement des dépenses pouvant être effectuées à charge du Fonds blouses blanches visé dans la loi du 9 décembre 2019 portant création d'un Fonds blouses blanches, pour l'année 2020;]9
  [10 39° le financement du complément de spécialisation pour les infirmiers octroyé conformément à l'arrêté royal du 17 juillet 2022 instaurant un complément de spécialisation et modifiant l'arrêté royal du 28 décembre 2011 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans certains secteurs fédéraux de la santé, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers et les prestations inconfortables et l'arrêté royal du 25 septembre 2014 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans les soins infirmières à domicile, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers ;]10
  [11 40° les coûts liés à la cybersécurité.]11
  [8 En outre, la sous-partie B4 couvre également les frais visés à l'article 101 de la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins.]8
  
Art. 15_VLAAMS_GEWEST.    Onderdeel B4 bevat de middelen die forfaitair de lasten dekken met betrekking tot :
  1° de verbetering van de kwaliteit van de zorgverstrekking zoals bedoeld in artikel 99 van voormelde wet op de ziekenhuizen; de toegekende middelen vertegenwoordigen een deel van het budget dat door de buitengebruikstelling van bedden vrijgemaakt wordt;
  2° de hoofdgeneesheer;
  3° de verpleegkundige en geneesheer-ziekenhuishygiënist en de registratie van de nosocomiale ziekenhuisinfecties;
  4° de registratie van de minimale verpleegkundige gegevens, de minimale klinische gegevens, de minimale psychiatrische gegevens en de activiteit van de spoedgevallendienst en de MUG;
  5° de bedrijfsrevisor;
  6° het personeel toegekend aan de openbare ziekenhuizen om het intern transport van de gehospitaliseerde patiënten te verzekeren;
  7° samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten die als overlegplatform fungeren alsmede initiatieven die betrekking hebben op de verwezenlijking van piloot projecten betreffende de bemiddelingsfunctie in de sector psychiatrie;
  8° de evaluatie van de kwaliteit van de medische en verpleegkundige activiteiten en de bevordering van de integratie van de medische aktiviteit in het geheel van de ziekenhuisaktiviteiten;
  9° de kosten die met de overeenkomsten van eerste tewerkstelling gepaard gaan;
  10° de permanente opleiding van het verpleegkundig personeel;
  11° (...) de bijkomende kosten voor de contractuele personeelsleden die gesubsidieerd worden door het Interdepartementaal Begrotingsfonds, ter bevordering van de werkgelegenheid; <KB 2004-06-07/32, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  12° de kosten met betrekking tot het personeel dat belast is met de coördinatie, op een multidisciplinaire wijze, van de verzorging van de patiënten, teneinde het ontslag van de patiënt voor te bereiden met het oog op het waarborgen van de continuïteit van een efficiënte zorgverlening en van de kwaliteit;
  13° voor de acute ziekenhuizen, de kosten met betrekking tot de analyse en het gebruik van de statistische gegevens met het oog op de coördinatie van de kwaliteitsstrategie van het ziekenhuis;
  14° de kosten met betrekking tot de palliatieve functie;
  15° de middelen toegekend om de verhoging van de werkgeversbijdragen voor de pensioenen in de openbare ziekenhuizen te dekken;
  16° de middelen toegekend om de vervanging van de afwezigheden van lange duur van het statutair personeel in de openbare ziekenhuizen te dekken;
  17° de toegekende middelen met het oog op de registratie van de minimale psychiatrische gegevens in de psychiatrische verzorgingstehuizen;
  18° de kosten voor de banen toegekend op 1 juli 1990, 1 januari 1991, 1 januari 1992, 1 januari 1993 en 1 januari 1994 in de psychiatrische ziekenhuizen met erkende T-diensten;
  19° de middelen die worden toegekend teneinde de financiering van de erkende MUG-functie en de in de dringende geneeskundige hulpverlening opgenomen te waarborgen;
  20° de middelen toegekend met het oog op de realisatie van pilootstudies over de registratie en verzameling van gegevens waardoor de financiering kan verfijnd worden en de kwaliteit van zorgen kan verbeterd worden;
  21° de middelen toegekend met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening in psychiatrische voorzieningen, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten nader bepaald in artikel 52, § 2;
  22° de middelen die worden toegekend met het oog op de bevordering van een doelmatig opname- en ontslagbeleid in de acute ziekenhuizen;
  23° [4 ...]4
  24° de middelen toegekend voor de uitvoering van pilootstudies over de psychiatrische ziekenhuizen, met name over de behandeling van patiënten met gedragsstoornissen en/of agressieve stoornissen, over de resocialisering van de geïnterneerden, over de gezinsplaatsing van kinderen met geestesstoornissen, over de behandeling van kinderen met gedragsstoornissen en/of agressieve stoornissen en over de behandeling thuis van kinderen met geestesstoornissen;
  25° (geschrapt) <KB 2006-11-10/43, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  26° de op 30 juni 2002 toegekende middelen voor de medische producten voor transplantaties, het krachtens de sociale akkoorden toegekende aanvullende personeel, het aanvullende personeel toegekend voor de erkende K-bedden, de bedden voor pediatrische oncologie, voor de oprichting van een mobiel team, voor het personeel ter begeleiding van het verplegend en verzorgend personeel, hetwelk pas aangeworven werd of een loopbaanonderbreking beëindigd heeft en voor het aanvullende personeel belast met ludieke activiteiten en psychisch-sociale ondersteuning in de E-bedden;
  27° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen met niet in artikel 18 bedoelde universitaire bedden;
  (28° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen die beschikken over een erkend zorgprogramma 'Reproductieve Geneeskunde B';
  29° de middelen die worden toegekend voor de forfaitaire dekking van de kosten die voortvloeien uit de bemiddelingsfunctie in de acute ziekenhuizen en de geïsoleerde Sp-diensten.) <KB 2003-06-04/31, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  (30° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen bedoeld onder (artikel 74quater).) <KB 2003-07-08/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2006-05-12/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  31° [2 de middelen toegekend aan de ziekenhuizen die erkend zijn overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 juni 2008 houdende vaststelling van de normen waaraan de afdeling "expertisecentrum voor comapatiënten" moet voldoen om te worden erkend;]2
  [6 32° de middelen die worden toegekend aan de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden teneinde de coördinatie van het zorgtraject te garanderen en de psychologische begeleiding van zwaar verbrande patiënten te ondersteunen;
   33° het forfaitaire bedrag dat de kosten dekt waarvan sprake in artikel 94bis van de wet op de ziekenhuizen.]6

  (34° in voorkomend geval, het bijzonder bedrag, ter verbetering van de werking van het ziekenhuis, zoals bedoeld in artikel 91quater.) <KB 2006-11-10/43, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  35° [5 de financiering van de arbeidsplaatsen die werden gecreëerd krachtens de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, Titel V, Hoofdstuk III " Tewerkstelling van jongeren in de non-profitsector "]5
  [1 36° de kosten met betrekking tot de techniek van snelle desintoxicatie onder narcose van patiënten met een opiatenafhankelijkheid, "Ulta Rapid Opiate Detoxification (UROD) genoemd".]1
  [7 ...]7
  [8 39° de financiering van het specialisatiecomplement voor verpleegkundigen toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden;]8
  [9 40° de kosten verbonden aan cybersecurity.]9
Art. 15 _REGION_FLAMANDE.
   La Sous-partie B4 comprend les moyens qui couvrent d'une manière forfaitaire les charges concernant :
  1° l'amélioration de la qualité de la dispensation de soins visée à l'article 99 de la loi sur les hôpitaux précitée. Les moyens attribués représentent une partie du budget libéré par la désaffectation des lits;
  2° le médecin-chef;
  3° l'infirmière et le médecin hygiénistes hospitaliers et l'enregistrement des infections nosocomiales;
  4° l'enregistrement du résumé infirmier minimum, du résumé clinique minimum, du résumé psychiatrique minimum et de l'activité du service des urgences et du SMUR;
  5° le réviseur d'entreprise;
  6° le personnel accordé aux hôpitaux publics pour assurer le transport interne des patients hospitalisés;
  7° les accords de collaboration entre des institutions et services psychiatriques qui fonctionnent en tant que plate-forme de concertation et les initiatives portant sur la réalisation d'études pilotes relatives à la fonction de médiation dans le secteur psychiatrique;
  8° l'évaluation de la qualité des activités médicales et infirmières et la promotion de l'intégration de l'activité médicale dans l'ensemble des activités de l'hôpital;
  9° les coûts qui vont de pair avec les conventions de premier emploi;
  10° la formation permanente du personnel infirmier;
  11° (...) le coût supplémentaire des contractuels subventionnés par le Fonds budgétaire interdépartemental pour la promotion de l'emploi; <AR 2004-06-07/32, art. 1, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  12° les coûts relatifs au personnel chargé de coordonner d'une manière multidisciplinaire les soins pour les patients de manière à préparer la sortie du patient en vue d'assurer la continuité des soins efficaces et de qualité;
  13° pour les hôpitaux aigus, les coûts relatifs à l'analyse et à l'utilisation des données statistiques en vue de coordonner la stratégie de qualité de l'hôpital;
  14° les coûts relatifs à la fonction palliative;
  15° les moyens octroyés en vue de prendre en charge la hausse des cotisations patronales des pensions dans les hôpitaux publics;
  16° les moyens octroyés en vue de prendre en charge le remplacement des absences de longue durée du personnel statutaire dans les hôpitaux publics;
  17° les moyens octroyés en vue de l'enregistrement du résumé psychiatrique minimum dans les maisons de soins psychiatriques;
  18° le coût des emplois accordés les 1er juillet 1990, 1er janvier 1991, le 1er janvier 1992, 1er janvier 1993 et 1er janvier 1994 dans les hôpitaux psychiatriques comptant des services agréés T;
  19° les moyens octroyés en vue d'assurer le financement de la fonction agréée SMUR et reprise dans l'aide médicale urgente;
  20° les moyens octroyés en vue de la réalisation d'études pilotes portant sur l'enregistrement et la collecte de données permettant l'affinement du financement et l'amélioration de la qualité des soins;
  21° les moyens accordés en vue d'améliorer la qualité de la prise en charge dans les structures psychiatriques, conformément aux conditions et modalités déjà définies à l'article 52, § 2;
  22° les moyens octroyés en vue de promouvoir une politique efficace d'admissions et de sortie dans les hôpitaux aigus;
  23° [4 ...]4
  24° les moyens octroyés en vue de la réalisation d'études pilotes portant sur les hôpitaux psychiatriques et, plus particulièrement, sur le traitement des patients avec des troubles comportementaux et/ou agressifs, sur la resocialisation des internés, sur le placement en familles des enfants atteints de troubles mentaux, sur le traitement des enfants avec des troubles comportementaux et/ou agressifs et sur le traitement à domicile des enfants atteints de troubles mentaux;
  25° (supprimé) <AR 2006-11-10/43, art. 1, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  26° les moyens alloués au 30 juin 2002 en ce qui concerne les produits médicaux pour les transplantations, le personnel supplémentaire octroyé en vertu des accords sociaux, le personnel supplémentaire octroyé pour les lits agréés K, pour les lits d'oncologie pédiatrique, pour la constitution d'une équipe mobile, pour le personnel accompagnant le personnel infirmier et soignant nouvellement recruté ou ayant mis fin à une interruption de carrière et pour le personnel supplémentaire chargé des activités ludiques et du soutien psycho-social dans les lits E;
  27° les moyens alloués aux hôpitaux comptant des lits universitaires non visés par les dispositions de l'article 18.
  (28° les moyens alloués aux hôpitaux disposant d'un programme de soins agréé "Médecine de reproduction B";
  29° Les moyens alloués pour couvrir forfaitairement les coûts liés à la fonction de médiation dans les hôpitaux aigus et les services Sp isolés.) <AR 2003-06-04/31, art. 1, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  (30° les moyens alloués aux hôpitaux visés à (l'article 74quater).) <AR 2003-07-08/32, art. 1, 005; En vigueur : 01-07-2003> <AR 2006-05-12/30, art. 3, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  31° [2 des moyens alloués aux hôpitaux agréés selon les dispositions de l'arrêté royal du 4 juin 2008 fixant les normes auxquelles la section "centre d'expertise pour les patients comateux" doit répondre pour être agréée;]2
  [6 32° les moyens alloués aux unités de traitement de grands brûlés en vue d'assurer la coordination du trajet de soins et de soutenir l'encadrement psychologique des patients grands brûlés;
   33° le montant forfaitaire couvrant les frais dont question à l'article 94bis de la loi sur les hôpitaux.]6

  (34° le montant spécifique, le cas échéant, visant à l'amélioration du fonctionnement de l'hôpital tel que visé à l'article 91quater.) <AR 2006-11-10/43, art. 1, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  35° [5 le financement des emplois créés en vertu de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, Titre V, Chapitre III " Emploi des jeunes dans le secteur non-marchand "]5
  [1 36° des coûts relatifs à la technique de désintoxication rapide sous anesthésie de patients dépendants aux opiacés appelée "Ultra Rapid Opiate Detoxification (UROD)".]1
  37° [7 ...]7
  [8 39° le financement du complément de spécialisation pour les infirmiers octroyé conformément à l'arrêté royal du 17 juillet 2022 instaurant un complément de spécialisation et modifiant l'arrêté royal du 28 décembre 2011 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans certains secteurs fédéraux de la santé, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers et les prestations inconfortables et l'arrêté royal du 25 septembre 2014 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans les soins infirmières à domicile, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers ;]8
  [9 40° les coûts liés à la cybersécurité.]9
Art.16. Onderdeel B5 dekt werkingskosten van de ziekenhuisapotheek.
Art.16. La Sous-partie B5 couvre des coûts de fonctionnement de l'officine hospitalière.
Art.17. Onderdeel B6 dekt de in de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 november 2001 bedoelde kosten.
Art.17. La Sous-partie B6 couvre les coûts visés par les dispositions de l'arrêté royal du 10 novembre 2001.
Art.18. § 1. Onderdeel B7A dekt de specifieke lasten gekoppeld aan de specifieke taken van door de in artikel 7, 2), g), 1°, bedoelde ziekenhuizen.
  § 2. Onderdeel B7B dekt de specifieke kosten van de ziekenhuizen bedoeld onder artikel 7, 2), g), 2°.
Art.18. § 1. La Sous-partie B7A couvre les coûts spécifiques liés aux tâches spécifiques assumées par les hôpitaux visés à l'article 7, 2), g), 1°.
  § 2. La Sous-partie B7B couvre les coûts spécifiques des hôpitaux visés à l'article 7, 2), g), 2°.
Art.19. <KB 2007-06-19/33, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Onderdeel B8 dekt de specifieke kosten van een ziekenhuis met een op sociaal-economisch vlak zeer zwak patiëntenprofiel, met uitzondering van de kosten bedoeld in artikel 7, 2°, b).
Art.19. <AR 2007-06-19/33, art. 4, 017; En vigueur : 01-07-2007> La sous-partie B8 couvre les coûts spécifiques générés par l'hôpital ayant un profil de patient très faible sur le plan socio-économique, à l'exception des coûts visés à l'article 7, 2°, b).
Art. 19bis. <INGEVOEGD bij KB 2006-05-12/30, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2006> De elementen waarvan de kosten door onderdeel B9 worden gedekt, zijn de volgende :
  1° de eindeloopbaanmaatregelen;
  2° het complement van de attractiviteitspremie, bedoeld in punt 10 van het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector, en in punt 13 van het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten;
  3° de stijging van het aan het statutair personeel toegekende vakantiegeld;
  4° [1 de stijging van het loonsupplement voor nachtprestaties op zon- en feestdagen van 50 naar 56 %;]1
  5° de jobcreatie, bedoeld in punt 9.3. van het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector, en in punt 11.5. van het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten.
  [2 6° de financiering van een functiecomplement toegekend aan de hoofdverpleegkundigen, de verpleegkundigen diensthoofd van het middenkader en de hoofdparamedici met een geldelijke anciënniteit van minimum 18 jaar en die de opleiding zoals vereist door de besluiten tot vaststelling van hun functie genoten hebben.]2
  [3 "7° de uitbreiding van de mobiele equipe, de onmiddellijke vervanging en de communicatie van de uurroosters in de ziekenhuissector bedoeld in punten 8.4 en 9.3 van het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector en in punten 10.5 en 11.5 van het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten;
   8° de toewijzing van het saldo van het sociaal akkoord 2005-2010 in de ziekenhuizen van de openbare sector overeenkomstig de modaliteiten voorzien in een lokaal akkoord genomen in uitvoering van het Protocol nr. 2009/06 betreffende de onderhandelingen gevoerd op maandag 21 december 2009 binnen het comité voor de provinciale en lokale overheidsdiensten (comité C);
   9° de jobcreatie, bedoeld in punt IV van het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren 2011 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector, en in punt III van het protocol nr. 2011/01 van 21 februari 2011 van het comité voor de provinciale en lokale overheidsdiensten (comité C);
   10° de toekenning van weddenschaal 1.35 aan zorgkundigen, bedoeld in punt 2.1 van het sociaal akkoord 2013 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private en openbare non-profitsector;
   11° de financiering van de meerkost voortvloeiend uit de invoering van het IFIC-loonmodel in de ziekenhuizen vallend onder het paritair comité 330 en in de ziekenhuizen van de openbare sector, binnen het begrotingskader dat is vastgelegd in het sociaal akkoord van 25 oktober 2017;
   12° de financiering voor de implementatie aan 100 % van het IFIC-loonmodel, zoals bepaald in punt 1, a), van het sociaal akkoord 2021-2022, in de ziekenhuizen vallend onder het paritair comité 330 en in de ziekenhuizen van de openbare sector;
   13° de financiering van de maatregelen betreffende de kwalitatieve verbetering van de arbeidsomstandigheden van het personeel bedoeld in punt 2 van het sociaal akkoord 2021-2022;
   14° vanaf 2021, de financiering van de uitgaven die ten laste van het Zorgpersoneelfonds kunnen worden gemaakt zoals bedoeld in de wet van 9 december 2019 tot oprichting van een Zorgpersoneelfonds;]3

  [4 15° voor 2023, een bijdrage in de kosten om het zorgpersoneel te ontlasten;
   16° de middelen toegewezen aan de opleiding van kandidaat-specialisten.]4

  
Art. 19bis. Les éléments dont le coût est couvert par la souspartie B9 sont les suivants :
  1° les mesures de fin de carrière;
  2° le complément de la prime d'attractivité, visée au point 10 de l'Accord relatif aux secteurs fédéraux de la santé du 26 avril 2005 conclu entre le gouvernement fédéral et les organisations représentatives du secteur privé non marchand et au point 13 du protocole n° 148/2 du Comité commun à l'ensemble des services publics des 29 juin 2005, 5 juillet 2005 et 18 juillet 2005;
  3° l'augmentation du pécule de vacances octroyé au personnel statutaire;
  4° [1 l'augmentation du pourcentage de supplément de salaire relatif aux prestations de nuit effectuées le dimanche et les jours fériés, de 50 à 56 %;]1
  5° les créations d'emplois, visées au point 9.3. de l'Accord relatif aux secteurs fédéraux de la santé du 26 avril 2005 conclu entre le gouvernement fédéral et les organisations représentatives du secteur privé non marchand et au point 11.5. du protocole n° 148/2 du Comité commun à l'ensemble des services publics des 29 juin 2005, 5 juillet 2005 et 18 juillet 2005;
  [2 6° le financement d'un complément fonctionnel attribué aux infirmiers en chef, infirmiers chefs de service du cadre intermédiaire et paramédicaux en chef, ayant une ancienneté pécuniaire de 18 ans minimum et la formation requise par les arrêtés définissant leur fonction;]2
  [3 7° l'élargissement de l'équipe mobile, le remplacement immédiat et la communication des horaires dans le secteur hospitalier visés aux points 8.4 et 9.3 de l'Accord relatif aux secteurs fédéraux de la santé du 26 avril 2005 conclu entre le gouvernement fédéral et les organisations représentatives du secteur privé non marchand et aux points 10.5 et 11.5. du protocole n° 148/2 du Comité commun à l'ensemble des services publics des 29 juin 2005, 5 juillet 2005 et 18 juillet 2005
   8° l'affectation du solde de l'accord social 2005-2010 dans les hôpitaux du secteur public selon les modalités prévues dans un accord local pris en exécution du Protocole n° 2009/06 relatif aux négociations menées le lundi 21 décembre 2009 au sein du comité pour les services publics provinciaux et locaux (comité C) ;
   9° les créations d'emplois visées au point IV de l'Accord relatif aux secteurs fédéraux de la santé 2011 conclu entre le gouvernement fédéral et les organisations représentatives du secteur privé non marchand et au point III du protocole n° 2011/01 du comité pour les services publics provinciaux et locaux (comité C) du 21 février 2011 ;
   10° l'attribution du barème 1.35 aux aides-soignants, visée au point 2.1 de l'accord social 2013 conclu entre le gouvernement fédéral et les organisations représentatives du secteur non marchand privé et public ;
   11° le financement du surcoût résultant de la mise en place du modèle salarial IFIC dans les hôpitaux ressortissant à la commission paritaire 330 et dans les hôpitaux du secteur public, dans le cadre budgétaire défini dans l'accord social du 25 octobre 2017 ;
   12° le financement de la mise en oeuvre à 100 % du modèle salarial IFIC, comme prévu au point 1, a), de l'accord social 2021-2022, dans les hôpitaux ressortissant à la commission paritaire 330 et dans les hôpitaux du secteur public ;
   13° le financement des mesures relatives à l'amélioration qualitative des conditions de travail du personnel visées au point 2 de l'accord social 2021-2022 ;
   14° à partir de 2021, le financement des dépenses pouvant être effectuées à charge du Fonds blouses blanches telles que visées dans la loi du 9 décembre 2019 portant création d'un Fonds blouses blanches;]3

  [4 15° pour 2023, une participation au coût des dépenses visant à soulager le personnel de soins ;
   16° les moyens alloués à la formation des candidats spécialistes.]4

  
Onderafdeling 4. - Deel C van het budget.
Sous-section 4. - Partie C du budget.
Art.21. Onderdeel C2 van het budget bevat de inhaalbedragen voor een tekort of een teveel aan ontvangsten ten opzichte van een budget vastgesteld voor het lopend dienstjaar of voor één of meerdere vorige dienstjaren vastgesteld budget.
Art.21. La Sous-partie C2 du budget comprend les montants de rattrapage pour un manque ou un surplus de recettes par rapport à un budget fixé pour l'exercice en cours ou pour un ou plusieurs exercices antérieurs.
Art.22. [1 Onderdeel C3 bevat het bedrag voor de eenpersoonskamers, waarvoor, overeenkomstig artikel 97 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, supplementen boven het budget van financiële middelen worden geïnd en waarmee het budget van financiële middelen van het ziekenhuis wordt verminderd.]1
  
Art.22. [1 La sous-partie C3 comprend le montant pour les chambres à un lit, pour lesquelles, conformément à l'article 97 de la loi relative aux hôpitaux et à d'autres établissements de soins, coordonnée le 10 juillet 2008, des suppléments au-delà du budget des moyens financiers sont perçus, et à raison duquel le budget des moyens financiers de l'hôpital est diminué.]1
  
HOOFDSTUK VI. - Modaliteiten voor de vaststelling van het budget en criteria volgens dewelke de kosten worden aanvaard.
CHAPITRE VI. - Modalités de fixation du budget et critères selon lesquels les coûts sont admis.
Afdeling 1. - Deel A van het budget.
Section I. - Partie A du budget.
Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Sous-section 1. - Sous-partie A1 du budget.
Onderafdeling 1. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Sous-section 1. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Onderafdeling 1. WAALS_GEWEST.
Sous-section 1. REGION_WALLONNE.
Art.24. De investeringslasten, die gedekt worden door Onderdeel A1 van het budget, worden afgeschreven overeenkomstig de bepalingen en de termijnen bepaald door [1 het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen]1.
  
Art.24. Les charges d'investissement, couvertes par la Sous-partie A1 du budget sont amorties conformément aux dispositions et aux délais visés par [1 l'arrêté royal du 19 juin 2007 relatif aux comptes annuels des hôpitaux ]1.
  
Art.25. § 1. De afschrijvingen voor de lasten van opbouw, [1 ...]1 uitrusting en apparatuur, worden berekend op de werkelijke investeringswaarden, en zijn begrensd tot de daarvoor geldende maximumbedragen, verminderd met de om niet-verkregen toelagen verleend door de overheden bevoegd voor het gezondheidsbeleid op grond van de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet.
  § 2. [2 De overeenkomstig § 1, vastgestelde afschrijvingen mogen niet hoger zijn dan 40 % van de werkelijke investeringswaarden, beperkt tot de voormelde maximumbedragen, voor zover er betoelaging werd bekomen. Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt, of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.
   In geval van toepassing van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, dan wordt het percentage van 40 % gebracht op 70 %.
   In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, dan wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %.]2

  § 3. [1 De afschrijvingslasten voor onroerende goederen die niet betoelaagbaar zijn, bedoeld in artikel 9, 1°, worden ten belope van 100 % van de werkelijke investeringswaarde gedekt in het budget van financiële middelen.
   De afschrijvingslasten voor investeringen, bedoeld in artikel 9, 5°, worden ten belope van 100 % van de werkelijke investeringswaarde gedekt in het budget van financiële middelen, verminderd met de om niet-verkregen toelagen verleend door de overheden bevoegd voor het beleid inzake duurzame ontwikkeling.]1

  § 4. [2 De afschrijvingslasten van de investeringen die uitgevoerd worden om te voldoen aan de architectonische normen voor de ziekenhuisapotheek en de chirurgische daghospitalisatie, mogen niet hoger zijn dan 40 % van de werkelijke investeringswaarden, beperkt tot de in § 1 bedoelde maximumbedragen, voor zover er betoelaging werd bekomen. Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.
   In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, dan wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %.]2

  § 5. De aankoopprijs van de grond wordt uitgesloten van de in § 1, tot 4, bedoelde afschrijving.
  § 6. De in §§ 1 en 4 bedoelde afschrijvingen kunnen op een provisionele wijze worden vastgesteld bij de ingebruikname van de betreffende investering.
  (§ 7. Vanaf 1 juli 2006 wordt aan elk ziekenhuis een bedrag van 2.200 EUR toegekend om de kosten te dekken voor software waarmee financiële gegevens, alsook statistische informatie kunnen worden ingezameld. De bedragen zijn inbegrepen in de bedragen bedoeld in artikel 29, § 3, 3°, § 4, 3° en § 5, 3°.) <KB 2006-11-10/43, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  
Art.25. § 1. Les amortissements des charges de construction, [1 ...]1, d'équipement et d'appareillage sont calculés sur les valeurs réelles d'investissement et sont limités aux montants maxima déterminés à cet effet, sous déduction des subventions à fonds perdus, accordées par les autorités compétentes pour la politique de santé sur la base des articles 128, 130 et 135 de la Constitution.
  § 2. [2 Les amortissements déterminés conformément au § 1er, ne peuvent dépasser 40 % des valeurs réelles d'investissement, limitées aux montants maximums précités pour autant qu'il y ait eu subvention. Ces subventions doivent être prouvées par la décision de l'autorité concernée compétente en cette matière, visée à l'article 7 de l'arrêté royal du 4 mai 1999 déterminant les critères généraux pour la fixation et l'approbation du calendrier visé à l'article 46bis, alinéa premier, de la loi sur les hôpitaux pour l'autorité compétente en matière de politique de santé sur base des articles 128, 130 et 135 de la Constitution. Lorsque la preuve précitée n'est pas fournie ou qu'il n'y a pas eu de subvention, les charges d'amortissement ne sont pas prises en compte.
   En cas d'application de l'article 3, § 1er, de l'arrêté royal du 13 décembre 1966 déterminant le taux et certaines conditions d'octroi des subventions pour la construction, le reconditionnement, l'équipement et l'appareillage d'hôpitaux, le pourcentage de 40 % est porté à 70 %.
   En cas d'application de l'article 3, § 1erbis de l'arrêté royal du 13 décembre 1966 déterminant le taux et certaines conditions d'octroi des subventions pour la construction, le reconditionnement, l'équipement et l'appareillage d'hôpitaux, le pourcentage de 40 % est porté à 90 %.]2

   § 3. [1 Les charges d'amortissement des investissements immeubles non subventionnables, visés à l'article 9, 1°, sont couvertes par le budget des moyens financiers à 100 % de leur valeur d'investissement réelle.
   Les charges d'amortissement des investissements, visés à l'article 9, 5°, sont couvertes par le budget des moyens financiers à 100 % de leur valeur d'investissement réelle, sous déduction des subventions à fonds perdus accordées par les autorités compétentes en matière de politique de développement durable.]1

  § 4. [2 Les charges d'amortissements des investissements réalisés en vue de répondre aux normes architecturales prévues pour la pharmacie hospitalière et pour l'hospitalisation chirurgicale de jour ne peuvent dépasser 40 % des valeurs réelles d'investissement limitées aux montants maxima visés au § 1er, pour autant qu'il y ait eu subvention. Ces subventions doivent être prouvées par la décision de l'autorité concernée compétente en cette matière, visée à l'article 7 de l'arrêté royal du 4 mai 1999 déterminant les critères généraux pour la fixation et l'approbation du calendrier visé à l'article 46bis, alinéa premier, de la loi sur les hôpitaux pour l'autorité compétente en matière de politique de santé sur base des articles 128, 130 et 135 de la Constitution. Lorsque la preuve précitée n'est pas fournie ou qu'il n'y a pas eu de subvention, les charges d'amortissement ne sont pas prises en compte.
   En cas d'application de l'article 3, § 1erbis de l'arrêté royal du 13 décembre 1966 déterminant le taux et certaines conditions d'octroi des subventions pour la construction, le reconditionnement, l'équipement et l'appareillage d'hôpitaux, le pourcentage de 40 % est porté à 90 %.]2

  § 5. Le prix d'achat du terrain est exclu de la possibilité d'amortissement telle que prévue aux §§ 1, à 4.
  § 6. Les amortissements visés au §§ 1 et 4 peuvent être fixés de manière provisionnelle lors de la mise en exploitation de l'investissement concerné.
  (§ 7. Par hôpital, un montant de 2.200 EUR est attribué, à partir du 1er juillet 2006, pour couvrir les frais du software permettant la collecte de données sur la situation financière et tous renseignements statistiques. Ce montant est compris dans les montants visés à l'article 29, § 3, 3°, § 4, 3° et § 5, 3°.) <AR 2006-11-10/43, art. 2, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  
Art.26. [1 Voor de afschrijvingen van lasten van grote onderhoudswerken evenals voor de lasten van eerste inrichting, zoals bedoeld in artikel 9, 3° en 7°, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen.]1
  
Art.26. [1 Pour les amortissements des charges de gros travaux d'entretien et des frais de première installation, visés à l'article 9, 3° et 7°, les charges réelles sont retenues.]1
  
Art. 26bis. [1 De afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, bedoeld in artikel 9, 4°, worden als volgt gedekt :
   1° de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die vóór 1 januari 2010 zijn uitgevoerd, worden gedekt in het budget van financiële middelen op grond van de werkelijke lasten;
   2° op 1 januari 2010 wordt, met het oog op een betere dekking in het budget van financiële middelen van de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, een bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus toegekende bedrag zal eventueel, geheel of gedeeltelijk, gerecupereerd worden bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2010 indien blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken lager liggen dan de financiering die in 2010 in het budget van financiële middelen is toegekend voor de dekking van de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, met inbegrip van het bedrag waarvan hierboven sprake is;
   3° op 1 januari 2011 wordt het hierboven vermelde bedrag verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2011 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2011 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden;
   4° [2 op 1 januari 2012 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2012 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2012 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]2

   5° [2 [3 op 1 januari 2013 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2013 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2013 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.
   6° [4 op 1 januari 2014 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2014 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken hercondi-tioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2014 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor hercondi-tioneringswerken, die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]4
]3
]2
]1

  [3 [5 op 1 januari 2015 wordt aan elk ziekenhuis een forfaitair bedrag toegekend a rato van het aantal erkende bedden zoals gekend op het ogenblik van de berekening, teneinde de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken te dekken die in 2015 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2015 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2015 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken hercondi-tioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2015 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die voor de eerste keer afschrijfbaar zijn tijdens het herziene jaar, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]5
]3

  [6 8° Voor de niet prioritaire herconditioneringswerken zoals bedoeld in artikel 47/9, § 4, eerste lid, 3°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten die voor de eerste keer, ten vroegste vanaf 2016 worden afgeschreven, dient de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu te beschikken over het akkoord van de bevoegde minister voor de gemeenschappen, voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en desgevallend voor het Waalse Gewest en de Franse gemeenschapscommissie.]6
   [7 9° vanaf 1 januari 2016 worden de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die voor de eerste keer afschrijfbaar zijn tijdens het betrokken jaar, gedekt voor de werkelijke kosten.]7
  
Art. 26bis. [1 Les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement, visés à l'article 9, 4°, sont couvertes de la manière suivante :
   1° les charges d'amortissements des travaux de reconditionnement réalisés avant le 1er janvier 2010 sont couvertes par le budget des moyens financiers sur base des charges réelles;
   2° au 1er janvier 2010, afin d'assurer une meilleure couverture par le budget des moyens financiers des charges d'amortissement des travaux de reconditionnement, un montant de 15.962.609 euros est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué sera éventuellement récupéré, en totalité ou partiellement, lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2010 s'il est constaté que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement sont inférieures au financement octroyé en 2010 dans le budget des moyens financiers pour la couverture des charges d'amortissement des travaux de reconditionnement, en ce y compris le montant dont question ci-dessus;
   3° au 1er janvier 2011, le montant susmentionné est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué à chaque hôpital constitue un forfait devant permettre à l'hôpital concerné de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2011.
   S'il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2011 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2011 sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2011 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2011 sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu;
   4° [2 au 1er janvier 2012, un montant supplémentaire de 15.962.609 euros est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué à chaque hôpital constitue un forfait devant permettre à l'hôpital concerné de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2012.
   S'il est constaté, lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2012, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement, amortissables la première fois en 2012, sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté, lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2012, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement, amortissables la première fois en 2012, sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu.]2

   5° [2 [3 au 1er janvier 2013, un montant supplémentaire de 15.962.609 euros est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué à chaque hôpital constitue un forfait devant permettre à l'hôpital concerné de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2013.
   S'il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2013 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2013 sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2013 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2013 sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu.
   6° [4 au 1er janvier 2014, un montant supplémentaire de 15.962.609 euros est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué à chaque hôpital constitue un forfait devant permettre à l'hôpital concerné de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2014.
   S'il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers, en 2014, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2014 sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2014 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2014 sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu.]4
]3
]2
]1

  [3 [5 au 1er janvier 2015, un montant forfaitaire est attribué à chaque hôpital, au prorata de son nombre de lits agréés tels que connus au moment du calcul, afin de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2015.
   S'il est constaté, lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers, en 2015, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement, amortissables la première fois en 2015 sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers, en 2015, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois durant l'année revue sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu.]5
]3

  [6 8° Pour les travaux de reconditionnement non prioritaires, visés à l'article 47/9, § 4, alinéa 1er, 3°, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions, qui seront amortis, pour la première fois, au plus tôt à partir de 2016, le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement doit disposer de l'accord du ministre compétent pour les communautés, pour la Commission communautaire commune, et le cas échéant, pour la Région Wallonne et pour la Commission communautaire française.]6
  [7 9° à partir du 1er janvier 2016, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement, amortissables la première fois durant l'année concernée, sont couvertes sur base de leurs coûts réels.]7
  
Art. 26bis_VLAAMS_GEWEST.    [1 De afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, bedoeld in artikel 9, 4°, worden als volgt gedekt :
   1° de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die vóór 1 januari 2010 zijn uitgevoerd, worden gedekt in het budget van financiële middelen op grond van de werkelijke lasten;
   2° op 1 januari 2010 wordt, met het oog op een betere dekking in het budget van financiële middelen van de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, een bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus toegekende bedrag zal eventueel, geheel of gedeeltelijk, gerecupereerd worden bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2010 indien blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken lager liggen dan de financiering die in 2010 in het budget van financiële middelen is toegekend voor de dekking van de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, met inbegrip van het bedrag waarvan hierboven sprake is;
   3° op 1 januari 2011 wordt het hierboven vermelde bedrag verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2011 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2011 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden;
   4° [2 op 1 januari 2012 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2012 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2012 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]2

   5° [2 [3 op 1 januari 2013 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2013 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2013 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.
   6° [4 op 1 januari 2014 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2014 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken hercondi-tioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2014 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor hercondi-tioneringswerken, die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]4
]3
]2
]1

  [3 [5 op 1 januari 2015 wordt aan elk ziekenhuis een forfaitair bedrag toegekend a rato van het aantal erkende bedden zoals gekend op het ogenblik van de berekening, teneinde de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken te dekken die in 2015 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2015 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2015 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken hercondi-tioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2015 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die voor de eerste keer afschrijfbaar zijn tijdens het herziene jaar, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]5
]3

  [6 8° Voor de niet prioritaire herconditioneringswerken zoals bedoeld in artikel 47/9, § 4, eerste lid, 3°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten die voor de eerste keer, ten vroegste vanaf 2016 worden afgeschreven, dient de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu te beschikken over het akkoord van de bevoegde minister voor de gemeenschappen, voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en desgevallend voor het Waalse Gewest en de Franse gemeenschapscommissie.]6
  9° [8 ...]8
Art. 26bis _REGION_FLAMANDE.
   [1 Les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement, visés à l'article 9, 4°, sont couvertes de la manière suivante :
   1° les charges d'amortissements des travaux de reconditionnement réalisés avant le 1er janvier 2010 sont couvertes par le budget des moyens financiers sur base des charges réelles;
   2° au 1er janvier 2010, afin d'assurer une meilleure couverture par le budget des moyens financiers des charges d'amortissement des travaux de reconditionnement, un montant de 15.962.609 euros est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué sera éventuellement récupéré, en totalité ou partiellement, lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2010 s'il est constaté que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement sont inférieures au financement octroyé en 2010 dans le budget des moyens financiers pour la couverture des charges d'amortissement des travaux de reconditionnement, en ce y compris le montant dont question ci-dessus;
   3° au 1er janvier 2011, le montant susmentionné est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué à chaque hôpital constitue un forfait devant permettre à l'hôpital concerné de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2011.
   S'il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2011 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2011 sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2011 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2011 sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu;
   4° [2 au 1er janvier 2012, un montant supplémentaire de 15.962.609 euros est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué à chaque hôpital constitue un forfait devant permettre à l'hôpital concerné de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2012.
   S'il est constaté, lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2012, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement, amortissables la première fois en 2012, sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté, lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2012, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement, amortissables la première fois en 2012, sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu.]2

   5° [2 [3 au 1er janvier 2013, un montant supplémentaire de 15.962.609 euros est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué à chaque hôpital constitue un forfait devant permettre à l'hôpital concerné de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2013.
   S'il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2013 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2013 sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2013 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2013 sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu.
   6° [4 au 1er janvier 2014, un montant supplémentaire de 15.962.609 euros est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le montant ainsi attribué à chaque hôpital constitue un forfait devant permettre à l'hôpital concerné de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2014.
   S'il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers, en 2014, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2014 sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers en 2014 que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2014 sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu.]4
]3
]2
]1

  [3 [5 au 1er janvier 2015, un montant forfaitaire est attribué à chaque hôpital, au prorata de son nombre de lits agréés tels que connus au moment du calcul, afin de couvrir les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois en 2015.
   S'il est constaté, lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers, en 2015, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement, amortissables la première fois en 2015 sont supérieures au forfait alloué, les charges réelles seront retenues. Dans ce cas, les charges d'amortissement des travaux de reconditionnement concernés sont couvertes sur base réelle jusqu'au terme de l'amortissement de ces travaux de reconditionnement.
   Si, au contraire, il est constaté lors de la révision annuelle du budget des moyens financiers, en 2015, que les charges réelles d'amortissement des travaux de reconditionnement amortissables la première fois durant l'année revue sont inférieures au forfait alloué, le forfait attribué sera maintenu.]5
]3

  [6 8° Pour les travaux de reconditionnement non prioritaires, visés à l'article 47/9, § 4, alinéa 1er, 3°, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions, qui seront amortis, pour la première fois, au plus tôt à partir de 2016, le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement doit disposer de l'accord du ministre compétent pour les communautés, pour la Commission communautaire commune, et le cas échéant, pour la Région Wallonne et pour la Commission communautaire française.]6
  9° [8 ...]8
Art. 26bis _REGION_WALLONNE.  (NOTE : Abrogé par ARW 2015-12-17/17, art. 2,4°, 036; En vigueur : 01-01-2016 (voir aussi les dispositions transitoires dans l'article 3))
Art.27. § 1. [1 Voor de financiële lasten van leningen aangegaan ter financiering van de in artikelen 25, 26 en 26bis bedoelde investeringen, worden eveneens de werkelijke lasten weerhouden mits inachtneming van dezelfde beperkingen als deze vermeld in artikel 25, §§ 1, 2, 4, en 5. ]1
  § 2. De in § 1, bedoelde financiële lasten kunnen provisioneel worden vastgesteld, wanneer die betrekking hebben op de in artikel 25, § 1, en § 4, bedoelde investeringen.
  
Art.27. § 1er. [1 § 1er. Pour les charges financières des emprunts contractés pour le financement des investissements, visés aux articles 25, 26 et 26bis, les charges réelles sont également retenues, les limitations de l'article 25, §§ 1er, 2, 4, et 5, devant être respectées.]1
  § 2. Les charges financières visées au § 1, peuvent être fixées de manière provisionnelle lorsqu'elles se rapportent aux investissements dont question à l'article 25, § 1, et § 4.
  
Art.28. De lasten voor het huren van gebouwen worden beperkt tot het niveau van de afschrijvingen en financiële lasten berekend overeenkomstig de artikelen 25 en 27, alsof de beheerder eigenaar zou geweest zijn.
Art.28. Les charges du loyer des bâtiments sont limitées au niveau des amortissements et des charges financières calculés conformément aux articles 25 et 27, comme si le gestionnaire eût été le propriétaire.
Art. 29. [1 § 1. In afwijking van artikel 25 worden de volgende lasten, na afschrijving van de betoelaagde investeringen, forfaitair vergoed :
   1° de lasten die verband houden met de afschrijving van medische uitrusting;
   2° de lasten die verband houden met de afschrijving van de niet-medische uitrusting, met inbegrip van informatica-apparatuur alsmede van meubilair;
   3° de lasten die verband houden met de afschrijving van het rollend materieel.
   § 2. Het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 1°, aan de acute ziekenhuizen, bedoeld in artikel 46 van de wet op de ziekenhuizen wordt toegekend, wordt als volgt berekend :
   1° het beschikbare budget op 30 juni 2005 wordt in eerste instantie verdeeld onder de groepen van ziekenhuizen, bedoeld in artikel 40, op basis van de kosten vastgesteld gedurende een dienstjaar.
   Binnen elke groep wordt het beschikbare budget verdeeld over de volgende activiteiten, op basis van de hiernavolgende waarden uitgedrukt in percentages:
Art. 29. [1 § 1er. Par dérogation à l'article 25, sont couvertes forfaitairement, après la période d'amortissement des investissements subventionnés, les charges suivantes :
   1° les charges liées à l'amortissement du matériel d'équipement médical;
   2° les charges liées à l'amortissement du matériel d'équipement non médical, y compris l'appareillage d'informatique et le mobilier;
   3° les charges liées à l'amortissement du matériel roulant.
   § 2. Le forfait attribué en vertu du § 1er, 1° pour les hôpitaux aigus visés à l'article 46 de la loi sur les hôpitaux est calculé de la manière suivante :
   1° le budget disponible au 30 juin 2005 est en premier lieu réparti entre les groupes d'hôpitaux dont question à l'article 40, sur base des dépenses constatées pendant un exercice.
   A l'intérieur de chaque groupe, le budget disponible est réparti entre les activités suivantes selon les valeurs exprimées en pourcentage ci-après :
 Universitaire groep< 200 bedden200 tot 299 bedden300 tot 449 bedden> 450 bedden
Spoedgevallendienst33353
Operatiekwartier4648564752
Materniteit13544
Intensieve neonatalogie53-16
Intensieve zorgen2016131513
Andere diensten2527232822
Universitaire groep< 200 bedden200 tot 299 bedden300 tot 449 bedden> 450 beddenSpoedgevallendienst33353Operatiekwartier4648564752Materniteit13544Intensieve neonatalogie53-16Intensieve zorgen2016131513Andere diensten2527232822
 Groupe Universitaire< 200 lits200 à 299 lits300 à 449 lits> 450 lits
Service d`urgences33353
Quartier opératoire4648564752
Maternité13544
Néonatalogie intensive53-16
Soins intensifs2016131513
Autres services2527232822
Groupe Universitaire< 200 lits200 à 299 lits300 à 449 lits> 450 litsService d`urgences33353Quartier opératoire4648564752Maternité13544Néonatalogie intensive53-16Soins intensifs2016131513Autres services2527232822
  Wanneer er binnen een ziekenhuisgroep één of andere van de hierboven bedoelde activiteiten niet aanwezig is dan wordt het gedeelte van het beschikbare budget dat met die activiteit of activiteiten overeenstemt verdeeld onder de andere activiteiten van dezelfde groep, naar rato van de toegewezen bedragen.
   2° a) het beschikbare budget voor de spoedgevallendiensten wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal punten dat met toepassing van het hiernavolgende artikel 46, § 3, 2°, b) aan elk ziekenhuis wordt toegekend;
   b) het beschikbare budget voor de operatiekwartieren wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal operatiezalen dat met toepassing van het hiernavolgende artikel 46, § 3, 2°, a), aan elk ziekenhuis wordt toegekend;
   c) het beschikbare budget voor de kraaminrichtingen wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal bevallingen van het laatst gekende dienstjaar;
   d) het beschikbare budget voor de diensten intensieve neonatologie wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal erkende NIC-bedden;
   e) het beschikbare budget voor de diensten intensieve zorg wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal punten dat met toepassing van het artikel 46, § 2, 2°, c), aan elk ziekenhuis wordt toegekend;
   f) het beschikbare budget voor de andere diensten wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het budget van Onderdeel B2, bedoeld in het artikel 45, § 7, voor het laatst gekende dienstjaar.
   3° De bedragen berekend in toepassing van 2°, a) tot f), worden samengevoegd voor ieder ziekenhuis en het resultaat wordt "het forfait" genoemd. De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait gebeurt progressief.
   De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :
   - op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.
   4° Binnen de grenzen van het beschikbare nationale budget van 20.876.995 euro wordt het bedrag bedoeld in 3° verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend :
   M = A + (B x C/D)
   waarbij:
   A gelijk is aan 50% van het beschikbare budget, gedeeld door het aantal ziekenhuizen, dit is 90.769 euro;
   B gelijk is aan 50 % van het beschikbare budget;
   C gelijk is aan het budget B2 dat op 1 januari 2005 overeenkomstig artikel 45, §§ 1 en 9, aan het ziekenhuis is toegekend;
   D gelijk is aan de som van de budgetten B2 die op 1 januari 2005 overeenkomstig artikel 45, §§ 1 en 9, aan alle ziekenhuizen van het land worden toegekend;
   Het bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006 en 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.
   § 3. Het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 2° aan de acute ziekenhuizen wordt toegekend, wordt als volgt berekend:
   1° het beschikbare budget op 30 juni 2005 wordt eerst verdeeld onder de groepen van ziekenhuizen, bedoeld in artikel 40 op basis van de kosten gedurende een dienstjaar. Vervolgens wordt het beschikbare budget binnen elke groep verdeeld naar rata van de som van de budgetten van onderdeel B1 en onderdeel B2 en dit met toepassing van de artikelen 42, 10e bewerking en 45, § 7, voor het laatst gekende dienstjaar;
   2° De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait berekend overeenkomstig 1° gebeurt progressief.
   De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :
   - op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.
   3° Binnen de grenzen van het beschikbare nationale budget van 19.980.230 euro wordt een bedrag M toegevoegd dat als volgt wordt berekend :
   M = A + (B x C/D)
   waarbij:
   A gelijk is aan 60 % van het beschikbare budget gedeeld door het aantal ziekenhuizen, dit is 104.244 euro;
   B gelijk is aan 40 % van het beschikbare budget;
   C gelijk is aan de som van de budgetten B1 en B2 die op 1 januari 2005 overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42 en 45, §§ 1 en 9 aan het ziekenhuis worden toegekend;
   D gelijk is aan de som van de budgetten B1 en B2 die op 1 januari 2005 overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42 en 45, §§ 1 en 9, aan alle ziekenhuizen van het land worden toegekend.
   Het bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006, 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.
   § 4. 1° Het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 1° en 2°, aan de ziekenhuizen en Sp-diensten en geïsoleerde G-diensten wordt toegekend, wordt berekend door het beschikbare budget op 30 juni 2005 onder de ziekenhuizen te verdelen naar rata van het aantal erkende en bestaande bedden per ziekenhuis.
   2° De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait berekend overeenkomstig 1° gebeurt progressief. De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :
   - op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.
   3° Het bedrag bedoeld in 2° wordt verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend:
   M = 216,29 euro x Lihi
   waarbij :
   Lihi = het aantal op 1 januari 2005 erkende bedden.
   Dit bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006, 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.
   § 5. 1° het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 1°, en 2°, aan de psychiatrische ziekenhuizen wordt berekend door het beschikbare budget op 30 juni 2005 onder de ziekenhuizen te verdelen pro rata het aantal erkende en bestaande bedden per ziekenhuis.
   Om het aantal bedden te berekenen, wordt het aantal bedden voor daghospitalisatie vermenigvuldigd met 0,7.
   2° De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait berekend overeenkomstig 1° gebeurt progressief.
   De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :
   - op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.
   3° Het bedrag bedoeld in 2° wordt verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend:
   M = 177,68 euro x Lihi
   waarbij :
   Lihi = het aantal op 1 januari 2005 erkende bedden.
   Dit bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006, 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.
   § 6. De bepalingen vermeld in de §§ 2 tot 5, zijn voor de eerste maal van toepassing vanaf 1 januari 1997.
   Echter, voor de ziekenhuizen die genieten, gedurende de dienstjaren 1992 tot en met 1996, van een herziening van hun afschrijvingslasten van niet-medisch materieel wegens gesubsidieerde investeringen, afgeschreven voor de eerste maal tijdens één van de betreffende dienstjaren, worden de in 3, 1° en 2°, § 4, 1° en 2° en § 5, 1° en 2°, berekende forfaits vervangen tot het einde van de afschrijvingsperiode van de gesubsidieerde investering door de bedragen vastgesteld volgens de voornoemde herziening.
   § 7. De bepalingen vermeld in de §§ 2 tot 5, kunnen om de drie jaar worden herzien.
   De berekeningen van forfaits in toepassing van § 2, 1° en 2°, van § 3, 1°, van § 4, 1° en van § 5, 1° gebeuren voor de volgende maal op 1 juli 2006 en vervolgens om de drie jaar.
  [2 Gevolg gevende aan de bevoegdheidsoverdracht inzake de financiering van de investeringen in de infrastructuur en de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen door de Federale overheid aan de Gemeenschappen op 1 juli 2014, zijn deze berekeningen niet meer gemaakt.]2
   § 8. De ziekenhuizen die vanaf het dienstjaar 1997 voor het eerst betoelaagde investeringen afschrijven, krijgen een herziening gebaseerd op de reële afschrijvingslasten, voor zover de betoelaagde investering deel uitmaakt van een uitbreidings- en/of verbouwingsproject ten belope van ten minste 25 % van de maximumprijs van de bouw, berekend met toepassing van de ministeriële besluiten van 1 en 4 september 1978 tot wijziging van de ministeriële besluiten van 1 juli 1971 en 8 november 1973 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de apparatuur en de uitrusting van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. Indien de reële lasten lager zijn dan de forfaitaire bedragen die overeenkomstig de §§ 2 tot 5, worden vastgesteld, dan zijn die forfaitaire bedragen van toepassing. De overgang naar de forfaits bedoeld in §§ 2 tot 5 gebeurt na de afschrijvingsperiode van de gesubsidieerde investering, op het moment dat deze forfaits het onderwerp uitmaken van een nieuwe berekening in toepassing van § 7, tweede lid. De in aanmerking genomen reële lasten beperken zich echter tot de berekende bedragen berekend met toepassing van de §§ 2 tot 5, verhoogd met de afschrijving op het niet-betoelaagde gedeelte van de betoelaagde investering.
   Indien niet aan de in het vorige lid vermelde voorwaarden wordt voldaan, blijven de forfaitaire bedragen berekend met toepassing van de §§ 2 tot 5, behouden.
   § 9. Het krachtens § 1, 3°, toegekende forfaitaire bedrag wordt vastgesteld op het niveau van de voor 2001 weerhouden lasten.
   § 10. [2 ...]2 ]1
  
  Quand, dans un groupe d'hôpitaux, l'une ou l'autre des activités visées ci-dessus n'est pas présente, la part du budget disponible correspondant à cette ou à ces activités est répartie entre les autres activités du même groupe au prorata des montants attribués.
   2° a) le budget disponible pour les services d'urgence est réparti entre les hôpitaux au prorata du nombre de points attribué à chaque hôpital en application de l'article 46, § 3, 2°, b) ci-après pour le dernier exercice connu;
   b) le budget disponible pour les quartiers opératoires est réparti entre les hôpitaux au prorata du nombre de salles d'opération attribué à chaque hôpital en application de l'article 46, § 3, 2°, a), ci-après pour le dernier exercice connu;
   c) le budget disponible pour les services de maternité est réparti entre les hôpitaux au prorata du nombre d'accouchements du dernier exercice connu;
   d) le budget disponible pour les services de néonatologie intensive est réparti entre les hôpitaux au prorata de leur nombre de lits agréés NIC;
   e) le budget disponible pour les soins intensifs est réparti entre les hôpitaux au prorata du nombre de points attribué à chaque hôpital en application de l'article 46, § 2, 2°, c), pour le dernier exercice connu;
   f) le budget disponible pour les autres services est réparti entre les hôpitaux au prorata du budget relatif à la sous-partie B2 visé à l'article 45, § 7, pour le dernier exercice connu.
   3° Les montants calculés en application du 2°, a) à f), sont additionnés pour chaque hôpital et le résultat est dénommé "le forfait". Le passage du budget au 30 juin 2003 vers le forfait s'effectue progressivement.
   L'ajustement est fixé comme suit :
   - au 1er juillet 2003, 34 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003;
   - au 1er juillet 2004, 67 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003;
   - au 1er juillet 2005, 100 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003.
   4° Dans les limites du budget national disponible de 20.876.995 euros il est ajouté au montant visé au 3° un montant M calculé comme suit :
   M = A + (B x C/D)
   où:
   A est égal à 50 % du budget disponible divisé par le nombre d'hôpitaux, soit 90.769 euros;
   B est égal à 50 % du budget disponible;
   C est égal au budget B2 attribué à l'hôpital au 1er janvier 2005 conformément à l'article 45, §§ 1er et 9;
   D est égal à la somme des budgets B2 attribués au 1er janvier 2005 pour tous les hôpitaux du pays conformément à l'article 45, §§ 1er et 9;
   Le montant M est accordé à raison d'1/3 au 1er juillet 2005, 2/3 au 1er juillet 2006 et 3/3 au 1er janvier 2007.
   § 3. Le forfait attribué en vertu du § 1er, 2°, pour les hôpitaux aigus est calculé de la manière suivante:
   1° le budget disponible au 30 juin 2005 est réparti en premier lieu entre les groupes d'hôpitaux dont question à l'article 40 sur base des dépenses constatées pendant un exercice. A l'intérieur de chaque groupe, la répartition du budget disponible s'effectue au prorata de la somme des budgets relatifs aux sous-parties B1 et B2 fixés en application des articles 42, 10e opération et 45, § 7, pour le dernier exercice connu;
   2° Le passage du budget au 30 juin 2003 vers le forfait calculé conformément au 1° s'effectue progressivement.
   L'ajustement est fixé comme suit :
   - au 1er juillet 2003, 34 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003;
   - au 1er juillet 2004, 67 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003
   - au 1er juillet 2005, 100 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003.
   3° Dans les limites du budget national disponible de 19.980.230 euros il est ajouté un montant M calculé comme suit :
   M = A + (B x C/D)
   où:
   A est égal à 60 % du budget disponible divisé par le nombre d'hôpitaux, soit 104.244 euros;
   B est égal à 40 % du budget disponible;
   C est égal à la somme des budgets B1 et B2 attribués à l'hôpital au 1er janvier 2005 conformément aux articles 33, § 3, 42 et 45, §§ 1er et 9;
   D est égal à la somme des budgets B1 et B2 attribués au 1er janvier 2005 pour tous les hôpitaux du pays conformément aux articles 33, § 3, 42 et 45, §§ 1er et 9.
   Le montant M est accordé à raison d'1/3 au 1er juillet 2005, 2/3 au 1er juillet 2006 et 3/3 au 1er janvier 2007.
   § 4. 1° le forfait attribué en vertu du § 1er, 1° et 2° pour les hôpitaux et services Sp et G isolés est calculé en répartissant le budget disponible, au 30 juin 2005, entre les hôpitaux au prorata du nombre de lits agréés et existants de chaque hôpital.
   2° Le passage du budget au 30 juin 2003 vers le forfait calculé conformément au 1° s'effectue progressivement. L'ajustement est fixé comme suit :
   - au 1er juillet 2003, 34 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003;
   - au 1er juillet 2004, 67 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003;
   - au 1er juillet 2005, 100 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003.
   3° Au montant visé au 2°, il est ajouté un montant M calculé comme suit :
   M = 216,29 euros x Lihi
   où :
   Lihi = le nombre de lits agréés au 1er janvier 2005.
   Ce montant M est accordé à raison d'1/3 au 1er juillet 2005, 2/3 au 1er juillet 2006 et 3/3 au 1er janvier 2007.
   § 5. 1° le forfait attribué en vertu du § 1er, 1°, et 2°, pour les hôpitaux psychiatriques est calculé en répartissant le budget disponible au 30 juin 2005 entre les hôpitaux au prorata du nombre de lits agréés et existants de chaque hôpital.
   Pour le calcul du nombre de lits, le nombre de lits de jour est multiplié par 0,7.
   2° Le passage du budget au 30 juin 2003 vers le forfait calculé conformément au 1° s'effectue progressivement.
   L'ajustement est fixé comme suit :
   - au 1er juillet 2003, 34 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003;
   - au 1er juillet 2004, 67 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003;
   - au 1er juillet 2005, 100 % de la différence entre le forfait et le budget au 30 juin 2003.
   3° Au montant visé au 2°, il est ajouté un montant M calculé comme suit :
   M = 177,68 euros x Lihi
   où :
   Lihi = le nombre de lits agréés au 1er janvier 2005.
   Ce montant M est accordé à raison d'1/3 au 1er juillet 2005, 2/3 au 1er juillet 2006 et 3/3 au 1er janvier 2007.
   § 6. Les modalités reprises aux §§ 2 à 5, sont pour la première fois d'application au 1er janvier 1997.
   Cependant, pour les hôpitaux qui bénéficient, pendant les exercices 1992 à 1996 inclus, d'une révision de leurs charges d'amortissement du matériel d'équipement non médical en raison d'investissements subsidiés amortis pour la première fois pendant un des exercices concernés, les forfaits calculés selon les § 3, 1° et 2°, § 4, 1° et 2° et § 5, 1° et 2°, sont remplacés, jusqu'au terme de la période d'amortissement de l'investissement subsidié, par les montants déterminés à la suite de la révision précitée.
   § 7. Les modalités reprises aux §§ 2 à 5, peuvent être revues tous les trois ans.
   Les calculs des forfaits effectués en application du § 2, 1° et 2°, du § 3, 1°, du § 4, 1°, et du § 5, 1°, interviendront, la prochaine fois, au 1er juillet 2006 et, ensuite, tous les trois ans.
  [2 Faisant suite au transfert, au 1er juillet 2014, par l'Etat fédéral, aux communautés de la compétence en matière de financement des investissements des infrastructures et des services médico-techniques des hôpitaux, ces calculs ne sont plus effectués.]2
   § 8. Les hôpitaux amortissant pour la première fois à partir de l'exercice 1997 des investissements subventionnés bénéficient d'une révision basée sur les charges réelles d'amortissement pour autant que l'investissement subventionné fasse partie d'un projet d'extension et/ou de reconditionnement dont la valeur représente au moins 25 % du coût maximum à la construction calculé en application des arrêtés ministériels des 1er et 4 septembre 1978 modifiant les arrêtés ministériels des 1er juillet 1971 et 8 novembre 1973 fixant les coûts maxima par lit à prendre en considération pour l'application de l'arrêté royal du 13 décembre 1966 déterminant le taux et certaines conditions d'octroi des subventions pour la construction, le reconditionnement, l'équipement et l'appareillage d'hôpitaux. Si les charges réelles retenues sont inférieures aux forfaits déterminés conformément aux §§ 2 à 5, ces forfaits sont d'application. Le passage vers les forfaits visés aux §§ 2 à 5 intervient après la période d'amortissement de l'investissement subsidié et au moment où ces forfaits font l'objet d'un nouveau calcul en application du § 7, alinéa 2. D'autre part, les charges réelles retenues sont limitées aux montants calculés en application des §§ 2 à 5, augmentée de l'amortissement sur la partie non subsidiée de l'investissement subsidié.
   Si les conditions de l'alinéa précédent ne sont pas remplies, les forfaits calculés en application des §§ 2 à 5, restent maintenus.
   § 9. Le forfait attribué en vertu du § 1er, 3°, est fixé au niveau des charges retenues pour 2001.
   § 10. [2 ...]2 ]1
  
Art. 29_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. In afwijking van artikel 25 worden de volgende lasten, na afschrijving van de betoelaagde investeringen, forfaitair vergoed :
   1° de lasten die verband houden met de afschrijving van medische uitrusting;
   2° de lasten die verband houden met de afschrijving van de niet-medische uitrusting, met inbegrip van informatica-apparatuur alsmede van meubilair;
   3° de lasten die verband houden met de afschrijving van het rollend materieel.
   § 2. [3 ...]3
   § 3. [3 ...]3
   § 4. [3 ...]3
   § 5. [3 ...]3
   § 6. [3 ...]3
   § 7. [3 ...]3
   § 8. [3 De ziekenhuizen die vanaf het dienstjaar 1997 voor het eerst betoelaagde investeringen afschrijven, krijgen een herziening gebaseerd op de reële afschrijvingslasten, voor zover de betoelaagde investering deel uitmaakt van een uitbreidings- en/of verbouwingsproject ten belope van ten minste 25 % van de maximumprijs van de bouw, berekend met toepassing van de ministeriële besluiten van 1 en 4 september 1978 tot wijziging van de ministeriële besluiten van 1 juli 1971 en 8 november 1973 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de apparatuur en de uitrusting van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. Als de reële lasten hoger zijn dan de forfaitaire bedragen zoals die op 1 juli 2012 werden berekend overeenkomstig paragraaf 2 tot en met 5, wordt het verschil tussen de reële lasten en die forfaitaire bedragen in aanmerking genomen. De in aanmerking genomen reële lasten beperken zich tot de bedragen zoals ze vóór 1 januari 2017 werden berekend met toepassing van paragraaf 2 tot en met 5, verhoogd met de afschrijving op het niet-betoelaagde gedeelte van de betoelaagde investering.]3
   § 9. [3 ...]3
   § 10. [2 ...]2 ]1
Art. 29 _REGION_FLAMANDE.
   [1 § 1er. Par dérogation à l'article 25, sont couvertes forfaitairement, après la période d'amortissement des investissements subventionnés, les charges suivantes :
   1° les charges liées à l'amortissement du matériel d'équipement médical;
   2° les charges liées à l'amortissement du matériel d'équipement non médical, y compris l'appareillage d'informatique et le mobilier;
   3° les charges liées à l'amortissement du matériel roulant.
   § 2. [3 ...]3
   § 3. [3 ...]3
   § 4. [3 ...]3
   § 5. [3 ...]3
   § 6. [3 ...]3
   § 7. [3 ...]3
   § 8. [3 Les hôpitaux amortissant pour la première fois, à partir de l'exercice 1997, des investissements subventionnés bénéficient d'une révision basée sur les charges réelles d'amortissement pour autant que l'investissement subventionné fasse partie d'un projet d'extension et/ou de reconditionnement dont la valeur représente au moins 25 % du coût maximum à la construction calculé en application des arrêtés ministériels des 1er et 4 septembre 1978 modifiant les arrêtés ministériels des 1er juillet 1971 et 8 novembre 1973 fixant les coûts maxima par lit à prendre en considération pour l'application de l'arrêté royal du 13 décembre 1966 déterminant le taux et certaines conditions d'octroi des subventions pour la construction, le reconditionnement, l'équipement et l'appareillage d'hôpitaux. Si les charges réelles sont supérieures aux montants forfaitaires tels que calculés le 1er juillet 2012 conformément aux §§ 2 à 5 inclus, la différence entre les charges réelles et ces montants forfaitaires est prise en compte. Les charges réelles prises en compte sont limitées aux montants tels qu'ils ont été calculés avant le 1er janvier 2017 en application des §§ 2 à 5, augmentés de l'amortissement sur la partie non subsidiée de l'investissement subsidié.]3
   § 9. [3 ...]3
   § 10. [2 ...]2 ]1
Art. 29bis. [1 De aanloopkosten worden aanvaard op basis van de werkelijke uitgaven, en in het budget van financiële middelen opgenomen, overeenkomstig artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen.]1
  
Art. 29bis. [1 Les frais de pré-exploitation sont admis sur la base des dépenses réelles, et sont inclus dans le budget des moyens financiers, conformément à l'article 2, 1°, de l'arrêté royal du 19 juin 2007 relatif aux comptes annuels des hôpitaux.]1
  
Art. 29ter_VLAAMS_GEWEST. [1 In afwijking van artikel 25 tot en met 28 en 29bis, worden de lasten en de aanloopkosten, vermeld in de voormelde artikelen, die op zijn vroegst vanaf 1 januari 2016 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het budget van financiële middelen.
   Het eerste lid is niet van toepassing op de lasten en de aanloopkosten betreffende de investeringen, vermeld in artikel 47/9, § 4, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.]1

  
Art. 29ter _REGION_FLAMANDE. [1 Par dérogation aux articles 25 à 28 et 29bis, les charges et les frais de pré-exploitation, visés aux articles précités, qui sont amortissables pour la première fois au plus tôt le 1er janvier 2016, ne sont pas pris en compte pour la fixation du budget des moyens financiers.
   L'alinéa 1er ne s'applique pas aux charges et aux frais de pré-exploitation des investissements, visés à l'article 47/9, § 4, alinéa 1er, 2° de la loi spéciale du 16 janvier 1986 relative au financement des Communautés et des Régions.]1

  
Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Sous-section 2. - Sous-partie A2 du budget.
Art.30. [1 De kortetermijnkredietlasten bedoeld in artikel 10 worden op basis van de volgende formule berekend:
   P x B x T
   waarbij:
   P gelijk is aan 21 % voor de algemene ziekenhuizen en 13 % voor de psychiatrische ziekenhuizen;
   B gelijk is aan het budget van financiële middelen, zonder onderdeel A2 [2 ...]2, berekend voor het betrokken dienstjaar en vermeerderd met de tegemoetkomingen van de ziekteverzekering van het laatst bekende dienstjaar voor de geneesmiddelen die aan de opgenomen patiënten worden afgeleverd;
   T = 2,68 %.]1

  
Art.30. [1 Les charges de crédit à court terme, visées à l'article 10, sont calculées selon la formule suivante :
   P x B x T
   où :
   P est égal à 21 % pour hôpitaux généraux et 13 % pour les hôpitaux psychiatriques ;
   B est égal au budget des moyens financiers, hors sous-partie A2 [2 ...]2, calculé pour l'exercice considéré et augmenté des interventions de l'assurance maladie du dernier exercice connu pour les médicaments délivrés aux patients hospitalisés ;
   T = 2,68 %.]1

  
Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget.
Sous-section 3. - Sous-partie A3 du budget.
Onderafdeling 3. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
Sous-section 3. REGION_DE_BRUXELLES-CAPITALE.
Art.31. § 1. De investeringslasten die gedekt worden door Onderdeel A3 van het budget, worden afgeschreven overeenkomstig de bepalingen en de termijnen waarin [1 het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen]1 voorziet.
  § 2. [3 Onverminderd andersluidende bepalingen worden afschrijvingen voor de lasten van opbouw, verbouwing, uitrusting en apparatuur, berekend op de werkelijke investeringswaarden, verminderd met de niet verkregen toelagen verleend door de overheden die op basis van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid.
   Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt, of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.
   In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %.
   Wanneer het bovengenoemde bewijs niet is geleverd of er geen subsidie werd verkregen, wordt er met de afschrijvingen van de kosten voor opbouw of verbouwing en de erop betrekking hebbende financiële leningslasten geen rekening gehouden.
   Wat de afschrijvingen voor de lasten van opbouw en verbouwing betreft en de financiële lasten die daarop betrekking hebben, wordt enkel rekening gehouden met de werken die betrekking hebben op de architectonische normen, voorzien in de koninklijke besluiten houdende vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de betrokken medisch-technische diensten moeten voldoen. Er wordt eveneens rekening gehouden met de afschrijvingslasten en de financiële lasten die op de grote onderhoudswerken betrekking hebben.]3

  § 3. In afwijking van §§ 1 en 2, worden de lasten van de uitrusting en apparatuur forfaitaire als volgt gedekt :
  1° voor de magnetische resonatietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, geïnstalleerd in een erkende dienst voor beeldvorming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 26 februari 1991, wordt er een bedrag van 148 736,11 EUR toegekend.
  De voornoemde forfaits worden toegekend gedurende een periode van 7 jaar, vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. Het betrokken jaar zal worden bepaald nadat het ziekenhuis de aankoopfactuur heeft overgelegd. Indien een investering voor vervanging of upgrading waarvan de waarde minstens 50 % vertegenwoordigt van de nieuwwaarde van de apparatuur wordt uitgevoerd binnen de 10 jaar vanaf de aankoopdatum van de oorspronkelijke apparatuur, blijven voornoemde forfaits behouden na de voornoemde periode van 7 jaar, en dit voor een nieuwe periode van 7 jaar. Het bewijs van deze investering wordt bepaald door de overlegging van de betrokken factuur.
  [2 Op 1 januari 2012 wordt het hierboven genoemde bedrag verlaagd met 3.554,74 euro per gefinancierde apparatuur.]2
  2° [4 voor de apparatuur geïnstalleerd in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt de hierna vermelde financiering toegekend:
   a) voor elke erkende dienst wordt op basis van de gegevens van het laatst bekende dienstjaar een aantal punten berekend zoals vermeld in artikel 49, 2° ;
   b) het aantal bestralingsapparaten wordt als volgt bepaald:
   - minder dan 1.125 punten: 1 bestralingsapparaat,
   - van 1.125 tot 1.874 punten: 2 bestralingsapparaten,
   - van 1.875 tot 2.624 punten: 3 bestralingsapparaten,
   - van 2.625 tot 3.374 punten: 4 bestralingsapparaten,
   - van 3.375 tot 4.124 punten: 5 bestralingsapparaten,
   - van 4.125 tot 4.874 punten: 6 bestralingsapparaten
   en een bijkomend toestel per aanvullende schijf van 750 punten;
   c) [5 de bestralingsapparatuur wordt gevaloriseerd ten bedrage van 90.000 euro, met dien verstande dat zij in exploitatie is en enkel mag bestaan uit een lineaire versneller of een `gamma knife' apparaat.]5
   d) het budget is gelijk aan het aantal apparaten vermenigvuldigd met de waarde in het hierboven vermelde punt c);
   e) het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien;
   f) de financiering van het apparaat wordt gedurende een periode van 10 jaar toegekend vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. ".
   Op 1 januari 2012 wordt het genoemde bedrag onder c) verlaagd met 2.150,97 euro per gefinancierde apparatuur.]4

  3° voor de tomograaf met positron-emissie (PET-scanner), geïnstalleerd in een dienst voor nucleaire geneeskunde, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2000, wordt er een forfaitair bedrag van 282.598,62 EUR toegekend.
  
Art.31. § 1. Les charges d'investissement couvertes par la Sous-partie A3 du budget sont amorties conformément aux dispositions et dans les délais prévus par [1 l'arrêté royal du 19 juin 2007 relatif aux comptes annuels des hôpitaux].-1
  § 2. [3 Sauf dispositions contraires, les amortissements des charges de construction, d'aménagement, d'équipement et d'appareillage calculés sur les valeurs d'investissement réelles sont diminués des subsides à fonds perdus accordés par les autorités compétentes pour la politique de santé sur la base des articles 128, 130 et 135 de la Constitution.
   Ces subventions doivent être prouvées par la décision de l'autorité concernée compétente en cette matière, visée à l'article 7 de l'arrêté royal du 4 mai 1999 déterminant les critères généraux pour la fixation et l'approbation du calendrier visé à l'article 46bis, alinéa premier, de la loi sur les hôpitaux pour l'autorité compétente en matière de politique de santé sur base des articles 128, 130 et 135 de la Constitution. Lorsque la preuve précitée n'est pas fournie ou qu'il n'y a pas eu de subvention, les charges d'amortissement ne sont pas prises en compte.
   En cas d'application de l'article 3, § 1erbis de l'arrêté royal du 13 décembre 1966 déterminant le taux et certaines conditions d'octroi des subventions pour la construction, le reconditionnement, l'équipement et l'appareillage d'hôpitaux, le pourcentage de 40 % est porté à 90 %.
   Lorsque la preuve précitée n'est pas fournie ou qu'il n'y a pas eu de subvention, les amortissements des coûts de construction ou d'aménagement et les charges financières d'emprunt s'y rapportant ne sont pas prises en compte.
   En ce qui concerne les amortissements des charges de construction et d'aménagement et les charges financières des emprunts s'y rapportant, sont uniquement retenus les travaux se rapportant aux normes architecturales prévues par les arrêtés royaux fixant les normes d'agrément auxquelles doivent répondre les différents services médico-techniques concernés. Sont également retenues, les charges d'amortissements et les charges financières se rapportant aux gros travaux d'entretien.]3

  § 3. Par dérogation aux §§ 1 et 2, les charges des équipements et appareillages sont couvertes forfaitairement de la manière suivante :
  1° pour le tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré installé dans un service d'imagerie agréé conformément à l'arrêté royal du 27 octobre 1989 fixant les normes auxquelles un service où est installé un tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, modifié par l'arrêté royal du 26 février 1991, un montant de 148 736,11 EUR est alloué.
  Le forfait précité est accordé pendant une période de 7 ans, débutant l'année qui suit celle où l'investissement est réalisé. Ladite année sera déterminée sur production par l'hôpital de la facture d'achat. Si un investissement de remplacement ou d'upgrading, dont la valeur représente au moins 50 % de la valeur à neuf de l'appareillage, est effectué dans les 10 ans à partir de la date d'achat de l'appareillage initial, les forfaits précités sont maintenus au-delà des 7 ans précités et ce, pour une nouvelle période de 7 ans. La preuve de cet investissement est déterminée par la production de la facture concernée.
  [2 Au 1er janvier 2012, le montant susmentionné est diminué de 3.554,74 euros par appareillage financé.]2
  2° [4 pour l'appareillage installé dans un service de radiothérapie agréé conformément à l'arrêté royal du 5 avril 1991 fixant les normes auxquelles un service de radiothérapie doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, il est attribué le financement ci-après :
   a) pour chaque service agréé, il est calculé un nombre de points comme mentionné à l'article 49, 2°, sur base des données du dernier exercice connu;
   b) le nombre d'appareillage d'irradiation est déterminé comme suit :
   - moins de 1.125 points : 1 appareillage d'irradiation,
   - de 1.125 à 1.874 points : 2 appareillages d'irradiation,
   - de 1.875 à 2.624 points : 3 appareillages d'irradiation,
   - de 2.625 à 3.374 points : 4 appareillages d'irradiation,
   - de 3.375 à 4.124 points : 5 appareillages d'irradiation,
   - de 4.125 à 4.874 points : 6 appareillages d'irradiation
   et un appareillage supplémentaire par tranche supplémentaire de 750 points;
   c) [5 l'appareillage d'irradiation est valorisé à raison de 90.000 euros, étant entendu qu'il doit être en exploitation et ne peut être qu'un accélérateur linéaire ou un appareillage `gamma knife';]5
   d) le budget est égal au nombre d'appareillage multiplié par la valeur du point c) ci-dessus;
   e) le montant octroyé au 1er juillet de chaque exercice revêt un caractère provisoire. L'exercice terminé, il est revu en fonction des données de l'exercice considéré;
   f) le financement de l'appareillage est accordé pendant une période de 10 ans débutant l'année qui suit celle où l'investissement est réalisé.
   Au 1er janvier 2012, le montant mentionné au c) est diminué de 2.150,97 euros par appareillage financé.]4

  3° pour le tomographe à émission de positrons (PET scanner) installé dans un service de médecine nucléaire agréé conformément à l'arrêté royal du 12 août 2000, un montant forfaitaire de 282 598,62 EUR est alloué.
  
Art. 31_VLAAMS_GEWEST.   § 1. De investeringslasten die gedekt worden door Onderdeel A3 van het budget, worden afgeschreven overeenkomstig de bepalingen en de termijnen waarin [1 het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen]1 voorziet.
   § 2. [3 Onverminderd andersluidende bepalingen worden afschrijvingen voor de lasten van opbouw, verbouwing, uitrusting en apparatuur, berekend op de werkelijke investeringswaarden, verminderd met de niet verkregen toelagen verleend door de overheden die op basis van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid.
   Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt, of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.
   In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %.
   Wanneer het bovengenoemde bewijs niet is geleverd of er geen subsidie werd verkregen, wordt er met de afschrijvingen van de kosten voor opbouw of verbouwing en de erop betrekking hebbende financiële leningslasten geen rekening gehouden.
   Wat de afschrijvingen voor de lasten van opbouw en verbouwing betreft en de financiële lasten die daarop betrekking hebben, wordt enkel rekening gehouden met de werken die betrekking hebben op de architectonische normen, voorzien in de koninklijke besluiten houdende vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de betrokken medisch-technische diensten moeten voldoen. Er wordt eveneens rekening gehouden met de afschrijvingslasten en de financiële lasten die op de grote onderhoudswerken betrekking hebben.]3

   § 3. In afwijking van §§ 1 en 2, worden de lasten van de uitrusting en apparatuur forfaitaire als volgt gedekt :
   1° voor de magnetische resonatietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, geïnstalleerd in een erkende dienst voor beeldvorming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 26 februari 1991, wordt er een bedrag van [8 114.188,92 euro]8 toegekend.
   De voornoemde forfaits worden toegekend gedurende een periode van 7 jaar, vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. Het betrokken jaar zal worden bepaald nadat het ziekenhuis de aankoopfactuur heeft overgelegd. Indien een investering voor vervanging of upgrading waarvan de waarde minstens 50 % vertegenwoordigt van de nieuwwaarde van de apparatuur wordt uitgevoerd binnen de 10 jaar vanaf de aankoopdatum van de oorspronkelijke apparatuur, blijven voornoemde forfaits behouden na de voornoemde periode van 7 jaar, en dit voor een nieuwe periode van 7 jaar. Het bewijs van deze investering wordt bepaald door de overlegging van de betrokken factuur.
   [6 ...]6
   2° [4 voor de apparatuur geïnstalleerd in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt de hierna vermelde financiering toegekend:
   a) voor elke erkende dienst wordt op basis van de gegevens van het laatst bekende dienstjaar een aantal punten berekend zoals vermeld in artikel 49, 2° ;
   b) het aantal bestralingsapparaten wordt als volgt bepaald:
   - minder dan 1.125 punten: 1 bestralingsapparaat,
   - van 1.125 tot 1.874 punten: 2 bestralingsapparaten,
   - van 1.875 tot 2.624 punten: 3 bestralingsapparaten,
   - van 2.625 tot 3.374 punten: 4 bestralingsapparaten,
   - van 3.375 tot 4.124 punten: 5 bestralingsapparaten,
   - van 4.125 tot 4.874 punten: 6 bestralingsapparaten
   en een bijkomend toestel per aanvullende schijf van 750 punten;
   c) [5 de bestralingsapparatuur wordt gevaloriseerd ten bedrage van 90.000 euro, met dien verstande dat zij in exploitatie is en enkel mag bestaan uit een lineaire versneller of een `gamma knife' apparaat.]5
   d) het budget is gelijk aan het aantal apparaten vermenigvuldigd met de waarde in het hierboven vermelde punt c);
   e) het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien;
   f) de financiering van het apparaat wordt gedurende een periode van 10 jaar toegekend vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. ".
   Op 1 januari 2012 wordt het genoemde bedrag onder c) verlaagd met 2.150,97 euro per gefinancierde apparatuur.]4

   3° voor de tomograaf met positron-emissie (PET-scanner), geïnstalleerd in een dienst voor nucleaire geneeskunde, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2000, wordt er een forfaitair bedrag van [6 200.000 euro]6 toegekend;
  [7 Voor het tweede toestel in universitaire ziekenhuizen, dat dient voor translationeel onderzoek en opleiding, wordt dat forfaitaire bedrag beperkt tot 100.000 euro.]7
  
Art. 31 _COMMUNAUTE_FLAMANDE.
  § 1. Les charges d'investissement couvertes par la Sous-partie A3 du budget sont amorties conformément aux dispositions et dans les délais prévus par [1 l'arrêté royal du 19 juin 2007 relatif aux comptes annuels des hôpitaux].-1
  § 2. [3 Sauf dispositions contraires, les amortissements des charges de construction, d'aménagement, d'équipement et d'appareillage calculés sur les valeurs d'investissement réelles sont diminués des subsides à fonds perdus accordés par les autorités compétentes pour la politique de santé sur la base des articles 128, 130 et 135 de la Constitution.
   Ces subventions doivent être prouvées par la décision de l'autorité concernée compétente en cette matière, visée à l'article 7 de l'arrêté royal du 4 mai 1999 déterminant les critères généraux pour la fixation et l'approbation du calendrier visé à l'article 46bis, alinéa premier, de la loi sur les hôpitaux pour l'autorité compétente en matière de politique de santé sur base des articles 128, 130 et 135 de la Constitution. Lorsque la preuve précitée n'est pas fournie ou qu'il n'y a pas eu de subvention, les charges d'amortissement ne sont pas prises en compte.
   En cas d'application de l'article 3, § 1erbis de l'arrêté royal du 13 décembre 1966 déterminant le taux et certaines conditions d'octroi des subventions pour la construction, le reconditionnement, l'équipement et l'appareillage d'hôpitaux, le pourcentage de 40 % est porté à 90 %.
   Lorsque la preuve précitée n'est pas fournie ou qu'il n'y a pas eu de subvention, les amortissements des coûts de construction ou d'aménagement et les charges financières d'emprunt s'y rapportant ne sont pas prises en compte.
   En ce qui concerne les amortissements des charges de construction et d'aménagement et les charges financières des emprunts s'y rapportant, sont uniquement retenus les travaux se rapportant aux normes architecturales prévues par les arrêtés royaux fixant les normes d'agrément auxquelles doivent répondre les différents services médico-techniques concernés. Sont également retenues, les charges d'amortissements et les charges financières se rapportant aux gros travaux d'entretien.]3

  § 3. Par dérogation aux §§ 1 et 2, les charges des équipements et appareillages sont couvertes forfaitairement de la manière suivante :
  1° pour le tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré installé dans un service d'imagerie agréé conformément à l'arrêté royal du 27 octobre 1989 fixant les normes auxquelles un service où est installé un tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, modifié par l'arrêté royal du 26 février 1991, un montant de [8 114.188,92 euros]8 est alloué.
  Le forfait précité est accordé pendant une période de 7 ans, débutant l'année qui suit celle où l'investissement est réalisé. Ladite année sera déterminée sur production par l'hôpital de la facture d'achat. Si un investissement de remplacement ou d'upgrading, dont la valeur représente au moins 50 % de la valeur à neuf de l'appareillage, est effectué dans les 10 ans à partir de la date d'achat de l'appareillage initial, les forfaits précités sont maintenus au-delà des 7 ans précités et ce, pour une nouvelle période de 7 ans. La preuve de cet investissement est déterminée par la production de la facture concernée.
  [6 ...]6
  2° [4 pour l'appareillage installé dans un service de radiothérapie agréé conformément à l'arrêté royal du 5 avril 1991 fixant les normes auxquelles un service de radiothérapie doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, il est attribué le financement ci-après :
   a) pour chaque service agréé, il est calculé un nombre de points comme mentionné à l'article 49, 2°, sur base des données du dernier exercice connu;
   b) le nombre d'appareillage d'irradiation est déterminé comme suit :
   - moins de 1.125 points : 1 appareillage d'irradiation,
   - de 1.125 à 1.874 points : 2 appareillages d'irradiation,
   - de 1.875 à 2.624 points : 3 appareillages d'irradiation,
   - de 2.625 à 3.374 points : 4 appareillages d'irradiation,
   - de 3.375 à 4.124 points : 5 appareillages d'irradiation,
   - de 4.125 à 4.874 points : 6 appareillages d'irradiation
   et un appareillage supplémentaire par tranche supplémentaire de 750 points;
   c) [5 l'appareillage d'irradiation est valorisé à raison de 90.000 euros, étant entendu qu'il doit être en exploitation et ne peut être qu'un accélérateur linéaire ou un appareillage `gamma knife';]5
   d) le budget est égal au nombre d'appareillage multiplié par la valeur du point c) ci-dessus;
   e) le montant octroyé au 1er juillet de chaque exercice revêt un caractère provisoire. L'exercice terminé, il est revu en fonction des données de l'exercice considéré;
   f) le financement de l'appareillage est accordé pendant une période de 10 ans débutant l'année qui suit celle où l'investissement est réalisé.
   Au 1er janvier 2012, le montant mentionné au c) est diminué de 2.150,97 euros par appareillage financé.]4

  3° pour le tomographe à émission de positrons (PET scanner) installé dans un service de médecine nucléaire agréé conformément à l'arrêté royal du 12 août 2000, un montant forfaitaire de [6 200.000 euros]6 est alloué;
  [7 pour l'appareillage supplémentaire dans les hôpitaux universitaires, qui est utilisé pour la recherche translationnelle et la formation, ce montant forfaitaire est limité à 100.000 euros.]7.
  
Art. 31_WAALS_GEWEST.    § 1.[6 ...]6
  § 2. [6 ...]6
  § 3. In afwijking van §§ 1 en 2, worden de lasten van de uitrusting en apparatuur forfaitaire als volgt gedekt :
  1° voor de magnetische resonatietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, geïnstalleerd in een erkende dienst voor beeldvorming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 26 februari 1991, wordt er een bedrag van [7 125.823,85 EUR]7 toegekend.
  De voornoemde forfaits worden toegekend gedurende een periode van 7 jaar, vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. Het betrokken jaar zal worden bepaald nadat het ziekenhuis de aankoopfactuur heeft overgelegd. Indien een investering voor vervanging of upgrading waarvan de waarde minstens 50 % vertegenwoordigt van de nieuwwaarde van de apparatuur wordt uitgevoerd binnen de 10 jaar vanaf de aankoopdatum van de oorspronkelijke apparatuur, blijven voornoemde forfaits behouden na de voornoemde periode van 7 jaar, en dit voor een nieuwe periode van 7 jaar. Het bewijs van deze investering wordt bepaald door de overlegging van de betrokken factuur.
  [2 Op 1 januari 2012 wordt het hierboven genoemde bedrag verlaagd met 3.554,74 euro per gefinancierde apparatuur.]2
  2° [4 voor de apparatuur geïnstalleerd in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt de hierna vermelde financiering toegekend:
   a) voor elke erkende dienst wordt op basis van de gegevens van het laatst bekende dienstjaar een aantal punten berekend zoals vermeld in artikel 49, 2° ;
   b) het aantal bestralingsapparaten wordt als volgt bepaald:
   - minder dan 1.125 punten: 1 bestralingsapparaat,
   - van 1.125 tot 1.874 punten: 2 bestralingsapparaten,
   - van 1.875 tot 2.624 punten: 3 bestralingsapparaten,
   - van 2.625 tot 3.374 punten: 4 bestralingsapparaten,
   - van 3.375 tot 4.124 punten: 5 bestralingsapparaten,
   - van 4.125 tot 4.874 punten: 6 bestralingsapparaten
   en een bijkomend toestel per aanvullende schijf van 750 punten;
   c) [5 de bestralingsapparatuur wordt gevaloriseerd ten bedrage van 90.000 euro, met dien verstande dat zij in exploitatie is en enkel mag bestaan uit een lineaire versneller of een `gamma knife' apparaat.]5
   d) het budget is gelijk aan het aantal apparaten vermenigvuldigd met de waarde in het hierboven vermelde punt c);
   e) het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien;
   f) de financiering van het apparaat wordt gedurende een periode van 10 jaar toegekend vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. ".
   Op 1 januari 2012 wordt het genoemde bedrag onder c) verlaagd met 2.150,97 euro per gefinancierde apparatuur.]4

  3° voor de tomograaf met positron-emissie (PET-scanner), geïnstalleerd in een dienst voor nucleaire geneeskunde, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2000, wordt er een forfaitair bedrag van 282.598,62 EUR toegekend.
Art. 31 _REGION_WALLONNE.
  § 1. [6 ...]6
  § 2. [6 ...]6
  § 3. Par dérogation aux §§ 1 et 2, les charges des équipements et appareillages sont couvertes forfaitairement de la manière suivante :
  1° pour le tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré installé dans un service d'imagerie agréé conformément à l'arrêté royal du 27 octobre 1989 fixant les normes auxquelles un service où est installé un tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, modifié par l'arrêté royal du 26 février 1991, un montant de [7 125.823,85 EUR]7 est alloué.
  Le forfait précité est accordé pendant une période de 7 ans, débutant l'année qui suit celle où l'investissement est réalisé. Ladite année sera déterminée sur production par l'hôpital de la facture d'achat. Si un investissement de remplacement ou d'upgrading, dont la valeur représente au moins 50 % de la valeur à neuf de l'appareillage, est effectué dans les 10 ans à partir de la date d'achat de l'appareillage initial, les forfaits précités sont maintenus au-delà des 7 ans précités et ce, pour une nouvelle période de 7 ans. La preuve de cet investissement est déterminée par la production de la facture concernée.
  [2 Au 1er janvier 2012, le montant susmentionné est diminué de 3.554,74 euros par appareillage financé.]2
  2° [4 pour l'appareillage installé dans un service de radiothérapie agréé conformément à l'arrêté royal du 5 avril 1991 fixant les normes auxquelles un service de radiothérapie doit répondre pour être agréé comme service médico-technique lourd au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, il est attribué le financement ci-après :
   a) pour chaque service agréé, il est calculé un nombre de points comme mentionné à l'article 49, 2°, sur base des données du dernier exercice connu;
   b) le nombre d'appareillage d'irradiation est déterminé comme suit :
   - moins de 1.125 points : 1 appareillage d'irradiation,
   - de 1.125 à 1.874 points : 2 appareillages d'irradiation,
   - de 1.875 à 2.624 points : 3 appareillages d'irradiation,
   - de 2.625 à 3.374 points : 4 appareillages d'irradiation,
   - de 3.375 à 4.124 points : 5 appareillages d'irradiation,
   - de 4.125 à 4.874 points : 6 appareillages d'irradiation
   et un appareillage supplémentaire par tranche supplémentaire de 750 points;
   c) [5 l'appareillage d'irradiation est valorisé à raison de 90.000 euros, étant entendu qu'il doit être en exploitation et ne peut être qu'un accélérateur linéaire ou un appareillage `gamma knife';]5
   d) le budget est égal au nombre d'appareillage multiplié par la valeur du point c) ci-dessus;
   e) le montant octroyé au 1er juillet de chaque exercice revêt un caractère provisoire. L'exercice terminé, il est revu en fonction des données de l'exercice considéré;
   f) le financement de l'appareillage est accordé pendant une période de 10 ans débutant l'année qui suit celle où l'investissement est réalisé.
   Au 1er janvier 2012, le montant mentionné au c) est diminué de 2.150,97 euros par appareillage financé.]4

  3° pour le tomographe à émission de positrons (PET scanner) installé dans un service de médecine nucléaire agréé conformément à l'arrêté royal du 12 août 2000, un montant forfaitaire de 282 598,62 EUR est alloué.
Art. 31bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 In afwijking van artikel 31 worden de volgende lasten niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het budget van financiële middelen,
   1° de lasten, vermeld in paragraaf 2 van het voormelde artikel, die op zijn vroegst vanaf 1 januari 2016 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn;
   2° de lasten betreffende de installatie of upgrading van een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, vermeld in paragraaf 3, 1°, van het voormelde artikel, als die installatie of upgrading op zijn vroegst vanaf 1 januari 2015 plaatsheeft en als die upgrading op zijn vroegst plaatsheeft in het achtste jaar na dat van de installatie van het apparaat;
   3° de lasten betreffende de installatie van bestralingsapparatuur en van een tomograaf met positron-emissie, vermeld in paragraaf 3, 2° en 3°, van het voormelde artikel, als die installatie op zijn vroegst vanaf 1 januari 2015 plaatsheeft.
   Het eerste lid is niet van toepassing op de lasten betreffende investeringen, vermeld in artikel 47/9, § 4, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.]1

  
Art. 31bis _REGION_FLAMANDE.
  [1 Par dérogation à l'article 31 les charges suivantes ne sont pas prises en compte pour la fixation du budget des moyens financiers :
   1° les charges, visées au § 2 de l'article précité, qui sont amortissables pour la première fois le 1er janvier 2016 ;
   2° les charges de l'installation ou de la mise à niveau d'un tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré, visé au § 3, 1° de l'article précité, si cette installation ou mise à niveau a lieu au plus tôt le 1er janvier 2015 et que cette mise à niveau a lieu au plus tôt dans la huitième année après celle de l'installation de l'appareil ;
   3° les charges de l'installation d'appareillage d'irradiation et d'un tomographe à émission de positrons, visés au § 3, 2° et 3° de l'article précité, si cette installation a lieu au plus tôt le 1er janvier 2015.
   L'alinéa 1er ne s'applique pas aux charges des investissements, visés à l'article 47/9, § 4, alinéa 1er, 2° de la loi spéciale du 16 janvier 1986 relative au financement des Communautés et des Régions.]1

  
Afdeling II. - Deel B van het budget.
Section II. - Partie B du budget.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Sous-section 1. - Dispositions générales.
Rubriek 1. - Onderdeel B1.
Rubrique 1. - Sous-partie B1.
Art.32. De door Onderdeel B1 van het budget gedekte kosten worden forfaitair gefinancierd overeenkomstig de onderstaande artikelen 37 tot 44.
Art.32. Les couts couverts par la Sous-partie B1 du budget sont financés forfaitairement conformément aux dispositions des articles 37 à 44, ci-après.
Art.33. § 1. Van de in artikel 32 bedoelde forfaitaire financiering worden die ziekenhuizen uitgesloten waarin uitsluitend voor kinderen of uitsluitend met betrekking tot tumoren gespecialiseerde heelkundige en geneeskundige verstrekkingen uitgevoerd worden. Met deze categorie van ziekenhuizen worden de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden gelijkgesteld. In dit geval blijven de ziekenhuizen met dergelijke eenheden, voor de andere types ziekenhuisdiensten, vallen onder de bepalingen van artikel 32.
  § 2. Worden eveneens uitgesloten van de in artikel 32 bedoelde forfaitaire financiering de ziekenhuizen waarvan de erkende bedden bij het begin van het dienstjaar waarop het budget wordt vastgesteld, met 25 % is toegenomen of verminderd tov het gemiddelde aantal erkende bedden van het jaar waarop de gegevens slaan, gebruikt voor de vaststelling van het aantal in artikel 46 bedoelde verantwoorde bedden.
  § 3. Het in §§ 1 en 2 bedoelde budget B1 van de ziekenhuizen wordt vastgesteld als volgt :
  - voor de ziekenhuizen bedoeld onder § 1, eerste zin en § 2 wordt de waarde op 30 juni dat het dienstjaar van de vaststelling van Onderdeel B1 voorafgaat, behouden;
  - voor de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden is de waarde per bed van het budget B1 gelijk aan 77 993,2 EUR voor de privé-ziekenhuizen en aan 79 006,44 EUR voor de openbare ziekenhuizen (index 1 januari 2002).
  (Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend :
  X = A/B*C
  waarbij :
  A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006)
  B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen
  C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 290 tot 299 van het ziekenhuis.) <KB 2006-11-10/43, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  [1 Vanaf 1 januari 2024 wordt het beschikbare budget voor de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden verminderd met een bedrag van 2.500,56 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden in functie van hun aandeel in dit beschikbare budget.]1
  
Art.33. § 1. Sont exclus du financement forfaitaire, visé à l'article 32, les hôpitaux où sont effectuées à la fois des prestations chirurgicales et médicales exclusivement pour enfants ou exclusivement en rapport avec les tumeurs. Sont assimilés à cette catégorie d'hôpitaux les unités de traitement de grands brûlés. Dans ce cas, les hôpitaux où sont situées ces unités restent, pour les autres types de services hospitaliers, visés par les dispositions de l'article 32.
  § 2. Sont également exclus du financement forfaitaire, visé à l'article 32, les hôpitaux dont le nombre de lits agréés au début de l'exercice de fixation du budget est augmenté ou diminué de 25 % par rapport au nombre de lits moyen agréés de l'année à laquelle se rapportent les données utilisées pour la détermination du nombre de lits justifiés visés à l'article 46.
  § 3. Le budget B1 des hôpitaux visés aux §§ 1 et 2 est fixé comme suit :
  - pour les hôpitaux visés dans le § 1 première phrase et le § 2, la valeur au 30 juin qui précède l'exercice de fixation de la Sous-partie B1 est maintenue;
  - pour les unités de grands brûlés, la valeur par lit du budget B1 est égale à 77 993,2 EUR pour les hôpitaux privés et 79 006,44 EUR pour les hôpitaux publics (index 1er janvier 2002).
  (A partir du 1er juillet 2006, pour couvrir l'augmentation des coûts énergétiques, il est octroyé aux unités de traitement de grands brûlés un montant forfaitaire (X) calculé comme suit :
  X = A/B*C
  où :
  A = budget disponible pour tous les hôpitaux du Royaume de 4.434.000 EUR (index 1er juillet 2006)
  B = total des m2 des centres de frais 020 à 499 de tous les hôpitaux
  C = total des m2 des centres de frais 290 à 299 de l'hôpital.) <AR 2006-11-10/43, art. 4, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  [1 A partir du 1er janvier 2024, le budget disponible pour les unités de grands brûlés est diminué d'un montant de 2.500,56 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les unités de grands brûlés en fonction de leur part dans ce budget disponible.]1
  
Art.34. Voor de berekening van de in artikel 32 bedoelde forfaitaire financiering worden er op basis van de in artikel 37 bepaalde kenmerken 5 groepen van ziekenhuizen opgericht.
Art.34. Pour le calcul du financement forfaitaire visé à l'article 32, il est constitué 5 groupes d'hôpitaux sur base des caractéristiques définies à l'article 37.
Art.35. § 1. Voor de toepassing van de kenmerken op de ziekenhuizen die, benevens een Sp-dienst of een eenheid voor de behandeling van zware brandwonden, over andere types ziekenhuisdiensten beschikken, worden de Sp-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden niet in aanmerking genomen.
  § 2. De bepalingen van afdeling II zijn afzonderlijk van toepassing op alle Sp-diensten en de psychiatrische ziekenhuizen
Art.35. § 1. Pour l'application des caractéristiques aux hôpitaux qui disposent, outre un service Sp ou une unité de grands brûlés, d'autres types de services hospitaliers, les services Sp et les unités de grands brûlés ne sont pas pris en considération.
  § 2. Les dispositions de la Section II s'appliquent séparément à tous les services Sp et aux hôpitaux psychiatriques.
Rubriek 2. - Onderdeel B2.
Rubrique 2. - Sous-partie B20.
Art.36. Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen wordt bepaald op basis van een systeem van basispunten en bijkomende punten ten opzichte van de verantwoorde activiteiten van het klassieke hospitalisatie en het chirurgisch dagziekenhuis.
Art.36. La Sous-partie B2 du budget des moyens financiers est déterminée sur base d'un système de points de base et de points supplémentaires par rapport aux activités justifiées de l'hospitalisation classique et de l'hospitalisation de jour chirurgicale.
Onderafdeling 2. - Onderdeel B1 van het budget van de acute ziekenhuizen.
Sous-section 2. - Sous-partie B1 du budget des hôpitaux aigus.
Rubriek 1. - Samenstelling van de ziekenhuisgroepen.
Rubrique 1. - Composition des groupes d'hôpitaux.
Art.37. Bij toepassing van artikel 34, worden de groepen van ziekenhuizen op basis van de volgende kenmerken gevormd :
  a) het al dan niet-universitaire karakter van het ziekenhuis;
  b) de grootte van het ziekenhuis.
Art.37. En application de l'article 34, des groupes d'hôpitaux sont formés sur base des caractéristiques suivantes :
  a) le caractère universitaire ou non de l'hôpital;
  b) la taille de l'hôpital.
Art.38. <KB 2003-06-04/31, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> Als ziekenhuis met universitair karakter worden beschouwd de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1°, alsook de ziekenhuizen waarvan 75 % van de bedden als universitair wordt aangewezen.
Art.38. <AR 2003-06-04/31, art. 4, 005; En vigueur : 01-07-2003> Sont considérés comme un hôpital ayant un caractère universitaire les hôpitaux visés à l'article 7, 2°, g), 1°, ainsi que les hôpitaux dont 75 % des lits sont désignés comme universitaires.
Art.39. Onder de grootte van een ziekenhuis wordt verstaan het aantal bestaande en erkende bedden op 1 januari voorafgaand aan het jaar waarin het budget werd vastgesteld.
Art.39. Il faut entendre par taille de l'hôpital, le nombre de lits agréés et existants au 1er janvier précédant l'exercice de fixation du budget.
Art.40. Er worden vijf groepen van ziekenhuizen opgericht, te weten :
  1. de groep van ziekenhuizen met een universitair karakter, zoals bedoeld in artikel 38;
  2. de groep van ziekenhuizen met minder dan 200 bedden;
  3. de groep van ziekenhuizen van 200 tot 299 bedden;
  4. de groep van ziekenhuizen met 300 tot 449 bedden;
  5. de groep van ziekenhuizen met 450 bedden en meer.
Art.40. Il est constitué cinq groupes d'hôpitaux, à savoir :
  1. le groupe des hôpitaux avec un caractère universitaire, comme visé à l'article 38;
  2. le groupe des hôpitaux de moins de 200 lits;
  3. le groupe des hôpitaux de 200 à 299 lits;
  4. le groupe des hôpitaux de 300 à 449 lits;
  5. le groupe des hôpitaux de 450 lits et plus.
Rubriek 2. - Vaststelling van het forfait B1.
Rubrique 2. - Fixation du forfait B1.
Art.41. § 1. De vaststelling van het forfait B1 van een ziekenhuis betreft de volgende gemeenschappelijke diensten :
  1. algemene kosten;
  2. onderhoud;
  3. verwarming;
  4. administratie;
  5. wasserij - linnen;
  6. voeding;
  7. internaat.
  § 2. Vallen niet onder het forfait de in de artikelen 14, 15, 16, 17 en 19 bedoelde kosten, die respectievelijk door de onderdelen B3, B4, B5, B6 en B8 gedekt worden.
Art.41. § 1. La fixation du forfait B1 d'un hôpital concerne les services communs suivants :
  1. frais généraux;
  2. entretien;
  3. chauffage;
  4. administration;
  5. buanderie - lingerie;
  6. alimentation;
  7. internat.
  § 2. Ne sont pas repris dans le forfait les frais visés aux articles 14, 15, 16, 17 et 19 couverts respectivement par les sous-parties B3, B4, B5, B6, et B8.
Art. 42. (§ 1.) Met het oog op de vaststelling van het forfait B1 worden de volgende bewerkingen uitgevoerd : <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (1e bewerking : [5 het beschikbare nationale budget van elk van de in artikel 40 bedoelde groepen wordt gevormd door de som van de budgetten waarover de ziekenhuizen van elke groep beschikken de dag die het dienstjaar voorafgaat waarin het budget B1 vastgesteld werd, voor toepassing van de 8e bewerking, en dat na aftrek van de internaatkosten.]5
  Vanaf 1 juli 2007 wordt het beschikbare nationale budget verhoogd met het bedrag van onderdeel B1 betreffende de chirurgische daghospitalisatie dat op (30 juni 2007) is toegekend teneinde de bijbehorende lasten te dekken.;) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 1°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  [8 Vanaf 1 januari 2024 wordt het beschikbare nationale budget, bedoeld in het eerste lid, verminderd met een bedrag van 689.290,20 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aandeel in dit beschikbare budget.]8
  2e bewerking : binnen elke groep wordt het beschikbare budget verdeeld over elke gemeenschappelijke dienst overeenkomstig de onderstaande percentages :
Art. 42. (§ 1er.) En vue de fixer le forfait B1, il est procédé aux opérations suivantes : <AR 2004-06-07/32, art. 3, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  (1re opération : [5 le budget national disponible de chacun des groupes dont question à l'article 40 est constitué de l'addition des budgets dont disposaient les hôpitaux de chaque groupe le jour précédent l'exercice de fixation du budget B1, avant application de la 8e opération et déduction faite des frais d'internat.]5
  A partir du 1er juillet 2007, le budget national disponible est augmenté du montant de la sous-partie B1 de l'hospitalisation chirurgicale de jour, octroyé au (30 juin 2007) en vue de couvrir les charges y afférentes.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 1°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  [8 A partir du 1er janvier 2024, le budget national disponible visé à l'alinéa 1er est diminué d'un montant de 689.290,20 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les hôpitaux concernés en fonction de leur part dans ce budget disponible.]8
  2e opération : à l'intérieur de chaque groupe, le budget disponible est réparti entre chaque service commun suivant les pourcentages ci-dessous :
Gemeenschappelijke dienstPercentage  
----    
GroepenUniv.< 200 bedden200 tot 299 bedden300 tot 449 bedden450 en meer
      
Algemene kosten66677
Onderhoud2930293030
Verwarming22222
Administratieve kosten3530292928
Wasserij-linnen1110101010
Voeding1722242223
Gemeenschappelijke dienstPercentage

Wijzigingen

GroepenUniv.< 200 bedden200 tot 299 bedden300 tot 449 bedden450 en meerAlgemene kosten66677Onderhoud2930293030Verwarming22222Administratieve kosten3530292928Wasserij-linnen1110101010Voeding1722242223
Service commun Pourcentage   
-- --   
GroupesUniv.< 200 lits200 à 299 lits300 à 449 lits450 et plus
Frais généraux66677
Entretien2930293030
Chauffage22222
Frais     
administratifs3530292928
Buanderie-lingerie1110101010
Alimentation1722242223
Service communPourcentage

Wijzigingen

GroupesUniv.< 200 lits200 à 299 lits300 à 449 lits450 et plusFrais généraux66677Entretien2930293030Chauffage22222Fraisadministratifs3530292928Buanderie-lingerie1110101010Alimentation1722242223
  3e bewerking : binnen elke groep en voor elke gemeenschappelijke dienst wordt het beschikbare budget verdeeld over de ziekenhuizen van de groep op basis van de volgende verdeelsleutels :
  1° Algemene kosten : (2/3 x A) + (1/3 x B).
  Waarbij :
  (A = het aantal m2 van de eenheid voor chirurgische daghospitalisatie en het aantal m2 van de diensten bedoeld in artikel 8, a) tot d), gewogen op basis van het aantal m2 per bed overeenkomstig de volgende formules :) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 2°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  a) voor de niet-universitaire ziekenhuizen :
  3e opération : à l'intérieur de chaque groupe et pour chaque service commun, le budget disponible est réparti entre les hôpitaux du groupe sur base des clés de répartition ci-après :
  1° Frais généraux : (2/3 x A) + (1/3 x B).
  Où :
  (A = le nombre de m2 de l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour et le nombre de m2 dans les services visés à l'article 8, a) à d), pondéré en fonction du nombre de m2 par lit suivant les formules suivantes :) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 2°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  a) pour les hôpitaux non-universitaires :
Aantal m2 per bed in de eenheden enWerkeenheden weerhouden voor de
diensten bedoeld in artikel 8algemene kosten
Mli < 48M2.i = 48 x Li
48 < Mli < 55M2.i = (48 x Li) + [1/2 (Mli - 48) x Li]
55 < MliM2.i = (51,5 x Li) + [1/4 (Mli - 55) x Li]
Aantal m2 per bed in de eenheden enWerkeenheden weerhouden voor dediensten bedoeld in artikel 8algemene kostenMli < 48M2.i = 48 x Li48 < Mli < 55M2.i = (48 x Li) + [1/2 (Mli - 48) x Li]55 < MliM2.i = (51,5 x Li) + [1/4 (Mli - 55) x Li]
Nombre de m2 par lits dans les unités et services Unités d`oeuvres retenues pour 
visés à l`article 8 les frais généraux 
Mli <48 M2.i = 48 x Li 
48 < Mli < 55 M2.i = (48 x Li) + [1/2 (Mli - 48) x Li] 
55 < Mli M2.i = (51,5 x Li) + [1/4 (Mli - 55) x Li]
Nombre de m2 par lits dans les unités et servicesUnités d`oeuvres retenues pourvisés à l`article 8les frais générauxMli <48M2.i = 48 x Li48 < Mli < 55M2.i = (48 x Li) + [1/2 (Mli - 48) x Li]55 < MliM2.i = (51,5 x Li) + [1/4 (Mli - 55) x Li]
  Waarbij :
  Mli = aantal m2 per bed in de eenheden en diensten van het ziekenhuis i bedoeld in artikel 8, a), en b);
  Li = aantal bedden in ziekenhuis i;
  M2i = aantal voor ziekenhuis i in aanmerking genomen m2.
  b) voor de universitaire ziekenhuizen :
  Où :
  Mli = nombre de m2 par lit dans les unités et services de l'hôpital i visés à l'article 8, a), et b);
  Li = nombre de lits dans l'hôpital i;
  M2i = nombre de m2 retenu pour l'hôpital i.
  b) pour les hôpitaux universitaires :
Mli < 75M2M2.i = 75 x Li
75 < Mli < 86M2.i = [(75 x Li) + (1/2 (Mli - 75)]
86 < MliM2.i = (80 x Li) + [1/4 (Mli - 86)]
Mli < 75M2M2.i = 75 x Li75 < Mli < 86M2.i = [(75 x Li) + (1/2 (Mli - 75)]86 < MliM2.i = (80 x Li) + [1/4 (Mli - 86)]
Mli < 75M2.i = 75 x Li
75 < Mli < 86M2.i = [(75 x Li) + (1/2 (Mli - 75)] x Li
86 < MliM2.i = (80 x Li) + [1/4 (Mli - 86)] x Li
Mli < 75M2.i = 75 x Li75 < Mli < 86M2.i = [(75 x Li) + (1/2 (Mli - 75)] x Li86 < MliM2.i = (80 x Li) + [1/4 (Mli - 86)] x Li
  De bovenstaande letters hebben dezelfde betekenis als in de formules vermeld onder a).
  (B = het aantal m2 berekend onder A, a) en b) waarbij het gedeelte van het operatiekwartier voor de klassieke hospitalisatie en voor de chirurgische daghospitalisatie, van de spoedgevallendiensten, de eenheid voor chirurgische daghospitalisatie en de C-, D- en E-bedden van intensieve aard in het geheel van de diensten met 25 % wordt vermeerderd en het gedeelte van de administratie met 25 % wordt verminderd.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 3°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  Om de oppervlakte van de C-, D- en E-bedden van intensieve aard te berekenen, wordt rekening gehouden met een percentage van bedden van intensieve aard, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), in verhouding tot het totaal aantal C, D en E-bedden.
  2° (Onderhoud : het aantal m2 van de in artikel 8 bedoelde diensten, gewogen volgens de formule van punt 1°, A), a), en b), vermeerderd met 50 % voor het gedeelte van het operatiekwartier voor de klassieke hospitalisatie en voor de chirurgische daghospitalisatie en met 25 % voor de eenheid chirurgische daghospitalisatie, met uitzondering van het operatiekwartier, voor de intensieve neonatologie, de spoedgevallendienst en de C, D- en E-bedden van intensieve aard in het geheel van de diensten, en verminderd met 50 % voor het gedeelte van de administratie.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 4°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  Om de oppervlakte van de C-, D- en E-bedden van intensieve aard te berekenen, wordt rekening gehouden met een percentage van bedden van intensieve aard, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), in verhouding tot het totaal aantal C-, D- en E-bedden.
  3° Verwarming : het aantal m2 van de in artikel 8 bedoelde diensten, gewogen volgens de formule van punt 1°, A), a) en b)
  4° (Administratieve kosten : het aantal resulterend uit de volgende formule :
  (A + (0,05 * J1) + [5 (0,05 * J2)]5 + 43 * P)
  waarbij :
  A = aantal opnamen in klassieke hospitalisatie en in chirurgische daghospitalisatie van het laatst bekende dienstjaar;
  J1 = aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 % voor de klassieke hospitalisatie;
  J2 = aantal ligdagen in chirurgische daghospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar;
  P = aantal verpleegkundige en verzorgende personeelsleden in de in artikel 8, a), en b), bedoelde eenheden en diensten, uitgedrukt in voltijds equivalenten. Dat aantal houdt rekening met de volgende maxima :
  - voor de verpleegeenheden, de in artikel 45, § 8, bedoelde normen, berekend op basis van de erkende bedden, vermeerderd met het krachtens de verschillende sociale akkoorden toegekende personeel;
  - voor de bedden van intensieve aard, het aantal bedden berekend overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), vermenigvuldigd met 2 voltijdse equivalenten;
  - voor het operatiekwartier mbt de klassieke hospitalisatie en de chirurgische daghospitalisatie, voor de spoedgevallendiensten en de centrale sterilisatie, het aantal punten toegekend in toepassing van artikel 46, § 3, 2°, a), b) en d), gedeeld door 2,5;
  - voor de eenheid chirurgische daghospitalisatie wordt het aantal punten, toegekend in toepassing van punt 4 van bijlage 3, gedeeld door 2,5;
  - 1 FTE hoofd van het verpleegkundig departement per ziekenhuis;
  - 1 FTE middenkader per 150 erkende bedden;
  - voor de openbare ziekenhuizen, het personeel dat wordt gefinancierd voor de vervangingen van de afwezigheden van lange duur;
  - voor de eerste werkervaringsovereenkomsten, het aantal, beperkt tot 1,8 %, van de personeelsformatie, uitgedrukt in voltijds equivalenten, dat in dienst was op 30 juni van het kalenderjaar dat het beschouwde dienstjaar voorafging;
  - voor de door het interdepartementaal Fonds voor de bevordering van de werkgelegenheid gesubsidieerde contractuelen, het aantal tewerkgestelde uitgedrukt in voltijds equivalenten die gedurende het beschouwde kalenderjaar in dienst zijn;
  - de verpleegkundige ziekenhuishygiënist(e) waarvan het aantal vastgesteld wordt in toepassing van artikel 56;
  - het in het kader van de " Sociale Maribel " aangeworven personeel;
  - het in toepassing van artikel 51 toegekende personeel;
  - het bijkomend personeel, bedoeld in artikel 15, 26° van dit besluit.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 5°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  5° (Wasserij - linnen : het aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 %, en het aantal ligdagen in chirurgische daghospitalisatie, met dien verstande dat de ligdagen in de eenheid chirurgische daghospitalisatie en in de C-, M-, [7 met inbegrip van de gerealiseerde dagen in MIC-bedden]7 NIC- en G-diensten en de D- en E-bedden van intensieve aard, gewogen worden met een coëfficiënt gelijk aan 1,25.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 6°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  Om het aantal verpleegdagen gerealiseerd in de bedden van intensieve aard te berekenen wordt er rekening gehouden met een percentage verpleegdagen, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), ten opzichte van het aantal verpleegdagen van de D- en E-diensten.
  6° (Voeding : het aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 %, en het aantal ligdagen in chirurgische daghospitalisatie, gewogen met een coëfficiënt gelijk aan 0,44.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 7°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  4e bewerking : [4 ...]4
  (5e bewerking : (geschrapt) ) <KB 2006-11-10/43, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  6e bewerking : [5 de bedragen berekend overeenkomstig de derde bewerking worden voor elk ziekenhuis opgeteld.]5
  Het aldus verkregen bedrag wordt desgevallend lineair aangepast opdat het beschikbare nationale budget voor het geheel van de ziekenhuizen toegekend wordt. Het aldus verkregen budget wordt budget B1 genoemd.
  (7e bewerking) : de overgang van het huidige budget naar budget B1 geschiedt geleidelijk. <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  De aanpassing wordt vastgesteld :
  - op 34 % van het verschil tussen het op 1 juli 2002 vastgestelde budget en het huidige in de eerste bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat;
  - op (20 %) van het verschil tussen het op 1 juli 2003 vastgestelde budget en het in de eerste bewerking bedoelde huidige budget met inbegrip evenwel van het internaat; <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  - (25 % van het verschil tussen het budget vastgesteld op 1 juli 2004 en het actueel budget volgens de 1e bewerking, maar het internaat inbegrepen;) <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  [4 - op 60 % van het verschil tussen het op 1 juli 2005 vastgestelde budget en het huidige in de 1e bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat.
   - op 100 % van het verschil tussen het op 1 juli 2006 vastgestelde budget en het huidige in de 1e bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat.]4

  (Onder huidig budget moet worden verstaan het budget waarvan sprake in de 1ste bewerking met inbegrip van het internaat. [4 ...]4. [4 ...]4.) ) <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  8e bewerking : [5 50 % van de na de 3e bewerking verkregen bedragen voor de bestanddelen algemene onkosten, onderhoud, verwarming en de administratieve kosten en 100 % van de na de 3e bewerking verkregen bedragen voor de bestanddelen was-linnen en voeding wordt aangepast door deze te delen door het aantal ligdagen, met inbegrip van de ligdagen heelkundige daghospitalisatie, gerealiseerd tijdens het referentiedienstjaar voor de berekening van de in artikel 46 bedoelde verantwoorde bedden en door ze te vermenigvuldigen met het aantal verantwoorde dagen berekend volgens de modaliteiten van bijlage 3 van dit besluit.
   Het verschil tussen de aldus verkregen bedragen en de bedragen verkregen na de derde bewerking komen in aanmerking voor 60 % vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2005. Het genoemde verschil wordt voor 100 % in aanmerking genomen vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2006.]5

  (9e bewerking) : de na de (7e en 8e bewerking) verkregen bedragen worden opgeteld. Voor het geheel van de ziekenhuizen mogen die het voor dat Onderdeel nationale beschikbare budget niet overschrijden. <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2004-03-16/37, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [5 Bij de uitkomst na de 9de bewerking worden de internaatkosten bijgeteld.]5
  (10de bewerking : voor de in artikel 33, § 1 en 2 bedoelde ziekenhuizen wordt de financiering die is toegekend om de lasten van de chirurgische daghospitalisatie te dekken, vastgesteld op de waarde op 30 juni die het dienstjaar voorafgaat waarin onderdeel B1 werd vastgesteld.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 8°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  (11e bewerking :) <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  1° Binnen de limieten van het beschikbare budget en om de sociale dienst van het ziekenhuis te versterken, wordt er :
  a) aan de ziekenhuizen waaraan bij toepassing van artikel 46 verantwoorde G-bedden toegekend worden, een forfaitair bedrag toegekend, berekend als volgt :
  A + B.
  Waarbij :
  A = 25 % van het beschikbare budget gedeeld door het aantal betrokken ziekenhuizen. Om het aantal betrokken ziekenhuizen te bepalen, worden de ziekenhuizen dewelke genieten van verantwoorde G-bedden maar niet over erkende G-bedden beschikken, geteld voor 0,25;
  B = 75 % van het beschikbare budget gedeeld door het totale aantal verantwoorde G-bedden en vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde G-bedden van het betrokken ziekenhuis.
  b) (aan alle acute ziekenhuizen een forfaitair bedrag toegekend, berekend als volgt :
  de ziekenhuizen worden in opklimmende volgorde van [3 (de in artikel 78, 1° bedoelde score)]3 in decielen gerangschikt.
  Aan elk deciel wordt de volgende vermenigvuldigingscoëfficiënt toegekend :
  1e deciel : 1,50
  2e deciel : 1,40
  3e deciel : 1,30
  4e deciel : 1,20
  5e deciel : 1,10
  6e deciel : 1,00
  7e deciel : 0,90
  8e deciel : 0,80
  9e deciel : 0,70
  10e deciel : 0,60
  - het aantal in bijlage 3 bedoelde verantwoorde dagen van het ziekenhuis wordt gewogen door de vermenigvuldigingsfactor toe te passen, die overeenstemt met de plaats die het ziekenhuis in de in het eerste gedachtenstreepje bedoelde rangschikking in decielen inneemt;
  - het beschikbare budget wordt gedeeld door het totale aantal verantwoorde dagen waarvan sprake in het tweede gedachtenstreepje en vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde dagen van het betrokken ziekenhuis.
  [1 ...]1.
  [2 Om het bedrag te behouden, moeten de ziekenhuizen het ontslagmanagement implementeren en/of ontwikkelen, overeenkomstig de beginselen bepaald door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in overleg met de ziekenhuizen en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.]2
  2° Aan de ziekenhuizen met erkende K-dag- en/of K-nachtbedden wordt er met het oog op de dekking van de lasten voor het patiëntenvervoer een forfaitair bedrag toegekend van :
  - 2 478,94 EUR voor de diensten met minder dan 5 bedden;
  - 12 394,68 EUR voor de diensten met 5 tot 10 bedden;
  - 24 789,35 EUR voor de diensten van 11 tot 15 bedden;
  - 37 184,03 EUR voor de diensten met meer dan 15 bedden.
  [1 ...]1.
  3° [6 ...]6
  (§ 2. De volgende actualisatie van de berekeningen van de 6 eerste bewerkingen gebeurt op 1 juli 2005 en vervolgens om de twee jaar.) <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (§ 3. Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan alle algemene ziekenhuizen met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend :
  X = A/B*C
  waarbij :
  A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006)
  B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen
  C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 289, 300 tot 309 en 320 tot 499 van het ziekenhuis.) <KB 2006-11-10/43, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  
  Les lettres reprises ci-dessus ont la même signification que pour les formules reprises sous a).
  (B = le nombre de m2 calculé sous A, a) et b) adapté en augmentant de 25 % la partie relative au quartier opératoire de l'hospitalisation classique et au quartier opératoire de l'hospitalisation chirurgicale de jour, aux services d'urgences, à l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour et aux lits C, D, E à caractère intensif dans l'ensemble des services et en diminuant de 25 % la partie relative à l'administration) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 3°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  Pour calculer les surfaces relatives aux lits C, D, E à caractère intensif, il est tenu compte d'un pourcentage de lits à caractère intensif tel que fixé conformément à l'article 46, § 2, 2°, c), par rapport au nombre total de lits C, D et E.
  2° (Entretien : le nombre de m2 des services visés à l'article 8, pondéré selon la formule reprise sous le point 1°, A), a) et b), augmenté de 50 % pour la partie relative au quartier opératoire de l'hospitalisation classique et de l'hospitalisation chirurgicale de jour et de 25 % pour l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour, hors quartier opératoire, la néonatologie intensive, le service d'urgence et les lits C, D, E à caractère intensif dans l'ensemble des services et diminué de 50 % pour la partie relative à l'administration.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 4°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  Pour calculer les surfaces relatives aux lits C, D, E à caractère intensif, il est tenu compte d'un pourcentage de lits à caractère intensif tel que fixé conformément a l'article 46, § 2, 2°, c), par rapport au nombre total de lits C, D et E.
  3° Chauffage : le nombre de m2 des services visés à l'article 8 pondéré selon la formule reprise sous le point 1°, A), a) et b).
  (4° Frais administratifs : le nombre résultant de la formule suivante :
  (A + (0,05 * J) + [5 (0,05 * J2)]5 + 43 * P)
  où :
  A = nombre d'admissions en hospitalisation classique et en hospitalisation chirurgicale de jour du dernier exercice connu;
  J1 = nombre de journées en hospitalisation classique réalisées durant le dernier exercice connu, limité toutefois à une occupation de 100 % pour l'hospitalisation classique;
  J2 = nombre de journées en hospitalisation chirurgicale de jour réalisées durant le dernier exercice connu;
  P = nombre de membres du personnel infirmier et soignant présents dans les unités et services visés à l'article 8, a), et b), exprimé en équivalents temps plein. Ce nombre tient compte des maxima suivants :
  - pour les unités de soins, les normes visées à l'article 45, § 8, calculées sur base des lits agréés, augmentées du personnel octroyé en vertu des différents accords sociaux;
  - pour les lits à caractère intensif, le nombre de lits calculé conformément a l'article 46, § 2, 2°, c), multiplié par 2 équivalents temps plein;
  - pour le bloc opératoire de l'hospitalisation classique et de l'hôpital chirurgical de jour, l'urgence et la stérilisation centrale, le nombre de points attribués en application de l'article 46, § 3, 2°, a), b), et d), divisé par 2,5;
  - pour l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour, le nombre de points attribués, en application du point 4 de l'annexe 3, est divisé par 2,5;
  - 1 ETP chef du département infirmier par hôpital;
  - 1 ETP cadre intermédiaire par 150 lits agréés;
  - pour les hôpitaux publics, le personnel financé pour les remplacements des absences de longue durée;
  - pour les conventions de premier emploi, le nombre limité à 1,8 % de l'effectif exprimé en équivalent temps plein occupé au 30 juin de l'année civile précédant l'exercice considéré;
  - pour les contractuels subventionnés par le Fonds budgétaire interdépartemental pour la promotion de l'emploi, le nombre exprimé en équivalents temps plein occupés pendant l'année civile considérée;
  - l'infirmier(e) en hygiène hospitalière dont le nombre est fixé en application de l'article 56;
  - le personnel recruté " Maribel Social ";
  - le personnel octroyé en application de l'article 51;
  - le personnel supplémentaire visé à l'article 15, 26° du présent arrêté.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 5°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  5° (Buanderie - lingerie : le nombre de journées d'hospitalisation classique réalisées durant le dernier exercice connu, limité toutefois à une occupation de 100 %, et le nombre de journées réalisées en hospitalisation chirurgicale de jour, étant entendu que les journées réalisées dans l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour et dans les services C, M, [7 y compris les journées réalisées dans les lits MIC,]7 NIC, G et lits D et E à caractère intensif sont pondérées par un coefficient égal à 1,25.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 6°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  Pour calculer le nombre de journées d'hospitalisation réalisé dans les lits à caractère intensif, il est tenu compte d'un pourcentage de journées d'hospitalisation, fixé conformément à l'article 46, § 2, 2°, c), par rapport au nombre de journées d'hospitalisation des services D et E.
  6° (Alimentation : le nombre de journées d'hospitalisation classique réalisées durant le dernier exercice connu, limité toutefois a une occupation de 100 % et le nombre de journées réalisées en hospitalisation chirurgicale de jour pondérées par 1 coefficient de 0,44.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 7°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  4e opération : [4 ...]4
  (5e opération (supprimée) ) <AR 2006-11-10/43, art. 5, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  6e opération) : [5 les montants calculés conformément à la 3e opération sont additionnés pour chaque hôpital.]5
  Le montant ainsi obtenu est, le cas échéant, adapté linéairement afin que pour l'ensemble des hôpitaux, le budget national disponible soit attribué. Le budget ainsi obtenu est appelé le budget B1.
  (7e opération) : le passage du budget actuel vers le budget B1 s'effectue progressivement. <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  L'ajustement est fixé à :
  - 34 % de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2002 et le budget actuel visé à la 1ère opération mais y compris l'internat;
  - (20 %) de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2003 et le budget actuel visé à la 1ère opération mais y compris l'internat; <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  - (25 % de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2004 et le budget actuel visé à la 1re opération mais y compris l'internat.) <AR 2004-06-07/32, art. 3, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  [4 - 60 % de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2005 et le budget actuel visé à la 1re opération mais y compris l'internat.
   - 100 % de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2006 et le budget actuel visé à la 1re opération mais y compris l'internat.]4

  (Par budget actuel, il faut entendre le budget dont question à la 1re opération, y compris l'internat. [4 ...]4.) [4 ...]4. <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003> <AR 2004-06-07/32, art. 3, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  8e opération : [5 50 % des montants obtenus après la 3e opération en ce qui concerne les éléments frais généraux, entretien, chauffage et Frais administratifs et 100 % des montants obtenus après la 3e opération en ce qui concerne les éléments buanderie-lingerie et alimentation sont adaptés en les divisant par le nombre de journées d'hospitalisation, en ce compris les journées d'hospitalisation chirurgicale de jour, réalisées durant l'exercice de référence pour le calcul des lits justifiés visés à l'article 46 et en les multipliant par le nombre de journées justifiées calculées selon les modalités de l'annexe 3 au présent arrêté.
   La différence entre les montants ainsi obtenus et les montants obtenus après la 3e opération sont retenus à raison de 60 % à partir de l'exercice débutant le 1er juillet 2005. La différence précitée est retenue à 100 % à partir de l'exercice débutant le 1er juillet 2006.]5

  (9e opération) : les montants obtenus après les (7e et 8e opération) sont additionnés et ne peuvent, pour l'ensemble des hôpitaux, dépasser le budget national disponible pour cette Sous-partie. <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003> <AR 2004-03-16/37, art. 2, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  [5 Au montant calculé au terme de la 9e opération sont ajoutés les frais d'internat.]5
  (10e opération : pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2, le financement accordé en vue de couvrir les charges liées à l'hospitalisation chirurgicale de jour est fixé à la valeur au 30 juin qui précède l'exercice de fixation de la sous-partie B1.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 8°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  (11e opération) : <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  1° Dans les limites du budget disponible et afin de renforcer le service social de l'hôpital, il est octroyé :
  a) aux hôpitaux pour lesquels des lits justifiés G sont attribués en application de l'article 46, un montant forfaitaire calculé comme suit :
  A + B.
  Où :
  A = 25 % du budget disponible divisé par le nombre hôpitaux concernés. Pour déterminer le nombre d'hôpitaux concernés, les hôpitaux bénéficiant de lits justifiés G mais ne disposant pas de lits agréés G sont comptés pour 0,25;
  B = 75 % du budget disponible divisé par le nombre total de lits justifiés G et multiplié par le nombre de lits justifiés G de l'hôpital concerné.
  b) (à tous les hôpitaux aigus, un montant forfaitaire calculé comme suit :
  - les hôpitaux sont classés en déciles selon la valeur croissante [3 du score déterminé à l'article 78, 1°]3.
  A chaque décile est attribué le coefficient multiplicateur suivant :
  1er décile : 1,50
  2e décile : 1,40
  3e décile : 1,30
  4e décile : 1,20
  5e décile : 1,10
  6e décile : 1,00
  7e décile : 0,90
  8e décile : 0,80
  9e décile : 0,70
  10e décile : 0,60
  - le nombre de journées justifiées de l'hôpital visées à l'annexe 3 est pondéré en y appliquant le coefficient multiplicateur correspondant à la place occupée par l'hôpital dans le classement en déciles visé au premier tiret;
  - le budget disponible est divisé par le nombre total de journées justifiées dont question au deuxième tiret et multiplié par le nombre de journées justifiées dont question au deuxième tiret de l'hôpital concerné.
  [1 ...]1.
  [2 Pour conserver ce montant, les hôpitaux doivent implémenter et/ou développer la fonction de référent hospitalier pour la continuité des soins conformément aux principes définis par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement en concertation entre les hôpitaux et le Ministre qui a le Budget des moyens financiers dans ses attributions.]2
  2° Aux hôpitaux disposant de lits agréés Kjour et/ou Knuit, il est alloué, en vue de prendre en charge les frais de transport des patients, un montant forfaitaire de :
  - 2 478,94 EUR pour les services de moins de 5 lits;
  - 12 394,68 EUR pour les services comptant de 5 à 10 lits;
  - 24 789,35 EUR pour les services comptant de 11 à 15 lits;
  - 37 184,03 EUR pour les services comptant plus de 15 lits.
  [1 ...]1.
  3° [6 ...]6
  (§ 2. La prochaine actualisation des calculs des 6 premières opérations interviendra le 1er juillet 2005 et, ensuite, tous les deux ans.) <AR 2004-06-07/32, art. 3, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  (§ 3. A partir du 1er juillet 2006, pour couvrir l'augmentation des coûts énergétiques, il est octroyé aux hôpitaux généraux hors services Sp, Sp palliatifs, G isolés et unités de traitement de grands brûlés un montant forfaitaire (X) calculé comme suit :
  X = A/B*C
  Où :
  A = budget disponible pour tous les hôpitaux du Royaume de 4.434.000 EUR (index 1er juillet 2006)
  B = total des m2 des centres de frais 020 à 499 de tous les hôpitaux
  C = total des m2 des centres de frais 020 à 289, 300 à 309 et 320 à 499 de l'hôpital.) <AR 2006-11-10/43, art. 5, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  
Art.42 TOEKOMSTIG RECHT.    (§ 1.) Met het oog op de vaststelling van het forfait B1 worden de volgende bewerkingen uitgevoerd : <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (1e bewerking : [5 het beschikbare nationale budget van elk van de in artikel 40 bedoelde groepen wordt gevormd door de som van de budgetten waarover de ziekenhuizen van elke groep beschikken de dag die het dienstjaar voorafgaat waarin het budget B1 vastgesteld werd, voor toepassing van de 8e bewerking, en dat na aftrek van de internaatkosten.]5
  Vanaf 1 juli 2007 wordt het beschikbare nationale budget verhoogd met het bedrag van onderdeel B1 betreffende de chirurgische daghospitalisatie dat op (30 juni 2007) is toegekend teneinde de bijbehorende lasten te dekken.;) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 1°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  [8 Vanaf 1 januari 2024 wordt het beschikbare nationale budget, bedoeld in het eerste lid, verminderd met een bedrag van 689.290,20 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aandeel in dit beschikbare budget.]8
  2e bewerking : binnen elke groep wordt het beschikbare budget verdeeld over elke gemeenschappelijke dienst overeenkomstig de onderstaande percentages :
Art.42 DROIT FUTUR.    (§ 1er.) En vue de fixer le forfait B1, il est procédé aux opérations suivantes : <AR 2004-06-07/32, art. 3, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  (1re opération : [5 le budget national disponible de chacun des groupes dont question à l'article 40 est constitué de l'addition des budgets dont disposaient les hôpitaux de chaque groupe le jour précédent l'exercice de fixation du budget B1, avant application de la 8e opération et déduction faite des frais d'internat.]5
  A partir du 1er juillet 2007, le budget national disponible est augmenté du montant de la sous-partie B1 de l'hospitalisation chirurgicale de jour, octroyé au (30 juin 2007) en vue de couvrir les charges y afférentes.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 1°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  [8 A partir du 1er janvier 2024, le budget national disponible visé à l'alinéa 1er est diminué d'un montant de 689.290,20 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les hôpitaux concernés en fonction de leur part dans ce budget disponible.]8
  2e opération : à l'intérieur de chaque groupe, le budget disponible est réparti entre chaque service commun suivant les pourcentages ci-dessous :
Gemeenschappelijke dienstPercentage  
----    
GroepenUniv.< 200 bedden200 tot 299 bedden300 tot 449 bedden450 en meer
      
Algemene kosten66677
Onderhoud2930293030
Verwarming22222
Administratieve kosten3530292928
Wasserij-linnen1110101010
Voeding1722242223
Gemeenschappelijke dienstPercentage

Wijzigingen

GroepenUniv.< 200 bedden200 tot 299 bedden300 tot 449 bedden450 en meerAlgemene kosten66677Onderhoud2930293030Verwarming22222Administratieve kosten3530292928Wasserij-linnen1110101010Voeding1722242223
Service commun Pourcentage   
-- --   
GroupesUniv.< 200 lits200 à 299 lits300 à 449 lits450 et plus
Frais généraux66677
Entretien2930293030
Chauffage22222
Frais     
administratifs3530292928
Buanderie-lingerie1110101010
Alimentation1722242223
Service communPourcentage

Wijzigingen

GroupesUniv.< 200 lits200 à 299 lits300 à 449 lits450 et plusFrais généraux66677Entretien2930293030Chauffage22222Fraisadministratifs3530292928Buanderie-lingerie1110101010Alimentation1722242223
  3e bewerking : binnen elke groep en voor elke gemeenschappelijke dienst wordt het beschikbare budget verdeeld over de ziekenhuizen van de groep op basis van de volgende verdeelsleutels :
  1° Algemene kosten : (2/3 x A) + (1/3 x B).
  Waarbij :
  (A = het aantal m2 van de eenheid voor chirurgische daghospitalisatie en het aantal m2 van de diensten bedoeld in artikel 8, a) tot d), gewogen op basis van het aantal m2 per bed overeenkomstig de volgende formules :) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 2°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  a) voor de niet-universitaire ziekenhuizen :
  3e opération : à l'intérieur de chaque groupe et pour chaque service commun, le budget disponible est réparti entre les hôpitaux du groupe sur base des clés de répartition ci-après :
  1° Frais généraux : (2/3 x A) + (1/3 x B).
  Où :
  (A = le nombre de m2 de l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour et le nombre de m2 dans les services visés à l'article 8, a) à d), pondéré en fonction du nombre de m2 par lit suivant les formules suivantes :) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 2°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  a) pour les hôpitaux non-universitaires :
Aantal m2 per bed in de eenheden enWerkeenheden weerhouden voor de
diensten bedoeld in artikel 8algemene kosten
Mli < 48M2.i = 48 x Li
48 < Mli < 55M2.i = (48 x Li) + [1/2 (Mli - 48) x Li]
55 < MliM2.i = (51,5 x Li) + [1/4 (Mli - 55) x Li]
Aantal m2 per bed in de eenheden enWerkeenheden weerhouden voor dediensten bedoeld in artikel 8algemene kostenMli < 48M2.i = 48 x Li48 < Mli < 55M2.i = (48 x Li) + [1/2 (Mli - 48) x Li]55 < MliM2.i = (51,5 x Li) + [1/4 (Mli - 55) x Li]
Nombre de m2 par lits dans les unités et services Unités d`oeuvres retenues pour 
visés à l`article 8 les frais généraux 
Mli <48 M2.i = 48 x Li 
48 < Mli < 55 M2.i = (48 x Li) + [1/2 (Mli - 48) x Li] 
55 < Mli M2.i = (51,5 x Li) + [1/4 (Mli - 55) x Li]
Nombre de m2 par lits dans les unités et servicesUnités d`oeuvres retenues pourvisés à l`article 8les frais générauxMli <48M2.i = 48 x Li48 < Mli < 55M2.i = (48 x Li) + [1/2 (Mli - 48) x Li]55 < MliM2.i = (51,5 x Li) + [1/4 (Mli - 55) x Li]
  Waarbij :
  Mli = aantal m2 per bed in de eenheden en diensten van het ziekenhuis i bedoeld in artikel 8, a), en b);
  Li = aantal bedden in ziekenhuis i;
  M2i = aantal voor ziekenhuis i in aanmerking genomen m2.
  b) voor de universitaire ziekenhuizen :
  Où :
  Mli = nombre de m2 par lit dans les unités et services de l'hôpital i visés à l'article 8, a), et b);
  Li = nombre de lits dans l'hôpital i;
  M2i = nombre de m2 retenu pour l'hôpital i.
  b) pour les hôpitaux universitaires :
Mli < 75M2M2.i = 75 x Li
75 < Mli < 86M2.i = [(75 x Li) + (1/2 (Mli - 75)]
86 < MliM2.i = (80 x Li) + [1/4 (Mli - 86)]
Mli < 75M2M2.i = 75 x Li75 < Mli < 86M2.i = [(75 x Li) + (1/2 (Mli - 75)]86 < MliM2.i = (80 x Li) + [1/4 (Mli - 86)]
Mli < 75M2.i = 75 x Li
75 < Mli < 86M2.i = [(75 x Li) + (1/2 (Mli - 75)] x Li
86 < MliM2.i = (80 x Li) + [1/4 (Mli - 86)] x Li
Mli < 75M2.i = 75 x Li75 < Mli < 86M2.i = [(75 x Li) + (1/2 (Mli - 75)] x Li86 < MliM2.i = (80 x Li) + [1/4 (Mli - 86)] x Li
  De bovenstaande letters hebben dezelfde betekenis als in de formules vermeld onder a).
  (B = het aantal m2 berekend onder A, a) en b) waarbij het gedeelte van het operatiekwartier voor de klassieke hospitalisatie en voor de chirurgische daghospitalisatie, van de spoedgevallendiensten, de eenheid voor chirurgische daghospitalisatie en de C-, D- en E-bedden van intensieve aard in het geheel van de diensten met 25 % wordt vermeerderd en het gedeelte van de administratie met 25 % wordt verminderd.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 3°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  Om de oppervlakte van de C-, D- en E-bedden van intensieve aard te berekenen, wordt rekening gehouden met een percentage van bedden van intensieve aard, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), in verhouding tot het totaal aantal C, D en E-bedden.
  2° (Onderhoud : het aantal m2 van de in artikel 8 bedoelde diensten, gewogen volgens de formule van punt 1°, A), a), en b), vermeerderd met 50 % voor het gedeelte van het operatiekwartier voor de klassieke hospitalisatie en voor de chirurgische daghospitalisatie en met 25 % voor de eenheid chirurgische daghospitalisatie, met uitzondering van het operatiekwartier, voor de intensieve neonatologie, de spoedgevallendienst en de C, D- en E-bedden van intensieve aard in het geheel van de diensten, en verminderd met 50 % voor het gedeelte van de administratie.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 4°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  Om de oppervlakte van de C-, D- en E-bedden van intensieve aard te berekenen, wordt rekening gehouden met een percentage van bedden van intensieve aard, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), in verhouding tot het totaal aantal C-, D- en E-bedden.
  3° Verwarming : het aantal m2 van de in artikel 8 bedoelde diensten, gewogen volgens de formule van punt 1°, A), a) en b)
  4° (Administratieve kosten : het aantal resulterend uit de volgende formule :
  (A + (0,05 * J1) + [5 (0,05 * J2)]5 + 43 * P)
  waarbij :
  A = aantal opnamen in klassieke hospitalisatie en in chirurgische daghospitalisatie van het laatst bekende dienstjaar;
  J1 = aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 % voor de klassieke hospitalisatie;
  J2 = aantal ligdagen in chirurgische daghospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar;
  P = aantal verpleegkundige en verzorgende personeelsleden in de in artikel 8, a), en b), bedoelde eenheden en diensten, uitgedrukt in voltijds equivalenten. Dat aantal houdt rekening met de volgende maxima :
  - voor de verpleegeenheden, de in artikel 45, § 8, bedoelde normen, berekend op basis van de erkende bedden, vermeerderd met het krachtens de verschillende sociale akkoorden toegekende personeel;
  - voor de bedden van intensieve aard, het aantal bedden berekend overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), vermenigvuldigd met 2 voltijdse equivalenten;
  - voor het operatiekwartier mbt de klassieke hospitalisatie en de chirurgische daghospitalisatie, voor de spoedgevallendiensten en de centrale sterilisatie, het aantal punten toegekend in toepassing van artikel 46, § 3, 2°, a), b) en d), gedeeld door 2,5;
  - voor de eenheid chirurgische daghospitalisatie wordt het aantal punten, toegekend in toepassing van punt 4 van bijlage 3, gedeeld door 2,5;
  - 1 FTE hoofd van het verpleegkundig departement per ziekenhuis;
  - 1 FTE middenkader per 150 erkende bedden;
  - voor de openbare ziekenhuizen, het personeel dat wordt gefinancierd voor de vervangingen van de afwezigheden van lange duur;
  - voor de eerste werkervaringsovereenkomsten, het aantal, beperkt tot 1,8 %, van de personeelsformatie, uitgedrukt in voltijds equivalenten, dat in dienst was op 30 juni van het kalenderjaar dat het beschouwde dienstjaar voorafging;
  - voor de door het interdepartementaal Fonds voor de bevordering van de werkgelegenheid gesubsidieerde contractuelen, het aantal tewerkgestelde uitgedrukt in voltijds equivalenten die gedurende het beschouwde kalenderjaar in dienst zijn;
  - de verpleegkundige ziekenhuishygiënist(e) waarvan het aantal vastgesteld wordt in toepassing van artikel 56;
  - het in het kader van de " Sociale Maribel " aangeworven personeel;
  - het in toepassing van artikel 51 toegekende personeel;
  - het bijkomend personeel, bedoeld in artikel 15, 26° van dit besluit.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 5°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  5° (Wasserij - linnen : het aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 %, en het aantal ligdagen in chirurgische daghospitalisatie, met dien verstande dat de ligdagen in de eenheid chirurgische daghospitalisatie en in de C-, M-, [7 met inbegrip van de gerealiseerde dagen in MIC-bedden]7 NIC- en G-diensten en de D- en E-bedden van intensieve aard, gewogen worden met een coëfficiënt gelijk aan 1,25.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 6°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  Om het aantal verpleegdagen gerealiseerd in de bedden van intensieve aard te berekenen wordt er rekening gehouden met een percentage verpleegdagen, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), ten opzichte van het aantal verpleegdagen van de D- en E-diensten.
  6° (Voeding : het aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 %, en het aantal ligdagen in chirurgische daghospitalisatie, gewogen met een coëfficiënt gelijk aan 0,44.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 7°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  4e bewerking : [4 ...]4
  (5e bewerking : (geschrapt) ) <KB 2006-11-10/43, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  6e bewerking : [5 de bedragen berekend overeenkomstig de derde bewerking worden voor elk ziekenhuis opgeteld.]5
  Het aldus verkregen bedrag wordt desgevallend lineair aangepast opdat het beschikbare nationale budget voor het geheel van de ziekenhuizen toegekend wordt. Het aldus verkregen budget wordt budget B1 genoemd.
  (7e bewerking) : de overgang van het huidige budget naar budget B1 geschiedt geleidelijk. <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  De aanpassing wordt vastgesteld :
  - op 34 % van het verschil tussen het op 1 juli 2002 vastgestelde budget en het huidige in de eerste bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat;
  - op (20 %) van het verschil tussen het op 1 juli 2003 vastgestelde budget en het in de eerste bewerking bedoelde huidige budget met inbegrip evenwel van het internaat; <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  - (25 % van het verschil tussen het budget vastgesteld op 1 juli 2004 en het actueel budget volgens de 1e bewerking, maar het internaat inbegrepen;) <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  [4 - op 60 % van het verschil tussen het op 1 juli 2005 vastgestelde budget en het huidige in de 1e bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat.
   - op 100 % van het verschil tussen het op 1 juli 2006 vastgestelde budget en het huidige in de 1e bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat.]4

  (Onder huidig budget moet worden verstaan het budget waarvan sprake in de 1ste bewerking met inbegrip van het internaat. [4 ...]4. [4 ...]4.) ) <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  8e bewerking : [5 50 % van de na de 3e bewerking verkregen bedragen voor de bestanddelen algemene onkosten, onderhoud, verwarming en de administratieve kosten en 100 % van de na de 3e bewerking verkregen bedragen voor de bestanddelen was-linnen en voeding wordt aangepast door deze te delen door het aantal ligdagen, met inbegrip van de ligdagen heelkundige daghospitalisatie, gerealiseerd tijdens het referentiedienstjaar voor de berekening van de in artikel 46 bedoelde verantwoorde bedden en door ze te vermenigvuldigen met het aantal verantwoorde dagen berekend volgens de modaliteiten van bijlage 3 van dit besluit.
   Het verschil tussen de aldus verkregen bedragen en de bedragen verkregen na de derde bewerking komen in aanmerking voor 60 % vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2005. Het genoemde verschil wordt voor 100 % in aanmerking genomen vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2006.]5

  (9e bewerking) : de na de (7e en 8e bewerking) verkregen bedragen worden opgeteld. Voor het geheel van de ziekenhuizen mogen die het voor dat Onderdeel nationale beschikbare budget niet overschrijden. <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2004-03-16/37, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [5 Bij de uitkomst na de 9de bewerking worden de internaatkosten bijgeteld.]5
  (10de bewerking : voor de in artikel 33, § 1 en 2 bedoelde ziekenhuizen wordt de financiering die is toegekend om de lasten van de chirurgische daghospitalisatie te dekken, vastgesteld op de waarde op 30 juni die het dienstjaar voorafgaat waarin onderdeel B1 werd vastgesteld.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 8°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  (11e bewerking :) <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  1° Binnen de limieten van het beschikbare budget en om de sociale dienst van het ziekenhuis te versterken, wordt er :
  a) aan de ziekenhuizen waaraan bij toepassing van artikel 46 verantwoorde G-bedden toegekend worden, een forfaitair bedrag toegekend, berekend als volgt :
  A + B.
  Waarbij :
  A = 25 % van het beschikbare budget gedeeld door het aantal betrokken ziekenhuizen. Om het aantal betrokken ziekenhuizen te bepalen, worden de ziekenhuizen dewelke genieten van verantwoorde G-bedden maar niet over erkende G-bedden beschikken, geteld voor 0,25;
  B = 75 % van het beschikbare budget gedeeld door het totale aantal verantwoorde G-bedden en vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde G-bedden van het betrokken ziekenhuis.
  b) (aan alle acute ziekenhuizen een forfaitair bedrag toegekend, berekend als volgt :
  de ziekenhuizen worden in opklimmende volgorde van [3 (de [9 in artikel 78bis]9 bedoelde score)]3 in decielen gerangschikt.
  Aan elk deciel wordt de volgende vermenigvuldigingscoëfficiënt toegekend :
  1e deciel : 1,50
  2e deciel : 1,40
  3e deciel : 1,30
  4e deciel : 1,20
  5e deciel : 1,10
  6e deciel : 1,00
  7e deciel : 0,90
  8e deciel : 0,80
  9e deciel : 0,70
  10e deciel : 0,60
  - het aantal in bijlage 3 bedoelde verantwoorde dagen van het ziekenhuis wordt gewogen door de vermenigvuldigingsfactor toe te passen, die overeenstemt met de plaats die het ziekenhuis in de in het eerste gedachtenstreepje bedoelde rangschikking in decielen inneemt;
  - het beschikbare budget wordt gedeeld door het totale aantal verantwoorde dagen waarvan sprake in het tweede gedachtenstreepje en vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde dagen van het betrokken ziekenhuis.
  [1 ...]1.
  [2 Om het bedrag te behouden, moeten de ziekenhuizen het ontslagmanagement implementeren en/of ontwikkelen, overeenkomstig de beginselen bepaald door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in overleg met de ziekenhuizen en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.]2
  2° Aan de ziekenhuizen met erkende K-dag- en/of K-nachtbedden wordt er met het oog op de dekking van de lasten voor het patiëntenvervoer een forfaitair bedrag toegekend van :
  - 2 478,94 EUR voor de diensten met minder dan 5 bedden;
  - 12 394,68 EUR voor de diensten met 5 tot 10 bedden;
  - 24 789,35 EUR voor de diensten van 11 tot 15 bedden;
  - 37 184,03 EUR voor de diensten met meer dan 15 bedden.
  [1 ...]1.
  3° [6 ...]6
  (§ 2. De volgende actualisatie van de berekeningen van de 6 eerste bewerkingen gebeurt op 1 juli 2005 en vervolgens om de twee jaar.) <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (§ 3. Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan alle algemene ziekenhuizen met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend :
  X = A/B*C
  waarbij :
  A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006)
  B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen
  C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 289, 300 tot 309 en 320 tot 499 van het ziekenhuis.) <KB 2006-11-10/43, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  Les lettres reprises ci-dessus ont la même signification que pour les formules reprises sous a).
  (B = le nombre de m2 calculé sous A, a) et b) adapté en augmentant de 25 % la partie relative au quartier opératoire de l'hospitalisation classique et au quartier opératoire de l'hospitalisation chirurgicale de jour, aux services d'urgences, à l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour et aux lits C, D, E à caractère intensif dans l'ensemble des services et en diminuant de 25 % la partie relative à l'administration) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 3°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  Pour calculer les surfaces relatives aux lits C, D, E à caractère intensif, il est tenu compte d'un pourcentage de lits à caractère intensif tel que fixé conformément à l'article 46, § 2, 2°, c), par rapport au nombre total de lits C, D et E.
  2° (Entretien : le nombre de m2 des services visés à l'article 8, pondéré selon la formule reprise sous le point 1°, A), a) et b), augmenté de 50 % pour la partie relative au quartier opératoire de l'hospitalisation classique et de l'hospitalisation chirurgicale de jour et de 25 % pour l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour, hors quartier opératoire, la néonatologie intensive, le service d'urgence et les lits C, D, E à caractère intensif dans l'ensemble des services et diminué de 50 % pour la partie relative à l'administration.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 4°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  Pour calculer les surfaces relatives aux lits C, D, E à caractère intensif, il est tenu compte d'un pourcentage de lits à caractère intensif tel que fixé conformément a l'article 46, § 2, 2°, c), par rapport au nombre total de lits C, D et E.
  3° Chauffage : le nombre de m2 des services visés à l'article 8 pondéré selon la formule reprise sous le point 1°, A), a) et b).
  (4° Frais administratifs : le nombre résultant de la formule suivante :
  (A + (0,05 * J) + [5 (0,05 * J2)]5 + 43 * P)
  où :
  A = nombre d'admissions en hospitalisation classique et en hospitalisation chirurgicale de jour du dernier exercice connu;
  J1 = nombre de journées en hospitalisation classique réalisées durant le dernier exercice connu, limité toutefois à une occupation de 100 % pour l'hospitalisation classique;
  J2 = nombre de journées en hospitalisation chirurgicale de jour réalisées durant le dernier exercice connu;
  P = nombre de membres du personnel infirmier et soignant présents dans les unités et services visés à l'article 8, a), et b), exprimé en équivalents temps plein. Ce nombre tient compte des maxima suivants :
  - pour les unités de soins, les normes visées à l'article 45, § 8, calculées sur base des lits agréés, augmentées du personnel octroyé en vertu des différents accords sociaux;
  - pour les lits à caractère intensif, le nombre de lits calculé conformément a l'article 46, § 2, 2°, c), multiplié par 2 équivalents temps plein;
  - pour le bloc opératoire de l'hospitalisation classique et de l'hôpital chirurgical de jour, l'urgence et la stérilisation centrale, le nombre de points attribués en application de l'article 46, § 3, 2°, a), b), et d), divisé par 2,5;
  - pour l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour, le nombre de points attribués, en application du point 4 de l'annexe 3, est divisé par 2,5;
  - 1 ETP chef du département infirmier par hôpital;
  - 1 ETP cadre intermédiaire par 150 lits agréés;
  - pour les hôpitaux publics, le personnel financé pour les remplacements des absences de longue durée;
  - pour les conventions de premier emploi, le nombre limité à 1,8 % de l'effectif exprimé en équivalent temps plein occupé au 30 juin de l'année civile précédant l'exercice considéré;
  - pour les contractuels subventionnés par le Fonds budgétaire interdépartemental pour la promotion de l'emploi, le nombre exprimé en équivalents temps plein occupés pendant l'année civile considérée;
  - l'infirmier(e) en hygiène hospitalière dont le nombre est fixé en application de l'article 56;
  - le personnel recruté " Maribel Social ";
  - le personnel octroyé en application de l'article 51;
  - le personnel supplémentaire visé à l'article 15, 26° du présent arrêté.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 5°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  5° (Buanderie - lingerie : le nombre de journées d'hospitalisation classique réalisées durant le dernier exercice connu, limité toutefois à une occupation de 100 %, et le nombre de journées réalisées en hospitalisation chirurgicale de jour, étant entendu que les journées réalisées dans l'unité d'hospitalisation chirurgicale de jour et dans les services C, M, [7 y compris les journées réalisées dans les lits MIC,]7 NIC, G et lits D et E à caractère intensif sont pondérées par un coefficient égal à 1,25.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 6°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  Pour calculer le nombre de journées d'hospitalisation réalisé dans les lits à caractère intensif, il est tenu compte d'un pourcentage de journées d'hospitalisation, fixé conformément à l'article 46, § 2, 2°, c), par rapport au nombre de journées d'hospitalisation des services D et E.
  6° (Alimentation : le nombre de journées d'hospitalisation classique réalisées durant le dernier exercice connu, limité toutefois a une occupation de 100 % et le nombre de journées réalisées en hospitalisation chirurgicale de jour pondérées par 1 coefficient de 0,44.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 7°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  4e opération : [4 ...]4
  (5e opération (supprimée) ) <AR 2006-11-10/43, art. 5, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  6e opération) : [5 les montants calculés conformément à la 3e opération sont additionnés pour chaque hôpital.]5
  Le montant ainsi obtenu est, le cas échéant, adapté linéairement afin que pour l'ensemble des hôpitaux, le budget national disponible soit attribué. Le budget ainsi obtenu est appelé le budget B1.
  (7e opération) : le passage du budget actuel vers le budget B1 s'effectue progressivement. <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  L'ajustement est fixé à :
  - 34 % de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2002 et le budget actuel visé à la 1ère opération mais y compris l'internat;
  - (20 %) de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2003 et le budget actuel visé à la 1ère opération mais y compris l'internat; <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  - (25 % de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2004 et le budget actuel visé à la 1re opération mais y compris l'internat.) <AR 2004-06-07/32, art. 3, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  [4 - 60 % de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2005 et le budget actuel visé à la 1re opération mais y compris l'internat.
   - 100 % de la différence entre le budget fixé au 1er juillet 2006 et le budget actuel visé à la 1re opération mais y compris l'internat.]4

  (Par budget actuel, il faut entendre le budget dont question à la 1re opération, y compris l'internat. [4 ...]4.) [4 ...]4. <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003> <AR 2004-06-07/32, art. 3, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  8e opération : [5 50 % des montants obtenus après la 3e opération en ce qui concerne les éléments frais généraux, entretien, chauffage et Frais administratifs et 100 % des montants obtenus après la 3e opération en ce qui concerne les éléments buanderie-lingerie et alimentation sont adaptés en les divisant par le nombre de journées d'hospitalisation, en ce compris les journées d'hospitalisation chirurgicale de jour, réalisées durant l'exercice de référence pour le calcul des lits justifiés visés à l'article 46 et en les multipliant par le nombre de journées justifiées calculées selon les modalités de l'annexe 3 au présent arrêté.
   La différence entre les montants ainsi obtenus et les montants obtenus après la 3e opération sont retenus à raison de 60 % à partir de l'exercice débutant le 1er juillet 2005. La différence précitée est retenue à 100 % à partir de l'exercice débutant le 1er juillet 2006.]5

  (9e opération) : les montants obtenus après les (7e et 8e opération) sont additionnés et ne peuvent, pour l'ensemble des hôpitaux, dépasser le budget national disponible pour cette Sous-partie. <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003> <AR 2004-03-16/37, art. 2, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  [5 Au montant calculé au terme de la 9e opération sont ajoutés les frais d'internat.]5
  (10e opération : pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2, le financement accordé en vue de couvrir les charges liées à l'hospitalisation chirurgicale de jour est fixé à la valeur au 30 juin qui précède l'exercice de fixation de la sous-partie B1.) <AR 2007-06-19/33, art. 7, 8°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  (11e opération) : <AR 2003-06-04/31, art. 5, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  1° Dans les limites du budget disponible et afin de renforcer le service social de l'hôpital, il est octroyé :
  a) aux hôpitaux pour lesquels des lits justifiés G sont attribués en application de l'article 46, un montant forfaitaire calculé comme suit :
  A + B.
  Où :
  A = 25 % du budget disponible divisé par le nombre hôpitaux concernés. Pour déterminer le nombre d'hôpitaux concernés, les hôpitaux bénéficiant de lits justifiés G mais ne disposant pas de lits agréés G sont comptés pour 0,25;
  B = 75 % du budget disponible divisé par le nombre total de lits justifiés G et multiplié par le nombre de lits justifiés G de l'hôpital concerné.
  b) (à tous les hôpitaux aigus, un montant forfaitaire calculé comme suit :
  - les hôpitaux sont classés en déciles selon la valeur croissante [3 du score déterminé [9 à l'article 78bis]9]3.
  A chaque décile est attribué le coefficient multiplicateur suivant :
  1er décile : 1,50
  2e décile : 1,40
  3e décile : 1,30
  4e décile : 1,20
  5e décile : 1,10
  6e décile : 1,00
  7e décile : 0,90
  8e décile : 0,80
  9e décile : 0,70
  10e décile : 0,60
  - le nombre de journées justifiées de l'hôpital visées à l'annexe 3 est pondéré en y appliquant le coefficient multiplicateur correspondant à la place occupée par l'hôpital dans le classement en déciles visé au premier tiret;
  - le budget disponible est divisé par le nombre total de journées justifiées dont question au deuxième tiret et multiplié par le nombre de journées justifiées dont question au deuxième tiret de l'hôpital concerné.
  [1 ...]1.
  [2 Pour conserver ce montant, les hôpitaux doivent implémenter et/ou développer la fonction de référent hospitalier pour la continuité des soins conformément aux principes définis par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement en concertation entre les hôpitaux et le Ministre qui a le Budget des moyens financiers dans ses attributions.]2
  2° Aux hôpitaux disposant de lits agréés Kjour et/ou Knuit, il est alloué, en vue de prendre en charge les frais de transport des patients, un montant forfaitaire de :
  - 2 478,94 EUR pour les services de moins de 5 lits;
  - 12 394,68 EUR pour les services comptant de 5 à 10 lits;
  - 24 789,35 EUR pour les services comptant de 11 à 15 lits;
  - 37 184,03 EUR pour les services comptant plus de 15 lits.
  [1 ...]1.
  3° [6 ...]6
  (§ 2. La prochaine actualisation des calculs des 6 premières opérations interviendra le 1er juillet 2005 et, ensuite, tous les deux ans.) <AR 2004-06-07/32, art. 3, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  (§ 3. A partir du 1er juillet 2006, pour couvrir l'augmentation des coûts énergétiques, il est octroyé aux hôpitaux généraux hors services Sp, Sp palliatifs, G isolés et unités de traitement de grands brûlés un montant forfaitaire (X) calculé comme suit :
  X = A/B*C
  Où :
  A = budget disponible pour tous les hôpitaux du Royaume de 4.434.000 EUR (index 1er juillet 2006)
  B = total des m2 des centres de frais 020 à 499 de tous les hôpitaux
  C = total des m2 des centres de frais 020 à 289, 300 à 309 et 320 à 499 de l'hôpital.) <AR 2006-11-10/43, art. 5, 016; En vigueur : 01-07-2006>
Onderafdeling 3. - [1 Onderdeel B1 van de geïsoleerde G-diensten en van de Sp-diensten]1
Sous-section 3. - [1 Sous-partie B1 des services G isolés et des services Sp]1
Art.43. [1 § 1. Het budget geïsoliseerde G-diensten en van de Sp-diensten] buiten de Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B1 vastgesteld wordt. Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget B1 berekend als volgt :
   1° indien JR > Q
   (B1 x Q) + [(JR - Q) x 0,25 x B1]
   2° indien JR = Q
   B1 x Q
   3° indien JR < Q
   B1 x JR
   waarbij :
   JR = tijdens het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen;
   Q = quotum van verpleegdagen 2002, bedoeld in artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
   B1 = waarde per dag op 30 juni 2002 van onderdeel B1 buiten toepassing van de middelen betreffende de kosten van aansluiting, bedoeld in artikel 15, 23°.
  [2 Vanaf 1 januari 2024 wordt het beschikbare budget voor de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten, buiten de Sp-diensten voor palliatieve zorg, verminderd met een bedrag van 83.335,11 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de betrokken diensten in functie van hun aandeel in dit beschikbare budget.]2
   § 2. Vanaf 1 juli 2006 wordt aan de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten met 80 bedden en meer een forfaitair bedrag van 20.427,88 euro (index 1 juli 2006) toegekend om de sociale dienst van de betrokken diensten te versterken.
   Om het bedrag te behouden, moeten de ziekenhuizen het ontslagmanagement implementeren en/of ontwikkelen, overeenkomstig de beginselen bepaald door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in overleg met de ziekenhuizen en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.
   § 3. Het budget B1 van de Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt vastgesteld op 17.821, 03 euro (index op 1 januari 2002) per bed.
  [2 Vanaf 1 januari 2024 wordt het beschikbare budget voor de Sp-diensten voor palliatieve zorg verminderd met een bedrag van 4.872,90 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de betrokken diensten in functie van hun aandeel in dit beschikbare budget.]2
   § 4. Vanaf 1 juli 2006 wordt, teneinde de gestegen energiekosten te dekken, een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten, dat als volgt wordt berekend:
   X = A/B*C
   waarbij :
   A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 euro (index 1 juli 2006);
   B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen;
   C = totaal aantal m2 van het ziekenhuis overeenkomstig de volgende bepalingen :
   - voor de Sp-diensten: kostenplaats 310 tot 319 met uitsluiting van 314;
   - voor de Sp-diensten voor palliatieve zorg : kostenplaats 314;
   - voor de geïsoleerde Sp-diensten met uitzondering van de Sp-diensten voor palliatieve zorg: kostenplaatsen 020 tot 199 en 310 tot 319, met uitsluiting van 314;
   - voor de geïsoleerde Sp-diensten voor palliatieve zorg: kostenplaatsen 020 tot 199 en 314;
   - voor de geïsoleerde G-diensten: kostenplaatsen 020 tot 199 en 300 tot 309.]1

  
Art.43. [1 § 1er. Le budget B1 des services G isolés et des services Sp] hormis les services Sp-soins palliatifs est fixé à sa valeur au 30 juin précédant l'exercice de fixation du budget B1. Cependant, pour l'exercice débutant le 1er juillet 2002, le budget B1 est calculé de la manière suivante :
   1° si JR > Q
   (B1 x Q) + [(JR - Q) x 0,25 x B1]
   2° si JR = Q
   B1 x Q
   3° si JR < Q
   B1 x JR
   où :
   JR = journées réalisées pendant l'exercice 2000;
   Q = quota de journées d'hospitalisation 2002 visé à l'article 53 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986;
   B1 = valeur par jour au 30 juin 2002 de la sous-partie B1 hors application des moyens relatifs aux frais d'affiliation visés à l'article 15, 23°.
  [2 A partir du 1er janvier 2024, le budget disponible pour les services G isolés et les services Sp, hormis les services Sp-soins palliatifs, est diminué d'un montant de 83.335,11 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les services concernés en fonction de leur part dans ce budget disponible.]2
   § 2. Pour les services G isolés et les services Sp de 80 lits et plus, un montant forfaitaire de 20.427,88 euros (index 1er juillet 2006) est alloué à partir du 1er juillet 2006 en vue de renforcer le service social du service.
   Pour conserver ce montant, les hôpitaux doivent implémenter et/ou développer la fonction de référent hospitalier pour la continuité des soins conformément aux principes définis par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement en concertation entre les hôpitaux et le Ministre qui a le budget des moyens financiers dans ses attributions.
   § 3. Le budget B1 des services Sp-soins palliatifs est fixé à 17.821,03 euros (index 1er janvier 2002) par lit.
  [2 A partir du 1er janvier 2024, le budget disponible pour les services Sp-soins palliatifs est diminué d'un montant de 4.872,90 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les services concernés en fonction de leur part dans ce budget disponible.]2
   § 4. A partir du 1er juillet 2006, pour couvrir l'augmentation des coûts énergétiques, il est octroyé aux services G isolés et aux services Sp un montant forfaitaire (X) calculé comme suit :
   X = A/B*C
   où :
   A = budget disponible pour tous les hôpitaux du Royaume de 4.434.000 euros (index 1er juillet 2006);
   B = total des m2 des centres de frais 020 à 499 de tous les hôpitaux;
   C = total des m2 de l'hôpital suivant les conditions suivantes :
   - pour les services Sp : centres de frais 310 à 319 à l'exclusion de 314;
   - pour les services Sp soins palliatifs: centre de frais 314;
   - pour les services Sp isolés, hors Sp soins palliatifs : centres de frais 020 à 199 et 310 à 319, sauf 314;
   - pour les services Sp soins palliatifs isolés : centres de frais 020 à 199 et 314;
   - pour les services G isolés : centres de frais 020 à 199 et 300 à 309.]1

  
Onderafdeling 4. - Onderdeel B1 van de psychiatrische ziekenhuizen.
Sous-section 4. - Sous-partie B1 des hôpitaux psychiatriques.
Art.44. § 1. Het budget B1 van de psychiatrische ziekenhuizen wordt vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarop het budget B1 vastgesteld wordt. Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget B1 niettemin vastgesteld als volgt :
  B1 x Q.
  Waarbij :
  Q = quotum van verpleegdagen 2002, bedoeld in artikel 54 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
  B1 = waarde per dag op 30 juni 2002 van Onderdeel B1 buiten toepassing van de middelen betreffende de kosten van aansluiting, bedoeld in artikel 15, 23°.
  [2 Vanaf 1 januari 2024 wordt het in het vorige lid genoemde budget verminderd met een bedrag van 169.784,63 euro (index 1 januari 2024). Deze verlaging wordt verdeeld over de psychiatrische ziekenhuizen op basis van hun aandeel in dit budget.]2
  § 2. De bepalingen van (artikel 42, 11e bewerking, 2°), zijn van toepassing op de psychiatrische ziekenhuizen. <KB 2004-03-16/37, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 3. [1 1° Vanaf 1 juli 2005 wordt onderdeel B1 van de psychiatrische ziekenhuizen met een forfaitair bedrag (M) verhoogd voor zover het budget B1 dat op 30 juni 2005 van kracht is, uitgedrukt per bed, onder het nationale gemiddelde ligt.
   Het bedrag (M) wordt als volgt berekend :
   M = (1.445.000 euro * bedden hi) / bedden hz
   waarbij :
   - 1.445.000 euro (index 01/07/2005) gelijk is aan het beschikbare budget;
   - bedden hi = het aantal erkende bedden van het ziekenhuis op 1 januari 2005;
   - bedden hz = het aantal erkende bedden op 1 januari 2005 van de ziekenhuizen die beantwoorden aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid.
   De toekenning van het bedrag M mag niet tot gevolg hebben dat het nieuwe budget B1 per ziekenhuisbed hoger ligt dan het nationale gemiddelde. Desgevallend wordt het bedrag M verminderd en wordt het aldus vrijgemaakte budget aan de andere betrokken ziekenhuizen toegekend.
   2° Vanaf 1 juli 2006 wordt een bedrag van 2.445.000 euro (index 01/07/2006) verdeeld onder die psychiatrische ziekenhuizen waarvan het bedrag van onderdeel B1 gedeeld door het in artikel 87, § 3, bedoelde referentieaantal, lager ligt dan 90% van het resultaat van de som van onderdelen B1 van alle psychiatrische ziekenhuizen gedeeld door de som van hun referentieaantal.
   Het beschikbare budget wordt overeenkomstig de volgende berekening verdeeld :
   2.445.000 * [(∑1n A/(∑1n N * 0,9 * N) - A]/(∑1n [(∑1n A/(∑1n N * 0,9 * N) - A]
   waarbij :
   A = bedrag van onderdeel B1 op 30 juni 2006;
   N = referentieaantal van het ziekenhuis.
   3° Vanaf 1 juli 2007 wordt een bedrag van 2.445.000 euro verdeeld onder de psychiatrische ziekenhuizen waarvan het bedrag van onderdeel B1 gedeeld door het in artikel 87, § 3, bedoelde referentieaantal, lager ligt dan 110% van het resultaat van de som van onderdelen B1 van alle psychiatrische ziekenhuizen gedeeld door de som van hun referentieaantal.
   Het beschikbare budget wordt overeenkomstig de volgende berekening verdeeld :
   2.445.000 * [(∑ 1n A/∑ 1n N * 1,1 * N) - A]/∑ 1n [(∑ 1n A/∑ 1n N * 1,1 * N) - A]
   waarbij :
   A = bedrag van onderdeel B1 op 30 juni 2007;
   N = referentieaantal van het ziekenhuis.]1

  (§ 4. Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de psychiatrische ziekenhuizen, dat als volgt wordt berekend :
  X = A/B*C
  waarbij :
  A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006)
  B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen
  C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 199, 315 en 340 tot 439 van het ziekenhuis.) <KB 2006-11-10/43, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  
Art.44. § 1er. Le budget B1 des hôpitaux psychiatriques est fixé à sa valeur au 30 juin précédant l'exercice de fixation du budget B1. Cependant, pour l'exercice débutant le 1er juillet 2002, le budget B1 est calculé de la manière suivante :
  B1 x Q.
  Où :
  Q = quota de journées d'hospitalisation 2002 visé à l'article 54 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986;
  B1 = valeur par jour au 30 juin 2002 de la Sous-partie B1 hors application des moyens relatifs aux frais d'affiliation visés à l'article 15, 23°.
  [2 A partir du 1er janvier 2024, le budget visé à l'alinéa précédent est diminué d'un montant de 169.784,63 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les hôpitaux psychiatriques en fonction de leur part dans ce budget.]2
  § 2. Les dispositions de l'(article 42, 11e opération, 2°), sont d'application pour les hôpitaux psychiatriques. <AR 2004-03-16/37, art. 3, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  § 3. [1 1° A partir du 1er juillet 2005, la sous-partie B1 des hôpitaux psychiatriques est augmentée d'un montant forfaitaire (M) pour autant que le budget B1 en vigueur au 30 juin 2005, exprimé par lit, soit inférieur à la moyenne nationale.
   Le montant (M) est calculé comme suit :
   M = (1.445.000 euros * lits hi) / lits hz
   où :
   - 1.445.000 euros (index 01/07/2005) est égal au budget disponible;
   - lits hi = le nombre de lits agréés au 1er janvier 2005 de l'hôpital;
   - lits hz = le nombre de lits agréés au 1er janvier 2005 des hôpitaux répondant à la condition visée au 1er alinéa.
   L'octroi du montant M ne peut avoir pour effet que le nouveau budget B1 par lit de l'hôpital soit supérieur à la moyenne nationale. Le cas échéant, le montant M est réduit et le budget ainsi libéré est attribué aux autres hôpitaux concernés.
   2° A partir du 1er juillet 2006, un montant de 2.445.000 euros (index 01/07/2006) est réparti entre les hôpitaux psychiatriques dont le montant de la sous-partie B1 divisé par le nombre de référence, visé à l'article 87, § 3, est inférieur à 90 % du résultat de la division de la somme des sous-parties B1 de l'ensemble des hôpitaux psychiatriques par la somme de leur nombre de référence.
   La répartition du budget disponible s'effectue selon le calcul suivant :
   2.445.000 * [(∑ 1n A/(∑ 1n N * 0,9 * N) - A]/(∑ 1n [(sigma1n A/(∑ 1n N * 0,9 * N) - A]
   où :
   A = montant de la sous-partie B1 au 30 juin 2006;
   N = nombre de référence de l'hôpital.
   3° A partir du 1er juillet 2007, un montant de 2.445.000 euros est réparti entre les hôpitaux psychiatriques dont le montant de la sous-partie B1 divisé par le nombre de référence, visé à l'article 87, § 3, est inférieur à 110 % du résultat de la division de la somme des sous-parties B1 de l'ensemble des hôpitaux psychiatriques par la somme de leur nombre de référence.
   La répartition du budget disponible s'effectue selon le calcul suivant :
   2.445.000 * [(∑ 1n A/∑ 1n N * 1,1 * N) - A]/∑ 1n [(∑ 1n A/∑ 1n N * 1,1 * N) - A]
   où :
   A = montant de la sous-partie B1 au 30 juin 2007;
   N = nombre de référence de l'hôpital.]1

  (§ 4. A partir du 1er juillet 2006, pour couvrir l'augmentation des coûts énergétiques, il est octroyé aux hôpitaux psychiatriques un montant forfaitaire (X) calculé comme suit :
  X = A/B*C
  où :
  A = budget disponible pour tous les hôpitaux du Royaume de 4.434.000 EUR (index 1er juillet 2006)
  B = total des m2 des centres de frais 020 à 499 de tous les hôpitaux
  C = total des m2 des centres de frais 020 à 199, 315 et 340 à 439 de l'hôpital.) <AR 2006-11-10/43, art. 7, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  
Onderafdeling 4bis. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B1 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen.]1
Sous-section 4bis. [1 - Dispositions communes à la sous-partie B1 des hôpitaux généraux et psychiatriques.]1
Art. 44bis. [1 Vanaf 1 juli 2013 wordt onderdeel B1 van het budget van de financiële middelen van alle ziekenhuizen verminderd met een bedrag van 5 miljoen euro op jaarbasis.
   De berekening gebeurt als volgt
   X = A/B * C
   waar :
   A = 5 miljoen euro;
   B = som van de waarde van onderdeel B1 van elk ziekenhuis zoals betekend in het budget van de financiële middelen op 1 januari 2013;
   C = waarde van onderdeel B1 van het ziekenhuis zoals betekend in het budget van de financiële middelen op 1 januari 2013.]1

  
Art. 44bis. [1 A partir du 1er juillet 2013, la sous-partie B1 du budget des moyens financiers de tous les hôpitaux est diminuée d'un montant de 5 millions d'euros en base annuelle.
   Le calcul s'effectue de la manière suivante :
   X = A/B * C
   où :
   A = 5 millions d'euros;
   B = somme de la valeur de la sous-partie B1 de chaque hôpital, telle que notifiée dans le budget des moyens financiers du 1er janvier 2013;
   C = valeur de la sous-partie B1 de l'hôpital, telle que notifiée dans le budget des moyens financiers du 1er janvier 2013.]1

  
Art.44ter. [1 Vanaf 1 januari 2024, mag het niet-spoedeisend ziekenhuisvervoer van patiënten, om medische redenen, met opname in een ander ziekenhuis niet meer gefactureerd worden aan de patiënt.
   Dit interhospitaalvervoer wordt gedekt door het budget van financiële middelen volgens de volgende modaliteiten, met uitzondering van het vervoer voorzien in het ministerieel besluit van 8 januari 1992 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering en van de toekenningsvoorwaarden voor de tegemoetkoming in de vervoerkosten van de prematuren en pasgeborenen wier leven wordt bedreigd of die een risico op blijvende neurologische sequelen lopen.
   Een budget van 12.552.000 euro (index 1 januari 2024) voor algemene ziekenhuizen en 942.000 euro (index 1 januari 2024) voor psychiatrische ziekenhuizen wordt voorzien om de kosten van deze transporten te dekken.
   Elk budget wordt verdeeld over de betrokken ziekenhuizen in verhouding tot het aantal punten van elk ziekenhuis, berekend volgens een weging op basis van hun aantal verantwoorde en/of erkende bedden, met inbegrip van de erkende Sp-bedden, de Sp-bedden voor palliatieve zorg en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden.
   Voor het eerste semester 2024 is het aantal verantwoorde bedden het aantal dat gebruikt wordt in het budget van financiële middelen op 1 juli 2023 en het aantal erkende bedden is het aantal zoals dat gekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari 2023.
   Voor het tweede semester 2024 is het aantal verantwoorde bedden het aantal dat gebruikt wordt in het budget van financiële middelen op 1 juli 2024 en het aantal erkende bedden is het aantal zoals dat gekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari 2024.
   De weging is als volgt:
   - ziekenhuizen met maximaal 200 bedden: 2,5 punten per bed ;
   - ziekenhuizen met 201 tot 300 bedden: 2 punten per bed;
   - ziekenhuizen met 301 tot 450 bedden: 1,5 punt per bed;
   - ziekenhuizen met meer dan 450: 1 punt per bed.]1

  
Art.44ter. [1 A partir du 1er janvier 2024, les transports hospitaliers non urgents de patients, pour raison médicale, avec admission dans un autre hôpital ne peuvent plus être facturés au patient.
   Ce transport interhospitalier est pris en charge dans le budget des moyens financiers selon les modalités qui suivent, à l'exclusion des transports prévus dans l'arrêté ministériel du 8 janvier 1992 fixant l'intervention de l'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité et les conditions d'octroi de cette intervention dans les frais de transport des prématurés et nouveau-nés dont la vie est menacée ou qui courent le risque de séquelles neurologiques permanentes.
   Un budget de 12.552.000 euros (index 1er janvier 2024) pour les hôpitaux généraux et de 942.000 euros (index 1er janvier 2024) pour les hôpitaux psychiatriques est prévu pour couvrir les frais de ces transports.
   Chaque budget est réparti, entre les hôpitaux concernés, au prorata du nombre de points de chaque hôpital calculé selon une pondération basée sur leur nombre de lits justifiés et/ou agréés, en ce compris les lits agréés Sp, Sp soins palliatifs et les unités de traitement de grands brûlés.
   Pour le premier semestre 2024, le nombre de lits justifiés est le nombre utilisé dans le budget des moyens financiers au 1er juillet 2023 et le nombre de lits agréés est le nombre tel que connu du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier 2023.
   Pour le deuxième semestre 2024, le nombre de lits justifiés est le nombre utilisé dans le budget des moyens financiers au 1er juillet 2024 et le nombre de lits agréés est le nombre tel que connu du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier 2024.
   La pondération est la suivante :
   - hôpitaux jusqu'à 200 lits : 2,5 points par lit ;
   - hôpitaux de 201 à 300 lits : 2 points par lit ;
   - hôpitaux de 301 et 450 lits : 1,5 points par lit ;
   - hôpitaux de plus de 450 lits : 1 point par lit.]1

  
Onderafdeling 5. - Onderdeel B2 van het budget van de acute ziekenhuizen.
Sous-section 5. - Sous-partie B2 du budget des hôpitaux aigus.
Art.45. § 1. Het globale budget voor Onderdeel B2 wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van een puntensysteem. Deze verdeling geldt niet voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1, en 2.
  Het budget B2 van de in artikel 33, §§ 1, en 2, bedoelde ziekenhuizen wordt vastgesteld als volgt :
  - (voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, § 1, eerste zin, en § 2, wordt de waarde op 30 juni van het dienstjaar van vaststelling van het onderdeel B2 behouden. Vanaf 1 juli 2008 houdt dit budget rekening met de sociale correctie-index, zoals bedoeld in § 3, 4°, derde lid.) <KB 2007-06-19/33, art. 9, 1°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  - (voor de brandwondeneenheden bedraagt het budget B2 per bed 207.191,33 EUR (index 01/07/2005) voor de privé-ziekenhuizen en 209.808,32 EUR (index 01/07/2005) voor de openbare ziekenhuizen.) <KB 2006-05-12/30, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  [10 Vanaf 1 januari 2024 wordt het beschikbare budget voor de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden verminderd met een bedrag van 6.143,98 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aandeel in dit beschikbare budget.]10
  [10 Vanaf 1 januari 2024 wordt het globale beschikbare budget bedoeld in de eerste lid verminderd met een bedrag van 1.290.081,49 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt onder de betrokken ziekenhuizen verdeeld op basis van hun aandeel in dit globale budget.]10
  § 2. De regels van het puntensysteem, bedoeld in § 1, kunnen slechts om de drie jaar herzien worden, te beginnen vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002. De verfijning en/of toevoeging van parameters kunnen evenwel gedurende de periode van drie jaar uitgevoerd worden.
  [5 De bedoelde parameters zijn deze waarvan sprake in:
   - artikel 46, § 2, 2°, c): de reanimatie-verstrekkingen;
   - artikel 46, § 2, 2°, a): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen [7 ...]7 en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ;
   - artikel 46, § 2, 2°, b): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen [7 ...]7 en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ;
   - artikel 46, § 3, 2°, a): de standaardtijden;
   - artikel 46, § 3, 2°, b): de dringende geneeskundige verstrekkingen, de basispunten per 100 bedden en de MZG-registraties van de ten laste genomen patiënten in de spoedgevallendiensten;
   - artikel 46, § 3, 2°, c): de geneeskundige verstrekkingen.]5

  Ingeval deze bepaling wordt toegepast tijdens de periode van 3 jaar, brengt dat geen wijziging mee in de andere Onderdelen van het budget waarvan de vaststelling naar de bepalingen van de artikelen 45 en 46 verwijst.
  § 2bis. [3 Voor de berekening van het aantal punten dat aan elk ziekenhuis wordt toegekend, zal de actualisering van de gegevens waarvan sprake in artikel 46, § 4, de volgende maal plaatsvinden op 1 juli 2007 en vervolgens om de twee jaar.]3
  § 3. [3 1° Onder totaalbudget wordt verstaan het bedrag verkregen door de optelling van het budget voor onderdeel B2 van elk ziekenhuis op 30 juni, voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B2 vastgesteld wordt.
   Voor de vaststelling van het totale budget op 1 juli 2002, en tijdens de aanpassingsperiode, bedoeld in artikel 45, § 9, wordt het budget B2 op 30 juni 2002 van elk ziekenhuis als volgt vastgesteld :
   1° indien JR > Q
   (B2 * Q) + [(JR - Q) * x * B2']
   2° indien JR = Q
   (B2 * JR) + [(B2' * x' * (Q - JR)]
   3° indien JR = Q
   (B2 * Q)
   Waarbij :
   JR = tijdens het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen;
   Q = verpleegdagenquotum 2002, zoals bedoeld in artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
   x = 25 % tenzij het ziekenhuis in 2001 een aantal NAL verkregen heeft, vastgesteld bij toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986. In dat geval wordt x 60 % voor de dagen tussen 90 en 95 % bezetting en/of 45 % voor de in 2000 gerealiseerde dagen die hoger liggen dan de in 1996 gerealiseerde dagen. Voor de in 1996 gerealiseerde dagen die nog gerealiseerd worden in 2000 en die hoger liggen dan de dagen in 1989 wordt x 45 % voor zover deze dagen gedurende een dienstjaar tussen 1990 en 1996 tegen 45 % vergoed werden;
   x' = 0 % tenzij de instelling in 2001 een aantal NAL verkregen heeft. x wordt in dat geval 25 %;
   B2 = waarde per dag op 31 december 2001 van onderdeel B2, buiten toepassing van de in artikel 15, 26° bedoelde middelen en na aftrek van de in artikel 74 en 77 bedoelde middelen;
   B2' = dagwaarde op 31 december 2001, buiten toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, van de in artikel 15, 26° bedoelde middelen en na aftrek van de in artikel 74 en 77 bedoelde middelen.
   Aan het aldus voor elk ziekenhuis vastgestelde budget wordt het bedrag toegevoegd met betrekking tot onderdeel B2 van de gerealiseerde prestaties in chirurgische daghospitalisatie bedoeld in [8 punt 4]8 van bijlage 3 voortkomend uit de verdeling van het beschikbare budget voor het chirurgisch dagziekenhuis tussen onderdeel B1 en B2 op basis van de relatieve waarde van elkeen van deze onderdelen B1 en B2 voor elk ziekenhuis.
   2° Op 1 juli 2005 wordt het op 30 juni 2005 beschikbare globale budget met 3.546.000 euro verhoogd. [6 Op 1 juli 2018 wordt het op 30 juni 2018 beschikbare globale budget met 6.357.186 euro verhoogd.]6
   3° Op 1 juli 2006 wordt een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de algemene ziekenhuizen met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend :
   X = A/B * C
   waarbij :
   A = beschikbaar budget van 9.661.667 euro (index 01/07/2006);
   B = totaal aantal opnamen voor voormelde ziekenhuizen van alleenstaande patiënten ouder dan 75 jaar die onder één van de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen vallen;
   C = totaal aantal opnamen voor het ziekenhuis van alleenstaande patiënten ouder dan 75 jaar die onder één van de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen vallen.
   De gegevens opgenomen onder B en C worden door de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen verstrekt, en hebben betrekking op het laatst bekende dienstjaar. ".
   4° Op 1 juli 2007 wordt een extra bedrag van 9.661.667 euro toegevoegd aan onderdeel B2 van de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden.
   De in de punten 3° en 4° bedoelde bedragen worden verdeeld onder de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, overeenkomstig de hierna in de punten a) en b) beschreven modaliteiten :
   a) 75 % van het beschikbaar bedrag wordt verdeeld overeenkomstig de volgende modaliteiten :
   1. Voor elk ziekenhuis worden de volgende ratio's berekend :
   1.1. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die aan de voorwaarden voldoen om de sociale maximumfactuur te genieten in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1;
   1.2. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die de maximumfactuur lage inkomens genieten en die alleenstaand zijn, in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1;
   1.3. ratio van het aantal dossiers van personen zonder onderstandsdomicilie waarvan de hospitalisatiekosten door de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie terugbetaald worden aan de OCMW's ten opzichte van het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie van die patiënten.
   Indien de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1 of de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie, voor een specifiek ziekenhuis, de gegevens bedoeld in de punten 1.1., 1.2. en/of 1.3. niet kunnen verstrekken, richt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zich rechtstreeks tot het betreffende ziekenhuis om de ontbrekende gegevens te verkrijgen. Indien de ontbrekende gegevens niet kunnen verkregen worden, wordt een financiering aan dit ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag, gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.
   2. De drie hierboven vermelde ratio's worden als volgt gewogen :
   - ratio onder 1.1. : met 0,25;
   - ratio onder 1.2. : met 0,66;
   - ratio onder 1.3. : met 1,00.
   De ratio's worden na weging opgeteld om een score te vormen.
   De ziekenhuizen worden naar afnemende waarde van de verkregen score gerangschikt.
   3. Het beschikbare budget wordt als volgt verdeeld :
   - 60 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.1.;
   - 25 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.2.;
   - 15 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.3.
   De verdeling van het budget tussen de ziekenhuizen gebeurt op basis van het aantal van hun in aanmerking genomen gevallen in de berekening van elke voormelde ratio.
   b) het saldo van het beschikbare budget wordt onder alle ziekenhuizen verdeeld per variabele, gedefinieerd in bijlage 17 bij dit besluit, in verhouding tot het nationale totaal overeenkomstig de volgende formule:
   S x ∑ j Xj x 'beta''j/∑ j Yj x 'beta'j
   waarbij:
   S = te verdelen bedrag;
   Xj = aantal opnamen van het ziekenhuis voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   Yj = aantal opnamen van het Rijk voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   'beta'j = geraamde parameter van de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17.
   Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, wordt een financiering aan het ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag, gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.
   Vanaf 1 juli 2010 wordt het volgens de hierboven vermelde bepalingen berekend bedrag, vastgesteld op in waarde op 30 juni 2010.]3

  § 4. Aan elk ziekenhuis wordt een aantal punten toegekend overeenkomstig de modaliteiten voorzien in artikel 46.
  § 5. Het aantal punten toegekend aan ieder ziekenhuis wordt opgeteld om het totaal aantal punten voor alle ziekenhuizen samen te bepalen.
  § 6. De waarde van het punt wordt bepaald door het globaal budget voor Onderdeel B2, bedoeld in § 3, te delen door het totaal aantal punten, bedoeld in § 5.
  § 7. Aan ieder ziekenhuis wordt een bedrag toegekend, bekomen door het puntenaantal van het ziekenhuis, bedoeld in § 4 te vermenigvuldigen met de waarde van het punt, vastgesteld overeenkomstig § 6. [2 Het aldus aangepaste budget B2 wordt het definitieve budget B2 genoemd.]2
  § 8. [2 (oude § 9)]2 [2 De overgang van het huidige budget B2 naar het definitieve budget B2 gebeurt geleidelijk, de aanpassing wordt bepaald op 60 % voor het dienstjaar beginnende op 1 juli 2005. Die aanpassing wordt vastgesteld op 100% voor het dienstjaar beginnende op 1 juli 2006 volgens door Ons te bepalen modaliteiten die met name een sociale correctie-index zullen omvatten.]2
  (Tweede lid opgeheven) <KB 2004-06-07/32, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  [2 ...]2
  [9 § 10. Voor de berekening van de waarde van de medische verstrekkingen, vanaf 1 juli 2023, worden de laagvariabele verstrekkingen bedoeld in de wet van 19 juli 2018 betreffende de gebundelde financiering van de laagvariabele ziekenhuiszorg die tegen nul gefactureerd zijn, in aanmerking genomen tegen een theoretisch bedrag dat overeenstemt met de volledige terugbetaling.]9
  
Art.45. § 1er. Le budget global pour la Sous-partie B2 est réparti entre les hôpitaux sur base d'un système de points. De cette répartition sont exclus les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1, en 2.
  Le budget B2 des hôpitaux visés dans l'article 33, §§ 1,et § 2, est fixé comme suit :
  - (pour les hôpitaux visés à l'article 33, § 1er, 1re phrase, et § 2, la valeur au 30 juin de l'exercice de fixation de la sous-partie B2 est maintenue. A partir du 1er juillet 2008, ce budget tient compte de l'indice de correction sociale, visé au § 3, 4°, 3e alinéa); <AR 2007-06-19/33, art. 9, 1°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  - (pour les unités de grands brûlés, le budget B2 par lit est égal à 207.191,33 EUR (index 01/07/2005) pour les hôpitaux privés et à 209.808,32 EUR (index 01/07/2005) pour les hôpitaux publics.) <AR 2006-05-12/30, art. 7, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  [10 A partir du 1er janvier 2024, le budget disponible pour les unités de grands brûlés est diminué d'un montant de 6.143,98 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les hôpitaux concernés en fonction de leur part dans ce budget disponible.]10
  [10 A partir du 1er janvier 2024, le budget global disponible visé à l'alinéa 1er est diminué d'un montant de 1.290.081,49 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les hôpitaux concernés en fonction de leur part dans ce budget global.]10
  § 2. Les modalités du système de points visé au § 1, ne peuvent être revues que tous les trois ans, à dater de l'exercice débutant le 1er juillet 2002. Cependant, l'affinement et/ou l'ajout de paramètres peuvent être effectués pendant la période de trois ans.
  [5 Les paramètres visés sont ceux dont question à:
   - l'article 46, § 2, 2° c): les prestations de réanimation;
   - l'article 46, § 2, 2° a): les prestations médicales et chirurgicales [7 ...]7 et le nombre de points-NRG, tel que déterminé en vertu de l'annexe 18 au présent arrêté ;
   - l'article 46, § 2, 2° ; b): les prestations chirurgicales et médicales [7 ...]7 et le nombre de points-NRG, tel que déterminé en vertu de l'annexe 18 au présent arrêté ;
   - l'article 46, § 3, 2° a): les temps standards;
   - l'article 46, § 3, 2° b): les prestations médicales d'urgence, les points de base par 100 lits et les enregistrements RHM des patients pris en charge au service des urgences ;
   - l'article 46, § 3, 2°, c): les prestations médicales.]5

  Dans le cas où il serait fait application de cette disposition pendant la période de 3 ans, cela n'entraîne pas de modification des autres Sous-parties du budget dont la fixation fait référence aux dispositions des articles 45 et 46.
  § 2bis. [3 Pour le calcul du nombre de points attribué à chaque hôpital, l'actualisation des données, dont question à l'article 46, § 4, interviendra, la prochaine fois, au 1er juillet 2007 et, ensuite, tous les deux ans.]3
  § 3. [3 1° Par budget global, on entend le montant représenté par l'addition du budget pour la sous-partie B2 de chaque hôpital au 30 juin précédant l'exercice de la fixation du budget B2.
   Cependant, pour la détermination du budget global au 1er juillet 2002, et pendant la période d'ajustement visée à l'article 45, § 9, le budget B2 au 30 juin 2002 de chaque hôpital est déterminé de la manière suivante :
   1° si JR > Q
   (B2 * Q) + [(JR - Q) * x * B2']
   2° si JR = Q
   (B2 * JR) + [(B2' * x' * (Q- JR)]
   3° si JR = Q
   (B2 * Q)
   Où:
   JR = journées réalisées pendant l'exercice 2000;
   Q = quota de journées d'hospitalisation 2002 tel que visé à l'article 53 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986;
   x = 25 % sauf si l'hôpital a bénéficié en 2001 d'un nombre DJN fixé en application de l'article 46bis de l'arrêté ministériel du 2 août 1986. Dans ce cas, x devient 60 % pour les journées entre 90 et 95 % d'occupation et/ou 45 % pour les journées réalisées en 2000 qui sont supérieures aux journées réalisées en 1996. Pour les journées réalisées en 1996 encore réalisées en 2000 et qui sont supérieures aux journées 1989, x devient 45 % pour autant que ces journées aient été indemnisés à 45 % lors d'un exercice se situant entre 1990 et 1996;
   x' = 0 % sauf si l'établissement a bénéficié d'un nombre DJN en 2001. Dans ce cas, x devient 25 %;
   B2 = valeur par jour au 31 décembre 2001 de la sous-partie B2 hors application des moyens visés à l'article 15, 26° et déduction faite des moyens visés aux articles 74 et 77;
   B2' = valeur par jour au 31 décembre 2001 hors application de l'article 46bis de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, des moyens visés à l'article 15, 26°, et déduction faite des moyens visés aux articles 74 et 77.
   Au budget ainsi déterminé pour chaque hôpital, il est ajouté le montant relatif à la sous-partie B2 des prestations réalisées en hospitalisation chirurgicale de jour visée au [8 point 4]8 de l'annexe 3 découlant de la répartition du budget disponible pour l'hôpital de jour chirurgical entre les sous-parties B1 et B2 sur base de la valeur relative de chacune de ces sous-parties B1 et B2 pour chaque hôpital.
   2° Au 1er juillet 2005, le budget global disponible au 30 juin 2005 est augmenté de 3.546.000 euros. [6 Au 1er juillet 2018, le budget global disponible au 30 juin 2018 est augmenté de 6.357.186 euros.]6
   3° Au 1er juillet 2006, il est octroyé aux hôpitaux généraux, hors services Sp, Sp palliatifs, G isolés et unités de traitement de grands brûlés, un montant forfaitaire (X) calculé comme suit :
   X = A/B * C
   où :
   A = budget disponible de 9.661.667 euros (index 01/07/2006);
   B = nombre total des admissions au niveau de ces hôpitaux de patients de plus de 75 ans isolés relevant des organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er;
   C = nombre total des admissions au niveau de l'hôpital de patients de plus de 75 ans isolés relevant des organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er.
   Les données reprises sous B et C sont fournies par les organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er, et ont trait au dernier exercice connu.
   4° Au 1er juillet 2007, un montant supplémentaire de 9.661.667 euros est ajouté à la sous-partie B2 des hôpitaux généraux, hors services Sp, Sp soins palliatifs, G isolés et unités de traitement de grands brûlés.
   Les montants visés aux points 3° et 4° sont répartis entre les hôpitaux généraux, hors services Sp, Sp soins palliatifs, G isolés et unités de traitement de grands brûlés, selon les modalités décrites aux points a) et b) décrits ci-dessous :
   a) 75 % du montant disponible est réparti selon les modalités suivantes :
   1. Pour chaque hôpital sont calculés les ratios suivants :
   1.1. ratio du nombre d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives aux patients qui remplissent les conditions pour bénéficier du maximum à facturer social par rapport au nombre total d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives aux patients relevant des organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er;
   1.2. ratio du nombre d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives aux patients bénéficiant du maximum à facturer bas revenus et qui sont isolés par rapport au nombre total d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives aux patients relevant des organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er;
   1.3. ratio du nombre de dossiers des personnes sans domicile de secours dont les coûts d'hospitalisation sont remboursés aux CPAS par le SPP Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté et Economie sociale par rapport au nombre total d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale de ces patients.
   Si les organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er, ou le SPP Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté et Economie sociale ne peuvent fournir, pour un hôpital particulier, les données visées aux points 1.1., 1.2. et/ou 1.3., le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement s'adresse directement auprès de l'hôpital concerné pour obtenir les données manquantes. A défaut de pouvoir obtenir ces données manquantes, un financement est attribué à cet hôpital, s'il a antérieurement obtenu un financement au titre d'un profil de patients très faible sur le plan socio-économique, dont le montant correspond au budget disponible susvisé divisé par le total des lits agréés de l'ensemble des hôpitaux bénéficiaires et multiplié par le nombre de lits agréés de l'hôpital concerné.
   2. Les trois ratios ci-dessus sont pondérés comme suit :
   - ratio sous 1.1. : par 0,25;
   - ratio sous 1.2. : par 0,66;
   - ratio sous 1.3. : par 1,00.
   Après pondération, les ratios sont additionnés pour constituer un score.
   Les hôpitaux sont classés selon la valeur décroissante du score obtenu.
   3. Le budget disponible est réparti comme suit :
   - 60 % pour les cas relevant du ratio sous 1.1.;
   - 25 % pour les cas relevant du ratio sous 1.2.;
   - 15 % pour les cas relevant du ratio sous 1.3.
   La répartition du budget entre les hôpitaux est effectuée sur base du nombre de leurs cas pris en compte dans le calcul de chaque ratio ci-dessus.
   b) le solde du budget disponible est réparti, entre tous les hôpitaux, par variable définie dans l'annexe 17 au présent arrêté, par rapport au total national suivant la formule suivante :
   S x ∑ j Xj x 'beta'j/∑ j Yj x 'beta'j
   où:
   S = montant à répartir;
   Xj = nombre d'admissions de l'hôpital pour la variable explicative j, telle que définies dans l'annexe 17;
   Yj = nombre d'admissions du Royaume pour la variable explicative j, telle que définies dans l'annexe 17;
   'beta'j = paramètre estimé de la variable explicative j, telle que définies dans l'annexe 17.
   Pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2, un financement est attribué à l'hôpital, s'il a antérieurement obtenu un financement au titre d'un profil de patients très faible sur le plan socio-économique, dont le montant correspond au budget disponible susvisé divisé par le total des lits agréés de l'ensemble des hôpitaux bénéficiaires et multiplié par le nombre de lits agréés de l'hôpital concerné.
   A partir du 1er juillet 2010, le montant calculé selon les dispositions reprises ci-dessus est fixé à sa valeur au 30 juin 2010.]3

  § 4. A chaque hôpital est attribué un nombre de points conformément aux modalités prévues à l'article 46.
  § 5. Le nombre de points attribué à chaque hôpital est additionné afin de déterminer le nombre total de points pour l'ensemble des hôpitaux.
  § 6. La valeur du point est déterminée en divisant le budget global pour la Sous-partie B2, visé au § 3, par le nombre total de points visé au § 5.
  § 7. A chaque hôpital est attribué un montant représenté par la multiplication du nombre de points de l'hôpital visé au § 4 par la valeur du point fixée conformément au § 6. [2 Le budget B2 ainsi adapté est appelé le budget définitif B2.]2
  § 8. [2 (ancien § 9)]2 [2 Le passage du budget actuel B2 vers le budget définitif B2 s'effectue progressivement, étant entendu que l'ajustement est fixé à 60 % pour l'exercice débutant le 1er juillet 2005. Cet ajustement est fixé à 100 % pour l'exercice débutant le 1er juillet 2006 selon des modalités à fixer par Nous qui incluront, notamment, un indice de correction sociale.]2
  (Alinéa 2 abrogé) <AR 2004-06-07/32, art. 5, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  [2 ...]2
  [9 § 10. Pour le calcul de la valeur des prestations médicales, à partir du 1er juillet 2023, les prestations à basse variabilité visées par la loi du 19 juillet 2018 relative au financement groupé des soins hospitaliers à basse variabilité qui ont été facturées à zéro, sont prises en compte à un montant théorique correspondant au remboursement intégral.]9
  
Art.45 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. Het globale budget voor Onderdeel B2 wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van een puntensysteem. Deze verdeling geldt niet voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1, en 2.
  Het budget B2 van de in artikel 33, §§ 1, en 2, bedoelde ziekenhuizen wordt vastgesteld als volgt :
  - (voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, § 1, eerste zin, en § 2, wordt de waarde op 30 juni van het dienstjaar van vaststelling van het onderdeel B2 behouden. [11 ...]11) <KB 2007-06-19/33, art. 9, 1°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  - (voor de brandwondeneenheden bedraagt het budget B2 per bed 207.191,33 EUR (index 01/07/2005) voor de privé-ziekenhuizen en 209.808,32 EUR (index 01/07/2005) voor de openbare ziekenhuizen.) <KB 2006-05-12/30, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  [10 Vanaf 1 januari 2024 wordt het beschikbare budget voor de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden verminderd met een bedrag van 6.143,98 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aandeel in dit beschikbare budget.]10
  [10 Vanaf 1 januari 2024 wordt het globale beschikbare budget bedoeld in de eerste lid verminderd met een bedrag van 1.290.081,49 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt onder de betrokken ziekenhuizen verdeeld op basis van hun aandeel in dit globale budget.]10
  § 2. De regels van het puntensysteem, bedoeld in § 1, kunnen slechts om de drie jaar herzien worden, te beginnen vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002. De verfijning en/of toevoeging van parameters kunnen evenwel gedurende de periode van drie jaar uitgevoerd worden.
  [5 De bedoelde parameters zijn deze waarvan sprake in:
   - artikel 46, § 2, 2°, c): de reanimatie-verstrekkingen;
   - artikel 46, § 2, 2°, a): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen [7 ...]7 en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ;
   - artikel 46, § 2, 2°, b): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen [7 ...]7 en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ;
   - artikel 46, § 3, 2°, a): de standaardtijden;
   - artikel 46, § 3, 2°, b): de dringende geneeskundige verstrekkingen, de basispunten per 100 bedden en de MZG-registraties van de ten laste genomen patiënten in de spoedgevallendiensten;
   - artikel 46, § 3, 2°, c): de geneeskundige verstrekkingen.]5

  Ingeval deze bepaling wordt toegepast tijdens de periode van 3 jaar, brengt dat geen wijziging mee in de andere Onderdelen van het budget waarvan de vaststelling naar de bepalingen van de artikelen 45 en 46 verwijst.
  § 2bis. [3 Voor de berekening van het aantal punten dat aan elk ziekenhuis wordt toegekend, zal de actualisering van de gegevens waarvan sprake in artikel 46, § 4, de volgende maal plaatsvinden op 1 juli 2007 en vervolgens om de twee jaar.]3
  § 3. [3 1° Onder totaalbudget wordt verstaan het bedrag verkregen door de optelling van het budget voor onderdeel B2 van elk ziekenhuis op 30 juni, voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B2 vastgesteld wordt.
   Voor de vaststelling van het totale budget op 1 juli 2002, en tijdens de aanpassingsperiode, bedoeld in artikel 45, § 9, wordt het budget B2 op 30 juni 2002 van elk ziekenhuis als volgt vastgesteld :
   1° indien JR > Q
   (B2 * Q) + [(JR - Q) * x * B2']
   2° indien JR = Q
   (B2 * JR) + [(B2' * x' * (Q - JR)]
   3° indien JR = Q
   (B2 * Q)
   Waarbij :
   JR = tijdens het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen;
   Q = verpleegdagenquotum 2002, zoals bedoeld in artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
   x = 25 % tenzij het ziekenhuis in 2001 een aantal NAL verkregen heeft, vastgesteld bij toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986. In dat geval wordt x 60 % voor de dagen tussen 90 en 95 % bezetting en/of 45 % voor de in 2000 gerealiseerde dagen die hoger liggen dan de in 1996 gerealiseerde dagen. Voor de in 1996 gerealiseerde dagen die nog gerealiseerd worden in 2000 en die hoger liggen dan de dagen in 1989 wordt x 45 % voor zover deze dagen gedurende een dienstjaar tussen 1990 en 1996 tegen 45 % vergoed werden;
   x' = 0 % tenzij de instelling in 2001 een aantal NAL verkregen heeft. x wordt in dat geval 25 %;
   B2 = waarde per dag op 31 december 2001 van onderdeel B2, buiten toepassing van de in artikel 15, 26° bedoelde middelen en na aftrek van de in artikel 74 en 77 bedoelde middelen;
   B2' = dagwaarde op 31 december 2001, buiten toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, van de in artikel 15, 26° bedoelde middelen en na aftrek van de in artikel 74 en 77 bedoelde middelen.
   Aan het aldus voor elk ziekenhuis vastgestelde budget wordt het bedrag toegevoegd met betrekking tot onderdeel B2 van de gerealiseerde prestaties in chirurgische daghospitalisatie bedoeld in [8 punt 4]8 van bijlage 3 voortkomend uit de verdeling van het beschikbare budget voor het chirurgisch dagziekenhuis tussen onderdeel B1 en B2 op basis van de relatieve waarde van elkeen van deze onderdelen B1 en B2 voor elk ziekenhuis.
   2° Op 1 juli 2005 wordt het op 30 juni 2005 beschikbare globale budget met 3.546.000 euro verhoogd. [6 Op 1 juli 2018 wordt het op 30 juni 2018 beschikbare globale budget met 6.357.186 euro verhoogd.]6
   3° [11 ...]11
   4° [11 ...]11
  § 4. Aan elk ziekenhuis wordt een aantal punten toegekend overeenkomstig de modaliteiten voorzien in artikel 46.
  § 5. Het aantal punten toegekend aan ieder ziekenhuis wordt opgeteld om het totaal aantal punten voor alle ziekenhuizen samen te bepalen.
  § 6. De waarde van het punt wordt bepaald door het globaal budget voor Onderdeel B2, bedoeld in § 3, te delen door het totaal aantal punten, bedoeld in § 5.
  § 7. Aan ieder ziekenhuis wordt een bedrag toegekend, bekomen door het puntenaantal van het ziekenhuis, bedoeld in § 4 te vermenigvuldigen met de waarde van het punt, vastgesteld overeenkomstig § 6. [2 Het aldus aangepaste budget B2 wordt het definitieve budget B2 genoemd.]2
  § 8. [2 (oude § 9)]2 [2 De overgang van het huidige budget B2 naar het definitieve budget B2 gebeurt geleidelijk, de aanpassing wordt bepaald op 60 % voor het dienstjaar beginnende op 1 juli 2005. Die aanpassing wordt vastgesteld op 100% voor het dienstjaar beginnende op 1 juli 2006 [11 ...]11.]2
  (Tweede lid opgeheven) <KB 2004-06-07/32, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  [2 ...]2
  [9 § 10. Voor de berekening van de waarde van de medische verstrekkingen, vanaf 1 juli 2023, worden de laagvariabele verstrekkingen bedoeld in de wet van 19 juli 2018 betreffende de gebundelde financiering van de laagvariabele ziekenhuiszorg die tegen nul gefactureerd zijn, in aanmerking genomen tegen een theoretisch bedrag dat overeenstemt met de volledige terugbetaling.]9
Art.45 DROIT FUTUR.    § 1er. Le budget global pour la Sous-partie B2 est réparti entre les hôpitaux sur base d'un système de points. De cette répartition sont exclus les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1, en 2.
  Le budget B2 des hôpitaux visés dans l'article 33, §§ 1,et § 2, est fixé comme suit :
  - (pour les hôpitaux visés à l'article 33, § 1er, 1re phrase, et § 2, la valeur au 30 juin de l'exercice de fixation de la sous-partie B2 est maintenue[11 ...]11); <AR 2007-06-19/33, art. 9, 1°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  - (pour les unités de grands brûlés, le budget B2 par lit est égal à 207.191,33 EUR (index 01/07/2005) pour les hôpitaux privés et à 209.808,32 EUR (index 01/07/2005) pour les hôpitaux publics.) <AR 2006-05-12/30, art. 7, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  [10 A partir du 1er janvier 2024, le budget disponible pour les unités de grands brûlés est diminué d'un montant de 6.143,98 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les hôpitaux concernés en fonction de leur part dans ce budget disponible.]10
  [10 A partir du 1er janvier 2024, le budget global disponible visé à l'alinéa 1er est diminué d'un montant de 1.290.081,49 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les hôpitaux concernés en fonction de leur part dans ce budget global.]10
  § 2. Les modalités du système de points visé au § 1, ne peuvent être revues que tous les trois ans, à dater de l'exercice débutant le 1er juillet 2002. Cependant, l'affinement et/ou l'ajout de paramètres peuvent être effectués pendant la période de trois ans.
  [5 Les paramètres visés sont ceux dont question à:
   - l'article 46, § 2, 2° c): les prestations de réanimation;
   - l'article 46, § 2, 2° a): les prestations médicales et chirurgicales [7 ...]7 et le nombre de points-NRG, tel que déterminé en vertu de l'annexe 18 au présent arrêté ;
   - l'article 46, § 2, 2° ; b): les prestations chirurgicales et médicales [7 ...]7 et le nombre de points-NRG, tel que déterminé en vertu de l'annexe 18 au présent arrêté ;
   - l'article 46, § 3, 2° a): les temps standards;
   - l'article 46, § 3, 2° b): les prestations médicales d'urgence, les points de base par 100 lits et les enregistrements RHM des patients pris en charge au service des urgences ;
   - l'article 46, § 3, 2°, c): les prestations médicales.]5

  Dans le cas où il serait fait application de cette disposition pendant la période de 3 ans, cela n'entraîne pas de modification des autres Sous-parties du budget dont la fixation fait référence aux dispositions des articles 45 et 46.
  § 2bis. [3 Pour le calcul du nombre de points attribué à chaque hôpital, l'actualisation des données, dont question à l'article 46, § 4, interviendra, la prochaine fois, au 1er juillet 2007 et, ensuite, tous les deux ans.]3
  § 3. [3 1° Par budget global, on entend le montant représenté par l'addition du budget pour la sous-partie B2 de chaque hôpital au 30 juin précédant l'exercice de la fixation du budget B2.
   Cependant, pour la détermination du budget global au 1er juillet 2002, et pendant la période d'ajustement visée à l'article 45, § 9, le budget B2 au 30 juin 2002 de chaque hôpital est déterminé de la manière suivante :
   1° si JR > Q
   (B2 * Q) + [(JR - Q) * x * B2']
   2° si JR = Q
   (B2 * JR) + [(B2' * x' * (Q- JR)]
   3° si JR = Q
   (B2 * Q)
   Où:
   JR = journées réalisées pendant l'exercice 2000;
   Q = quota de journées d'hospitalisation 2002 tel que visé à l'article 53 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986;
   x = 25 % sauf si l'hôpital a bénéficié en 2001 d'un nombre DJN fixé en application de l'article 46bis de l'arrêté ministériel du 2 août 1986. Dans ce cas, x devient 60 % pour les journées entre 90 et 95 % d'occupation et/ou 45 % pour les journées réalisées en 2000 qui sont supérieures aux journées réalisées en 1996. Pour les journées réalisées en 1996 encore réalisées en 2000 et qui sont supérieures aux journées 1989, x devient 45 % pour autant que ces journées aient été indemnisés à 45 % lors d'un exercice se situant entre 1990 et 1996;
   x' = 0 % sauf si l'établissement a bénéficié d'un nombre DJN en 2001. Dans ce cas, x devient 25 %;
   B2 = valeur par jour au 31 décembre 2001 de la sous-partie B2 hors application des moyens visés à l'article 15, 26° et déduction faite des moyens visés aux articles 74 et 77;
   B2' = valeur par jour au 31 décembre 2001 hors application de l'article 46bis de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, des moyens visés à l'article 15, 26°, et déduction faite des moyens visés aux articles 74 et 77.
   Au budget ainsi déterminé pour chaque hôpital, il est ajouté le montant relatif à la sous-partie B2 des prestations réalisées en hospitalisation chirurgicale de jour visée au [8 point 4]8 de l'annexe 3 découlant de la répartition du budget disponible pour l'hôpital de jour chirurgical entre les sous-parties B1 et B2 sur base de la valeur relative de chacune de ces sous-parties B1 et B2 pour chaque hôpital.
   2° Au 1er juillet 2005, le budget global disponible au 30 juin 2005 est augmenté de 3.546.000 euros. [6 Au 1er juillet 2018, le budget global disponible au 30 juin 2018 est augmenté de 6.357.186 euros.]6
   3° [11 ...]11
   4° [11 ...]11
  § 4. A chaque hôpital est attribué un nombre de points conformément aux modalités prévues à l'article 46.
  § 5. Le nombre de points attribué à chaque hôpital est additionné afin de déterminer le nombre total de points pour l'ensemble des hôpitaux.
  § 6. La valeur du point est déterminée en divisant le budget global pour la Sous-partie B2, visé au § 3, par le nombre total de points visé au § 5.
  § 7. A chaque hôpital est attribué un montant représenté par la multiplication du nombre de points de l'hôpital visé au § 4 par la valeur du point fixée conformément au § 6. [2 Le budget B2 ainsi adapté est appelé le budget définitif B2.]2
  § 8. [2 (ancien § 9)]2 [2 Le passage du budget actuel B2 vers le budget définitif B2 s'effectue progressivement, étant entendu que l'ajustement est fixé à 60 % pour l'exercice débutant le 1er juillet 2005. Cet ajustement est fixé à 100 % pour l'exercice débutant le 1er juillet 2006 [11 ...]11.]2
  (Alinéa 2 abrogé) <AR 2004-06-07/32, art. 5, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  [2 ...]2
  [9 § 10. Pour le calcul de la valeur des prestations médicales, à partir du 1er juillet 2023, les prestations à basse variabilité visées par la loi du 19 juillet 2018 relative au financement groupé des soins hospitaliers à basse variabilité qui ont été facturées à zéro, sont prises en compte à un montant théorique correspondant au remboursement intégral.]9
Art. 46. § 1. Het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis wordt vastgesteld overeenkomstig de regelen in de hiernavolgende paragrafen.
  Voor de toepassing van de hiernavolgende paragrafen wordt verstaan onder :
  1° [17 verantwoorde bedden : het aantal bedden vastgesteld in toepassing van [19 bijlage 3]19 van dit besluit, waarbij de berekening rekening houdt met de sociale correctie-index waarvan de berekeningsregels in [19 bijlage 17, punt 3]19]17;
  2° waarde van de geneeskundige verstrekkingen : het door de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering verschuldigde bedrag voor verstrekkingen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, verleend tussen 1 januari en 31 december en opgenomen in de bij Hoofdstuk XIV, afdeling 4 van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering bedoelde statistische tabellen voor het betreffende dienstjaar en het eerste en tweede kwartaal van het daaropvolgende dienstjaar;
  3° per bezet bed : het aantal verpleegdagen waarvoor een verzekeringstegemoetkoming vanwege de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering verschuldigd is, gerealiseerd tussen 1 januari en 31 december, en opgenomen in de voornoemde statistische tabellen voor het betreffende dienstjaar en het eerste en tweede trimester van het daaropvolgend dienstjaar, gedeeld door 365.
  [18 4° De NRG (nursing related groups) : classificatiesysteem bestemd om per zorgperiode de gehospitaliseerde patiënten onder te verdelen in homogene groepen. Deze classificatie is gebaseerd op een klinische coherentie van de verpleegkundige zorg, waaruit het inzetten van daarmee gepaard gaande middelen voortvloeit om kwaliteitsvolle zorg te verstrekken.]18
  § 2. Verpleegeenheden.
  1° Basisfinanciering.
  a) Voor de personeelskosten van de hiernavolgende ziekenhuisdiensten worden punten toegekend als volgt :
  - voor de C-, D-, E-, B- en L-bedden : 1 punt;
  - voor de M-bedden : 1,46 punten(inbegrepen het bevallingskwartier);
  - voor de MIC-bedden : 3,75 punten.
  [1 - voor de bedden IB: 4,69 punten.]1
  De punten toegekend voor de M-bedden worden voor de functie plaatselijke neonatale zorg (functie N*) verhoogd, rekening houdende met het aantal bevallingen tijdens het laatst gekende dienstjaar, met dien verstande dat wordt toegekend :
  - voor een kraaminrichting met minder dan 1 000 bevallingen per jaar : 15 punten, voor een kraaminrichting met minder dan 400 bevallingen per jaar, is artikel 18 van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 van toepassing;
  - voor een kraaminrichting met 1 000 bevallingen per jaar en meer : voor de eerste 1 000 bevallingen : 17 punten, verhoogd met drie punten per volledig bijkomende schijf van 150 bevallingen;
  - voor de NIC-bedden : 6,25 punten;
  - voor de G-bedden : 1,36 punten (met inbegrip van de ergotherapeuten en logopedisten);
  - voor de H-bedden : 0,68 punten;
  - voor de A-bedden : 1,33 punten;
  - voor de K-bedden : 2 punten;
  [16 - voor de A-dagbedden: 1,17 punten vanaf 1 juli 2017;
   - voor de A-nachtbedden: 1,19 punten vanaf 1 juli 2017;
   - voor de K-dagbedden: 1,67 punten vanaf 1 juli 2017;
   - voor de K-nachtbedden: 1,75 punten vanaf 1 juli 2017.]16

  (b)) voor de hoofden van verpleegkundige diensten en het middenkader worden punten toegekend op basis van de volgende modaliteiten : <KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  - ziekenhuizen tot 149 verantwoorde bedden : 6,45 punten;
  - ziekenhuizen van 150 tot 250 verantwoorde bedden : 7,63 punten;
  - ziekenhuizen van 251 tot 299 verantwoorde bedden : 9,50 punten;
  - ziekenhuizen van 300 tot 449 verantwoorde bedden : 12,29 punten;
  - ziekenhuizen van 450 tot 500 verantwoorde bedden : 13,95 punten;
  - ziekenhuizen van 501 tot 599 verantwoorde bedden : 16,22 punten;
  - ziekenhuizen van 600 tot 749 verantwoorde bedden : 19,45 punten;
  - ziekenhuizen van 750 tot 899 verantwoorde bedden : 22,86 punten;
  - ziekenhuizen van 900 tot 1.200 verantwoorde bedden : 27,28 punten;
  - ziekenhuizen met meer dan 1 200 verantwoorde bedden : 35,02 punten.
  2° Aanvullende financiering.
  Het aantal punten toegekend overeenkomstig punt 1°, a), voor de verantwoorde C-bedden, uitgezonderd de C-bedden voor daghospitalisatie, D- en E-bedden, wordt verhoogd op basis van de volgende regeling :
  a) voor de verantwoorde C- en D-bedden wordt een bijkomend aantal punten toegekend, berekend als volgt :
  1° op basis van de totale waarde van de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen per bezet C- en D-bed voor de patiënten die tijdens de twee laatst gekende dienstjaren in C- en D-diensten zijn opgenomen, berekend overeenkomstig de voormelde nomenclatuur, met uitzondering van de verstrekkingen van klinische biologie, radiologie, fysiotherapie en met uitzondering van de forfaitaire honoraria, worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de voormelde verstrekkingen per bezet C- en D-bed.
  De ziekenhuizen krijgen bijkomende punten naar gelang van het deciel waarbij ze zijn ingedeeld, namelijk :
Art. 46. § 1er. Le nombre de points attribué à chaque hôpital est fixé conformément aux règles reprises dans les paragraphes suivants.
  Pour l'application des paragraphes ci-après il faut entendre par :
  1° [par lits justifiés : le nombre de lits déterminé en application de [19 l'annexe 3]19 au présent arrêté, dont le calcul tient compte, à partir du 1er juillet 2008, de l'indice de correction sociale dont les modalités de calcul sont définies dans l'[19 annexe 17, point 3]19;] <AR 2007-06-19/33, art. 10, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  2° valeur des prestations médicales : le montant dû par l'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité pour les prestations, reprises à l'annexe 4 du présent arrêté, dispensées entre le 1er janvier et le 31 décembre et figurant dans les tableaux statistiques visés au chapitre XIV, section 4 de l'arrêté royal du 4 novembre 1963 portant exécution de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité et se rapportant à l'exercice concerné et au premier et deuxième trimestres de l'exercice suivant;
  3° par lit occupé : le nombre de journées d'hospitalisation pour lesquelles une intervention de l'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité est due, réalisées entre le 1er janvier et le 31 décembre et figurant dans les tableaux statistiques précités et se rapportant à l'exercice concerné et au premier et deuxième trimestres de l'exercice suivant, divisé par 365;
  4° [18 les NRG (nursing related groups) : système de classification destiné à répartir, par épisode de soins, les patients hospitalisés dans des groupes homogènes. Cette classification est basée sur une cohérence clinique des soins infirmiers de laquelle découle le déploiement des ressources qui s'y rapportent pour réaliser des soins de qualité.]18
  § 2. Unités de soins.
  1° Financement de base.
  a) Pour les coûts de personnel des services hospitaliers repris ci-après, des points par lit justifié sont attribués comme suit :
  - pour les lits C, D, E, B et L : 1 point;
  - pour les lits M : 1,46 points (y compris le quartier obstétrique);
  - pour les lits MIC : 3,75 points.
  [1 - pour les lits IB : 4,69 points.]1
  Les points octroyés pour les lits M sont augmentés pour la fonction de soins néonatals locaux (fonction N*), en tenant compte du nombre d'accouchements réalisés durant le dernier exercice connu étant entendu qu'il est attribué pour :
  - une maternité réalisant moins de 1 000 accouchements par an : 15 points, si une maternité réalise moins de 400 accouchements par an, l'article 18 de l'arrêté royal du 30 janvier 1989 doit être appliqué;
  - une maternité réalisant 1 000 accouchements et plus : pour les 1 000 premiers accouchements : 17 points augmentés de 3 points par tranche complète supplémentaire de 150 accouchements;
  - les lits NIC : 6,25 points;
  - les lits G : 1,36 point (y compris les ergothérapeutes et les logopèdes);
  - les lits H : 0,68 point;
  - les lits A : 1,33 point;
  - les lits K : 2 points;
  [14 - les lits A de jour : 1,17 points à partir du 1er juillet 2017;
   - les lits A de nuit : 1,19 points à partir du 1er juillet 2017;
   - les lits K de jour : 1,67 points à partir du 1er juillet 2017;
   - les lits K de nuit : 1,75 points à partir du 1er juillet 2017.]14

  (b)) Pour les chefs de services infirmiers et le cadre intermédiaire, des points sont attribués selon les modalités suivantes : <AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  - hôpitaux jusqu'à 149 lits justifiés : 6,45 points;
  - hôpitaux de 150 à 250 lits justifiés : 7,63 points;
  - hôpitaux de 251 à 299 lits justifiés : 9,50 points;
  - hôpitaux de 300 à 449 lits justifiés : 12,29 points;
  - hôpitaux de 450 a 500 lits justifiés : 13,95 points;
  - hôpitaux de 501 à 599 lits justifiés : 16,22 points;
  - hôpitaux de 600 à 749 lits justifiés : 19,45 points;
  - hôpitaux de 750 à 899 lits justifiés : 22,86 points;
  - hôpitaux de 900 à 1.200 lits justifiés : 27,28 points;
  - hôpitaux de plus de 1.200 lits justifiés : 35,02 points.
  2° Financement complémentaire.
  Le nombre de points attribué conformément au point 1°, a), pour les lits justifiés C, hormis les lits C d'hospitalisation de jour, D et E est augmenté selon les modalités reprises ci-après :
  a) pour les lits justifiés C et D, il est attribué un nombre de points supplémentaires calculé comme suit :
  1° sur base de la valeur totale par lit occupé C et D des prestations chirurgicales et médicales pour des patients hospitalisés dans les services C et D pendant les deux derniers exercices connus, calculée conformément à la nomenclature précitée, à l'exception des prestations de biologie clinique, de radiologie, de physiothérapie et des honoraires forfaitaires, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante desdites prestations par lit C et D occupé.
  Les hôpitaux reçoivent des points supplémentaires selon leur appartenance à un décile, soit :
[DecielenAantal bijkomende punten per bed
10
20
30
40,02
50,06
60,09
70,14
80,18
90,27
100,34]
<KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[DecielenAantal bijkomende punten per bed10203040,0250,0660,0970,1480,1890,27100,34]<KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points supplémentaires par lit
10
20
30
40,02
50,06
60,09
70,14
80,18
90,27
100,34]
<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points supplémentaires par lit10203040,0250,0660,0970,1480,1890,27100,34]<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  De aldus toegekende punten worden in aanmerking genomen ten belope van [6 20 %]6. De punten die de overige [6 80 %]6 vertegenwoordigen worden samengeteld voor het hele land en worden verdeeld overeenkomstig het hiernavolgende [6 punt 2°]6.
  2° [18 de punten die de overblijvende 80% vertegenwoordigen, waarvan sprake in het punt 1° hierboven, worden verdeeld onder de ziekenhuizen volgens de NRG punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de som van de residuele punten, zoals gedefinieerd in bijlage 18, van het geheel van zorgperiodes (intensief en niet-intensief) gerealiseerd in C, D, L, C+D, CI, DI en HI.]18
  3° [6 ...]6
  b) voor de verantwoorde E-bedden wordt er een aantal bijkomende punten toegekend, berekend als volgt :
  1° op basis van de totale waarde van de heelkundige en geneeskundige verstrekkingen per bezet E-bed, berekend overeenkomstig de voormelde nomenclatuur en toegekend aan de patiënten die in een E-dienst opgenomen zijn tijdens de twee laatst gekende dienstjaren met uitzondering van de verstrekkingen van klinische biologie, radiologie, fysiotherapie en met uitzondering van de forfaitaire honoraria, worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen naargelang de stijgende waarde van de verstrekkingen per bezet bed.
  De ziekenhuizen krijgen bijkomende punten per verantwoord bed naargelang het deciel waarbij ze zijn ingedeeld, namelijk :
  Les points ainsi attribués sont retenus à raison de [5 20 %]5. Les points représentant les [5 80 %]5 restants sont totalisés pour l'ensemble du pays et sont répartis conformément [5 au point 2°]5 ci-après.
  2° [18 Les points représentant les 80 % restants dont question au point 1° ci-dessus sont répartis entre les hôpitaux selon les points NRG en fonction de la part de marché de l'hôpital, établie sur base de la somme des points résiduels, tels que définis dans l'annexe 18, de l'ensemble des épisodes de soins (intensifs et non intensifs) réalisés en C, D, L, C+D, CI, DI et HI.]18
  3° [5 ...]5
  b) pour les lits justifiés E, il est attribué un nombre de points supplémentaires calculé comme suit :
  1° sur base de la valeur totale des prestations chirurgicales et médicales par lit E occupé, calculée conformément à la nomenclature susvisée et octroyée aux patients admis dans un service E pendant les deux derniers exercices connus à l'exception des prestations de biologie clinique, de radiologie, de physiothérapie et des honoraires forfaitaires, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante des prestations par lit occupé.
  Les hôpitaux reçoivent des points supplémentaires par lit justifié selon leur appartenance à un décile, soit :
[DecielenAantal bijkomende punten per bed
10
20,01
30,05
40,10
50,13
60,15
70,18
80,20
90,25
100,38 ]
<KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[DecielenAantal bijkomende punten per bed1020,0130,0540,1050,1360,1570,1880,2090,25100,38 ]<KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points supplémentaires par lit
10
20,01
30,05
40,10
50,13
60,15
70,18
80,20
90,25
100,38]
<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points supplémentaires par lit1020,0130,0540,1050,1360,1570,1880,2090,25100,38]<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  De aldus toegekende punten worden in aanmerking genomen ten belope van 70 %.
  De punten die de overige 30 % vertegenwoordigen, worden voor het hele land samengeteld en verdeeld overeenkomstig het hiernavolgende tweede lid.
  2° [18 de punten die de overblijvende 30% vertegenwoordigen, waarvan sprake in het punt 1° hierboven, worden verdeeld onder de ziekenhuizen volgens de NRG punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de som van de residuele punten, zoals gedefinieerd in bijlage 18, van het geheel van zorgperiodes (intensief en niet-intensief) gerealiseerd in E en EI.]18
  c) Voor de C-, D- en E-bedden wordt een aantal bijkomende punten toegekend, berekend als volgt :
  c. 1) eerste berekening :
  Op basis van de totale waarde van de reanimatieverstrekkingen verleend aan de patiënten die tijdens de twee laatst gekende dienstjaren in de C-, D-, E- en G-diensten verbleven, berekend overeenkomstig de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, wordt een aantal bijkomende punten per verantwoord bed onder de kenletters C, D en E toegekend.
  Met het oog op deze berekening worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de reanimatieverstrekkingen per bezet bed in de diensten erkend onder de kenletters C, D en E. Het aantal bijkomende punten per verantwoord bed wordt als volgt vastgesteld :
  Les points ainsi attribués sont retenus à concurrence de 70 %.
  Les points représentant les 30 % restants sont totalisés pour le pays et répartis conformément à l'alinéa 2 ci-après.
  2° [18 Les points représentant les 30 % restants dont question au point 1° ci-dessus sont répartis entre les hôpitaux selon les points NRG en fonction de la part de marché de l'hôpital, établie sur base de la somme des points résiduels, tels que définis dans l'annexe 18, de l'ensemble des épisodes de soins (intensifs et non intensifs) réalisés en E et EI.]18
  c) Pour les lits justifiés C, D et E, il est attribué un nombre de points supplémentaires calculé comme suit :
  c. 1) premier calcul :
  Sur base de la valeur totale des prestations de réanimation octroyées aux patients hospitalisés dans les services C, D, E et G dans les deux derniers exercices connus, calculée conformément à la nomenclature des prestations médicales, il est accordé un nombre de points supplémentaires par lit justifié dans les index C, D et E.
  En vue de ce calcul, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante des prestations de réanimation par lit occupé dans les services C, D et E. Le nombre de points supplémentaires par lit justifié est fixé comme suit :
 [ DecielenAantal punten per bed
1 0,08
2 0,08
3 0,08
4 0,08
5 0,10
6 0,13
7onderste helft0,15
7bovenste helft0,17
8onderste helft0,20
8bovenste helft0,21
9onderste helft0,24
9bovenste helft0,28
10onderste helft0,33
10bovenste helft0,41]
<KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[ DecielenAantal punten per bed10,0820,0830,0840,0850,1060,137onderste helft0,157bovenste helft0,178onderste helft0,208bovenste helft0,219onderste helft0,249bovenste helft0,2810onderste helft0,3310bovenste helft0,41]<KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
 [DécilesNombre de points par lit
1 0,08
2 0,08
3 0,08
4 0,08
5 0,10
6 0,13
7moitié inférieure0,15
7moitié supérieure0,17
8moitié inférieure0,20
8moitié supérieure0,21
9moitié inférieure0,24
9moitié supérieure0,28
10moitié inférieure0,33
10moitié supérieure0,41 ]
<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points par lit10,0820,0830,0840,0850,1060,137moitié inférieure0,157moitié supérieure0,178moitié inférieure0,208moitié supérieure0,219moitié inférieure0,249moitié supérieure0,2810moitié inférieure0,3310moitié supérieure0,41 ]<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  De aldus toegekende punten per verantwoord bed worden in aanmerking genomen ten belope van 20 %.
  c. 2) [18 tweede berekening:
   De ziekenhuizen worden onderverdeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de gevestigde verhouding tussen de som van de residuele punten, zoals gedefinieerd in bijlage 18, van de gerealiseerde intensieve zorgepisodes in C, D, E, C+D, L, HI, CI, EI en het aantal dagen C, D en E (intensief en niet-intensief).
   Het aantal supplementaire punten per verantwoord bed is vastgelegd zoals hernomen in de tabel opgenomen in de eerste berekening en weerhouden aan 40%.]18

  c. 3.) derde berekening :
  Op basis van de scores berekend overeenkomstig bijlage 8 van dit besluit worden de ziekenhuizen in decielen ingedeeld volgens de stijgende waarde van de score. Het aantal bijkomende punten per verantwoord bed wordt vastgesteld zoals opgegeven in de bij de eerste berekening vermelde tabel en komen in aanmerking ten belope van 40 %.
  c. 4) vierde berekening :
  De punten per verantwoord bed uit de eerste, tweede en derde berekening worden opgeteld. Het resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde C-, D- en E-bedden hetgeen het aantal supplementaire punten voor de bedden van intensieve aard vertegenwoordigt.
  Het aantal bedden van intensieve aard wordt bepaald door het resultaat van de vermenigvuldiging van het eerste lid te delen door 4.
  c. 5) :
  Het behoud van het voordeel van de bijkomende punten zoals bedoeld bij de vierde berekening hangt af van de deelname aan een evaluatieprogramma voor reanimatieverstrekkingen, dat georganiseerd wordt door de Overlegstructuur tussen ziekenhuisbeheerders, artsen en verzekeringsinstellingen.
  [11 d) [18 ...]18]11
  3° Totaal van de basisfinanciering en de aanvullende financiering.
  Het aantal punten berekend op basis van punt 1° en 2° wordt voor elk ziekenhuis samengeteld.
  § 3. Voor de kosten van het operatiekwartier, de spoedgevallendienst, sterilisatie en deze bedoeld in artikel 13, [13 2° tot 6°]13, worden punten toegekend. Met het oog op deze toekenning wordt een onderscheid gemaakt tussen vier soorten aktiviteiten :
  a) het operatiekwartier : de kosten van het personeel;
  b) de spoedgevallendienst : de kosten van het personeel;
  c) de kosten van de medische produkten : de kosten bedoeld in artikel 13, 2° tot en met 6°, waarbij die worden onderverdeeld in kosten met betrekking tot het operatiekwartier, kosten met betrekking tot de spoedgevallendienst en kosten met betrekking tot de verpleegeenheden;
  d) de kosten voor het personeel van de centrale sterilisatie.
  De punten worden op de volgende wijze toegekend :
  1° [19 voor ieder van deze activiteiten wordt, voor alle ziekenhuizen van het land, een aantal punten toegekend dat overeenstemt met een percentage van het totaal aantal punten voor alle ziekenhuizen van het land toegekend overeenkomstig § 2.
   Dit percentage wordt als volgt berekend:
   - personeel van het operatiekwartier: 11,35 % ;
   - personeel van de spoedgevallendienst : 6,32 %;
   - personeel van de centrale sterilisatie: 1,94 %;
   - kosten van de medische producten 6,18 % voor het operatiekwartier, 0,53 % voor de spoedgevallendienst en 7,91 % voor de verzorgeenheden.]19

  2° Het aantal punten bepaald bij toepassing van punt 1° wordt over de ziekenhuizen verdeeld overeenkomstig de volgende regelen :
  a) voor het operatiekwartier :
  Per operatiezaal worden 7,50 punten toegekend. Het aantal operatiezalen wordt als volgt bepaald :
  a. 1) [2 eerste berekening :
   Per heelkundige ingreep vermeld in bijlage 9 van dit besluit, wordt een standaardtijd toegekend zoals opgegeven in dezelfde bijlage, met uitzondering van de heelkundige ingre(e)p(en) uitgevoerd tijdens eenzelfde operatieve behandeling binnen een operatiegebied duidelijk te onderscheiden van de hoofdingreep waarvan de prestaties slechts voor 50 % terugbetaald kunnen worden, hiervoor wordt een coëfficiënt van 0,5 van de in bijlage opgenomen standaardtijd toegepast. [12 De verstrekkingen vermeld in 'dienstcode 002' worden toegekend aan het ziekenhuis dat die verstrekkingen heeft uitgevoerd op basis van de code 'plaats van prestatie'.]12
   Die standaardtijden worden verhoogd :
   - om rekening te houden met de tijd nodig voor het opruimen van het materieel en het voorbereiden van de zaal, met 33 % voor de ingrepen waarvan de duur strikt lager is dan 210 minuten, met 25 % voor de ingrepen waarvan de duur ligt tussen 210 en 269 minuten en met 20 % voor de ingrepen waarvan de duur langer dan of gelijk aan 270 minuten is;
   - [7 ...]7
   - met een coëfficiënt gelijk aan de verhouding tussen het totale aantal verpleegdagen van de heelkundige dienst en het aantal gefactureerde verpleegdagen aan de verzekeringsinstellingen voor dezelfde dienst.
   De verzekeringsinstellingen, waarvan sprake, zijn :
   * De Landsbond der Christelijke Mutualiteiten;
   * Het Nationale Verbond van Socialistische Mutualiteiten;
   * Het Nationale Verbond van Liberale Mutualiteiten;
   * De Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen;
   * De Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
   * De Landsbond van Neutrale Ziekenfondsen;
   * De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen zodra de hierop betrekking hebbende gegevens geïntegreerd zijn in de ZIV-profielen.
   Op deze basis wordt per ziekenhuis een aantal zalen als volgt berekend :
   (aantal ingrepen * aangepaste tijd) / (1520*3) = aantal zalen.]2

  a. 2) [8 Tweede berekening : operatiezaal die permanent beschikbaar is :
   Bovenop de punten toegekend overeenkomstig punt a.1), worden per operatiezaal in heelkundige diensten die permanent beschikbaar worden gehouden 20 punten toegekend.
   Voor het bepalen van het aantal operatiezalen die permanent beschikbaar worden gehouden, worden de hiernavolgende criteria toegepast.
   Voor alle ziekenhuizen wordt een zaal toegekend als :
   - het ziekenhuis is opgenomen in de dringende medische hulpverlening;
   - het aantal zalen vastgesteld op basis van de eerste berekening minstens 5 bedraagt :
   - het ziekenhuis beschikt over een erkend globaal zorgprogramma " cardiale pathologie " B bestaande uit de deelprogramma's B1, B2 en B3 of een neurochirurgiedienst die tijdens het laatst gekende dienstjaar minstens 250 [15 heelkundige]15 ingrepen heeft uitgevoerd [14 , voor de patiënten die vallen onder één van de verzekeringsinstellingen bedoeld in a.1) eerste berekening,]14 waarvan minstens 150 ingrepen vermeld in de voornoemde nomenclatuur met een waarde gelijk aan of hoger dan K400.
   Een tweede bijkomende zaal wordt toegekend als bovendien :
   - het aantal zalen bepaald volgens de eerste berekening minstens 8 bedraagt;
   - het ziekenhuis, [16 voor zover de betrokken voorwaarde niet gehanteerd werd bij de toekenning van de eerste zaal,]16 beschikt over een erkend globaal zorgprogramma " cardiale pathologie " B, bestaande uit de deelprogramma's B1, B2 en B3 of een neurochirurgiedienst, die tijdens het laatst gekende dienstjaar, minstens 250 heelkundige ingrepen heeft uitgevoerd, waarvan minstens 150 ingrepen vermeld in de voornoemde nomenclatuur met een waarde gelijk aan of hoger dan K400.]8

  [21 In afwijking van de vorige leden, wordt de financiering van het aantal operatiezalen dat permanent beschikbaar is voor neurochirurgie behouden op de waarde die is gefinancierd in het budget van financiële middelen zoals betekend op 1 juli 2023.]21
  a. 3) Totaal van de punten :
  De na de eerste en tweede berekening toegekende punten worden opgeteld. Het totaal aantal punten voor het land wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het totale aantal punten te blijven dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de operatiekwartieren, met dien verstande dat het minimum aantal punten per ziekenhuis 15 punten bedraagt.
  b) voor de spoedgevallendienst :
  [19 b.1) Berekening
   Het aantal punten bedoeld in § 3, 1°, wordt verhoudingsgewijs verdeeld tussen de ziekenhuizen op basis van het aantal punten units-spoedgevallen volgens de modaliteiten van bijlage 6 van dit besluit.
   Vanaf 1 juli 2014 wordt een aantal bijkomende punten, dat overeenstemt met 20 % van de som van de budgetten die worden toegekend aan de ziekenhuizen die vermeld staan in bijlage 16 van dit besluit, met uitzondering van de algemene ziekenhuizen die over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met erkende bedden onder de kenletters A, T of K en de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2 van dit besluit, toegevoegd aan het beschikbare budget voor het personeel van de spoedgevallendienst, en verdeeld tussen de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aantal units spoedgevallen, zoals berekend volgens de modaliteiten beschreven in bijlage 6 van dit besluit.
   De verdeling van de punten moet de toekenning verzekeren van ten minste 15 punten aan de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' of een functie voor intensieve zorg. In geval van overschrijding van het totale aantal voor het land weerhouden punten, wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast op de berekende punten die hoger liggen dan 15 teneinde binnen het totale aantal voor het land beschikbare punten te blijven.
   Vanaf het ogenblik dat een ziekenhuis erkend is hetzij voor de functie `eerste opvang van spoedgevallen', hetzij voor de functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' wordt het minimum van 15 punten slechts één keer per ziekenhuis, ongeacht het aantal sites, verzekerd voor één van de twee functies.
   Voor de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' en die voldoen aan de volgende voorwaarden:
   - zich minstens 25 km van een ander ziekenhuis bevinden dat over een erkende functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' beschikt of zich in een gemeenschap bevinden waar alleen de erkende functies `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' zich op meer dan 25 km van elkaar bevinden,
   - en over het maximum 200 erkende bedden beschikken,
   wordt het minimum van 15 punten tot 30 punten opgetrokken, met dien verstande dat na de toepassing van die regel het aantal voor het hele land toegekende punten het totale aantal voor het land beschikbare punten niet mag overschrijden. In geval van overschrijding van het totale aantal weerhouden punten voor het land, wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast op de berekende punten die, naargelang het geval, hoger liggen dan 15 of 30, teneinde binnen het totale aantal voor het land beschikbare punten te blijven.
   b.2) Het behoud van het voormelde aantal punten is afhankelijk van het verzamelen en overzenden van de gegevens met betrekking tot de activiteit van de dienst spoedgevallen.]19

  c) Voor de activiteiten bedoeld in punt c) van de inleidende zin worden punten toegekend :
  - voor het operatiekwartier : het totaal aantal punten dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de kosten van medische producten in operatiekwartieren, wordt onder de ziekenhuizen verdeeld pro rata de punten toegekend overeenkomstig a) hierboven;
  - voor de spoedgevallendienst : het totaal aantal punten dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de kosten van de medische producten in de spoedgevallendiensten, wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van de punten toegekend overeenkomstig punt b) hierboven;
  - voor de verpleegeenheden worden punten toegekend per bed. Dit aantal punten verschilt naargelang van de erkenningsindex van het bed, hetzij :
  - voor de A-bedden : 0,18 punten;
  - voor de C-bedden : 1 punt;
  - voor de D-bedden : 1,03 punten;
  - voor de E-bedden : 1,19 punten;
  - voor de G-bedden : 0,63 punten;
  - voor de M-bedden : 1,91 punten;
  - voor de K-bedden : 0,04 punten;
  - voor de bedden met intensief karakter : 11,33 punten;
  - voor de NIC-bedden : 8,11 punten;
  - voor de H-bedden : 0,09 punten.
  [1 - voor de bedden IB: 0,18 punten.]1
  Een bijkomend aantal punten wordt toegekend (in functie van de genormaliseerde waarde per bezet bed), van de geneeskundige verstrekkingen berekend overeenkomstig voormelde nomenclatuur, met uitzondering van de verstrekkingen inzake klinische biologie, radiologie, fysiotherapie en de forfaitaire honoraria. [De genormaliseerde waarde per bezet bed van de medische verstrekkingen wordt overeenkomstig de bepalingen van bijlage 14 van dit besluit vastgesteld.] <KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  Voor de toepassing van het voorgaande lid worden de ziekenhuizen in decielen ingedeeld volgens de stijgende waarde van de verstrekkingen.
  Per deciel worden de hierboven toegekende punten vermenigvuldigd met een factor die verschillend is naargelang van het deciel.
  (Deze factor bedraagt :
  - voor de ziekenhuizen die tot het 1e deciel behoren : 0,8;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 2e deciel behoren : 1,1;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 3e deciel behoren : 1,4;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 4e deciel behoren : 1,7;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 5e deciel behoren : 2,0;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 6e deciel behoren : 2,3;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 7e deciel behoren : 2,6;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 8e deciel behoren : 2,9;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 9e deciel behoren : 3,2;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 10e deciel behoren : 3,5.) <KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  [17 Om de waarde per bezet bed te bepalen wordt geen rekening gehouden met de medische prestaties en de verpleegdagen in de bedden erkend A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd, Kn en IB. Voor de ziekenhuizen waarvan het aantal verantwoorde bedden onder kenletter G hoger is dan het nationaal gemiddelde, zonder A-, Ad-, An-, T-, Td-, Tn-, K-, Kd-, Kn en IB-bedden, worden de verminderd met een aantal dagen overeenkomend met een aantal verpleegdagen G vermenigvuldigd met het volgende percentage :
   Aantal Ghi-bed.- aantal gemidd. G-bed. nationaalx 100
   Aantal Ghi-bedden
   waarbij :
   - aantal bedden Ghi = Aantal verantwoorde G-bedden van het beschouwde ziekenhuis;
   - gemiddeld nationaal aantal bedden G = het totaal aantal verantwoorde bedden van het beschouwde ziekenhuis, zonder A-, Ad-, An-, T-, Td-, Tn-, K-, Kd-, Kn en IB-bedden, vermenigvuldigd met het gemiddeld percentage verantwoorde G-bedden vastgesteld op nationaal vlak met betrekking tot het totaal aantal verantwoorde bedden, zonder A-, Ad-, An-, T-, Td-, Tn-, K-, Kd-, Kn en IB-bedden.
   Met hospitalisatiedagen G wordt bedoeld : de dagen MZG behalve deze met betrekking tot A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd, Kn en IB * (gerealiseerde dagen G van Finhosta / aantal totaal gerealiseerde dagen van Finhosta behalve deze gerealiseerd in A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd, Kn en IB), wetende dat de gerealiseerde dagen gehaald uit Finhosta en de MZG betrekking hebben op het jaar dat dient als referentie voor de berekening van de verantwoorde activiteit van het beschouwde jaar.]17
.
  Het aldus bekomen aantal punten wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het totaal aantal punten te blijven dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de kosten van de medische producten op de verpleegeenheden.
  d) voor de activiteiten bedoeld onder punt d) van de inleidende zin, worden punten toegekend welke worden berekend door het toepassen van een percentage van 10,22 % op de punten toegekend volgens punt c) hierboven.
  Het aldus toegekende aantal punten wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het aantal punten te blijven dat voor het gehele land voor het personeel van de centrale sterilisatie in aanmerking wordt genomen.
  § 4. [9 Het geheel van de punten dat aan elk ziekenhuis voor het personeel wordt toegekend overeenkomstig de §§ 2 en 3, wordt op de volgende wijze aangepast :
   a) Het aantal punten wordt gewijzigd om rekening te houden met de gemiddelde loonkost van elk ziekenhuis ten opzichte van de nationale gemiddelde loonkost.
   In dit geval, wordt de volgende formule toegepast :
   Aantal punten personeel x gemiddelde loonkost ziekenhuis/nationaal gemiddelde ziekenhuis
   b) de berekening van de gemiddelde loonkost van het ziekenhuis en de nationale gemiddelde loonkost wordt vastgesteld op basis van de theoretische loonschalen waarbij rekening wordt gehouden met de volgende elementen :
   b.1) de loonschalen van de ondergeschikte openbare besturen op 1 november 1993, vermeerderd met 3,5 % voor de privé- sector en met 4,93 % voor de openbare sector overeenstemmend met elke graad of functie.
   Volgende functies worden in aanmerking genomen :
   - Hoofd van het verpleegkundig departement;
   - Verpleegkundig diensthoofd (middenkader);
   - Hoofdverpleegkundige 1.78s;
   - Hoofdverpleegkundige 1.77;
   - Hoofdverpleegkundige 1.61;
   - Gegradueerd verpleegkundige (t.e.m. 2006)/bachelor (vanaf 2007) 1.77;
   - Gegradueerd verpleegkundige (t.e.m. 2006)/bachelor (vanaf 2007) 1.61;
   - Gegradueerd verpleegkundige (t.e.m. 2006)/bachelor (vanaf 2007) 1.55;
   - Gebrevetteerd (t.e.m. 1996)/gediplomeerd (vanaf 1997 t.e.m. 2008)/gegradueerd verpleegkundige HBO5 (vanaf 2009) 1.55;
   - Gebrevetteerd (t.e.m. 1996)/gediplomeerd (vanaf 1997 t.e.m. 2008)/gegradueerd verpleegkundige HBO5 (vanaf 2009) 1.43;
   - Ziekenhuisassistent 1.57;
   - Ziekenhuisassistent 1.40;
   - Paramedisch personeel 1.80;
   - Paramedicus A1;
   - Paramedicus A2;
   - Psycholoog in diensten A, K, T en/of IB;
   - Opvoeder A, K, T en/of IB;
   - Zorgkundige 1.35;
   - Zorgkundige 1.26;
   - Zorgkundige 1.22;
   - Personeel 54bis.
   b.2) [12 het aantal VTE per functie.
   Voor de functies die genieten van een weddenschaal met vlakke loopbaan, moet het totaal aantal voltijdse equivalenten van de functie worden opgesplitst om rekening te houden met de door de loonschaal voorziene verhogingen.
   Het aantal in aanmerking genomen VTE voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie wordt verkregen door de som van de basispunten, de bijkomende punten en de punten toegekend voor de plaatsen heelkundige daghospitalisatie, het personeel van het operatiekwartier, het personeel van de spoeddienst en het personeel van de sterilisatie te delen door 2,5 punten, waarbij een aantal VTE's dient te worden opgeteld dat overeenstemt met toegekende bijkomende financieringen in onderdeel B4 met artikel 74 en in onderdeel B7 met artikel 77, om de kost te financieren van het verschil in de normen aan verpleegkundig personeel en verzorgend personeel van toepassing op de universitaire en op de niet-universitaire bedden.
   Vanaf 1 juli 2014 wordt, indien het aantal verantwoorde bedden, berekend voor het financieringsdienstjaar in kwestie, lager ligt dan het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening, het aantal VTE's dat overeenstemt met de basispunten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie, berekend rekening houdend met het aantal verantwoorde bedden en met de helft van het verschil, berekend per bedindex, tussen het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening en het aantal verantwoorde bedden.]12

   b.3) de gemiddelde geldelijke anciënniteit voor iedere functie. De splitsing bedoeld in het vorig punt is ook hier van kracht.
   Om de gemiddelde geldelijke anciënniteit te berekenen, moet met de volgende principes rekening worden gehouden :
   - indien nodig, moet de geldelijke anciënniteit van het personeelslid beperkt worden tot de maximale geldelijke anciënniteit waarin de loonschaal voorziet;
   - de geldelijke anciënniteit wordt berekend op basis van de anciënniteiten vastgesteld op 31 december van het laatst bekende dienstjaar, waarbij ook rekening wordt gehouden met het personeel dat tijdens het betrokken jaar is vertrokken;
   - Volgende berekeningsformule wordt toegepast :
   (∑ Geldelijke anciënniteit x VTE)/ ∑ VTE
  [12 Er wordt in eerste instantie rekening gehouden met het personeel met de hoogste gemiddelde loonkost.]12
   b.4) de sociale lasten, rekening houdend met het effectieve geldelijke statuut van het personeel;
   b.5) de bezoldiging van de buitengewone prestaties berekend op basis van een apart gemiddeld percentage per ziekenhuis van de brutobezoldiging. Dit percentage wordt als volgt vastgesteld :
   - een aantal VTE's berekenen die door onderdeel B2 worden gefinancierd, hetzij het aantal punten toegekend voor het personeel gedeeld door 2,5;
   - [18 - een aantal [19 VTE's]19 berekenen voor de bedden met een intensief karakter door het aantal bedden met een intensief karakter, vastgelegd op basis van het model NRGnew zoals gedefinieerd in bijlage 18, te vermenigvuldigen met 2. Dit aantal [19 VTE's]19 kan nooit minder zijn dan 12;]18
   - een aantal VTE's berekenen voor de spoedgevallendienst door het aantal punten toegekend voor het personeel van die dienst door 2,5 te delen. Dat aantal VTE's mag nooit lager dan 6 zijn;
   - op basis van de reële kosten voor de bezoldiging van de buitengewone prestaties vastgesteld voor het laatst gekende dienstjaar, het reële percentage op nationaal vlak berekenen, van de kosten voor de bezoldiging van de buitengewone prestaties ten opzichte van het brutobedrag van de bezoldiging, en dat apart voor de intensieve zorg, de spoedgevallendienst en de andere ziekenhuisdiensten;
   - door elk van die percentages te wegen op basis van het relatieve gewicht van het personeel van elk van de op die manier bepaalde drie sectoren, voor al het personeel dat door onderdeel B2 wordt gefinancierd, verkrijgt men een gemiddeld percentage van het brutobedrag van de bezoldiging dat de kosten voor de bezoldiging van buitengewone prestaties in het betrokken ziekenhuis weergeeft;
   - het op die manier berekende percentage wordt toegepast om de bezoldigingen te berekenen van het gekwalificeerd personeel dat niet behoort tot de Directie Nursing en het middenkader.
   Voor het personeel 54bis en zorgkundige wordt het percentage vastgesteld op 10 % van het percentage weerhouden voor het gekwalificeerd personeel. Voor het personeel 54bis en zorgkundige van de intensieve zorgen en de spoedgevallendiensten is dit percentage gelijk aan nul.]9

  [20 Op 1 juli 2021 wordt het aantal punten, dat het resultaat is van de berekening gemaakt op 1 juli 2020 volgens de bepalingen van deze paragraaf, gebruikt ten belope van twee derden van de waarde ervan.
   "Op 1 juli 2022 wordt het aantal punten, dat het resultaat is van de berekening gemaakt op 1 juli 2020 volgens de bepalingen van deze paragraaf, gebruikt ten belope van een derde van de waarde ervan.
   "Op 1 juli 2023 wordt het aantal punten, dat het resultaat is van de berekening gemaakt op 1 juli 2020 volgens de bepalingen van deze paragraaf, niet meer gebruikt.]20

  

Wijzigingen

  Les points ainsi attribués par lit justifié sont retenus à raison de 20 %.
  c. 2) [18 deuxième calcul :
   Les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante du rapport établi entre la somme des points résiduels, tels que définis dans l'annexe 18, des épisodes de soins intensifs réalisés en C, D, E, C+D, L, HI, CI, DI, EI et le nombre de jours C, D et E (intensifs et non intensifs).
   Le nombre de points supplémentaires par lit justifié est fixé comme repris au tableau figurant au premier calcul et retenu à raison de 40 %.]18

  c. 3) troisième calcul :
  Sur base des scores calculés conformément à l'annexe 8 du présent arrêté, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante du score. Le nombre de points supplémentaires par lit justifié est fixé comme repris au tableau figurant au premier calcul et retenu à raison de 40 %.
  c. 4) quatrième calcul :
  Les points par lit justifié résultant des premier, deuxième et troisième calculs sont additionnés. Le résultat est multiplié par le nombre de lits justifiés C, D et E, ce qui représente le nombre de points supplémentaires pour les lits à caractère intensif.
  Le nombre de lits à caractère intensif est déterminé en divisant le résultat de la multiplication visée à l'alinéa premier par 4.
  c. 5) :
  Le maintien du bénéfice des points supplémentaires visés au quatrième calcul est subordonné à la participation à un programme d'évaluation des prestations de réanimation organisée par la Structure de concertation entre gestionnaires d'hôpitaux, médecins et organismes assureurs.
   d)[18 ...]18
  3° Totalisation du financement de base et du financement complémentaire
  Les nombres de point calculés selon les dispositions des points 1° et 2° sont additionnés pour chaque hôpital.
  § 3. Pour les coûts du quartier opératoire, du service d'urgence, de la stérilisation et ceux visés dans l'article 13, [12 2° jusqu'au 6°]12, des points sont attribués. En vue de cet octroi, une distinction est faite entre quatre types d'activité :
  a) les coûts du personnel du quartier opératoire;
  b) les coûts de personnel du service d'urgences;
  c) les coûts des produits médicaux : les coûts visés à l'article 13, 2° à 6° y compris, en les subdivisant entre ceux relatifs au quartier opératoire, ceux relatifs au service d'urgences et ceux relatifs aux unités de soins;
  d) les coûts pour le personnel de la stérilisation centrale.
  Les points sont attribués de la manière suivante :
  1° [19 pour chacune de ces activités pour tous les hôpitaux du pays, il est attribué un nombre de points correspondant à un pourcentage du nombre total de points pour tous les hôpitaux du pays attribués conformément au § 2.
   Ce pourcentage est fixé comme suit:
   - personnel du quartier opératoire : 11,35 % ;
   - personnel de service d'urgence : 6,32 % ;
   - personnel de stérilisation centrale : 1,94 % ;
   - coût des produits médicaux : 6,18 % pour le quartier opératoire, 0,53 % pour le service d'urgence et 7,91 % pour les unités de soins.]19

  2° Le nombre de points déterminés en application du point 1° est réparti entre les hôpitaux conformément aux règles suivantes :
  a) pour le quartier opératoire :
  7,50 points sont attribués par salle d'opérations. Le nombre de salles d'opérations est déterminé de la manière suivante :
  a. 1) premier calcul :
  [2 Par intervention chirurgicale figurant en annexe 9 du présent arrêté, il est attribué un temps standard tel que repris dans la même annexe, à l'exception de/des intervention(s) chirurgicale(s) exécutée(s) au cours d'une même séance opératoire dans les champs nettement distincts de l'intervention principale ou des prestations pouvant être remboursées à 50 % seulement, où un coefficient de 0,5 est appliqué sur les temps standards de l'annexe. [11 Les prestations mentionnées dans le 'code service 002' sont attribuées à l'hôpital qui a réalisé ces prestations sur base du code 'lieu de prestation'.]11
   Ces temps standards sont augmentés:
   - pour tenir compte des délais nécessaires pour le rangement de matériel et la préparation de la salle, de 33 % pour les interventions dont la durée est strictement inférieure à 210 minutes, de 25 % pour les interventions dont la durée est comprise entre 210 et 269 minutes et de 20 % pour les interventions dont la durée est supérieure ou égale à 270 minutes;
   - [6 ...]6
   - d'un coefficient égal au rapport entre le nombre total de journées d'hospitalisation du service de chirurgie et le nombre de journées d'hospitalisation facturés aux organismes assureurs pour le même service.
   Les organismes assureurs dont question sont:
   * l'Alliance nationale des Mutualités chrétiennes;
   * l'Union nationale des Mutualités socialistes;
   * l'Union nationale des Mutualités libérales;
   * l'Union nationale des Mutualités libres;
   * la Caisse auxiliaire maladie-invalidité;
   * l'Union nationale des Mutualités neutres;
   * la Société nationale des Chemins de fer belge dès que les données y relatives seront intégrées dans les profils de l'A.M.I.
   Sur cette base est calculé par hôpital un nombre de salles comme suit :
   (nbre d'interventions * Temps adapté) / (1520*3) = nbre de salles.]2

  a. 2) [7 deuxième calcul : salle d'opération disponible en permanence :
   En plus des points attribués conformément au point a.1), sont attribués 20 points par salle d'opération, dans les services de chirurgie, maintenue disponible en permanence.
   Pour déterminer le nombre de salles d'opération maintenues disponibles en permanence, il est fait application des critères ci-après.
   Pour tous les hôpitaux, une salle est octroyée si :
   - l'hôpital est repris dans l'aide médicale urgente;
   - le nombre de salles déterminé en fonction du premier calcul est au moins de 5;
   - l'hôpital dispose d'un programme de soins global " pathologie cardiaque " B agréé, composé des programmes partiels B1, B2 et B3, ou d'un service de neurochirurgie comptant, pendant le dernier exercice connu, au minimum 250 interventions chirurgicales [13 , pour des patients relevant d'un des organismes assureurs tels que visés au a.1) premier calcul,]13 comprenant au minimum 150 interventions reprises dans la nomenclature précitée avec une valeur égale ou supérieure à K 400.
   Une salle supplémentaire est octroyée si, en outre :
   - le nombre de salles déterminé suivant le premier calcul est au moins 8;
   - l'hôpital dispose, selon qu'il n'ait pas été repris pour l'attribution de la première salle, d'un programme de soins global " pathologie cardiaque " B agréé, composé des programmes partiels B1, B2 et B3, ou d'un service de neurochirurgie comptant, pendant le dernier exercice connu, au minimum 250 interventions chirurgicales comprenant au minimum 150 interventions reprises dans la nomenclature précitée avec une valeur égale ou supérieure à K 400.]7

  [21 Par dérogation aux alinéas précédents, le financement du nombre de salles d'opérations disponibles en permanence pour la neurochirurgie est maintenu à la valeur financée dans le budget des moyens financiers tel que notifié au 1er juillet 2023.]21
  a. 3) Totalisation des points :
  Les points attribués en fonction des premier et deuxième calculs sont additionnés. Le total des points pour le pays est adapté d'un coefficient afin de rester dans le nombre total de points retenu pour les quartiers opératoires pour tout le pays étant entendu que le nombre de points minimum par hôpital est 15.
  b) pour le service d'urgences :
  b. [19 b.1) Calcul
   Le nombre de points, visé au § 3, 1°, est réparti proportionnellement entre les hôpitaux sur base du nombre de points d'unités d'urgence déterminé selon les modalités de l'annexe 6 au présent arrêté.
   A partir du 1er juillet 2014, un nombre de points supplémentaires, correspondant à 20 % de la somme des budgets octroyés aux hôpitaux mentionnés dans l'annexe 16 du présent arrêté, à l'exclusion des hôpitaux généraux qui disposent de lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp en combinaison avec des lits agréés sous les index A, T ou K et des hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2 du présent arrêté, est ajouté au budget disponible pour le personnel des urgences et est réparti entre les hôpitaux concernés sur base de leur nombre d'unités d'urgence, telles que calculées selon les modalités décrites dans l'annexe 6 du présent arrêté.
   La répartition des points doit garantir l'attribution d'au moins 15 points aux hôpitaux agréés pour une fonction `soins urgents spécialisés' ou une fonction de soins intensifs. S'il y a dépassement du nombre total de points retenu pour le pays, un coefficient de réduction linéaire est appliqué aux points calculés supérieurs à 15 afin de rester dans le nombre total de points disponible pour le pays.
   Dès que l'hôpital est agréé, soit pour la fonction de première prise en charge des urgences, soit pour la fonction `soins urgents spécialisés', le minimum d'une seule fois 15 points par hôpital, quel que soit le nombre de sites, lui est assuré pour une seule des deux fonctions.
   Pour les hôpitaux agréés pour une fonction `soins urgents spécialisés' et qui répondent aux conditions suivantes :
   - se situer à au moins 25 km d'un autre hôpital disposant d'une fonction agréée `soins urgents spécialisés' ou se situer dans une communauté ou les seules fonctions agréées `soins urgents spécialisés' sont distantes de plus de 25 km,
   - et disposer au maximum de 200 lits agréés,
   le minimum de 15 points est porté à 30 points, étant entendu qu'après application de cette règle, le nombre de points attribué pour l'ensemble du pays ne peut dépasser le nombre total de points disponibles pour le pays. S'il y a dépassement du nombre total de points retenu pour le pays, un coefficient de réduction linéaire est appliqué aux points calculés supérieurs à 15 ou 30, selon le cas, afin de rester dans le nombre total de points disponible pour le pays.
   b.2) Le maintien des points précités est subordonné à la collecte et la transmission de données relatives à l'activité du service d'urgences.]19

  c) Pour les activités visées au point c) dans la phrase introductive, des points sont attribués :
  - pour le quartier opératoire : le nombre total de points retenu pour tout le pays pour les coûts des produits médicaux des quartiers opératoires est réparti entre les hôpitaux au prorata des points attribués conformément au a) ci-dessus;
  - pour le service d'urgence : le nombre total de points retenu pour tout le pays pour les coûts des produits médicaux relatifs aux services d'urgence est réparti entre les hôpitaux au prorata des points attribués conformément au b) ci-dessus;
  - pour les unités de soins, des points sont octroyés par lit justifié. Ce nombre de points est différent selon l'indice d'agrément du lit, soit :
  pour les lits A : 0,18 point;
  pour les lits C : 1 point;
  pour les lits D : 1,03 point;
  pour les lits E : 1,19 point;
  pour les lits G : 0,63 point;
  pour les lits M : 1,91 point;
  pour les lits K : 0,04 point;
  pour les lits à caractère intensif : 11,33 points;
  pour les lits NIC : 8,11 points;
  pour les lits H : 0,09 point.
  [1 - pour les lits IB : 0,18 point.]1
  Un nombre de points supplémentaire est attribué [en fonction de la valeur normalisée par lit occupé] des prestations médicales, calculé conformément à la nomenclature précitée, à l'exception des prestations de biologie clinique, de radiologie, de physiothérapie et des honoraires forfaitaires. [La valeur normalisée par lit occupé des prestations médicales est déterminée conformément aux dispositions de l'annexe 14 du présent arrêté.] <AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  Pour l'application de l'alinéa précédent, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante des prestations.
  Par décile, les points attribués ci-dessus sont multipliés par un facteur différent selon le décile.
  [Ce facteur est :
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 1er décile : 0,8;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 2e décile : 1,1;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 3e décile : 1,4;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 4e décile : 1,7;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 5e décile : 2,0;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 6e décile : 2,3;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 7e décile : 2,6;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 8e décile : 2,9;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 9e décile : 3,2;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 10e décile : 3,5.] <AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  [15 Pour déterminer la valeur par lit occupé, il n'est pas tenu compte des prestations médicales et des journées d'hospitalisation dans les lits agréés A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB. Pour les hôpitaux dont le nombre de lits justifiés sous l'index G est supérieur à la moyenne nationale exprimée en lits justifiés, hors lits A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB, les journées d'hospitalisation sont diminuées d'un nombre de journées correspondant aux journées d'hospitalisation G multiplié par le pourcentage suivant :
   Nbre de lits Ghi-Nbre de lits G moyen national x 100
   Nbre de lits Ghi
   où :
   - nombre de lits Ghi = Nombre de lits justifiés G de l'hôpital considéré;
   - nombre de lits G moyen national = le nombre total de lits justifiés de l'hôpital considéré, hors lits A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB, multiplié par le pourcentage moyen de lits justifiés G constaté au niveau national par rapport au nombre total de lits justifiés hors lits A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB.
   Par journées d'hospitalisation G, il faut entendre les journées RHM hors celles relatives aux séjours en A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB * (journées réalisées G de Finhosta / nombre total de journées réalisées de Finhosta hors celles réalisées en A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB), en sachant que les journées réalisées extraites de Finhosta et du RHM ont trait à l'exercice servant de référence au calcul de l'activité justifiée de l'année considérée.]15
:
  Le nombre de points ainsi obtenu est adapté d'un coefficient afin de rester dans le nombre de points retenu pour tout le pays pour les coûts des produits médicaux dans les unités de soins.
  d) Pour les activités visées sous le point d) dans la phrase introductive, des points sont octroyés qui sont calculés en appliquant un pourcentage de 10,22 % aux points attribués selon le point c) ci-dessus.
  Le nombre de points ainsi attribué est adapté d'un coefficient afin de rester dans le nombre de points, retenu pour tout le pays pour le personnel de la stérilisation centrale.
  § 4. [8 Le total des points attribués pour le personnel à chaque hôpital en application des §§ 2 et 3 est adapté de la manière suivante :
   a) le nombre de points est modifié pour tenir compte de la charge moyenne salariale de chaque hôpital par rapport à la charge salariale moyenne nationale.
   Dans ce cas, la formule suivante est appliquée :
   Nombre points relatif au personnel x charge moyenne salariale de l'hôpital/charge moyenne salariale nationale
   b) le calcul de la moyenne salariale de l'hôpital et de la moyenne salariale nationale est établi sur base de barèmes théoriques tenant compte des éléments suivants :
   b.1) les barèmes des pouvoirs publics subordonnés du 1er novembre 1993, augmentés de 3,5 % pour le secteur privé et de 4,93 % pour le secteur public, correspondant à chaque grade ou fonction.
   Les fonctions retenues sont les suivantes :
   - Chef du département infirmier;
   - Infirmier-chef de service (cadre intermédiaire);
   - Infirmier en chef 1.78s;
   - Infirmier en chef 1.77;
   - Infirmier en chef 1.61;
   - Infirmier gradué/bachelier 1.77;
   - Infirmier gradué/bachelier 1.61;
   - Infirmier gradué/bachelier 1.55;
   - Infirmier breveté 1.55;
   - Infirmier breveté 1.43;
   - Assistant en soins hospitaliers 1.57;
   - Assistant en soins hospitaliers 1.40;
   - Paramédical 1.80;
   - Paramédical A1;
   - Paramédical A2;
   - Psychologue service A, K, T et/ou IB;
   - Educateur A, K, T et/ou IB;
   - Aide-soignant 1.35;
   - Aide-soignant 1.26;
   - Aide-soignant 1.22;
   - Personnel 54bis.
   b.2) [11 le nombre de personnes ETP par fonction.
   Pour les fonctions bénéficiant d'une échelle barémique en carrière plane, le nombre total d'équivalents temps plein de la fonction doit être scindé pour tenir compte des sauts d'échelle prévus par le barème.
   Le nombre d'ETP, pris en compte pour le calcul de la correction moyenne salariale est obtenu en divisant la somme des points de base, des points supplémentaires, des points attribués pour les places d'hospitalisation chirurgicale de jour, le personnel du bloc opératoire, le personnel du service des urgences et le personnel de la stérilisation, par 2,5 points, à quoi il faut ajouter un nombre d'ETP correspondant aux financements complémentaires accordés en sous-partie B4, à l'article 74, et en sous-partie B7, à l'article 77, pour financer le coût de la différence de normes de personnel infirmier et soignant applicables aux lits universitaires et aux lits non universitaires.
   A partir du 1er juillet 2014, dans le cas où le nombre de lits justifiés, calculé pour l'exercice de financement considéré, est inférieur au nombre de lits agréés tel que connu au moment du calcul, le nombre d'ETP correspondant aux points de base pris en considération pour le calcul de la correction moyenne salariale est calculé en tenant compte du nombre de lits justifiés et de la moitié de la différence, calculée par indice de lits, entre le nombre de lits agréés tel que connu au moment du calcul et le nombre de lits justifiés.]11

   b.3) l'ancienneté pécuniaire moyenne pour chaque fonction. La scission visée au point précédent est également d'application.
   Pour calculer l'ancienneté pécuniaire moyenne, il y a lieu de tenir compte des principes suivants :
   - le cas échéant, l'ancienneté pécuniaire du membre du personnel doit être limitée au maximum d'ancienneté prévue dans l'échelle barémique;
   - l'ancienneté pécuniaire est calculée sur base des anciennetés constatées le 31 décembre du dernier exercice connu en tenant compte également du personnel sorti pendant l'année considérée;
   - la formule de calcul est la suivante :
   (∑ Ancienneté pécuniaire x ETP)/∑ ETP
  [11 Est d'abord pris en considération le personnel dont le coût moyen salarial est le plus élevé.]11
   b.4) les charges sociales en prenant en considération le statut pécuniaire effectif du personnel;
   b.5) la rémunération des prestations irrégulières calculée sur base d'un pourcentage moyen distinct par hôpital, de la rémunération brute. Ce pourcentage est établi comme suit :
   - calculer un nombre total d'ETP financés par la sous-partie B2, soit le nombre de points attribués pour le personnel divisé par 2,5;
   [11 [18 - calculer un nombre d'ETP pour les lits à caractère intensif en multipliant par 2 le nombre de lits à caractère intensif fixé sur base du modèle NRGnew tel que défini dans l'annexe 18. Ce montant d'ETP ne peut jamais être inférieur à 12 ;]18]11
   - calculer un nombre d'ETP pour le service des urgences en divisant par 2,5 le nombre de points personnel attribué pour ce service. Ce nombre d'ETP ne peut jamais être inférieur à 6;
   - sur base du coût réel de la rémunération des prestations extraordinaires constaté pour le dernier exercice connu, calculer le pourcentage réel, au niveau national, du coût de la rémunération des prestations extraordinaires par rapport au montant brut de la rémunération, et cela distinctement pour les soins intensifs, le service des urgences et les autres services hospitaliers;
   - en appliquant à chacun de ces pourcentages une pondération fixée sur base du poids relatif du personnel de chacun des trois secteurs ainsi déterminés, sur l'ensemble du personnel financé par la sous-partie B2, on obtient un pourcentage moyen du montant brut de la rémunération représentant le coût de la rémunération des prestations extraordinaires dans l'hôpital concerné;
   - le pourcentage moyen ainsi calculé est appliqué pour calculer les rémunérations du personnel qualifié hors Direction du département infirmier et cadre intermédiaire.
   Pour le personnel 54bis et aide-soignant, le pourcentage est fixé à 10 % du pourcentage retenu pour le personnel qualifié. Pour le personnel 54bis et aide-soignant des soins intensifs et du service des urgences, ce pourcentage est égal à zéro.]8

  [20 Au 1er juillet 2021, le nombre de points, issu du calcul effectué au 1er juillet 2020 selon les dispositions du présent paragraphe, est utilisé à hauteur de deux tiers de sa valeur.
   Au 1er juillet 2022, le nombre de points, issu du calcul effectué au 1er juillet 2020 selon les dispositions du présent paragraphe, est utilisé à hauteur d'un tiers de sa valeur.
   Au 1er juillet 2023, le nombre de points, issu du calcul effectué au 1er juillet 2020 selon les dispositions du présent paragraphe, n'est plus utilisé.]20

  
Art.46 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. Het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis wordt vastgesteld overeenkomstig de regelen in de hiernavolgende paragrafen.
  Voor de toepassing van de hiernavolgende paragrafen wordt verstaan onder :
  1° [17 verantwoorde bedden : het aantal bedden vastgesteld in toepassing van [19 bijlage 3]19 van dit besluit [22 ...]22]17;
  2° waarde van de geneeskundige verstrekkingen : het door de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering verschuldigde bedrag voor verstrekkingen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, verleend tussen 1 januari en 31 december en opgenomen in de bij Hoofdstuk XIV, afdeling 4 van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering bedoelde statistische tabellen voor het betreffende dienstjaar en het eerste en tweede kwartaal van het daaropvolgende dienstjaar;
  3° per bezet bed : het aantal verpleegdagen waarvoor een verzekeringstegemoetkoming vanwege de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering verschuldigd is, gerealiseerd tussen 1 januari en 31 december, en opgenomen in de voornoemde statistische tabellen voor het betreffende dienstjaar en het eerste en tweede trimester van het daaropvolgend dienstjaar, gedeeld door 365.
  [18 4° De NRG (nursing related groups) : classificatiesysteem bestemd om per zorgperiode de gehospitaliseerde patiënten onder te verdelen in homogene groepen. Deze classificatie is gebaseerd op een klinische coherentie van de verpleegkundige zorg, waaruit het inzetten van daarmee gepaard gaande middelen voortvloeit om kwaliteitsvolle zorg te verstrekken.]18
  § 2. Verpleegeenheden.
  1° Basisfinanciering.
  a) Voor de personeelskosten van de hiernavolgende ziekenhuisdiensten worden punten toegekend als volgt :
  - voor de C-, D-, E-, B- en L-bedden : 1 punt;
  - voor de M-bedden : 1,46 punten(inbegrepen het bevallingskwartier);
  - voor de MIC-bedden : 3,75 punten.
  [1 - voor de bedden IB: 4,69 punten.]1
  De punten toegekend voor de M-bedden worden voor de functie plaatselijke neonatale zorg (functie N*) verhoogd, rekening houdende met het aantal bevallingen tijdens het laatst gekende dienstjaar, met dien verstande dat wordt toegekend :
  - voor een kraaminrichting met minder dan 1 000 bevallingen per jaar : 15 punten, voor een kraaminrichting met minder dan 400 bevallingen per jaar, is artikel 18 van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 van toepassing;
  - voor een kraaminrichting met 1 000 bevallingen per jaar en meer : voor de eerste 1 000 bevallingen : 17 punten, verhoogd met drie punten per volledig bijkomende schijf van 150 bevallingen;
  - voor de NIC-bedden : 6,25 punten;
  - voor de G-bedden : 1,36 punten (met inbegrip van de ergotherapeuten en logopedisten);
  - voor de H-bedden : 0,68 punten;
  - voor de A-bedden : 1,33 punten;
  - voor de K-bedden : 2 punten;
  [16 - voor de A-dagbedden: 1,17 punten vanaf 1 juli 2017;
   - voor de A-nachtbedden: 1,19 punten vanaf 1 juli 2017;
   - voor de K-dagbedden: 1,67 punten vanaf 1 juli 2017;
   - voor de K-nachtbedden: 1,75 punten vanaf 1 juli 2017.]16

  (b)) voor de hoofden van verpleegkundige diensten en het middenkader worden punten toegekend op basis van de volgende modaliteiten : <KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  - ziekenhuizen tot 149 verantwoorde bedden : 6,45 punten;
  - ziekenhuizen van 150 tot 250 verantwoorde bedden : 7,63 punten;
  - ziekenhuizen van 251 tot 299 verantwoorde bedden : 9,50 punten;
  - ziekenhuizen van 300 tot 449 verantwoorde bedden : 12,29 punten;
  - ziekenhuizen van 450 tot 500 verantwoorde bedden : 13,95 punten;
  - ziekenhuizen van 501 tot 599 verantwoorde bedden : 16,22 punten;
  - ziekenhuizen van 600 tot 749 verantwoorde bedden : 19,45 punten;
  - ziekenhuizen van 750 tot 899 verantwoorde bedden : 22,86 punten;
  - ziekenhuizen van 900 tot 1.200 verantwoorde bedden : 27,28 punten;
  - ziekenhuizen met meer dan 1 200 verantwoorde bedden : 35,02 punten.
  2° Aanvullende financiering.
  Het aantal punten toegekend overeenkomstig punt 1°, a), voor de verantwoorde C-bedden, uitgezonderd de C-bedden voor daghospitalisatie, D- en E-bedden, wordt verhoogd op basis van de volgende regeling :
  a) voor de verantwoorde C- en D-bedden wordt een bijkomend aantal punten toegekend, berekend als volgt :
  1° op basis van de totale waarde van de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen per bezet C- en D-bed voor de patiënten die tijdens de twee laatst gekende dienstjaren in C- en D-diensten zijn opgenomen, berekend overeenkomstig de voormelde nomenclatuur, met uitzondering van de verstrekkingen van klinische biologie, radiologie, fysiotherapie en met uitzondering van de forfaitaire honoraria, worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de voormelde verstrekkingen per bezet C- en D-bed.
  De ziekenhuizen krijgen bijkomende punten naar gelang van het deciel waarbij ze zijn ingedeeld, namelijk :
Art.46 DROIT FUTUR.    § 1er. Le nombre de points attribué à chaque hôpital est fixé conformément aux règles reprises dans les paragraphes suivants.
  Pour l'application des paragraphes ci-après il faut entendre par :
  1° [par lits justifiés : le nombre de lits déterminé en application de [19 l'annexe 3]19 au présent arrêté [22 ...]22;] <AR 2007-06-19/33, art. 10, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  2° valeur des prestations médicales : le montant dû par l'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité pour les prestations, reprises à l'annexe 4 du présent arrêté, dispensées entre le 1er janvier et le 31 décembre et figurant dans les tableaux statistiques visés au chapitre XIV, section 4 de l'arrêté royal du 4 novembre 1963 portant exécution de la loi du 9 août 1963 instituant et organisant un régime d'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité et se rapportant à l'exercice concerné et au premier et deuxième trimestres de l'exercice suivant;
  3° par lit occupé : le nombre de journées d'hospitalisation pour lesquelles une intervention de l'assurance obligatoire contre la maladie et l'invalidité est due, réalisées entre le 1er janvier et le 31 décembre et figurant dans les tableaux statistiques précités et se rapportant à l'exercice concerné et au premier et deuxième trimestres de l'exercice suivant, divisé par 365;
  4° [18 les NRG (nursing related groups) : système de classification destiné à répartir, par épisode de soins, les patients hospitalisés dans des groupes homogènes. Cette classification est basée sur une cohérence clinique des soins infirmiers de laquelle découle le déploiement des ressources qui s'y rapportent pour réaliser des soins de qualité.]18
  § 2. Unités de soins.
  1° Financement de base.
  a) Pour les coûts de personnel des services hospitaliers repris ci-après, des points par lit justifié sont attribués comme suit :
  - pour les lits C, D, E, B et L : 1 point;
  - pour les lits M : 1,46 points (y compris le quartier obstétrique);
  - pour les lits MIC : 3,75 points.
  [1 - pour les lits IB : 4,69 points.]1
  Les points octroyés pour les lits M sont augmentés pour la fonction de soins néonatals locaux (fonction N*), en tenant compte du nombre d'accouchements réalisés durant le dernier exercice connu étant entendu qu'il est attribué pour :
  - une maternité réalisant moins de 1 000 accouchements par an : 15 points, si une maternité réalise moins de 400 accouchements par an, l'article 18 de l'arrêté royal du 30 janvier 1989 doit être appliqué;
  - une maternité réalisant 1 000 accouchements et plus : pour les 1 000 premiers accouchements : 17 points augmentés de 3 points par tranche complète supplémentaire de 150 accouchements;
  - les lits NIC : 6,25 points;
  - les lits G : 1,36 point (y compris les ergothérapeutes et les logopèdes);
  - les lits H : 0,68 point;
  - les lits A : 1,33 point;
  - les lits K : 2 points;
  [14 - les lits A de jour : 1,17 points à partir du 1er juillet 2017;
   - les lits A de nuit : 1,19 points à partir du 1er juillet 2017;
   - les lits K de jour : 1,67 points à partir du 1er juillet 2017;
   - les lits K de nuit : 1,75 points à partir du 1er juillet 2017.]14

  (b)) Pour les chefs de services infirmiers et le cadre intermédiaire, des points sont attribués selon les modalités suivantes : <AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  - hôpitaux jusqu'à 149 lits justifiés : 6,45 points;
  - hôpitaux de 150 à 250 lits justifiés : 7,63 points;
  - hôpitaux de 251 à 299 lits justifiés : 9,50 points;
  - hôpitaux de 300 à 449 lits justifiés : 12,29 points;
  - hôpitaux de 450 a 500 lits justifiés : 13,95 points;
  - hôpitaux de 501 à 599 lits justifiés : 16,22 points;
  - hôpitaux de 600 à 749 lits justifiés : 19,45 points;
  - hôpitaux de 750 à 899 lits justifiés : 22,86 points;
  - hôpitaux de 900 à 1.200 lits justifiés : 27,28 points;
  - hôpitaux de plus de 1.200 lits justifiés : 35,02 points.
  2° Financement complémentaire.
  Le nombre de points attribué conformément au point 1°, a), pour les lits justifiés C, hormis les lits C d'hospitalisation de jour, D et E est augmenté selon les modalités reprises ci-après :
  a) pour les lits justifiés C et D, il est attribué un nombre de points supplémentaires calculé comme suit :
  1° sur base de la valeur totale par lit occupé C et D des prestations chirurgicales et médicales pour des patients hospitalisés dans les services C et D pendant les deux derniers exercices connus, calculée conformément à la nomenclature précitée, à l'exception des prestations de biologie clinique, de radiologie, de physiothérapie et des honoraires forfaitaires, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante desdites prestations par lit C et D occupé.
  Les hôpitaux reçoivent des points supplémentaires selon leur appartenance à un décile, soit :
[DecielenAantal bijkomende punten per bed
10
20
30
40,02
50,06
60,09
70,14
80,18
90,27
100,34]
<KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[DecielenAantal bijkomende punten per bed10203040,0250,0660,0970,1480,1890,27100,34]<KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points supplémentaires par lit
10
20
30
40,02
50,06
60,09
70,14
80,18
90,27
100,34]
<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points supplémentaires par lit10203040,0250,0660,0970,1480,1890,27100,34]<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  De aldus toegekende punten worden in aanmerking genomen ten belope van [6 20 %]6. De punten die de overige [6 80 %]6 vertegenwoordigen worden samengeteld voor het hele land en worden verdeeld overeenkomstig het hiernavolgende [6 punt 2°]6.
  2° [18 de punten die de overblijvende 80% vertegenwoordigen, waarvan sprake in het punt 1° hierboven, worden verdeeld onder de ziekenhuizen volgens de NRG punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de som van de residuele punten, zoals gedefinieerd in bijlage 18, van het geheel van zorgperiodes (intensief en niet-intensief) gerealiseerd in C, D, L, C+D, CI, DI en HI.]18
  3° [6 ...]6
  b) voor de verantwoorde E-bedden wordt er een aantal bijkomende punten toegekend, berekend als volgt :
  1° op basis van de totale waarde van de heelkundige en geneeskundige verstrekkingen per bezet E-bed, berekend overeenkomstig de voormelde nomenclatuur en toegekend aan de patiënten die in een E-dienst opgenomen zijn tijdens de twee laatst gekende dienstjaren met uitzondering van de verstrekkingen van klinische biologie, radiologie, fysiotherapie en met uitzondering van de forfaitaire honoraria, worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen naargelang de stijgende waarde van de verstrekkingen per bezet bed.
  De ziekenhuizen krijgen bijkomende punten per verantwoord bed naargelang het deciel waarbij ze zijn ingedeeld, namelijk :
  Les points ainsi attribués sont retenus à raison de [5 20 %]5. Les points représentant les [5 80 %]5 restants sont totalisés pour l'ensemble du pays et sont répartis conformément [5 au point 2°]5 ci-après.
  2° [18 Les points représentant les 80 % restants dont question au point 1° ci-dessus sont répartis entre les hôpitaux selon les points NRG en fonction de la part de marché de l'hôpital, établie sur base de la somme des points résiduels, tels que définis dans l'annexe 18, de l'ensemble des épisodes de soins (intensifs et non intensifs) réalisés en C, D, L, C+D, CI, DI et HI.]18
  3° [5 ...]5
  b) pour les lits justifiés E, il est attribué un nombre de points supplémentaires calculé comme suit :
  1° sur base de la valeur totale des prestations chirurgicales et médicales par lit E occupé, calculée conformément à la nomenclature susvisée et octroyée aux patients admis dans un service E pendant les deux derniers exercices connus à l'exception des prestations de biologie clinique, de radiologie, de physiothérapie et des honoraires forfaitaires, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante des prestations par lit occupé.
  Les hôpitaux reçoivent des points supplémentaires par lit justifié selon leur appartenance à un décile, soit :
[DecielenAantal bijkomende punten per bed
10
20,01
30,05
40,10
50,13
60,15
70,18
80,20
90,25
100,38 ]
<KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[DecielenAantal bijkomende punten per bed1020,0130,0540,1050,1360,1570,1880,2090,25100,38 ]<KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points supplémentaires par lit
10
20,01
30,05
40,10
50,13
60,15
70,18
80,20
90,25
100,38]
<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points supplémentaires par lit1020,0130,0540,1050,1360,1570,1880,2090,25100,38]<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  De aldus toegekende punten worden in aanmerking genomen ten belope van 70 %.
  De punten die de overige 30 % vertegenwoordigen, worden voor het hele land samengeteld en verdeeld overeenkomstig het hiernavolgende tweede lid.
  2° [18 de punten die de overblijvende 30% vertegenwoordigen, waarvan sprake in het punt 1° hierboven, worden verdeeld onder de ziekenhuizen volgens de NRG punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de som van de residuele punten, zoals gedefinieerd in bijlage 18, van het geheel van zorgperiodes (intensief en niet-intensief) gerealiseerd in E en EI.]18
  c) Voor de C-, D- en E-bedden wordt een aantal bijkomende punten toegekend, berekend als volgt :
  c. 1) eerste berekening :
  Op basis van de totale waarde van de reanimatieverstrekkingen verleend aan de patiënten die tijdens de twee laatst gekende dienstjaren in de C-, D-, E- en G-diensten verbleven, berekend overeenkomstig de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, wordt een aantal bijkomende punten per verantwoord bed onder de kenletters C, D en E toegekend.
  Met het oog op deze berekening worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de reanimatieverstrekkingen per bezet bed in de diensten erkend onder de kenletters C, D en E. Het aantal bijkomende punten per verantwoord bed wordt als volgt vastgesteld :
  Les points ainsi attribués sont retenus à concurrence de 70 %.
  Les points représentant les 30 % restants sont totalisés pour le pays et répartis conformément à l'alinéa 2 ci-après.
  2° [18 Les points représentant les 30 % restants dont question au point 1° ci-dessus sont répartis entre les hôpitaux selon les points NRG en fonction de la part de marché de l'hôpital, établie sur base de la somme des points résiduels, tels que définis dans l'annexe 18, de l'ensemble des épisodes de soins (intensifs et non intensifs) réalisés en E et EI.]18
  c) Pour les lits justifiés C, D et E, il est attribué un nombre de points supplémentaires calculé comme suit :
  c. 1) premier calcul :
  Sur base de la valeur totale des prestations de réanimation octroyées aux patients hospitalisés dans les services C, D, E et G dans les deux derniers exercices connus, calculée conformément à la nomenclature des prestations médicales, il est accordé un nombre de points supplémentaires par lit justifié dans les index C, D et E.
  En vue de ce calcul, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante des prestations de réanimation par lit occupé dans les services C, D et E. Le nombre de points supplémentaires par lit justifié est fixé comme suit :
 [ DecielenAantal punten per bed
1 0,08
2 0,08
3 0,08
4 0,08
5 0,10
6 0,13
7onderste helft0,15
7bovenste helft0,17
8onderste helft0,20
8bovenste helft0,21
9onderste helft0,24
9bovenste helft0,28
10onderste helft0,33
10bovenste helft0,41]
<KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
[ DecielenAantal punten per bed10,0820,0830,0840,0850,1060,137onderste helft0,157bovenste helft0,178onderste helft0,208bovenste helft0,219onderste helft0,249bovenste helft0,2810onderste helft0,3310bovenste helft0,41]<KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
 [DécilesNombre de points par lit
1 0,08
2 0,08
3 0,08
4 0,08
5 0,10
6 0,13
7moitié inférieure0,15
7moitié supérieure0,17
8moitié inférieure0,20
8moitié supérieure0,21
9moitié inférieure0,24
9moitié supérieure0,28
10moitié inférieure0,33
10moitié supérieure0,41 ]
<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
[DécilesNombre de points par lit10,0820,0830,0840,0850,1060,137moitié inférieure0,157moitié supérieure0,178moitié inférieure0,208moitié supérieure0,219moitié inférieure0,249moitié supérieure0,2810moitié inférieure0,3310moitié supérieure0,41 ]<AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  De aldus toegekende punten per verantwoord bed worden in aanmerking genomen ten belope van 20 %.
  c. 2) [18 tweede berekening:
   De ziekenhuizen worden onderverdeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de gevestigde verhouding tussen de som van de residuele punten, zoals gedefinieerd in bijlage 18, van de gerealiseerde intensieve zorgepisodes in C, D, E, C+D, L, HI, CI, EI en het aantal dagen C, D en E (intensief en niet-intensief).
   Het aantal supplementaire punten per verantwoord bed is vastgelegd zoals hernomen in de tabel opgenomen in de eerste berekening en weerhouden aan 40%.]18

  c. 3.) derde berekening :
  Op basis van de scores berekend overeenkomstig bijlage 8 van dit besluit worden de ziekenhuizen in decielen ingedeeld volgens de stijgende waarde van de score. Het aantal bijkomende punten per verantwoord bed wordt vastgesteld zoals opgegeven in de bij de eerste berekening vermelde tabel en komen in aanmerking ten belope van 40 %.
  c. 4) vierde berekening :
  De punten per verantwoord bed uit de eerste, tweede en derde berekening worden opgeteld. Het resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde C-, D- en E-bedden hetgeen het aantal supplementaire punten voor de bedden van intensieve aard vertegenwoordigt.
  Het aantal bedden van intensieve aard wordt bepaald door het resultaat van de vermenigvuldiging van het eerste lid te delen door 4.
  c. 5) :
  Het behoud van het voordeel van de bijkomende punten zoals bedoeld bij de vierde berekening hangt af van de deelname aan een evaluatieprogramma voor reanimatieverstrekkingen, dat georganiseerd wordt door de Overlegstructuur tussen ziekenhuisbeheerders, artsen en verzekeringsinstellingen.
  [11 d) [18 ...]18]11
  3° Totaal van de basisfinanciering en de aanvullende financiering.
  Het aantal punten berekend op basis van punt 1° en 2° wordt voor elk ziekenhuis samengeteld.
  § 3. Voor de kosten van het operatiekwartier, de spoedgevallendienst, sterilisatie en deze bedoeld in artikel 13, [13 2° tot 6°]13, worden punten toegekend. Met het oog op deze toekenning wordt een onderscheid gemaakt tussen vier soorten aktiviteiten :
  a) het operatiekwartier : de kosten van het personeel;
  b) de spoedgevallendienst : de kosten van het personeel;
  c) de kosten van de medische produkten : de kosten bedoeld in artikel 13, 2° tot en met 6°, waarbij die worden onderverdeeld in kosten met betrekking tot het operatiekwartier, kosten met betrekking tot de spoedgevallendienst en kosten met betrekking tot de verpleegeenheden;
  d) de kosten voor het personeel van de centrale sterilisatie.
  De punten worden op de volgende wijze toegekend :
  1° [19 voor ieder van deze activiteiten wordt, voor alle ziekenhuizen van het land, een aantal punten toegekend dat overeenstemt met een percentage van het totaal aantal punten voor alle ziekenhuizen van het land toegekend overeenkomstig § 2.
   Dit percentage wordt als volgt berekend:
   - personeel van het operatiekwartier: 11,35 % ;
   - personeel van de spoedgevallendienst : 6,32 %;
   - personeel van de centrale sterilisatie: 1,94 %;
   - kosten van de medische producten 6,18 % voor het operatiekwartier, 0,53 % voor de spoedgevallendienst en 7,91 % voor de verzorgeenheden.]19

  2° Het aantal punten bepaald bij toepassing van punt 1° wordt over de ziekenhuizen verdeeld overeenkomstig de volgende regelen :
  a) voor het operatiekwartier :
  Per operatiezaal worden 7,50 punten toegekend. Het aantal operatiezalen wordt als volgt bepaald :
  a. 1) [2 eerste berekening :
   Per heelkundige ingreep vermeld in bijlage 9 van dit besluit, wordt een standaardtijd toegekend zoals opgegeven in dezelfde bijlage, met uitzondering van de heelkundige ingre(e)p(en) uitgevoerd tijdens eenzelfde operatieve behandeling binnen een operatiegebied duidelijk te onderscheiden van de hoofdingreep waarvan de prestaties slechts voor 50 % terugbetaald kunnen worden, hiervoor wordt een coëfficiënt van 0,5 van de in bijlage opgenomen standaardtijd toegepast. [12 De verstrekkingen vermeld in 'dienstcode 002' worden toegekend aan het ziekenhuis dat die verstrekkingen heeft uitgevoerd op basis van de code 'plaats van prestatie'.]12
   Die standaardtijden worden verhoogd :
   - om rekening te houden met de tijd nodig voor het opruimen van het materieel en het voorbereiden van de zaal, met 33 % voor de ingrepen waarvan de duur strikt lager is dan 210 minuten, met 25 % voor de ingrepen waarvan de duur ligt tussen 210 en 269 minuten en met 20 % voor de ingrepen waarvan de duur langer dan of gelijk aan 270 minuten is;
   - [7 ...]7
   - met een coëfficiënt gelijk aan de verhouding tussen het totale aantal verpleegdagen van de heelkundige dienst en het aantal gefactureerde verpleegdagen aan de verzekeringsinstellingen voor dezelfde dienst.
   De verzekeringsinstellingen, waarvan sprake, zijn :
   * De Landsbond der Christelijke Mutualiteiten;
   * Het Nationale Verbond van Socialistische Mutualiteiten;
   * Het Nationale Verbond van Liberale Mutualiteiten;
   * De Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen;
   * De Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
   * De Landsbond van Neutrale Ziekenfondsen;
   * De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen zodra de hierop betrekking hebbende gegevens geïntegreerd zijn in de ZIV-profielen.
   Op deze basis wordt per ziekenhuis een aantal zalen als volgt berekend :
   (aantal ingrepen * aangepaste tijd) / (1520*3) = aantal zalen.]2

  a. 2) [8 Tweede berekening : operatiezaal die permanent beschikbaar is :
   Bovenop de punten toegekend overeenkomstig punt a.1), worden per operatiezaal in heelkundige diensten die permanent beschikbaar worden gehouden 20 punten toegekend.
   Voor het bepalen van het aantal operatiezalen die permanent beschikbaar worden gehouden, worden de hiernavolgende criteria toegepast.
   Voor alle ziekenhuizen wordt een zaal toegekend als :
   - het ziekenhuis is opgenomen in de dringende medische hulpverlening;
   - het aantal zalen vastgesteld op basis van de eerste berekening minstens 5 bedraagt :
   - het ziekenhuis beschikt over een erkend globaal zorgprogramma " cardiale pathologie " B bestaande uit de deelprogramma's B1, B2 en B3 of een neurochirurgiedienst die tijdens het laatst gekende dienstjaar minstens 250 [15 heelkundige]15 ingrepen heeft uitgevoerd [14 , voor de patiënten die vallen onder één van de verzekeringsinstellingen bedoeld in a.1) eerste berekening,]14 waarvan minstens 150 ingrepen vermeld in de voornoemde nomenclatuur met een waarde gelijk aan of hoger dan K400.
   Een tweede bijkomende zaal wordt toegekend als bovendien :
   - het aantal zalen bepaald volgens de eerste berekening minstens 8 bedraagt;
   - het ziekenhuis, [16 voor zover de betrokken voorwaarde niet gehanteerd werd bij de toekenning van de eerste zaal,]16 beschikt over een erkend globaal zorgprogramma " cardiale pathologie " B, bestaande uit de deelprogramma's B1, B2 en B3 of een neurochirurgiedienst, die tijdens het laatst gekende dienstjaar, minstens 250 heelkundige ingrepen heeft uitgevoerd, waarvan minstens 150 ingrepen vermeld in de voornoemde nomenclatuur met een waarde gelijk aan of hoger dan K400.]8

  [21 In afwijking van de vorige leden, wordt de financiering van het aantal operatiezalen dat permanent beschikbaar is voor neurochirurgie behouden op de waarde die is gefinancierd in het budget van financiële middelen zoals betekend op 1 juli 2023.]21
  a. 3) Totaal van de punten :
  De na de eerste en tweede berekening toegekende punten worden opgeteld. Het totaal aantal punten voor het land wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het totale aantal punten te blijven dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de operatiekwartieren, met dien verstande dat het minimum aantal punten per ziekenhuis 15 punten bedraagt.
  b) voor de spoedgevallendienst :
  [19 b.1) Berekening
   Het aantal punten bedoeld in § 3, 1°, wordt verhoudingsgewijs verdeeld tussen de ziekenhuizen op basis van het aantal punten units-spoedgevallen volgens de modaliteiten van bijlage 6 van dit besluit.
   Vanaf 1 juli 2014 wordt een aantal bijkomende punten, dat overeenstemt met 20 % van de som van de budgetten die worden toegekend aan de ziekenhuizen die vermeld staan in bijlage 16 van dit besluit, met uitzondering van de algemene ziekenhuizen die over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met erkende bedden onder de kenletters A, T of K en de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2 van dit besluit, toegevoegd aan het beschikbare budget voor het personeel van de spoedgevallendienst, en verdeeld tussen de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aantal units spoedgevallen, zoals berekend volgens de modaliteiten beschreven in bijlage 6 van dit besluit.
   De verdeling van de punten moet de toekenning verzekeren van ten minste 15 punten aan de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' of een functie voor intensieve zorg. In geval van overschrijding van het totale aantal voor het land weerhouden punten, wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast op de berekende punten die hoger liggen dan 15 teneinde binnen het totale aantal voor het land beschikbare punten te blijven.
   Vanaf het ogenblik dat een ziekenhuis erkend is hetzij voor de functie `eerste opvang van spoedgevallen', hetzij voor de functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' wordt het minimum van 15 punten slechts één keer per ziekenhuis, ongeacht het aantal sites, verzekerd voor één van de twee functies.
   Voor de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' en die voldoen aan de volgende voorwaarden:
   - zich minstens 25 km van een ander ziekenhuis bevinden dat over een erkende functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' beschikt of zich in een gemeenschap bevinden waar alleen de erkende functies `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' zich op meer dan 25 km van elkaar bevinden,
   - en over het maximum 200 erkende bedden beschikken,
   wordt het minimum van 15 punten tot 30 punten opgetrokken, met dien verstande dat na de toepassing van die regel het aantal voor het hele land toegekende punten het totale aantal voor het land beschikbare punten niet mag overschrijden. In geval van overschrijding van het totale aantal weerhouden punten voor het land, wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast op de berekende punten die, naargelang het geval, hoger liggen dan 15 of 30, teneinde binnen het totale aantal voor het land beschikbare punten te blijven.
   b.2) Het behoud van het voormelde aantal punten is afhankelijk van het verzamelen en overzenden van de gegevens met betrekking tot de activiteit van de dienst spoedgevallen.]19

  c) Voor de activiteiten bedoeld in punt c) van de inleidende zin worden punten toegekend :
  - voor het operatiekwartier : het totaal aantal punten dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de kosten van medische producten in operatiekwartieren, wordt onder de ziekenhuizen verdeeld pro rata de punten toegekend overeenkomstig a) hierboven;
  - voor de spoedgevallendienst : het totaal aantal punten dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de kosten van de medische producten in de spoedgevallendiensten, wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van de punten toegekend overeenkomstig punt b) hierboven;
  - voor de verpleegeenheden worden punten toegekend per bed. Dit aantal punten verschilt naargelang van de erkenningsindex van het bed, hetzij :
  - voor de A-bedden : 0,18 punten;
  - voor de C-bedden : 1 punt;
  - voor de D-bedden : 1,03 punten;
  - voor de E-bedden : 1,19 punten;
  - voor de G-bedden : 0,63 punten;
  - voor de M-bedden : 1,91 punten;
  - voor de K-bedden : 0,04 punten;
  - voor de bedden met intensief karakter : 11,33 punten;
  - voor de NIC-bedden : 8,11 punten;
  - voor de H-bedden : 0,09 punten.
  [1 - voor de bedden IB: 0,18 punten.]1
  Een bijkomend aantal punten wordt toegekend (in functie van de genormaliseerde waarde per bezet bed), van de geneeskundige verstrekkingen berekend overeenkomstig voormelde nomenclatuur, met uitzondering van de verstrekkingen inzake klinische biologie, radiologie, fysiotherapie en de forfaitaire honoraria. [De genormaliseerde waarde per bezet bed van de medische verstrekkingen wordt overeenkomstig de bepalingen van bijlage 14 van dit besluit vastgesteld.] <KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  Voor de toepassing van het voorgaande lid worden de ziekenhuizen in decielen ingedeeld volgens de stijgende waarde van de verstrekkingen.
  Per deciel worden de hierboven toegekende punten vermenigvuldigd met een factor die verschillend is naargelang van het deciel.
  (Deze factor bedraagt :
  - voor de ziekenhuizen die tot het 1e deciel behoren : 0,8;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 2e deciel behoren : 1,1;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 3e deciel behoren : 1,4;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 4e deciel behoren : 1,7;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 5e deciel behoren : 2,0;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 6e deciel behoren : 2,3;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 7e deciel behoren : 2,6;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 8e deciel behoren : 2,9;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 9e deciel behoren : 3,2;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 10e deciel behoren : 3,5.) <KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  [17 Om de waarde per bezet bed te bepalen wordt geen rekening gehouden met de medische prestaties en de verpleegdagen in de bedden erkend A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd, Kn en IB. Voor de ziekenhuizen waarvan het aantal verantwoorde bedden onder kenletter G hoger is dan het nationaal gemiddelde, zonder A-, Ad-, An-, T-, Td-, Tn-, K-, Kd-, Kn en IB-bedden, worden de verminderd met een aantal dagen overeenkomend met een aantal verpleegdagen G vermenigvuldigd met het volgende percentage :
   Aantal Ghi-bed.- aantal gemidd. G-bed. nationaalx 100
   Aantal Ghi-bedden
   waarbij :
   - aantal bedden Ghi = Aantal verantwoorde G-bedden van het beschouwde ziekenhuis;
   - gemiddeld nationaal aantal bedden G = het totaal aantal verantwoorde bedden van het beschouwde ziekenhuis, zonder A-, Ad-, An-, T-, Td-, Tn-, K-, Kd-, Kn en IB-bedden, vermenigvuldigd met het gemiddeld percentage verantwoorde G-bedden vastgesteld op nationaal vlak met betrekking tot het totaal aantal verantwoorde bedden, zonder A-, Ad-, An-, T-, Td-, Tn-, K-, Kd-, Kn en IB-bedden.
   Met hospitalisatiedagen G wordt bedoeld : de dagen MZG behalve deze met betrekking tot A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd, Kn en IB * (gerealiseerde dagen G van Finhosta / aantal totaal gerealiseerde dagen van Finhosta behalve deze gerealiseerd in A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd, Kn en IB), wetende dat de gerealiseerde dagen gehaald uit Finhosta en de MZG betrekking hebben op het jaar dat dient als referentie voor de berekening van de verantwoorde activiteit van het beschouwde jaar.]17
.
  Het aldus bekomen aantal punten wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het totaal aantal punten te blijven dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de kosten van de medische producten op de verpleegeenheden.
  d) voor de activiteiten bedoeld onder punt d) van de inleidende zin, worden punten toegekend welke worden berekend door het toepassen van een percentage van 10,22 % op de punten toegekend volgens punt c) hierboven.
  Het aldus toegekende aantal punten wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het aantal punten te blijven dat voor het gehele land voor het personeel van de centrale sterilisatie in aanmerking wordt genomen.
  § 4. [9 Het geheel van de punten dat aan elk ziekenhuis voor het personeel wordt toegekend overeenkomstig de §§ 2 en 3, wordt op de volgende wijze aangepast :
   a) Het aantal punten wordt gewijzigd om rekening te houden met de gemiddelde loonkost van elk ziekenhuis ten opzichte van de nationale gemiddelde loonkost.
   In dit geval, wordt de volgende formule toegepast :
   Aantal punten personeel x gemiddelde loonkost ziekenhuis/nationaal gemiddelde ziekenhuis
   b) de berekening van de gemiddelde loonkost van het ziekenhuis en de nationale gemiddelde loonkost wordt vastgesteld op basis van de theoretische loonschalen waarbij rekening wordt gehouden met de volgende elementen :
   b.1) de loonschalen van de ondergeschikte openbare besturen op 1 november 1993, vermeerderd met 3,5 % voor de privé- sector en met 4,93 % voor de openbare sector overeenstemmend met elke graad of functie.
   Volgende functies worden in aanmerking genomen :
   - Hoofd van het verpleegkundig departement;
   - Verpleegkundig diensthoofd (middenkader);
   - Hoofdverpleegkundige 1.78s;
   - Hoofdverpleegkundige 1.77;
   - Hoofdverpleegkundige 1.61;
   - Gegradueerd verpleegkundige (t.e.m. 2006)/bachelor (vanaf 2007) 1.77;
   - Gegradueerd verpleegkundige (t.e.m. 2006)/bachelor (vanaf 2007) 1.61;
   - Gegradueerd verpleegkundige (t.e.m. 2006)/bachelor (vanaf 2007) 1.55;
   - Gebrevetteerd (t.e.m. 1996)/gediplomeerd (vanaf 1997 t.e.m. 2008)/gegradueerd verpleegkundige HBO5 (vanaf 2009) 1.55;
   - Gebrevetteerd (t.e.m. 1996)/gediplomeerd (vanaf 1997 t.e.m. 2008)/gegradueerd verpleegkundige HBO5 (vanaf 2009) 1.43;
   - Ziekenhuisassistent 1.57;
   - Ziekenhuisassistent 1.40;
   - Paramedisch personeel 1.80;
   - Paramedicus A1;
   - Paramedicus A2;
   - Psycholoog in diensten A, K, T en/of IB;
   - Opvoeder A, K, T en/of IB;
   - Zorgkundige 1.35;
   - Zorgkundige 1.26;
   - Zorgkundige 1.22;
   - Personeel 54bis.
   b.2) [12 het aantal VTE per functie.
   Voor de functies die genieten van een weddenschaal met vlakke loopbaan, moet het totaal aantal voltijdse equivalenten van de functie worden opgesplitst om rekening te houden met de door de loonschaal voorziene verhogingen.
   Het aantal in aanmerking genomen VTE voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie wordt verkregen door de som van de basispunten, de bijkomende punten en de punten toegekend voor de plaatsen heelkundige daghospitalisatie, het personeel van het operatiekwartier, het personeel van de spoeddienst en het personeel van de sterilisatie te delen door 2,5 punten, waarbij een aantal VTE's dient te worden opgeteld dat overeenstemt met toegekende bijkomende financieringen in onderdeel B4 met artikel 74 en in onderdeel B7 met artikel 77, om de kost te financieren van het verschil in de normen aan verpleegkundig personeel en verzorgend personeel van toepassing op de universitaire en op de niet-universitaire bedden.
   Vanaf 1 juli 2014 wordt, indien het aantal verantwoorde bedden, berekend voor het financieringsdienstjaar in kwestie, lager ligt dan het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening, het aantal VTE's dat overeenstemt met de basispunten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie, berekend rekening houdend met het aantal verantwoorde bedden en met de helft van het verschil, berekend per bedindex, tussen het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening en het aantal verantwoorde bedden.]12

   b.3) de gemiddelde geldelijke anciënniteit voor iedere functie. De splitsing bedoeld in het vorig punt is ook hier van kracht.
   Om de gemiddelde geldelijke anciënniteit te berekenen, moet met de volgende principes rekening worden gehouden :
   - indien nodig, moet de geldelijke anciënniteit van het personeelslid beperkt worden tot de maximale geldelijke anciënniteit waarin de loonschaal voorziet;
   - de geldelijke anciënniteit wordt berekend op basis van de anciënniteiten vastgesteld op 31 december van het laatst bekende dienstjaar, waarbij ook rekening wordt gehouden met het personeel dat tijdens het betrokken jaar is vertrokken;
   - Volgende berekeningsformule wordt toegepast :
   (∑ Geldelijke anciënniteit x VTE)/ ∑ VTE
  [12 Er wordt in eerste instantie rekening gehouden met het personeel met de hoogste gemiddelde loonkost.]12
   b.4) de sociale lasten, rekening houdend met het effectieve geldelijke statuut van het personeel;
   b.5) de bezoldiging van de buitengewone prestaties berekend op basis van een apart gemiddeld percentage per ziekenhuis van de brutobezoldiging. Dit percentage wordt als volgt vastgesteld :
   - een aantal VTE's berekenen die door onderdeel B2 worden gefinancierd, hetzij het aantal punten toegekend voor het personeel gedeeld door 2,5;
   - [18 - een aantal [19 VTE's]19 berekenen voor de bedden met een intensief karakter door het aantal bedden met een intensief karakter, vastgelegd op basis van het model NRGnew zoals gedefinieerd in bijlage 18, te vermenigvuldigen met 2. Dit aantal [19 VTE's]19 kan nooit minder zijn dan 12;]18
   - een aantal VTE's berekenen voor de spoedgevallendienst door het aantal punten toegekend voor het personeel van die dienst door 2,5 te delen. Dat aantal VTE's mag nooit lager dan 6 zijn;
   - op basis van de reële kosten voor de bezoldiging van de buitengewone prestaties vastgesteld voor het laatst gekende dienstjaar, het reële percentage op nationaal vlak berekenen, van de kosten voor de bezoldiging van de buitengewone prestaties ten opzichte van het brutobedrag van de bezoldiging, en dat apart voor de intensieve zorg, de spoedgevallendienst en de andere ziekenhuisdiensten;
   - door elk van die percentages te wegen op basis van het relatieve gewicht van het personeel van elk van de op die manier bepaalde drie sectoren, voor al het personeel dat door onderdeel B2 wordt gefinancierd, verkrijgt men een gemiddeld percentage van het brutobedrag van de bezoldiging dat de kosten voor de bezoldiging van buitengewone prestaties in het betrokken ziekenhuis weergeeft;
   - het op die manier berekende percentage wordt toegepast om de bezoldigingen te berekenen van het gekwalificeerd personeel dat niet behoort tot de Directie Nursing en het middenkader.
   Voor het personeel 54bis en zorgkundige wordt het percentage vastgesteld op 10 % van het percentage weerhouden voor het gekwalificeerd personeel. Voor het personeel 54bis en zorgkundige van de intensieve zorgen en de spoedgevallendiensten is dit percentage gelijk aan nul.]9

  [20 Op 1 juli 2021 wordt het aantal punten, dat het resultaat is van de berekening gemaakt op 1 juli 2020 volgens de bepalingen van deze paragraaf, gebruikt ten belope van twee derden van de waarde ervan.
   "Op 1 juli 2022 wordt het aantal punten, dat het resultaat is van de berekening gemaakt op 1 juli 2020 volgens de bepalingen van deze paragraaf, gebruikt ten belope van een derde van de waarde ervan.
   "Op 1 juli 2023 wordt het aantal punten, dat het resultaat is van de berekening gemaakt op 1 juli 2020 volgens de bepalingen van deze paragraaf, niet meer gebruikt.]20

Wijzigingen

  Les points ainsi attribués par lit justifié sont retenus à raison de 20 %.
  c. 2) [18 deuxième calcul :
   Les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante du rapport établi entre la somme des points résiduels, tels que définis dans l'annexe 18, des épisodes de soins intensifs réalisés en C, D, E, C+D, L, HI, CI, DI, EI et le nombre de jours C, D et E (intensifs et non intensifs).
   Le nombre de points supplémentaires par lit justifié est fixé comme repris au tableau figurant au premier calcul et retenu à raison de 40 %.]18

  c. 3) troisième calcul :
  Sur base des scores calculés conformément à l'annexe 8 du présent arrêté, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante du score. Le nombre de points supplémentaires par lit justifié est fixé comme repris au tableau figurant au premier calcul et retenu à raison de 40 %.
  c. 4) quatrième calcul :
  Les points par lit justifié résultant des premier, deuxième et troisième calculs sont additionnés. Le résultat est multiplié par le nombre de lits justifiés C, D et E, ce qui représente le nombre de points supplémentaires pour les lits à caractère intensif.
  Le nombre de lits à caractère intensif est déterminé en divisant le résultat de la multiplication visée à l'alinéa premier par 4.
  c. 5) :
  Le maintien du bénéfice des points supplémentaires visés au quatrième calcul est subordonné à la participation à un programme d'évaluation des prestations de réanimation organisée par la Structure de concertation entre gestionnaires d'hôpitaux, médecins et organismes assureurs.
   d)[18 ...]18
  3° Totalisation du financement de base et du financement complémentaire
  Les nombres de point calculés selon les dispositions des points 1° et 2° sont additionnés pour chaque hôpital.
  § 3. Pour les coûts du quartier opératoire, du service d'urgence, de la stérilisation et ceux visés dans l'article 13, [12 2° jusqu'au 6°]12, des points sont attribués. En vue de cet octroi, une distinction est faite entre quatre types d'activité :
  a) les coûts du personnel du quartier opératoire;
  b) les coûts de personnel du service d'urgences;
  c) les coûts des produits médicaux : les coûts visés à l'article 13, 2° à 6° y compris, en les subdivisant entre ceux relatifs au quartier opératoire, ceux relatifs au service d'urgences et ceux relatifs aux unités de soins;
  d) les coûts pour le personnel de la stérilisation centrale.
  Les points sont attribués de la manière suivante :
  1° [19 pour chacune de ces activités pour tous les hôpitaux du pays, il est attribué un nombre de points correspondant à un pourcentage du nombre total de points pour tous les hôpitaux du pays attribués conformément au § 2.
   Ce pourcentage est fixé comme suit:
   - personnel du quartier opératoire : 11,35 % ;
   - personnel de service d'urgence : 6,32 % ;
   - personnel de stérilisation centrale : 1,94 % ;
   - coût des produits médicaux : 6,18 % pour le quartier opératoire, 0,53 % pour le service d'urgence et 7,91 % pour les unités de soins.]19

  2° Le nombre de points déterminés en application du point 1° est réparti entre les hôpitaux conformément aux règles suivantes :
  a) pour le quartier opératoire :
  7,50 points sont attribués par salle d'opérations. Le nombre de salles d'opérations est déterminé de la manière suivante :
  a. 1) premier calcul :
  [2 Par intervention chirurgicale figurant en annexe 9 du présent arrêté, il est attribué un temps standard tel que repris dans la même annexe, à l'exception de/des intervention(s) chirurgicale(s) exécutée(s) au cours d'une même séance opératoire dans les champs nettement distincts de l'intervention principale ou des prestations pouvant être remboursées à 50 % seulement, où un coefficient de 0,5 est appliqué sur les temps standards de l'annexe. [11 Les prestations mentionnées dans le 'code service 002' sont attribuées à l'hôpital qui a réalisé ces prestations sur base du code 'lieu de prestation'.]11
   Ces temps standards sont augmentés:
   - pour tenir compte des délais nécessaires pour le rangement de matériel et la préparation de la salle, de 33 % pour les interventions dont la durée est strictement inférieure à 210 minutes, de 25 % pour les interventions dont la durée est comprise entre 210 et 269 minutes et de 20 % pour les interventions dont la durée est supérieure ou égale à 270 minutes;
   - [6 ...]6
   - d'un coefficient égal au rapport entre le nombre total de journées d'hospitalisation du service de chirurgie et le nombre de journées d'hospitalisation facturés aux organismes assureurs pour le même service.
   Les organismes assureurs dont question sont:
   * l'Alliance nationale des Mutualités chrétiennes;
   * l'Union nationale des Mutualités socialistes;
   * l'Union nationale des Mutualités libérales;
   * l'Union nationale des Mutualités libres;
   * la Caisse auxiliaire maladie-invalidité;
   * l'Union nationale des Mutualités neutres;
   * la Société nationale des Chemins de fer belge dès que les données y relatives seront intégrées dans les profils de l'A.M.I.
   Sur cette base est calculé par hôpital un nombre de salles comme suit :
   (nbre d'interventions * Temps adapté) / (1520*3) = nbre de salles.]2

  a. 2) [7 deuxième calcul : salle d'opération disponible en permanence :
   En plus des points attribués conformément au point a.1), sont attribués 20 points par salle d'opération, dans les services de chirurgie, maintenue disponible en permanence.
   Pour déterminer le nombre de salles d'opération maintenues disponibles en permanence, il est fait application des critères ci-après.
   Pour tous les hôpitaux, une salle est octroyée si :
   - l'hôpital est repris dans l'aide médicale urgente;
   - le nombre de salles déterminé en fonction du premier calcul est au moins de 5;
   - l'hôpital dispose d'un programme de soins global " pathologie cardiaque " B agréé, composé des programmes partiels B1, B2 et B3, ou d'un service de neurochirurgie comptant, pendant le dernier exercice connu, au minimum 250 interventions chirurgicales [13 , pour des patients relevant d'un des organismes assureurs tels que visés au a.1) premier calcul,]13 comprenant au minimum 150 interventions reprises dans la nomenclature précitée avec une valeur égale ou supérieure à K 400.
   Une salle supplémentaire est octroyée si, en outre :
   - le nombre de salles déterminé suivant le premier calcul est au moins 8;
   - l'hôpital dispose, selon qu'il n'ait pas été repris pour l'attribution de la première salle, d'un programme de soins global " pathologie cardiaque " B agréé, composé des programmes partiels B1, B2 et B3, ou d'un service de neurochirurgie comptant, pendant le dernier exercice connu, au minimum 250 interventions chirurgicales comprenant au minimum 150 interventions reprises dans la nomenclature précitée avec une valeur égale ou supérieure à K 400.]7

  [21 Par dérogation aux alinéas précédents, le financement du nombre de salles d'opérations disponibles en permanence pour la neurochirurgie est maintenu à la valeur financée dans le budget des moyens financiers tel que notifié au 1er juillet 2023.]21
  a. 3) Totalisation des points :
  Les points attribués en fonction des premier et deuxième calculs sont additionnés. Le total des points pour le pays est adapté d'un coefficient afin de rester dans le nombre total de points retenu pour les quartiers opératoires pour tout le pays étant entendu que le nombre de points minimum par hôpital est 15.
  b) pour le service d'urgences :
  b. [19 b.1) Calcul
   Le nombre de points, visé au § 3, 1°, est réparti proportionnellement entre les hôpitaux sur base du nombre de points d'unités d'urgence déterminé selon les modalités de l'annexe 6 au présent arrêté.
   A partir du 1er juillet 2014, un nombre de points supplémentaires, correspondant à 20 % de la somme des budgets octroyés aux hôpitaux mentionnés dans l'annexe 16 du présent arrêté, à l'exclusion des hôpitaux généraux qui disposent de lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp en combinaison avec des lits agréés sous les index A, T ou K et des hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2 du présent arrêté, est ajouté au budget disponible pour le personnel des urgences et est réparti entre les hôpitaux concernés sur base de leur nombre d'unités d'urgence, telles que calculées selon les modalités décrites dans l'annexe 6 du présent arrêté.
   La répartition des points doit garantir l'attribution d'au moins 15 points aux hôpitaux agréés pour une fonction `soins urgents spécialisés' ou une fonction de soins intensifs. S'il y a dépassement du nombre total de points retenu pour le pays, un coefficient de réduction linéaire est appliqué aux points calculés supérieurs à 15 afin de rester dans le nombre total de points disponible pour le pays.
   Dès que l'hôpital est agréé, soit pour la fonction de première prise en charge des urgences, soit pour la fonction `soins urgents spécialisés', le minimum d'une seule fois 15 points par hôpital, quel que soit le nombre de sites, lui est assuré pour une seule des deux fonctions.
   Pour les hôpitaux agréés pour une fonction `soins urgents spécialisés' et qui répondent aux conditions suivantes :
   - se situer à au moins 25 km d'un autre hôpital disposant d'une fonction agréée `soins urgents spécialisés' ou se situer dans une communauté ou les seules fonctions agréées `soins urgents spécialisés' sont distantes de plus de 25 km,
   - et disposer au maximum de 200 lits agréés,
   le minimum de 15 points est porté à 30 points, étant entendu qu'après application de cette règle, le nombre de points attribué pour l'ensemble du pays ne peut dépasser le nombre total de points disponibles pour le pays. S'il y a dépassement du nombre total de points retenu pour le pays, un coefficient de réduction linéaire est appliqué aux points calculés supérieurs à 15 ou 30, selon le cas, afin de rester dans le nombre total de points disponible pour le pays.
   b.2) Le maintien des points précités est subordonné à la collecte et la transmission de données relatives à l'activité du service d'urgences.]19

  c) Pour les activités visées au point c) dans la phrase introductive, des points sont attribués :
  - pour le quartier opératoire : le nombre total de points retenu pour tout le pays pour les coûts des produits médicaux des quartiers opératoires est réparti entre les hôpitaux au prorata des points attribués conformément au a) ci-dessus;
  - pour le service d'urgence : le nombre total de points retenu pour tout le pays pour les coûts des produits médicaux relatifs aux services d'urgence est réparti entre les hôpitaux au prorata des points attribués conformément au b) ci-dessus;
  - pour les unités de soins, des points sont octroyés par lit justifié. Ce nombre de points est différent selon l'indice d'agrément du lit, soit :
  pour les lits A : 0,18 point;
  pour les lits C : 1 point;
  pour les lits D : 1,03 point;
  pour les lits E : 1,19 point;
  pour les lits G : 0,63 point;
  pour les lits M : 1,91 point;
  pour les lits K : 0,04 point;
  pour les lits à caractère intensif : 11,33 points;
  pour les lits NIC : 8,11 points;
  pour les lits H : 0,09 point.
  [1 - pour les lits IB : 0,18 point.]1
  Un nombre de points supplémentaire est attribué [en fonction de la valeur normalisée par lit occupé] des prestations médicales, calculé conformément à la nomenclature précitée, à l'exception des prestations de biologie clinique, de radiologie, de physiothérapie et des honoraires forfaitaires. [La valeur normalisée par lit occupé des prestations médicales est déterminée conformément aux dispositions de l'annexe 14 du présent arrêté.] <AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  Pour l'application de l'alinéa précédent, les hôpitaux sont répartis en déciles selon la valeur croissante des prestations.
  Par décile, les points attribués ci-dessus sont multipliés par un facteur différent selon le décile.
  [Ce facteur est :
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 1er décile : 0,8;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 2e décile : 1,1;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 3e décile : 1,4;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 4e décile : 1,7;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 5e décile : 2,0;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 6e décile : 2,3;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 7e décile : 2,6;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 8e décile : 2,9;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 9e décile : 3,2;
  - pour les hôpitaux qui appartiennent au 10e décile : 3,5.] <AR 2003-06-04/31, art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  [15 Pour déterminer la valeur par lit occupé, il n'est pas tenu compte des prestations médicales et des journées d'hospitalisation dans les lits agréés A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB. Pour les hôpitaux dont le nombre de lits justifiés sous l'index G est supérieur à la moyenne nationale exprimée en lits justifiés, hors lits A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB, les journées d'hospitalisation sont diminuées d'un nombre de journées correspondant aux journées d'hospitalisation G multiplié par le pourcentage suivant :
   Nbre de lits Ghi-Nbre de lits G moyen national x 100
   Nbre de lits Ghi
   où :
   - nombre de lits Ghi = Nombre de lits justifiés G de l'hôpital considéré;
   - nombre de lits G moyen national = le nombre total de lits justifiés de l'hôpital considéré, hors lits A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB, multiplié par le pourcentage moyen de lits justifiés G constaté au niveau national par rapport au nombre total de lits justifiés hors lits A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB.
   Par journées d'hospitalisation G, il faut entendre les journées RHM hors celles relatives aux séjours en A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB * (journées réalisées G de Finhosta / nombre total de journées réalisées de Finhosta hors celles réalisées en A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj, Kn et IB), en sachant que les journées réalisées extraites de Finhosta et du RHM ont trait à l'exercice servant de référence au calcul de l'activité justifiée de l'année considérée.]15
:
  Le nombre de points ainsi obtenu est adapté d'un coefficient afin de rester dans le nombre de points retenu pour tout le pays pour les coûts des produits médicaux dans les unités de soins.
  d) Pour les activités visées sous le point d) dans la phrase introductive, des points sont octroyés qui sont calculés en appliquant un pourcentage de 10,22 % aux points attribués selon le point c) ci-dessus.
  Le nombre de points ainsi attribué est adapté d'un coefficient afin de rester dans le nombre de points, retenu pour tout le pays pour le personnel de la stérilisation centrale.
  § 4. [8 Le total des points attribués pour le personnel à chaque hôpital en application des §§ 2 et 3 est adapté de la manière suivante :
   a) le nombre de points est modifié pour tenir compte de la charge moyenne salariale de chaque hôpital par rapport à la charge salariale moyenne nationale.
   Dans ce cas, la formule suivante est appliquée :
   Nombre points relatif au personnel x charge moyenne salariale de l'hôpital/charge moyenne salariale nationale
   b) le calcul de la moyenne salariale de l'hôpital et de la moyenne salariale nationale est établi sur base de barèmes théoriques tenant compte des éléments suivants :
   b.1) les barèmes des pouvoirs publics subordonnés du 1er novembre 1993, augmentés de 3,5 % pour le secteur privé et de 4,93 % pour le secteur public, correspondant à chaque grade ou fonction.
   Les fonctions retenues sont les suivantes :
   - Chef du département infirmier;
   - Infirmier-chef de service (cadre intermédiaire);
   - Infirmier en chef 1.78s;
   - Infirmier en chef 1.77;
   - Infirmier en chef 1.61;
   - Infirmier gradué/bachelier 1.77;
   - Infirmier gradué/bachelier 1.61;
   - Infirmier gradué/bachelier 1.55;
   - Infirmier breveté 1.55;
   - Infirmier breveté 1.43;
   - Assistant en soins hospitaliers 1.57;
   - Assistant en soins hospitaliers 1.40;
   - Paramédical 1.80;
   - Paramédical A1;
   - Paramédical A2;
   - Psychologue service A, K, T et/ou IB;
   - Educateur A, K, T et/ou IB;
   - Aide-soignant 1.35;
   - Aide-soignant 1.26;
   - Aide-soignant 1.22;
   - Personnel 54bis.
   b.2) [11 le nombre de personnes ETP par fonction.
   Pour les fonctions bénéficiant d'une échelle barémique en carrière plane, le nombre total d'équivalents temps plein de la fonction doit être scindé pour tenir compte des sauts d'échelle prévus par le barème.
   Le nombre d'ETP, pris en compte pour le calcul de la correction moyenne salariale est obtenu en divisant la somme des points de base, des points supplémentaires, des points attribués pour les places d'hospitalisation chirurgicale de jour, le personnel du bloc opératoire, le personnel du service des urgences et le personnel de la stérilisation, par 2,5 points, à quoi il faut ajouter un nombre d'ETP correspondant aux financements complémentaires accordés en sous-partie B4, à l'article 74, et en sous-partie B7, à l'article 77, pour financer le coût de la différence de normes de personnel infirmier et soignant applicables aux lits universitaires et aux lits non universitaires.
   A partir du 1er juillet 2014, dans le cas où le nombre de lits justifiés, calculé pour l'exercice de financement considéré, est inférieur au nombre de lits agréés tel que connu au moment du calcul, le nombre d'ETP correspondant aux points de base pris en considération pour le calcul de la correction moyenne salariale est calculé en tenant compte du nombre de lits justifiés et de la moitié de la différence, calculée par indice de lits, entre le nombre de lits agréés tel que connu au moment du calcul et le nombre de lits justifiés.]11

   b.3) l'ancienneté pécuniaire moyenne pour chaque fonction. La scission visée au point précédent est également d'application.
   Pour calculer l'ancienneté pécuniaire moyenne, il y a lieu de tenir compte des principes suivants :
   - le cas échéant, l'ancienneté pécuniaire du membre du personnel doit être limitée au maximum d'ancienneté prévue dans l'échelle barémique;
   - l'ancienneté pécuniaire est calculée sur base des anciennetés constatées le 31 décembre du dernier exercice connu en tenant compte également du personnel sorti pendant l'année considérée;
   - la formule de calcul est la suivante :
   (∑ Ancienneté pécuniaire x ETP)/∑ ETP
  [11 Est d'abord pris en considération le personnel dont le coût moyen salarial est le plus élevé.]11
   b.4) les charges sociales en prenant en considération le statut pécuniaire effectif du personnel;
   b.5) la rémunération des prestations irrégulières calculée sur base d'un pourcentage moyen distinct par hôpital, de la rémunération brute. Ce pourcentage est établi comme suit :
   - calculer un nombre total d'ETP financés par la sous-partie B2, soit le nombre de points attribués pour le personnel divisé par 2,5;
   [11 [18 - calculer un nombre d'ETP pour les lits à caractère intensif en multipliant par 2 le nombre de lits à caractère intensif fixé sur base du modèle NRGnew tel que défini dans l'annexe 18. Ce montant d'ETP ne peut jamais être inférieur à 12 ;]18]11
   - calculer un nombre d'ETP pour le service des urgences en divisant par 2,5 le nombre de points personnel attribué pour ce service. Ce nombre d'ETP ne peut jamais être inférieur à 6;
   - sur base du coût réel de la rémunération des prestations extraordinaires constaté pour le dernier exercice connu, calculer le pourcentage réel, au niveau national, du coût de la rémunération des prestations extraordinaires par rapport au montant brut de la rémunération, et cela distinctement pour les soins intensifs, le service des urgences et les autres services hospitaliers;
   - en appliquant à chacun de ces pourcentages une pondération fixée sur base du poids relatif du personnel de chacun des trois secteurs ainsi déterminés, sur l'ensemble du personnel financé par la sous-partie B2, on obtient un pourcentage moyen du montant brut de la rémunération représentant le coût de la rémunération des prestations extraordinaires dans l'hôpital concerné;
   - le pourcentage moyen ainsi calculé est appliqué pour calculer les rémunérations du personnel qualifié hors Direction du département infirmier et cadre intermédiaire.
   Pour le personnel 54bis et aide-soignant, le pourcentage est fixé à 10 % du pourcentage retenu pour le personnel qualifié. Pour le personnel 54bis et aide-soignant des soins intensifs et du service des urgences, ce pourcentage est égal à zéro.]8

  [20 Au 1er juillet 2021, le nombre de points, issu du calcul effectué au 1er juillet 2020 selon les dispositions du présent paragraphe, est utilisé à hauteur de deux tiers de sa valeur.
   Au 1er juillet 2022, le nombre de points, issu du calcul effectué au 1er juillet 2020 selon les dispositions du présent paragraphe, est utilisé à hauteur d'un tiers de sa valeur.
   Au 1er juillet 2023, le nombre de points, issu du calcul effectué au 1er juillet 2020 selon les dispositions du présent paragraphe, n'est plus utilisé.]20
Art.46bis. [1 Op 1 juli 2024 wordt het globale budget van onderdeel B2 van het budget van financiële middelen, bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, verminderd met een bedrag van 32.456.412,78 euro, dat wordt overgebracht naar het budget bedoeld in artikel 56, § 4.]1
  
Art.46bis. [1 Au 1er juillet 2024, le budget global pour la sous-partie B2 du budget des moyens financiers, visé à l'article 45, § 1er, alinéa 1er, du même arrêté, est diminué d'un montant de 32.456.412,78 euros qui est transféré dans le budget visé à l'article 56, § 4.]1
  
Art. 46ter. [1 Voor het jaar 2023 wordt een financiering toegekend van 10.526.058,68 euro (index op 1 januari 2023) om, via het budget van financiële middelen, de overgangsperiode te dekken met betrekking tot de facturatie van maxiforfaits voor bepaalde prestaties nieuw opgenomen in lijst A. Dit bedrag wordt vanaf 2019 pro rata van de maxiforfait prestaties van elk ziekenhuis verdeeld. Om de budgettaire neutraliteit van het variabele deel van het budget van financiële middelen te garanderen, worden het aantal ligdagen en het aantal opnames van patiënten gebruikt als deler van het bedrag per dag en per opname, vermeerderd met het aantal maxiforfait prestaties 2019.]1
  
Art. 46ter. [1 Pour l'année 2023, un financement de 10.526.058,68 euros (index au 1er janvier 2023) est octroyé pour couvrir via le budget des moyens financiers la période transitoire concernant les facturations des maxiforfaits de certaines prestations nouvellement reprises dans la liste A. Ce montant est réparti au prorata des prestations des maxiforfaits de chaque hôpital à partir de 2019. Afin de garantir la neutralité budgétaire de la partie variable du budget des moyens financiers, le nombre de journées d'hospitalisation et le nombre d'admissions des patients sont utilisés comme diviseur du montant par jour et par admission augmenté du nombre de prestations maxiforfait 2019.]1
  
Onderafdeling 6. - [1 Onderdeel B2 van de geïsoleerde G-diensten en van de Sp-diensten]1
Sous-section 6. - [1 Sous-partie B2 des services G isolés et des services Sp]1
Art.47. § 1. [1 Voor de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten]1 uitgezonderd de Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt het budget van Onderdeel B2 vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B2 vastgesteld wordt. Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget echter als volgt berekend : <KB 2005-07-11/33, art. 12, 1°, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
  1° indien JR > Q.
  (B2 x Q) + ((JR - Q) x 0,25 x B2).
  2° indien JR <= Q.
  B2 x JR.
  Waarbij :
  JR = gedurende het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen;
  Q = quotum van verpleegdagen 2002 vastgesteld bij toepassing van artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
  B2 = waarde per dag van Onderdeel B2 op 30 juni 2002 buiten toepassing van de middelen voorzien in artikel 15, 26°.
  (Behalve de Sp-diensten voor palliatieve zorg, wordt, vanaf 1 juli 2003, het onderdeel B2 van de geïsoleerde Sp-diensten, al dan niet samen met G-diensten, die voortkomen uit de reconversie van V- of S-bedden en (minstens) 40 erkende bedden tellen, de bedden van de Sp-diensten voor chronische ziekten niet meegerekend, verhoogd met een bedrag van 1.492 EUR (waarde 1 juli 2003) per erkend bed.) <KB 2003-06-04/31, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2004-03-16/37, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [2 Vanaf 1 januari 2024 wordt het beschikbare budget voor de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten, buiten de Sp-diensten voor palliatieve zorg, bedoeld in de eerste lid, verminderd met een bedrag van 138.520,20 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de betrokken diensten in functie van hun aandeel in dit beschikbare budget.]2
  [1 § 2. Binnen de perken van het beschikbare nationale budget van 18.039.000 euro (index 01/07/2005), wordt het budget van onderdeel B2 van de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten, uitgezonderd de Sp-diensten palliatieve zorgen, berekend overeenkomstig § 1, verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend :
   M = A - B
   Indien B ≥ A dan M = 0
   waarbij :
   B = budget B2 bedoeld in § 1 op 30 juni 2005
   A = VTE x 47.774,09 euro (index 01/07/2005) x 1,05
   - waarbij VTE de volgende normen inzake verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel vertegenwoordigt :
   - Sp-diensten cardiopulmonaire, neurologische, chronische en locomotorische aandoeningen : 17 VTE's per 30 bedden;
   - Sp-diensten psychogeriatrische aandoeningen die zich buiten een psychiatrisch ziekenhuis bevinden : 17,16 VTE's per 30 bedden;
   - geïsoleerde G-diensten : 13,33 VTE's per 24 bedden;
   - een directeur/directrice verpleegkundige zorg voor de geïsoleerde Sp-diensten en de geïsoleerde G-diensten;
   - een middenkader per 150 bedden.
   M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006 en 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.]1

  § 3. [1 (oude § 2)]1 Het budget van Onderdeel B2 van de erkende Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt vastgesteld op 1 juli 2002 (indexcijfer 1 januari 2002) op 75 832,74 EUR per bed.
  [2 Vanaf 1 januari 2024 wordt het beschikbare budget voor de Sp-diensten voor palliatieve zorg verminderd met een bedrag van 20.758,72 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de betrokken diensten in functie van hun aandeel in dit beschikbare budget.]2
  
Art.47. § 1. [1 Pour les services G isolés et les services Sp]1 hormis les services Sp-soins palliatifs, le budget de la Sous-partie B2 est fixé à sa valeur au 30 juin qui précède l'exercice de fixation du budget B2. Toutefois, pour l'exercice débutant le 1er juillet 2002, le budget est calculé comme suit :
  1° si JR > Q.
  (B2 x Q) + ((JR - Q) x 0,25 x B2).
  2° si JR < ou = Q.
  B2 x JR.
  Où
  JR = journées réalisées durant l'exercice 2000;
  Q = quota de journées d'hospitalisation 2002 fixé en application de l'article 53 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986;
  B2 = valeur par jour de la Sous-partie B2 au 30 juin 2002 hors application des moyens visés à l'article 15, 26°.
  (Hormis les services Sp-soins palliatifs, la sous-partie B2 des services Sp isolés, combinés ou non à des services G, provenant de la reconversion de lits S ou V et comptant au moins 40 lits agréés à l'exclusion des lits des services Sp-maladies chroniques, est augmentée à partir du 1er juillet 2003 d'un montant de 1.492 EUR (valeur 1er juillet 2003) par lit agréé.) <AR 2003-06-04/31, art. 8, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  [2 A partir du 1er janvier 2024, le budget disponible pour les services G isolés et les services Sp, hormis les services Sp-soins palliatifs, visé à l'alinéa 1er, est diminué d'un montant de 138.520,20 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les services concernés en fonction de leur part dans ce budget disponible.]2
  [1 § 2. Dans les limites du budget national disponible fixé à 18.039.000 euros (index 01/07/2005), la sous-partie B2 des services G isolés et des services Sp, hormis les services Sp-soins palliatifs, calculé conformément au § 1er est augmentée d'un montant M calculé comme suit :
   M = A - B
   Si B ≥ A alors M = 0
   où :
   B = budget B2 visé au § 1er au 30 juin 2005
   A = ETP x 47.774,09 euros (index 01/07/2005) x 1,05
   - où ETP représente les normes de personnel infirmier, soignant et paramédical suivantes :
   - services Sp affections cardio-pulmonaires, neuro-logiques, locomotrices et chroniques : 17 ETP par 30 lits;
   - services Sp affections psycho-gériatriques situé en dehors d'un hôpital psychiatrique : 17,16 ETP par 30 lits;
   - services G isolés : 13,33 ETP par 24 lits;
   - un(e) directeur(trice) des soins infirmiers pour les services Sp isolés et les services G isolés;
   - un cadre intermédiaire par 150 lits.
   M est octroyé à raison d'1/3 au 1er juillet 2005, de 2/3 au 1er juillet 2006 et de 3/3 au 1er janvier 2007.]1

  § 3. [1 (ancien § 2)]1 Le budget de la Sous-partie B2 des services agréés Sp-soins palliatifs est fixé au 1er juillet 2002 (index 1er janvier 2002) à 75 832,74 EUR par lit.
  [2 A partir du 1er janvier 2024, le budget disponible pour les services Sp-soins palliatifs est diminué d'un montant de 20.758,72 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les services concernés en fonction de leur part dans ce budget disponible.]2
  
Onderafdeling 6bis. - [1 Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B2 van de algemene ziekenhuizen]1
Sous-section 6bis. - [1 Dispositions communes à la sous-partie B2 des hôpitaux généraux]1
Art. 47ter. [1 § 1er. a) Voor de periode 1 januari tot 30 juni 2014 wordt aan elk ziekenhuis opgenomen in bijlage 16 van dit besluit het bij hun benaming vermelde bedrag toegekend ter dekking van de kosten die voortvloeien uit de volgende situaties in daghospitalisatie:
   - voor elke toestand waarin dringende verzorging noodzakelijk is en die een opname in een ziekenhuisbed verantwoordt;
   - voor elke toestand waarin, op voorschrift van de behandelende arts, een effectief medisch toezicht wordt uitgeoefend omwille van de toediening van een geneesmiddel of bloed / labiel bloedproduct via een intraveneus infuus.
   De loutere toediening van een oplossing van zouten of suikers als waakinfuus en het spoelen van een poortcatheter valt niet onder deze omschrijving.
   b) [3 Vanaf 1 juli 2014, wordt 80 % van de bedragen uit bijlage 16, § 2, toegekend aan de ziekenhuizen die niet bedoeld zijn in artikel 7, 2°, g), 1. en 100 % van de bedragen uit bijlage 16, § 2, toegekend aan de ziekenhuizen die op 1 juli 2014 niet vallen onder de bepalingen van artikelen 45 en 46 van dit besluit, behouden.]3
   c) De kosten die voortvloeien uit de situaties beschreven in a), voor patiënten die niet ressorteren onder een van de verzekeringsinstellingen bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen zullen, voor het jaar 2013, door het ziekenhuis worden bezorgd aan FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en zullen worden toegekend aan de betrokken ziekenhuizen in het kader van de vergoeding ten gevolge van de herziening van het budget van financiële middelen [3 voor dienstjaar 2014 en volgende. ]3
   § 2. [3 Vanaf een datum te bepalen door de Koning]3 worden de budgeten bedoeld in § 1, b) en c), verdeeld onder de ziekenhuizen die niet bedoeld zijn in artikel 7, 2°, g), 1., volgens modaliteiten te bepalen door de Koning, waarbij bij voorrang wordt gedoeld op de activiteiten op het vlak van oncologie, hematologie en reumatologie.]1

  
Art. 47ter. [1 § 1er. a) Pour la période du 1er janvier au 30 juin 2014, il est alloué à chaque hôpital repris dans l'annexe 16 du présent arrêté, le montant mentionné en regard de sa dénomination pour couvrir les coûts découlant des situations suivantes en hospitalisation de jour :
   - pour tout état nécessitant des soins urgents justifiant une prise en charge dans un lit hospitalier ;
   - pour toute situation dans laquelle, sur prescription du médecin qui a pris le patient en charge une surveillance médicale effective est exercée pour l'administration d'un médicament ou de sang/produits sanguins labiles par une perfusion intraveineuse.
   L'administration des solutions de sels ou de sucres comme pratiqué pour la perfusion de garde thérapeutique et le rinçage d'un port-cathéter ne tombe pas sous cette définition.
   b) [3 A partir du 1er juillet 2014, 80 % des montants, repris dans l'annexe 16, § 2, octroyés aux hôpitaux non visés à l'article 7, 2°, g), 1. et 100 % des montants repris dans l'annexe 16, § 2, octroyés aux hôpitaux non concernés, au 1er juillet 2014, par les dispositions des articles 45 et 46 du présent arrêté, sont maintenus.]3
   c) Les coûts découlant des situations décrites en a), liés à des patients ne relevant pas d'un des organismes assureurs visés dans la loi du 14 juillet 1994 relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, seront, en ce qui concerne l'année 2013, transmis par l'hôpital au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement et seront octroyés aux hôpitaux concernés dans le cadre de l'indemnisation résultant de la révision du budget des moyens financiers relative [3 à l'année 2014 et suivantes.]3
   § 2. [3 A partir d'une date à définir par le Roi]3, les budgets visés au § 1er, b) et c), sont répartis entre les hôpitaux, non visés à l'article 7, 2°, g), 1., selon des modalités à définir par le Roi, pour cibler en priorité les activités d'oncologie, d'hématologie et de rhumatologie.]1

  
Onderafdeling 7. - Onderdeel B2 van de psychiatrische ziekenhuizen.
Sous-section 7. - Sous-partie B2 des hôpitaux psychiatriques.
Art. 48. [1 § 1. Het budget van Onderdeel B2 van de psychiatrische ziekenhuizen wordt vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget vastgesteld wordt, met dien verstande dat aan de onderstaande normen voldaan moeten worden.
Art. 48. [1 § 1er.Le budget de la Sous-partie B2 des hôpitaux psychiatriques est fixé à sa valeur au 30 juin précédant l'exercice de fixation du budget étant entendu que les normes reprises ci-dessous doivent être respectées.
DienstenNormen/beddenBezetting
A (d+n)16/30tussen 80 en 100 %
A (d)10/30tussen 80 en100 %
A (n)11/30tussen 80 en 100 %
T (d+n)20/60tussen 80 en 100 %
T (d)11,25/60tussen 80 en 100 %
T (n)12,37/60tussen 80 en 100 %
T (Vp)12/30tussen 80 en100 %
K (d+n)26/20tussen 70 en100 %
K (d)13/20tussen 70 en100 %
K (n)13/20tussen 70 en 100 %
Psychogeriatrische aandoeningen Sp17,16/30tussen 80 en100 %
Directie Nursing1per ziekenhuis voor de ziekenhuizen met 150 bedden of minder
Middenkader1per 150 bedden voor de ziekenhuizen met meer dan 150 bedden
IB volwassenen : Dienst voor intensieve behandeling van psychiatrische patiënten15Per eenheid van 8 bedden
DienstenNormen/beddenBezettingA (d+n)16/30tussen 80 en 100 %A (d)10/30tussen 80 en100 %A (n)11/30tussen 80 en 100 %T (d+n)20/60tussen 80 en 100 %T (d)11,25/60tussen 80 en 100 %T (n)12,37/60tussen 80 en 100 %T (Vp)12/30tussen 80 en100 %K (d+n)26/20tussen 70 en100 %K (d)13/20tussen 70 en100 %K (n)13/20tussen 70 en 100 %Psychogeriatrische aandoeningen Sp17,16/30tussen 80 en100 %Directie Nursing1per ziekenhuis voor de ziekenhuizen met 150 bedden of minderMiddenkader1per 150 bedden voor de ziekenhuizen met meer dan 150 beddenIB volwassenen : Dienst voor intensieve behandeling van psychiatrische patiënten15Per eenheid van 8 bedden
Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget B2 echter als volgt vastgesteld :
ServicesNormes/litsOccupations
A (j+n)16/30entre 80 et 100 %
A (j)10/30entre 80 et 100 %
A (n)11/30entre 80 et 100 %
T (j+n)20/60entre 80 et 100 %
T (j)11,25/60entre 80 et 100 %
T (n)12,37/60entre 80 et 100 %
T (Vp)12/30entre 80 et 100 %
K (j+n)26/20entre 70 et 100 %
K (j)13/20entre 70 et 100 %
K (n)13/20entre 70 et 100 %
Sp affections psycho-gériatriques17,16/30entre 80 et 100 %
DirectionNursing1par hôpital pour les hôpitaux de 150 lits et moins
Cadreintermédiaire1par 150 lits pour les hôpitaux de plus de 150 lits
IB adultes : Service de traitement intensif des patients psychiatriques15Par unité de 8 lits
ServicesNormes/litsOccupationsA (j+n)16/30entre 80 et 100 %A (j)10/30entre 80 et 100 %A (n)11/30entre 80 et 100 %T (j+n)20/60entre 80 et 100 %T (j)11,25/60entre 80 et 100 %T (n)12,37/60entre 80 et 100 %T (Vp)12/30entre 80 et 100 %K (j+n)26/20entre 70 et 100 %K (j)13/20entre 70 et 100 %K (n)13/20entre 70 et 100 %Sp affections psycho-gériatriques17,16/30entre 80 et 100 %DirectionNursing1par hôpital pour les hôpitaux de 150 lits et moinsCadreintermédiaire1par 150 lits pour les hôpitaux de plus de 150 litsIB adultes : Service de traitement intensif des patients psychiatriques15Par unité de 8 lits
Toutefois, pour l'exercice débutant le 1er juillet 2002, le budget B2 est fixé de la manière suivante :
   B2 X Q
   B2 x Q
   waarbij :
   où :
   Q = quotum van verpleegdagen 2002, vastgesteld bij toepassing van artikel 54 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
   Q = quota de journées d'hospitalisation 2002 fixé en application de l'article 54 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986;
   B2 = waarde per dag van Onderdeel B2 op 30 juni 2002, behoudens de financiering van het personeel bedoeld in artikel 15, 26°.
   B2 = valeur par jour de la Sous-partie B2 au 30 juin 2002 hors le financement du personnel visé à l'article 15, 26°.
   § 2. Op 1 juli 2005 wordt het budget van het onderdeel B2 met een bedrag M verhoogd dat als volgt wordt berekend :
   § 2. Au 1er juillet 2005, le budget de la sous-partie B2 est augmenté d'un montant M calculé comme suit :
   M = A x B x C
   M = A x B x C
   waarbij :
   où :
   A staat voor het verschil in kwalificatiepercentage van het verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel door de gemiddelde kwalificatienorm van het ziekenhuis met de reële situatie van het jaar 1997 te vergelijken.
   A représente la différence de pourcentage de qualification du personnel infirmier, soignant et paramédical en comparant la norme de qualification moyenne de l'hôpital et la situation réelle de l'année 1997.
   Om de gemiddelde kwalificatienorm te berekenen, wordt de volgende formule toegepast :
   Pour calculer la norme de qualification moyenne, il est fait application de la formule suivante :
   sigma Ns x bedden s/bedden h
   sigma Ns x lits s litsh
   waarbij :
   où:
   Ns = kwalificatienorm van de dienst in kwestie, namelijk :
   Ns = norme de qualification du service considéré, à savoir :
A81,25 %
Aj100 %
An81,82 %
T81,25 %
Tj100 %
Tn81,82 %
T Vp81,25 %
K80,95 %
Kj100 %
Kn80 %
Sp psychogeriatrie65,03 %
A81,25 %Aj100 %An81,82 %T81,25 %Tj100 %Tn81,82 %T Vp81,25 %K80,95 %Kj100 %Kn80 %Sp psychogeriatrie65,03 %
Bedden s = aantal erkende bedden van de dienst in kwestie op 1 januari 2005;
A81,25 %
Aj100 %
An81,82 %
T81,25 %
Tj100 %
Tn81,82 %
T Vp81,25 %
K80,95 %
Kj100 %
Kn80 %
Sp psychogériatriques65,03 %
A81,25 %Aj100 %An81,82 %T81,25 %Tj100 %Tn81,82 %T Vp81,25 %K80,95 %Kj100 %Kn80 %Sp psychogériatriques65,03 %
Lits s = nombre de lits agréés du service considéré au 1er janvier 2005;
   Bedden h = totaal van het aantal erkende bedden van het ziekenhuis op 1 januari 2005;
   Lits h = total du nombre de lits agréés de l'hôpital au 1er janvier 2005;
   B = de personeelsnormen die overeenkomstig § 1 voor de op 1 januari 2005 erkende bedden zijn vastgesteld;
   B = normes de personnel établies conformément au § 1er pour les lits agréés au 01/01/2005;
   C = 4.500 euro (index 01/07/2005) geeft het gemiddelde kostenverschil tussen gekwalificeerd en niet-gekwalificeerd personeel weer.
   C = 4.500 euros (index 1er juillet 2005) représentant la différence moyenne de coût entre le personnel qualifié et le non qualifié.
   Het geheel van M-bedragen voor het hele land mag 1.000.000 euro (index 01/07/2005) niet overschrijden. Desgevallend wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast.]1
  [2 § 3. Vanaf 1 januari 2024 wordt het budget van het onderdeel B2 verminderd met een bedrag van 231.619,17 euro (index 1 januari 2024). Deze vermindering wordt verdeeld over de psychiatrische ziekenhuizen in functie van hun aandeel in dit budget.]2
  
   L'ensemble des montants M pour le pays ne peut pas dépasser 1.000.000 euros (index 1er juillet 2005). Le cas échéant, un coefficient de réduction linéaire est appliqué.]1
  [2 § 3. A partir du 1er janvier 2024, le budget de la sous-partie B2 est diminué d'un montant de 231.619,17 euros (index 1er janvier 2024). Cette diminution est répartie entre les hôpitaux psychiatriques en fonction de leur part dans ce budget.]2
  
Onderafdeling 7bis. [1 Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B2 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen]1
Sous-section 7bis. [1 - Dispositions communes à la sous-partie B2 des hôpitaux généraux et psychiatriques]1
Art. 48bis. [1 Vanaf 1 januari 2010 wordt een budget van 44.700.000 euro verdeeld onder de ziekenhuizen teneinde de valorisatie van ongemakkelijke prestaties van het personeel "aan het ziekbed van de patiënt", werkzaam in de diensten bedoeld in punten a), b) en e) van artikel 8 uit te breiden overeenkomstig de toekenningsmodaliteiten voorzien in het koninklijk besluit van 22 juni 2010 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en onregelmatige prestaties.
   Onder personeel "aan het ziekbed van de patiënt" wordt verstaan de verpleegkundige, de zorgkundige en de persoon die de functie uitoefent van opvoeder in de psychiatrische diensten.
   Het budget wordt, voorlopig, verdeeld naar rata van het totaal van onderdeel B2 van de ziekenhuizen op 30 juni 2009.
   Het aan elk ziekenhuis toegekend budget zal herzien worden, binnen de grenzen van het nationaal budget, tijdens de herziening van het jaar 2010, op basis van het reële aantal VTE aan het ziekbed van de patiënten, die moeten beantwoorden aan de in het bovenvermelde koninklijk besluit van 22 juni 2010 gedefinieerde voorwaarden.
   Om voormeld budget te behouden, moeten de ziekenhuisbeheerders aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgen dat de toekenning van deze voordelen aan voormeld personeel vanaf 1 januari 2010 bevestigt. Dit attest moet tegen 15 oktober 2010 worden verstuurd en moet medeondertekend worden door de ondernemingsraad voor de privésector, door het lokaal overlegcomité voor de overheidssector of, bij ontstentenis, door de vakbondsafvaardiging.]1

  
Art. 48bis. [1 A partir du 1er janvier 2010, un budget de 44.700.000 euros est réparti entre les hôpitaux en vue d'étendre la valorisation des prestations inconfortables du personnel présent "au chevet du malade" travaillant dans les services visés aux points a), b) et e) de l'article 8 selon les modalités d'octroi prévues dans l'arrêté royal du 22 juin 2010 relatif à l'exécution du plan attractivité de la profession infirmière concernant les primes des titres et qualifications professionnels particuliers et des prestations inconfortables.
   Par personnel "au chevet du malade", on entend l'infirmier, l'aide soignant et la personne qui exerce la fonction d'éducateur dans les services psychiatriques.
   Le budget est réparti, en provision, au prorata du total de la sous-partie B2 des hôpitaux au 30 juin 2009.
   Le budget octroyé à chaque hôpital sera revu, dans les limites du budget national, lors de la révision de l'année 2010, sur base du nombre réel d'ETP au chevet des patients répondant aux conditions définies dans l'arrêté royal du 22 juin 2010 susmentionné.
   Pour conserver le budget précité, les gestionnaires hospitaliers doivent faire parvenir au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, une attestation confirmant l'octroi de ces avantages au personnel précité à compter du 1er janvier 2010. Cette attestation doit être envoyée pour le 15 octobre 2010 et doit être contresignée par le conseil d'entreprise pour le secteur privé, par le comité de concertation local pour le secteur public ou, à défaut, par la délégation syndicale.]1

  
Onderafdeling 7ter.
Sous-section 7ter.
Art. 48ter. [1 Vanaf 1 januari 2016 wordt de budgettaire vermindering van 18.727.024 euro (waarde op 1 januari 2016) verdeeld onder alle ziekenhuizen naar evenredigheid van hun aantal erkende bedden zoals gekend op 15 december 2015.]1
  
Art. 48ter. [1 A partir du 1er janvier 2016, la diminution budgétaire de 18.727.024 euros (valeur au 1er janvier 2016) est répartie entre tous les hôpitaux au prorata du nombre de leurs lits agréés tel que connu le 15 décembre 2015.]1
  
Onderafdeling 8. - Onderdeel B3 van het budget.
Sous-section 8. - Sous-partie B3 du budget.
Art. 49. Onderdeel B3 wordt als volgt vastgesteld :
  1° voor de magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem, opgesteld in een dienst beeldvorming die erkend is overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst in de zin van artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 februari 1991, wordt voor de privé-ziekenhuizen een bedrag van 220 641,46 EUR en voor de openbare ziekenhuizen een bedrag van 220 218,95 EUR (index per 1 januari 2002) toegekend.
  [1 ...]1.
  2° [2 Voor een radiotherapiedienst, erkend overeenkomstig het voormelde, in artikel 31, § 3, 2°, koninklijk besluit van 5 april 1991, wordt een bedrag toegekend dat als volgt wordt berekend :
Art. 49. La Sous-partie B3 est fixée de la manière suivante :
  1° Pour le tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré installé dans un service d'imagerie agréé conformément à l'arrêté royal du 27 octobre 1989 fixant les normes auxquelles un service où est installé un tomographe à résonance magnétique avec calculateur électronique intégré doit répondre pour être agréé comme service médico-technique au sens de l'article 44 de la loi sur les hôpitaux, modifiée par l'arrêté royal du 26 février 1991, un montant de 220 641,46 EUR pour les hôpitaux privés et 220 218,95 EUR pour les hôpitaux publics (index 1er janvier 2002) est alloué.
  [1 ...]1.
  2° [2 Pour un service de radiothérapie, agréé conformément à l'arrêté royal du 5 avril 1991 précité à l'article 31, § 3, 2°, il est accordé un montant calculé comme suit :
   a) voor elke erkende dienst radiotherapie wordt een aantal punten toegekend dat als volgt wordt berekend :
   a) pour chaque service de radiothérapie agréé, il est accordé un nombre de points, calculé comme suit :
   sigma aantal prestaties x het aantal punten per prestatie
   sigma nbre de prestations x nbre de points par prestation
   De prestaties en het aantal punten per prestatie zijn de volgende :
   Les prestations et le nombre de points par prestation sont les suivants :
RadiotherapieprestatiesPunten
N° 444113 - 4441241
N° 444135 - 4441462
N° 444150 - 4441612,5
N° 444172 - 4441833
[1 N° 444636-4446403
N° 444651-4446623
N° 444673-4446843
N° 444695-4447063
N° 444710-4447213]1
(1)<KB 2025-04-10/06, art. 15, 083; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
RadiotherapieprestatiesPuntenN° 444113 - 4441241N° 444135 - 4441462N° 444150 - 4441612,5N° 444172 - 4441833[1 N° 444636-4446403N° 444651-4446623N° 444673-4446843N° 444695-4447063N° 444710-4447213]1(1)<KB 2025-04-10/06, art. 15, 083; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
b) - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten lager is dan 1.125 wordt een bedrag van 226.688 euro (index 1 juli 2005) toegekend;
Prestations de radiothérapiePoints
N° 444113 - 4441241
N° 444135 - 4441462
N° 444150 - 4441612,5
N° 444172 - 4441833
[1 N° 444636-4446403
N° 444651-4446623
N° 444673-4446843
N° 444695-4447063
N° 444710-4447213]1
(1)<AR 2025-04-10/06, art. 15, 083; En vigueur : 01-01-2018>
Prestations de radiothérapiePointsN° 444113 - 4441241N° 444135 - 4441462N° 444150 - 4441612,5N° 444172 - 4441833[1 N° 444636-4446403N° 444651-4446623N° 444673-4446843N° 444695-4447063N° 444710-4447213]1(1)<AR 2025-04-10/06, art. 15, 083; En vigueur : 01-01-2018>
b) - pour les services pour lesquels le nombre de points calculé est inférieur à 1.125, un montant de 226.688 euros (index 1er juillet 2005) est alloué;
   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 1.124 en lager dan 1.875 wordt een bedrag van 294.694 euro (index 1 juli 2005) toegekend;
   - pour les services pour lesquels le nombre de points calculé est supérieur à 1.124 et inférieur à 1.875, un montant de 294.694 euros (index 1er juillet 2005) est alloué;
   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 1.874 en lager dan 2.625 wordt een bedrag van 383.102 euro (index 1 juli 2005) toegekend;
   - pour les services pour lesquels le nombre de points calculé est supérieur à 1.874 et inférieur à 2.625, un montant de 383.102 euros (index 1er juillet 2005) est alloué;
   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 2.624 en lager dan 3.375 wordt een bedrag van 498.713 euro (index 1 juli 2005) toegekend;
   - pour les services pour lesquels le nombre de points calculé est supérieur à 2.624 et inférieur à 3.375, un montant de 498.713 euros (index 1er juillet 2005) est alloué;
   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 3.374 en lager dan 4.125 wordt een bedrag van 648.327 euro (index 1 juli 2005) toegekend;
   - pour les services pour lesquels le nombre de points calculé est supérieur à 3.374 et inférieur à 4.125, un montant de 648.327 euros (index 1er juillet 2005) est alloué;
   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 4.124 en lager dan 4.875 wordt een bedrag van 841.012 euro (index 1 juli 2005) toegekend;
   - pour les services pour lesquels le nombre de points calculé est supérieur à 4.124 et inférieur à 4.875, un montant de 841.012 EUR (index 1er juillet 2005) est alloué;
   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 4.874 wordt een bedrag van 1.094.903 euro (index 1 juli 2005) toegekend.
   - pour les services pour lesquels le nombre de points calculé est supérieur à 4.874, un montant de 1.094.903 euros (index 1er juillet 2005) est alloué.
   De genoemde bedragen worden met 179,30 euro (index 1 juli 2005) per punt verhoogd. Het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien.]2
  [6 De bovenvermelde bedragen worden verhoogd met 239,20 euro (waarde op 1 juli 2021) per punt.
   Vanaf 1 juli 2021 wordt er een bijkomende financiering van 187.187,47 euro (waarde op 1 juli 2021) toegekend per begonnen schijf van 750 punten boven 5624 punten.
   Het bedrag dat op 1 juli van elk boekjaar wordt toegekend, is voorlopig van aard. Zodra het boekjaar is afgelopen, wordt het herzien op basis van de gegevens van het beschouwde boekjaar.]6

  3° Voor de tomograaf met positronemissie (PET-scanner) opgesteld in een dienst voor nucleaire geneeskunde, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 wordt er een bedrag van [3 90.000 euro (waarde 1 januari 2016)]3 toegekend.
  [4 In afwijking van het vorige lid wordt voor een tweede [5 ...]5 tomograaf met positronemissie (PET-scanner) opgesteld in een universitair ziekenhuis opgenomen in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis, 50 % van het in het vorige lid vermelde bedrag toegekend.]4
  
   Les montants susmentionnés sont majorés de 179,30 euros (index 1er juillet 2005) par point. Le montant octroyé au 1er juillet de chaque exercice revêt un caractère provisoire. L'exercice terminé, il est revu en fonction des données de l'exercice considéré.]2
  [7 Les montants susmentionnés sont majorés de 239,20 euros (valeur au 1er juillet 2021) par point.
   A partir du 1er juillet 2021, un financement supplémentaire de 187.187,47 euros (valeur au 1er juillet 2021) est octroyé par tranche entamée de 750 points au-delà de 5624 points.
   Le montant octroyé au 1er juillet de chaque exercice revêt un caractère provisoire. L'exercice terminé, il est revu en fonction des données de l'exercice considéré. ]7

  3° Pour le tomographe à émission de positrons (PET-scanner) installé dans un service de médecine nucléaire agréé conformément à l'arrêté royal du 12 août 2000, un montant de [3 90.000 euros (valeur 1er janvier 2016)]3 est alloue.
  [4 Par dérogation à l'alinéa précédent, il est attribué 50 % du montant mentionné dans l'alinéa précédent pour [5 ...]5 [6 ...]6 un second tomographe à émission de positrons (PET-scanner) dans un hôpital universitaire repris dans l'arrêté royal du 10 août 2005 désignant des hôpitaux en qualité d'hôpital universitaire.]4
  
Onderafdeling 9. - Onderdeel B4 van het budget.
Sous-section 9. - Sous-partie B4 du budget.
Art.50. § 1. Teneinde de werkgelegenheid in het ziekenhuis te waarborgen en/of te verhogen kan, aan het budget van financiële middelen een bedrag worden toegevoegd gelijk aan 7,5 % van de financiële middelen, vrijgemaakt in functie van de hiernavolgende regelen, voor de ziekenhuizen die een herstructureringsplan doorvoeren dat ertoe strekt een aantal bedden te desaffecteren in toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 behalve voor wat betreft de desaffectatie van C-, D-, G- en E- bedden naar Sp- bedden, van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in artikel 32 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de aard en het aantal bedden waarvan de desaffectatie in aanmerking mag komen om de ingebruikneming van ziekenhuisbedden mogelijk te maken, van artikel 4 van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 houdende vaststelling van het maximum aantal plaatsen van beschut wonen dat in gebruik mag worden genomen alsmede van de regelen inzake de gelijkwaardige vermindering van een aantal ziekenhuisbedden zoals bedoeld in artikel 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, of van artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van bedden zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging.
  § 2. Binnen de grenzen van een budget [1 van 3.945.969 EUR (index 01/01/2005)]1 komende van onder andere de 2,5 % van de vrijgekomen financiële middelen ingevolge de desaffectatie van bedden bedoeld in § 1 en dat door Ons wordt vastgesteld, wordt het Onderdeel B4, volgens nader te bepalen regelen en modaliteiten, verhoogd met een forfaitair bedrag voor psychiatrische ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van projecten tot verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening.
  Bedoelde projecten moeten het voorwerp uitmaken van een geschreven overeenkomst met de Minister die de vaststelling van de budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.
  
Art.50. § 1. Afin de garantir et/ou d'augmenter l'emploi dans l'hopital, il peut être ajouté au budget des moyens financiers un montant, correspondant à 7,5 % des moyens financiers libérés en fonction des règles sous mentionnées, pour les hôpitaux qui établissent un plan de restructuration qui a pour but de désaffecter un nombre de lits, en application des articles 4, 5 et 6, sauf en ce qui concerne la désaffectation des lits C, D, G et E en lits Sp, de l'arrêté royal du 16 juin 1999 précisant les règles, visées à l'article 32 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, relatives au type et au nombre de lits dont la désaffectation peut permettre la mise en service de lits hospitaliers, l'article 4 de l'arrêté royal du 16 juin 1999 fixant le nombre maximum de places d'habitations protégées pouvant être mis en service ainsi que les règles relatives à la réduction équivalente d'un certain nombre de lits d'hôpitaux comme visé à l'article 35 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, et de l'article 3 de l'arrêté royal du 16 juin 1999 précisant la réduction équivalente d'un certain nombre de lits comme visé à l'article 5, § 4, alinéa 1, de la loi du 27 juin 1978 modifiant la législation sur les hôpitaux et relative à certaines autres formes de soins.
  § 2. Dans les limites d'un budget [1 de 3.945.969 EUR (index 01/01/2005)]1 provenant entre autres des 2,5 % des moyens financiers libérés suite à la désaffectation de lits telle que précisée au § 1 et déterminée par Nous, la Sous-partie B4 est augmentée, selon les règles et des modalités encore à préciser par Nous, d'un montant forfaitaire pour les hôpitaux psychiatriques qui prennent part à la réalisation de projets visant l'amélioration de la qualité de la prise en charge.
  Ces projets doivent faire l'objet d'une convention écrite avec le Ministre qui a la fixation du budget des moyens financiers dans ses attributions.
  
Art.51. § 1. Onderdeel B4 van het budget van de algemene ziekenhuizen bevat in voorkomend geval het op 30 juni 2002 verschuldigde bedrag aan recyclage.
  § 2. Voor de acute ziekenhuizen die in het kader van een herstructurering, een fusie, een samenwerkingsverband, een groepering of een samenwerking met een of meer ziekenhuizen vrijwillig bedden sluiten vanaf 1 juli 2002 tot 30 juni 2004 wat leidt tot een vermindering van hun budget bij toepassing van artikel 88, § 1, wordt Onderdeel B4 vermeerderd met een bedrag gelijk aan 20 % van het budget van de Onderdelen B1 en B2, dat voor deze sluiting vrijgemaakt werd, voor zover de sluiting minstens 30 bedden betreft, met het oog op het behoud van de tewerkstelling in het ziekenhuis. De toekenning van dit bedrag is ondergeschikt aan het sluiten van een overeenkomst tussen de instelling en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.51. § 1. La Sous-partie B4 du budget des hôpitaux généraux comprend le cas échéant le montant du recyclage attribué au 30 juin 2002.
  § 2. Pour les hôpitaux aigus qui, dans le cadre d'une restructuration, d'une fusion, d'une association, d'un groupement ou d'une collaboration avec un ou plusieurs hôpitaux, ferment volontairement des lits à partir du 1er juillet 2002 jusqu'au 30 juin 2004, qui entraîne une diminution de leur budget en application de l'article 88, § 1, la Sous-partie B4 est augmentée, pour autant que la fermeture concerne au moins 30 lits, d'un montant égal à 20 % du budget des Sous-parties B1 et B2 libéré par cette fermeture en vue de maintenir l'emploi dans l'hôpital. L'octroi de ce montant est subordonné à la conclusion d'une convention entre l'établissement et le Ministre qui a le budget des moyens financiers dans ses attributions.
Art. 51bis. [1 Op 1 januari 2017 worden de bedragen bedoeld in artikel 50, § 1 en 51, § 1, zoals vastgesteld op hun waarde op 31 december 2016, met tien procent per ziekenhuis verminderd.]1
  
Art. 51bis. [1 Au 1er janvier 2017, les montants attribués conformément à l'article 50, § 1er et à l'article 51, § 1er, tels que fixés à leur valeur au 31 décembre 2016, sont diminués de dix pourcent par hôpital.]1
  
Art.52. [1 Teneinde de werkingskosten van de erkende samenwerkingsverbanden als overlegplatform, bedoeld in het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten, te financieren, wordt vanaf 1 juli 2011 een budget van 2.139.383,70 euro (index 1 januari 2011) verdeeld onder de samenwerkingsverbanden volgens de hierna bepaalde modaliteiten.
   1° de financiering wordt berekend via 2 bewerkingen :
   a) 1e bewerking : een basisvergoeding wordt aan bepaalde samenwerkingsverbanden als volgt toegekend :
   - 20.000 euro (index 1 juli 2011) aan samenwerkingsverbanden tot 300 000 inwoners bedienen;
   - 10.000 euro (index 1 juli 2011) aan samenwerkingsverbanden van 300 001 tot 500 000 inwoners bedienen;
   - 4.000 euro (index 1 juli 2011) aan samenwerkingsverbanden van 500 001 tot 899 999 inwoners bedienen;
   - geen basisvergoeding voor samenwerkingsverbanden die 900 000 en meer inwoners bedienen;
   b) 2e bewerking : het saldo van het budget wordt verdeeld naar rata van het aantal inwoners dat door elk samenwerkingsverband wordt bediend.
  [2 b.1) Vanaf 1 juli 2008 wordt het bedrag berekend volgens punten a) en b) aangepast om te voorzien in de financiering van 0,5 VTE voor de samenwerkingsverbanden waarvan de aantrekkingszone minder dan 250.000 inwoners bedient en van 0,75 VTE voor de samenwerkingsverbanden waarvan de aantrekkingszone tussen 250.000 en 500.000 inwoners bedient. De waarde van een VTE wordt vastgesteld op 50.000 euro op 1 juli 2008.
   b.2) Een bijkomend bedrag van 67.000 euro (index 01/01/2008) wordt verdeeld onder de samenwerkingsverbanden, volgens de berekeningen bedoeld in punten a), b) en b.1), naar rato van het percentage inwoners dat het samenwerkingsverband bedient.]2

  De financiering wordt jaarlijks aangepast op basis van het aantal inwoners dat door het samenwerkingsverband wordt bediend, op basis van de laatst bekende bevolkingscijfers;
   2° het op grond van de punten a) en b) berekende bedrag van de financiering wordt aan één van de ziekenhuizen toegekend die deel uitmaken van het samenwerkingsverband.
   Die financiering wordt aan het samenwerkingsverband overgemaakt. Een schriftelijke overeenkomst tussen het samenwerkingsverband en het betrokken ziekenhuis regelt de wijze waarop de financiering wordt overgemaakt.
   3° Om voor de financiering in aanmerking te komen dienen door de inrichtende macht van het samenwerkingsverband bij de Minister die de vaststelling van het Budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, te worden ingediend :
   - een afschrift van het besluit van erkenning en van verlenging van erkenning. De inrichtende macht is hiervan vrijgesteld indien de overheid die de erkenning heeft verleend deze beslissing overmaakt aan de Minister die de vaststelling van het Budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft;
   - een afschrift van de overeenkomst, en van de wijzigingen aan deze overeenkomst, bedoeld in artikel 9 van het voormeld koninklijk besluit van 10 juli 1990.
   4° Om het voordeel van de financiering bedoeld in het eerste lid te behouden moeten de samenwerkingsverbanden elk jaar vóór 1 mei aan het FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, DG1, Dienst Psychosociale Gezondheidszorg, een rapport voorleggen betreffende hun activiteiten tijdens het verstreken dienstjaar.]1

  
Art.52. [1 A partir du 1er juillet 2011, pour financer les coûts de fonctionnement des associations comme plate-forme de concertation, agréées visées dans l'arrêté royal du 10 juillet 1990 fixant les normes d'agrément applicables aux associations d'institutions et de services psychiatriques, un budget de 2.139.383,70 euros (index 1er janvier 2011) est réparti entre les associations selon les modalités définies ci-dessous.
   1° le financement est calculé en 2 opérations :
   a) 1re opération : il est octroyé une indemnité de base à certaines associations, comme suit :
   - 20.000 euros (index 1er juillet 2011) aux associations desservant jusqu'à 300 000 habitants;
   - 10.000 euros (index 1er juillet 2011) aux associations desservant de 300 001 à 500 000 habitants;
   - 4.000 euros (index 1er juillet 2011) aux associations desservant de 500 001 à 899 999 habitants;
   - aucune indemnité de base pour les associations desservant 900 000 habitants et plus;
   b) 2e opération : le solde du budget est réparti au prorata du nombre d'habitants desservis par chaque association.
  [2 b.1) A partir du 1er juillet 2008, le montant calculé suivant les points a) et b) est adapté pour garantir le financement de 0,5 ETP pour les associations dont la zone d'attractivité dessert moins de 250.000 habitants et 0,75 ETP pour les associations dont la zone d'attractivité dessert entre 250.000 et 500.000 habitants. La valeur d'un ETP est fixé à 50.000 euros au 1er juillet 2008.
   b.2) Un montant supplémentaire de 67.000 euros (index 01/01/2008) est réparti entre les associations, après les calculs visés aux points a), b) et b.1), au prorata du pourcentage d'habitants que l'association dessert.]2

   Chaque année, le financement est adapté en fonction du nombre d'habitants desservi par l'association, sur base des derniers chiffres de population connus;
   2° le montant du financement calculé en vertu des points a) et b) est attribué à un des hôpitaux agréés faisant partie de l'association.
   Ce financement est transmis à l'association. Une convention écrite, passée entre l'association et l'hôpital concerné, règle les modalités de la transmission du financement.
   3° Pour entrer en ligne de compte pour le financement, le pouvoir organisateur de l'association doit transmettre au Ministre qui a la fixation du Budget des moyens financiers dans ses attributions :
   - une copie de l'arrêté d'agrément et de prorogation d'agrément. Le pouvoir organisateur en est dispensé si l'autorité ayant octroyé l'agrément transmet elle-même cette décision au Ministre qui a la fixation du Budget des moyens financiers dans ses attributions;
   - une copie de la convention et de ses avenants, visée à l'article 9 de l'arrêté du 10 juillet 1990 précité.
   4° Pour conserver le bénéfice du financement prévu à l'alinéa premier, les associations doivent communiquer chaque année, au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, DG1, Service Soins de santé psychosociaux, un rapport relatif à leurs activités pendant l'exercice écoulé.]1

  
Art.53. [1 Teneinde te beantwoorden aan de wettelijke verplichtingen betreffende de hoofdgeneesheer, wordt onderdeel B4 van het budget van financiële middelen verhoogd met een forfaitair bedrag per bed van 258,85 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de algemene privé-ziekenhuizen, met 257,34 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de algemene openbare ziekenhuizen, met 259 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de psychiatrische privéziekenhuizen en met 257,48 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de psychiatrische openbare ziekenhuizen.
   Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [3 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]3.]1

  
Art.53. [1 Afin de répondre aux obligations légales concernant le médecin-chef, la sous-partie B4 du budget des moyens financiers est augmentée d'un montant forfaitaire par lit de 258,85 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour les hôpitaux généraux privés, de 257,34 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour les hôpitaux généraux publics, de 259 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour les hôpitaux psychiatriques privés et de 257,48 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour les hôpitaux psychiatriques publics.
   Le forfait est calculé, du 1er janvier au 30 juin 2017, en entendant par lit, les lits justifiés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 et les lits agréés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2.
   A partir du 1er juillet 2017, le calcul du forfait est réalisé en entendant par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [3 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]3.]1

  
Art.54. [1 Teneinde te voldoen aan de verplichting tot aanstelling van een bedrijfsrevisor bepaald in artikel 80 van de wet op de ziekenhuizen, wordt onderdeel B4 van het budget van financiële middelen verhoogd met een forfaitair bedrag per bed van :
   1° voor psychiatrische ziekenhuizen : 28,19 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de privésector en 27,63 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de openbare sector;
   2° voor algemene ziekenhuizen : 54,97 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de privésector en 54,73 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de openbare sector.
   Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [3 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]3.]1

  
Art.54. [1 Afin de satisfaire à l'obligation de désignation d'un réviseur d'entreprise prévue à l'article 80 de la loi sur les hôpitaux, la sous-partie B4 du budget des moyens financiers est augmentée d'un montant forfaitaire par lit de :
   1° pour les hôpitaux psychiatriques : 28,19 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour le secteur privé et de 27,63 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour le secteur public;
   2° pour les hôpitaux généraux : 54,97 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour le secteur privé et 54,73 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour le secteur public.
   Le forfait est calculé, du 1er janvier au 30 juin 2017, en entendant par lit, les lits justifiés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 et les lits agréés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2.
   A partir du 1er juillet 2017, le calcul du forfait est réalisé en entendant par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [3 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]3.]1

  
Art.55. [1 § 1. [3 Voor de financiering van de registratie van de gegevens bedoeld in het koninklijk besluit van 14 december 1987 houdende bepaling van de regels en de termijn volgens dewelke de beheerder van het ziekenhuis mededeling doet van de financiële toestand, van de bedrijfsuitkomsten, van het verslag van de bedrijfsrevisor en van alle statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden, [4 in het koninklijk besluit van 1 oktober 2002 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde minimale psychiatrische statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft,]4 in het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde ziekenhuisgegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en het koninklijk besluit van 15 januari 2014 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde urgentiegegevens moeten worden medegedeeld aan de minister bevoegd voor Volksgezondheid, wordt er vast en een variabel gedeelte toegekend]3.
   § 2. [3 Het vaste gedeelte bestaat uit de volgende twee elementen:
   1° het hoogste basisbedrag, tussen de toelage aan de privésector of aan de overheidssector, voorheen toegekend krachtens artikel 55 zoals deze bestond voor de wijziging ervan door het koninklijk besluit van 8 januari 2015 en van artikel 61 zoals deze van kracht was vóór de opheffing ervan door het koninklijk besluit van 8 januari 2015;
   2° [8 voor alle ziekenhuizen die voorheen deze financiering ontvingen via een piloot projectovereenkomst, het bedrag van 12.734,50 euro (index op 1 juli 2019) om deel te nemen aan het systeem HUBs-Metahub dat betrekking heeft op het gedeeld elektronisch gezondheidsdossier. Het behoud van de financiering is onderworpen aan de continue uitwisseling van geïnformatiseerde gezondheidsinformatie tussen elk ziekenhuis en het systeem HUBs-Metahub. Deze actieve verbinding wordt geobjectiveerd door statistieken van elke hub.
   Een actieve verbinding kenmerkt zich door de volgende elementen:
   a)ter beschikking stelling van de ontslagbrief en de verwijsbrief naar een andere zorgverstrekker, alsook, bij doorverwijzing of ontslag van de patiënt, de elektronische communicatie naar de verwijzende artsen door middel van het HUBs-Metahub systeem;
   b) raadpleging via de hubs en de `kluizen', zoals gedefinieerd door het eHealth-platform, van gezondheidsdossiers van andere instellingen, de Summarized Electronic Health Records (SumEHR) en het medicatie-overzicht door zorgverstrekkers in de instelling;
   c) ter beschikking stellen van andere elektronische gezondheidsgegevens van patiënten met andere zorgverstrekkers via het HUBs-Metahub systeem. De informatie moet worden uitgewisseld in een vorm die het mogelijk maakt om het te gebruiken;
   d) toegankelijkheid van de documenten volgens de toegangsmatrix zoals gedefinieerd door het eHealth-platform;
   e) toegankelijkheid door de patiënt tot de lijst van alle via het HUBs-Metahub-systeem ter beschikking gestelde informatie betreffende hemzelf;
   f) mogelijkheid om automatische rapporten/statistieken te krijgen vanuit de hub over het aantal publicaties en consultaties; deze rapporten moeten ter beschikking gesteld worden zowel voor het ziekenhuis zelf als voor de FOD Volksgezondheid.]8
]3
.
   § 3. [4 Het variabele deel is samengesteld uit een bedrag per bed dat als volgt wordt vastgesteld :
   1° voor de niet-psychiatrische ziekenhuizen, een bijkomend bedrag van 331,82 euro (waarde op 1 januari 2017) per bed, met uitzondering van de bedden onder de kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en Sp psychogeriatrie en van 103,84 euro (waarde op 1 januari 2017) per bed onder de kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en Sp psychogeriatrie;
   2° voor de psychiatrische ziekenhuizen, een bijkomend bedrag van 80,35 euro (waarde op 1 januari 2017) per bed onder [5 kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en psychogeriatrische Sp.]5
   Deze verdeling wordt gerealiseerd, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt deze verdeling gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [7 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]7.]4
]1

  [2 § 4. [10 Ter financiering van de verplichting inzake het registreren van de gegevens bepaald in het koninklijk besluit van 25 april 2014 houdende bepaling van de regels volgens welke de ziekenhuizen gegevens met betrekking tot de `Treatment Demand Indicator' moeten meedelen aan de minister bevoegd voor Volksgezondheid, wordt onderdeel B4 van de ziekenhuizen verhoogd, vanaf 1 juli 2021 tot 30 juni 2025, met een forfaitair bedrag X dat jaarlijks als volgt wordt berekend:
   X = A * (B / C)
   waarbij:
   A = beschikbaar budget van 389.675,60 euro (waarde op 1 juli 2021);
   B = aantal TDI-registraties van elk ziekenhuis van het voorlaatste jaar vóór dat van de financiering verstrekt door Sciensano;
   C = aantal TDI-registraties van alle ziekenhuizen met betrekking tot het jaar n-2.
   Vanaf 1 juli 2025 wordt de financiering om de twee jaar berekend.
   Als de gegevens van de Treatment Demand Indicator niet worden meegedeeld aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld in het bovengenoemde koninklijk besluit van 25 april 2014, wordt het forfait gerecupereerd]10
.
  
Art.55. [1 § 1er. [3 Pour le financement de l'enregistrement des données visées dans l'arrêté royal du 14 décembre 1987 fixant les modalités et le délai de communication par le gestionnaire de l'hôpital de la situation financière, des résultats d'exploitation, du rapport du réviseur d'entreprise et de tous renseignements statistiques se rapportant à son établissement, [4 dans l'arrêté royal du 1er octobre 2002 fixant les règles suivant lesquelles certaines données statistiques minimales psychiatriques doivent être communiquées au Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions,]4 dans l'arrêté royal du 27 avril 2007 déterminant les règles suivant lesquelles certaines données hospitalières doivent être communiquées au Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions et dans l'arrêté royal du 15 janvier 2014 précisant les règles selon lesquelles certaines données d'urgence doivent être communiquées au ministre compétent en matière de Santé publique, une partie fixe et une partie variable sont octroyées]3.
   § 2. [3 La partie fixe est composée des deux éléments suivants :
   1° le montant de base le plus élevé, entre l'allocation au secteur privé ou au secteur public, alloué précédemment en vertu de l'article 55 tel qu'il existait avant la modification apportée par l'arrêté royal du 8 janvier 2015 et de l'article 61 tel qu'il existait avant son abrogation par l'arrêté royal du 8 janvier 2015 ;
   2° [8 pour tous les hôpitaux ayant reçu auparavant ce financement par le biais d'un contrat de projet-pilote, le montant de 12.734,50 euros (index au 1er juillet 2019) pour participer au système HUBs-Metahub portant sur le dossier santé électronique partagé. Le maintien du financement est soumis à l'échange continu d'informations informatisées de santé entre les prestataires de soins de chaque hôpital et le système HUBs-Metahub. La connexion active susmentionnée est objectivée par les statistiques de chaque hub.
   Une connexion active se caractérise par les éléments suivants :
   a)mise à disposition de la lettre de sortie et de la lettre de renvoi vers un autre prestataire de soins, et et communication électronique de cette mise à disposition aux médecins référents, au moyen du système HUBs-Metahub, en cas de renvoi ou de sortie du patient;
   b) consultation, via les hubs et les `coffres-forts', tels que définis par la plate-forme eHealth, des dossiers santé d'autres établissements, du Summarized Electronic Health Records (SumEHR) et de la liste de médicaments par les prestataires de soins de l'établissement;
   c) mise à disposition d'autres données de santé électroniques des patients à d'autres prestataires de soins via le système HUBSs-Metahub. Les informations doivent être échangées dans un format qui en permet l'utilisation;
   d) accessibilité des documents selon la matrice d'accès définie par la plate-forme eHealth;
   e) accessibilité du patient à la liste des mises à disposition d'informations le concernant via le système HUBs-Metahub;
   f) possibilité de recevoir des rapports/statistiques de façon automatisée depuis le hub en ce qui concerne le nombre de publications et de consultations; ces rapports devront être mis à la disposition aussi bien de l'hôpital que du SPF Santé publique]8
]3
.
   § 3. [4 La partie variable est constituée d'un montant par lit fixé comme suit :
   1° pour les hôpitaux non psychiatriques, un montant supplémentaire de 331,82 euros (valeur au 1er janvier 2017) par lit, à l'exception des lits d'index A, T, K, IB, Aj, An, Kj, Kn, Tj, Tn et Sp psychogériatriques et de 103,84 euros (valeur au 1er janvier 2017) par lit d'index A, T, K, IB, Aj, An, Kj, Kn, Tj, Tn et Sp psychogériatriques;
   2° pour les hôpitaux psychiatriques, un montant supplémentaire de 80,35 euros (valeur au 1er janvier 2017) par lit sous les index A, T, K, IB, Aj, An, Kj, Kn, Tj, Tn et Sp psychogériatriques.
   Cette répartition est réalisée, du 1er janvier au 30 juin 2017, en entendant par lit, les lits justifiés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 et les lits agréés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2.
   A partir du 1er juillet 2017, cette répartition est réalisée en entendant par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [6 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]6.]4
]1

  [10 Pour financer l'obligation d'enregistrement des données définies dans l'arrêté royal du 25 avril 2014 modifiant les règles selon lesquelles les hôpitaux doivent communiquer les données relatives au `Treatment Demand Indicator' au Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions, la sous-partie B4 des hôpitaux est augmentée, à partir du 1er juillet 2021 jusqu'au 30 juin 2025, d'un montant X forfaitaire calculé annuellement comme suit :
   X = A * (B / C)
   où :
   A = budget disponible de 389.675,60 euros (valeur au 1er juillet 2021);
   B = nombre d'enregistrements TDI de chaque hôpital de la pénultième année avant celle du financement fourni par Sciensano ;
   C = nombre d'enregistrements TDI de tous les hôpitaux relatif à l'année n-2.
   A partir du 1er juillet 2025, le calcul du financement est effectué tous les deux ans.
   Si les données du Treatment Demand Indicator ne sont pas communiquées au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, conformément aux modalités fixées dans l'arrêté royal du 25 avril 2014 susmentionné, le forfait octroyé l'année précédant celle de l'enregistrement est récupéré]10

  
Art. 55/1_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Voor de financiering van de registratie door de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet, van de gegevens, vermeld in het koninklijk besluit van 14 december 1987 houdende bepaling van de regels en de termijn volgens dewelke de beheerder van het ziekenhuis mededeling doet van de financiële toestand, van de bedrijfsuitkomsten, van het verslag van de bedrijfsrevisor en van alle statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden en het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde ziekenhuisgegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, wordt er een vast en een variabel gedeelte toegekend.
   § 2. Het vaste gedeelte, vermeld in paragraaf 1, bestaat uit het hoogste basisbedrag, tussen de toelage aan de privésector of aan de overheidssector, voorheen toegekend krachtens artikel 55 en 61.
   § 3. Het variabele gedeelte, vermeld in paragraaf 1, bestaat uit een bedrag per erkend bed, zoals bekend op het ogenblik van de berekening, dat als volgt wordt vastgesteld:
   1° een bijkomend bedrag van 325,31 euro per erkend bed, met uitzondering van de bedden, erkend onder kenletter psychogeriatrische Sp;
   2° een bijkomend bedrag van 101,84 euro per bed, erkend onder de kenletter psychogeriatrische Sp.]1

  
Art. 55/1 _REGION_FLAMANDE. [1 § 1er. Pour le financement de l'enregistrement par les services gériatriques isolés, visés à l'article 5, § 1er, I, 3°, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, et les services isolés de traitement et de réadaptation, visés à l'article 5, § 1er, I, 4°, de la loi spéciale précitée, des données visées à l'arrêté royal du 14 décembre 1987 fixant les modalités et le délai de communication par le gestionnaire de l'hôpital de la situation financière, des résultats d'exploitation, du rapport du réviseur d'entreprise et de tous renseignements statistiques se rapportant à son établissement et à l'arrêté royal du 27 avril 2007 déterminant les règles suivant lesquelles certaines données hospitalières doivent être communiquées au Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions, une partie fixe et une partie variable sont accordées.
   § 2. La partie fixe, visée au paragraphe 1er, se compose du montant de base le plus élevé, entre l'allocation au secteur privé ou au secteur public, alloué précédemment en vertu des articles 55 et 61.
   § 3. La partie variable, visée au paragraphe 1er, se compose d'un montant par lit agréé, tel que connu au moment du calcul, qui est fixé comme suit :
   1° un montant supplémentaire de 325,31 euros par lit agréé, à l'exception des lits agréés sous l'indice affections psychogériatriques Sp ;
   2° un montant supplémentaire de 101,84 euros par lit agréé sous l'indice affections psychogériatriques Sp.]1

  
Art. 56. [§ 1. [6 Teneinde te voldoen aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en de geneesheer-ziekenhuishygiënist, bedoeld in het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, wordt onderdeel B4 van het budget van de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 erkende bedden, met uitzondering van de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 erkende bedden en met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen en -diensten voor palliatieve zorg en van het budget van de ziekenhuizen die over minstens 150 erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of kenletter Sp in combinatie met bedden erkend onder de kenletters A, T of K en die over minstens 150 bedden beschikken erkend onder de kenletter G en/of de kenletter Sp, vanaf 1 juli 2007, voor beide functies verhoogd met 53.105 euro (index 1 juli 2007) per fulltime equivalent verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en met 81.709,74 euro (index 1 juli 2007) per fulltime equivalent geneesheer-ziekenhuishygiënist.
   Het respectievelijk aantal fulltime equivalenten wordt als volgt berekend :
   - voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist: Bi x C/1.000,
   - voor de geneesheer- ziekenhuishygiënist: Bi x C/2.400,
   met dien verstande dat elk betrokken ziekenhuis moet beschikken over een financiering van op zijn minst 1 FTE verpleegkundigenhygiënist en 0,5 FTE geneesheerhygiënist;
   waarbij :
   Bi = aantal verantwoorde bedden vastgesteld overeenkomstig bijlage 3 van dit besluit voor de betrokken dienst op 1 juli van het dienstjaar. Met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [7 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]7;
   C = coëfficiënt per dienst.
   Deze coëfficiënt wordt per dienst als volgt vastgesteld :
Art. 56. (§ 1er. [6 Afin de répondre aux obligations légales concernant l'infirmier(e) hygiéniste hospitalier(e) et le médecin hygiéniste hospitalier, visées à l'arrêté royal du 23 octobre 1964 fixant les normes auxquelles les hôpitaux et leurs services doivent répondre, la sous-partie B4 du budget des hôpitaux généraux, hors les hôpitaux et services isolés Sp de moins de 150 lits agréés, hors les hôpitaux et services isolés G de moins de 150 lits agréés et hors les hôpitaux et services Sp soins palliatifs et du budget des hôpitaux qui disposent de lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp en combinaison avec des lits agréés sous les index A, T ou K et qui disposent d'au moins 150 lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp, est augmentée, à partir du 1er juillet 2007, pour les deux fonctions de 53.105 euros (index 1er juillet 2007) par infirmier(e) en hygiène hospitalière équivalent temps plein et 81.709,74 euros (index 1er juillet 2007) par médecin en hygiène hospitalière équivalent temps plein.
   Le nombre respectif d'équivalent temps plein est calculé comme suit :
   - pour l'infirmier(e) en hygiène hospitalière : Li x C/1.000,
   - pour le médecin en hygiène hospitalière : Li x C/2.400,
   étant entendu que chaque hôpital concerné doit disposer du financement d'au minimum un ETP infirmier(e) hygiéniste et 0,5 ETP médecin hygiéniste,
   où:
   Li = nombre de lits justifiés déterminés conformément à l'annexe 3 du présent arrêté pour le service concerné au 1er juillet de l'exercice. Par lit on entend les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [7 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]7;
   C = coefficient par service.
   Ce coefficient par service est fixé comme suit :
C 3 C 3
D 2,3 D 2,3
C + D (I) 4,6 C + D (I) 4,6
E 2,3 E 2,3
M 2,3 M 2,3
NIC 4,6 NIC 4,6
L 4,6 L 4,6
G 1,5 G 1,5
A 0,2 A 0,2
T 0,1 T 0,1
K 0,2 K 0,2
Sp 0,2 Sp 0,2
C 3 C 3D 2,3 D 2,3C + D (I) 4,6 C + D (I) 4,6E 2,3 E 2,3M 2,3 M 2,3NIC 4,6 NIC 4,6L 4,6 L 4,6G 1,5 G 1,5A 0,2 A 0,2T 0,1 T 0,1K 0,2 K 0,2Sp 0,2 Sp 0,2
Het aldus bepaalde bedrag wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10 percent van voornoemd budget teneinde de werkingskosten te dekken die inherent zijn aan de activiteit van voornoemde functies.]6
  § 1bis. [6 Vanaf 1 januari 2010 wordt, teneinde aan de wettelijke verplichtingen inzake de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en de geneesheer-ziekenhuishygiënist te voldoen, bedoeld in het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, onderdeel B4 van het budget van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 erkende bedden, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 erkende bedden en van het budget van de ziekenhuizen die over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met erkende bedden onder de kenletters A, T of K en die over minder dan 150 erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp, verhoogd op basis van een bedrag van 53.105 euro (index 1 juli 2007) per VTE verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en van 81.709,74 euro (index 1 juli 2007) per VTE geneesheer-ziekenhuishygiënist, overeenkomstig de volgende modaliteiten :
   1) voor de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 100 erkende bedden, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en - diensten met minder dan 100 erkende bedden en de ziekenhuizen die beschikken over erkende bedden onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met bedden erkend onder de kenletters A, T of K en die beschikken over minder dan 100 bedden erkend onder de kenletter G en/of de kenletter Sp, wordt het respectievelijk aantal voltijdse equivalenten berekend als volgt :
   - voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist : Bi x C/1.000,
   - voor de geneesheer-ziekenhuishygiënist : Bi x C/2.400,
   met dien verstande dat elk betrokken ziekenhuis moet beschikken over een financiering van op zijn minst 0,25 VTE verpleegkundige-hygiënist en 0,1 VTE geneesheer-hygiënist,
   waarbij :
   [8 Bi = aantal erkende bedden zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar gekend is]8
   C = coëfficiënt per dienst.
C 3 C 3
D 2,3 D 2,3
C + D (I) 4,6 C + D (I) 4,6
E 2,3 E 2,3
M 2,3 M 2,3
NIC 4,6 NIC 4,6
L 4,6 L 4,6
G 1,5 G 1,5
A 0,2 A 0,2
T 0,1 T 0,1
K 0,2 K 0,2
Sp 0,2 Sp 0,2
C 3 C 3D 2,3 D 2,3C + D (I) 4,6 C + D (I) 4,6E 2,3 E 2,3M 2,3 M 2,3NIC 4,6 NIC 4,6L 4,6 L 4,6G 1,5 G 1,5A 0,2 A 0,2T 0,1 T 0,1K 0,2 K 0,2Sp 0,2 Sp 0,2
Au budget ainsi déterminé est ajouté un montant égal à 10 pour-cent du budget précité en vue de couvrir les frais de fonctionnement inhérents à l'activité des fonctions précitées.]6
  § 1bis. [6 A partir du 1er janvier 2010, afin de répondre aux obligations légales concernant l'infirmier(e) hygiéniste hospitalier(e) et le médecin hygiéniste hospitalier, visées à l'arrêté royal du 23 octobre 1964 fixant les normes auxquelles les hôpitaux et leurs services doivent répondre, la sous-partie B4 du budget des hôpitaux et services Sp isolés de moins de 150 lits agréés, des hôpitaux et services G isolés de moins de 150 lits agréés et du budget des hôpitaux qui disposent de lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp en combinaison avec des lits agréés sous les index A, T ou K et qui disposent de moins de 150 lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp, est augmentée sur base d'un montant de 53.105 euros (index 1er juillet 2007) par ETP infirmier(e) en hygiène hospitalière et de 81.709,74 euros (index 1er juillet 2007) par ETP médecin en hygiène hospitalière, selon les modalités suivantes :
   1) pour les hôpitaux et services Sp isolés de moins de 100 lits agréés, les hôpitaux et services G isolés de moins de 100 lits agréés et les hôpitaux qui disposent de lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp en combinaison avec des lits agréés sous les index A, T ou K et qui disposent de moins de 100 lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp, le nombre respectif d'équivalent temps plein est calculé comme suit :
   - pour l'infirmier(e) en hygiène hospitalière : Li x C/1.000,
   - pour le médecin en hygiène hospitalière : Li x C/2.400,
   étant entendu que chaque hôpital concerné doit disposer du financement d'au minimum 0,25 ETP infirmier(e) hygiéniste et 0,1 ETP médecin hygiéniste,
   où :
   [8 Li = nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]8;
   C = coefficient par service.
Sp 0,2 Sp 0,2
G 1 G 1
Sp 0,2 Sp 0,2G 1 G 1
Het aldus bepaalde bedrag wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10 percent van voornoemd budget teneinde de werkingskosten te dekken die inherent zijn aan de activiteit van voornoemde functies.
   2) voor de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met tussen de 100 tot 149 erkende bedden, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met tussen de 100 tot 149 erkende bedden en de ziekenhuizen die enkel over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met bedden erkend onder de kenletters A, T of K en die beschikken over tussen de 100 en 149 erkende bedden onder de kenletter G en/of de kenletter Sp dan wordt het respectievelijk aantal voltijdse equivalenten berekend als volgt :
   - voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist : Bi x C/1.000,
   - voor de geneesheer-ziekenhuishygiënist : Bi x C/2.400,
   met dien verstande dat elk betrokken ziekenhuis moet beschikken over een financiering van op zijn minst 0,50 VTE verpleegkundige-hygiënist en 0,25 VTE geneesheer-hygiënist,
   waarbij :
   [8 Bi = aantal erkende bedden zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar gekend is]8
   C = coëfficiënt per dienst.
Sp 0,2 Sp 0,2
G 1 G 1
Sp 0,2 Sp 0,2G 1 G 1
Au budget ainsi déterminé est ajouté un montant égal à 10 pour-cent du budget précité en vue de couvrir les frais de fonctionnement inhérents à l'activité des fonctions précitées.
   2) pour les hôpitaux et services Sp isolés qui ont entre 100 et 149 lits agréés, les hôpitaux et services G isolés qui ont entre 100 et 149 lits agréés et les hôpitaux qui disposent de lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp en combinaison avec des lits agréés sous les index A, T ou K et qui disposent entre 100 et 149 lits agréés sous l'index G et/ou l'index Sp, le nombre respectif d'équivalent temps plein est calculé comme suit :
   - pour l'infirmier(e) en hygiène hospitalière : Li x C/1.000,
   - pour le médecin en hygiène hospitalière : Li x C/2.400,
   étant entendu que chaque hôpital concerné doit disposer du financement d'au minimum 0,50 ETP infirmier(e) hygiéniste et 0,25 ETP médecin hygiéniste,
   où :
   [8 Li = nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]8;
   C = coefficient par service.
Sp 0,2 Sp 0,2
G 1 G 1
Sp 0,2 Sp 0,2G 1 G 1
Het aldus bepaalde bedrag wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10 percent van voornoemd budget teneinde de werkingskosten te dekken die inherent zijn aan de activiteit van voornoemde functies.]6
  § 1ter. Teneinde te voldoen aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en de geneesheer-ziekenhuishygiënist, bedoeld in het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, wordt onderdeel B4 van het budget van de psychiatrische ziekenhuizen, vanaf 1 juli 2007 voor beide functies verhoogd met 53 105,00 EUR (index 1 juli 2007) per fulltime equivalent verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en met 81 709,74 EUR (index 1 juli 2007) per fulltime equivalent geneesheer-ziekenhuishygiënist.
  Het respectievelijk aantal fulltime equivalenten wordt als volgt berekend :
  - voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist : Bi x C/1 000,
  - voor de geneesheer-ziekenhuishygiënist : Bi x C/2 400,
  waarbij :
  [8 Bi = aantal erkende bedden zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar gekend is]8
  C = coëfficiënt per dienst.
  Deze coëfficiënt wordt per dienst als volgt vastgesteld :
Sp 0,2 Sp 0,2
G 1 G 1
Sp 0,2 Sp 0,2G 1 G 1
Au budget ainsi déterminé est ajouté un montant égal à 10 pour-cent du budget précité en vue de couvrir les frais de fonctionnement inhérents à l'activité des fonctions précitées.]6
  § 1ter. Afin de répondre aux obligations légales concernant l'infirmier(e) hygiéniste hospitalier(e) et le médecin hygiéniste hospitalier, visées à l'arrêté royal du 23 octobre 1964 fixant les normes auxquelles les hôpitaux et leurs services doivent répondre, la sous-partie B4 du budget des hôpitaux psychiatriques est augmentée, à partir du 1er juillet 2007, pour les deux fonctions de 53 105,00 EUR (index 1er juillet 2007) par infirmier(e) en hygiène hospitalière équivalent temps plein et 81 709,74 EUR (index 1er juillet 2007) par médecin en hygiène hospitalière équivalent temps plein.
  Le nombre respectif d'équivalent temps plein est calculé comme suit :
  - pour l'infirmier(e) en hygiène hospitalière : Li x C/1 000,
  - pour le médecin en hygiène hospitalière : Li x C/2 400,
  Où :
  [8 Li = nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]8;
  C = coefficient par service.
  Ce coefficient par service est fixé comme suit :
A0,2
T0,1
K0,2
A0,2T0,1K0,2
A0,2
T0,1
K0,2
A0,2T0,1K0,2
  Het aldus bepaalde bedrag wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10 percent van voornoemd budget teneinde de werkingskosten te dekken die inherent zijn aan de activiteit van voornoemde functies.
  § 2. [5 Vanaf 1 juli 2017 worden [11 de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]11 gefinancierd voor deelnemen aan de initiatieven `Toezicht op de nosocomiale infecties'.
   Het toezicht heeft verplicht betrekking op :
   - methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9 en het relevant nationaal referentielaboratorium;
   - de septicemieën over het hele ziekenhuis overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9;
   - multiresistente Gram-negatieve bacteriën overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9 en het relevant nationaal referentielaboratorium;
   Het toezicht heeft eveneens betrekking op één aanvullend protocol te kiezen uit één van de volgende protocollen :
   - Clostridium difficile overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9 en het relevant nationaal referentielaboratorium;
   - vancomycine resistente enterokokken (VRE) overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9 en het relevant nationaal referentielaboratorium;
   - pneumonieën en bacteriemieën in de eenheden intensieve zorgen overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9;
   - infecties van de operatiewonden overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9.
   Het toezicht heeft eveneens betrekking op de kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het ziekenhuishygiënebeleid in de instelling, indicatoren die gedefinieerd worden door de `Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid', opgericht door het koninklijk besluit van 26 april 1999, op advies van het `Federaal Platform voor Ziekenhuishygiëne'.
   Elk jaar wordt het beschikbare budget van 1.450.000 euro (waarde op 1 juli 2017) op gelijke wijze verdeeld onder de betrokken ziekenhuizen.
   Om te kunnen genieten van dit bedrag dienen de ziekenhuizen zich te verbinden tot :
   - het verzamelen van de gegevens met betrekking tot voormelde protocollen en kwaliteitsindicatoren;
   - het overmaken van voormelde gegevens [9 aan Sciensano]9, volgens de leveringstermijn zoals gespecifieerd in de respectievelijke protocollen;
   - het storten [9 aan Sciensano]9 van een bedrag gelijk aan 85% van de toegekende financiering op rekeningnummer BE08 0011 6604 8013 van het WIV-ISP-Patrimonium met de vermelding `Toezicht' en de naam van het ziekenhuis, met dien verstande dat onder de term `Toezicht' het toezicht op nosocomiale infecties wordt verstaan, alsook de follow-up van de kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het ziekenhuishygiënebeleid. De storting dient voor einde maart van ieder jaar vereffend te zijn.
   [9 Sciensano]9 bezorgt ieder ziekenhuis een feedback met de analyse van de individuele gegevens en de nationale gegevens. Het zal eveneens iedere twaalf maanden aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft een rapport overmaken met onder andere de nationale gegevens alsook de adviezen of aanbevelingen ter zake. Bovendien waarborgt [9 Sciensano]9 de administratieve ondersteuning dienaangaande van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, overeenkomstig de bewoordingen van een overeenkomst die werd ondertekend met de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal `Gezondheidszorg' van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
   [9 Sciensano]9 richt bovendien een `Outbreak Support Team' op. In samenwerking met de bevoegde diensten van de gefedereerde entiteiten zal dit `Outbreak Support Team' zorginstellingen die daar om vragen ondersteunen bij de aanpak van uitbraken van multiresistente zorginfecties.]5

  § 3. [3 Om het voordeel van de financieringen voorzien in § 1, § 1bis en § 1ter te behouden]3 dienen de ziekenhuizen deel te nemen aan een samenwerkingsplatform op het gebied van de ziekenhuishygiëne waarvan de doeleinden zullen worden vastgelegd door een overeenkomst tussen het platform en de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. Het aantal platforms wordt vastgelegd op één per provincie met een maximum van tien voor het gehele land. Om de kosten van het secretariaat van voornoemd platform te dekken wordt een bedrag van 2 478,94 EUR toegekend via Onderdeel B4 van één van de aan het platform deelnemende ziekenhuizen. Hiertoe dient een overeenkomst gesloten te worden tussen het ziekenhuis en het platform en moet worden medegedeeld aan de Minister van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg.
  § 4. [10 Vanaf [12 1 januari 2024]12 wordt om de coördinatie van de activiteiten in de ziekenhuizen op het vlak van kwaliteit en veiligheid te bevorderen een bedrag van [12 41.590.015,27 euro (index op 1 januari 2024)]12 verdeeld onder de ziekenhuizen die op vrijwillige basis een overeenkomst sluiten met de Directeur-generaal van het `DG Gezondheidszorg' van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.]10
  
  Au budget ainsi déterminé est ajouté un montant égal à 10 pour-cent du budget précité en vue de couvrir les frais de fonctionnement inhérents à l'activité des fonctions précitées.
  § 2. [5 A partir du 1er juillet 2017, [11 les hôpitaux généraux, à l'exception des hôpitaux Sp soins palliatifs,]11 sont financés pour participer aux initiatives `Surveillance des infections nosocomiales'.
   La surveillance porte obligatoirement sur :
   - Staphylococcus aureus (SARM) résistant à la méticilline selon le protocole [9 de Sciensano]9 et du laboratoire national de référence;
   - les septicémies au niveau de tout l'hôpital selon le protocole [9 de Sciensano]9;
   - les bactéries multi résistantes à Gram négatif selon le protocole [9 de Sciensano]9 et du laboratoire national de référence.
   La surveillance doit aussi porter, au choix, sur l'un des protocoles additionnels aux protocoles suivants :
   - Clostridium difficile selon le protocole [9 de Sciensano]9 et du laboratoire national de référence;
   - entérocoques résistant à la vancomycine (ERV) selon le protocole [9 de Sciensano]9 et du laboratoire national de référence;
   - pneumonies et des bactériémies dans les unités de soins intensifs selon le protocole [9 de Sciensano]9;
   - infections des plaies opératoires selon le protocole [9 de Sciensano]9.
   La surveillance porte également sur des indicateurs de qualité relatifs à la politique d'hygiène hospitalière dans l'établissement, indicateurs qui sont définis par la `Commission de coordination de la politique antibiotique', créée par l'arrêté royal du 26 avril 1999, sur avis de la `Plate-Forme Fédérale pour l'Hygiène Hospitalière'.
   Chaque année, le budget disponible de 1.450.000 euros (valeur au 1er juillet 2017) est réparti de manière égale entre les hôpitaux concernés.
   Pour pouvoir bénéficier de ce montant, les hôpitaux doivent s'engager à :
   - la récolte des données relatives aux protocoles précités et aux indicateurs de qualité;
   - à la transmission des données mentionnées ci-dessus [9 à Sciensano]9 selon les délais de livraison spécifiés dans les protocoles respectifs;
   - au versement [9 à Sciensano]9, sur le compte BE08 0011 6604 8013 de l'ISP-Patrimoine, d'un montant égal à 85 % du financement octroyé, avec la mention `Surveillance et le nom de l'hôpital', étant entendu que sous ce terme de `Surveillance', on entend la surveillance des infections nosocomiales, le suivi des indicateurs de qualité relatifs à la politique d'hygiène hospitalière et en matière d'antibiotiques. Le versement doit intervenir avant fin mars de chaque année.
   [9 Sciensano]9 communique à chaque hôpital un feedback qui contient l'analyse de données individuelles et de données nationales. Il fournit également tous les douze mois au Ministre qui a la santé publique dans ses attributions, un rapport reprenant notamment les données nationales ainsi que les avis ou recommandations en la matière. De plus, il assure un soutien administratif en la matière au Ministre qui a la santé publique dans ses attributions, selon les termes d'une convention signée avec le Directeur général de la Direction générale `Soins de santé' du Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement.
   [9 Sciensano]9 crée, en outre, un `Outbreak support team'. En collaboration avec les services compétents des entités fédérées, cet `Outbreak support team' soutient les établissements de soins qui demandent une aide pour faire face aux foyers d'infections multi résistantes.]5

  § 3. [3 Pour conserver le bénéfice des financements prévus aux § 1er, § 1bis et § 1ter,]3, les hôpitaux doivent participer à une plate-forme de collaboration en matière d'hygiène hospitalière dont les objectifs seront fixés par convention entre la plate-forme et le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions. Le nombre de plate-formes est fixé à une par province avec un maximum de dix pour tout le pays. Pour couvrir les frais de secrétariat de ladite plate-forme, un montant de 2 478,94 EUR est alloué via la Sous-partie B4 d'un des hôpitaux participant à la plate-forme. Une convention à cet effet doit être conclue entre l'hôpital et la plate-forme et doit être communiquée au Ministère des Affaires sociales, de la Santé publique et de l'Environnement, Administration des Soins de Santé.
  [§ 4.[10 A partir du [12 1er janvier 2024]12, afin de stimuler la coordination des activités de qualité et de sécurité dans les hôpitaux, un budget de [12 41.590.015,27 euros (index 1er janvier 2024)]12 est réparti entre les hôpitaux qui, sur base volontaire, concluent une convention avec le Directeur général de la `DG Soins de santé' du SPF Santé publique, Sécurité de la chaîne alimentaire et Environnement.]10]1
  
Art.57. Met het oog op de betaling voor de uitvoering van de administratieve taken van de geneesheren-diensthoofden bedoeld in de wet van 26 juni 1990, wordt Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen die geesteszieken opnemen die het voorwerp zijn van een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 als volgt verhoogd :
  1° met een forfaitair bedrag van 4 970,72 EUR voor de privésector en met 4 935,18 EUR voor de openbare sector (index 1 januari 2002) per jaar, op voorwaarde dat minstens één geesteszieke die het voorwerp is van een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 in het ziekenhuis is opgenomen tijdens het dienstjaar voorafgaand aan de vaststelling van het budget;
  2° met een forfaitair bedrag van 248,54 EUR voor de privésector en 246,76 voor de openbare sector (index 1 januari 2002) opgenomen geesteszieke die het voorwerp is van een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990, opgenomen tijdens het dienstjaar voorafgaand aan de vaststelling van het budget.
  [1 Indien de gegevens vermeld in punten 1° en 2° niet beschikbaar zijn voor het dienstjaar voorafgaand aan de vaststelling van het budget, worden de meest recente gegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu beschikbaar zijn in aanmerking genomen voor de berekening.]1
  
Art.57. En vue du paiement du traitement pour les missions administratives des Médecins-chefs de service, visés par la loi du 26 juin 1990, la Sous-partie B4 du budget des moyens financiers des hôpitaux qui admettent des malades mentaux faisant l'objet d'une mesure de protection prise dans le cadre de la loi du 26 juin 1990 est majorée comme suit :
  1° d'un montant forfaitaire de 4 970,72 EUR pour le secteur privé et de 4 935,18 EUR pour le secteur public (index 1er janvier 2002) par an, à condition qu'au moins un malade mental faisant l'objet d'une mesure de protection prise dans le cadre de la loi du 26 juin 1990 ait été admis à l'hôpital durant l'exercice précédant l'exercice de fixation du budget;
  2° d'un montant forfaitaire de 248,54 EUR pour le secteur privé et de 246,76 EUR pour le secteur public (index 1er janvier 2002) par malade mental admis durant l'exercice précédant l'exercice de fixation du budget, faisant l'objet d'une mesure de protection prise dans le cadre de la loi du 26 juin 1990.
  [1 Si les données reprises aux points 1° et 2° ne sont pas disponibles pour l'exercice précédent l'exercice de fixation du budget, les données les plus récentes disponibles au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul sont prises en compte pour le calcul.]1
  
Art.58. [1 § 1.]1 Met het oog op de permanente opleiding van het verpleegkundig personeel bevat Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen een forfaitair bedrag waarvan de waarde gelijk is aan deze van 30 juni 2002.
  [2 § 2. Een bijkomend bedrag van 861.676,17 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de algemene ziekenhuizen en van 232.126,63 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de psychiatrische ziekenhuizen worden verdeeld pro rata het aantal bedden van elk ziekenhuis.
   Deze verdeling wordt gerealiseerd, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt deze verdeling gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [4 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]4.]2

  
Art.58. [1 § 1er.]1 En vue d'assurer la formation permanente du personnel infirmier, la Sous-partie B4 du budget des moyens financiers comprend un montant forfaitaire dont la valeur est égale à celle du 30 juin 2002.
  [2 § 2. Un montant supplémentaire de 861.676,17 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour les hôpitaux généraux et de 232.126,63 euros (valeur au 1er janvier 2017) pour les hôpitaux psychiatriques est réparti au prorata du nombre de lits de chaque hôpital.
   Cette répartition est réalisée, du 1er janvier au 30 juin 2017, en entendant par lit, les lits justifiés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 et les lits agréés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2.
   A partir du 1er juillet 2017, cette répartition est réalisée en entendant par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [4 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]4.]2

  
Art.59. Ter dekking van de lasten van een personeelslid, voor 3/4 tewerkgesteld, voor het interne vervoer van de opgenomen patiënten, wordt Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen [1 van openbare ziekenhuizen]1 vermeerderd met een bedrag waarvan de waarde gelijk is aan die van 30 juni 2002.
  
Art.59. En vue de couvrir les charges découlant de l'octroi d'un membre de personnel 3/4 temps, pour assurer le transport interne des patients hospitalisés, par 30 lits occupés, la Sous-partie B4 du budget des moyens financiers des hôpitaux publics est majorée d'un montant dont la valeur est égale à celle du 30 juin 2002.
Art.60. [1 § 1. Op 1 juli 2018, worden de algemene ziekenhuizen en de ziekenhuizen die enkel over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of kenletter Sp in combinatie met bedden erkend onder de kenletters A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd of Kn, gefinancierd voor de tewerkstelling van de gesubsidieerde contractuelen vallend onder het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid, een bedrag ten belope van 24.145,83 euro (index 1 juli 2018) per VTE zoals bepaald in bijlage 2.
   § 2. Op 1 juli 2018, worden de psychiatrische ziekenhuizen gefinancierd voor de tewerkstelling van de gesubsidieerde contractuelen vallend onder het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid, een bedrag ten belope van 29.653,43 euro (index 1 juli 2018) per VTE zoals bepaald in bijlage 2.]1

  
Art.60. [1 § 1er. A partir du 1er juillet 2018, les hôpitaux généraux et les hôpitaux qui ne disposent que de lits agréés sous l'indice G et/ou l'indice Sp en combinaison avec des lits agréés sous les indices A, Aj, An, T, Tj, Tn, K, Kj ou Kn, sont financés pour la mise au travail des contractuels relevant du Fonds budgétaire interdépartemental de promotion de l'emploi, à hauteur de 24.145,83 euros (index 1er juillet 2018) par ETP, tel que fixé en annexe 2.
   § 2. A partir du 1er juillet 2018, les hôpitaux psychiatriques sont financés pour la mise au travail des contractuels subventionnés relevant du Fonds budgétaire interdépartemental de promotion de l'emploi, à hauteur de 29.653,43 euros (index 1er juillet 2018) par ETP, tel que fixé en annexe 2.]1

  
Art.61. [1 § 1. Op 1 juli 2024, met het oog op het creëren van een geïntegreerd elektronisch patiëntendossier wordt een budget van 62.282.829,25 euro (waarde 1 juli 2024) voor algemene ziekenhuizen en een budget van 10.562.585,06 euro (waarde 1 juli 2024) voor psychiatrische ziekenhuizen verdeeld tussen de ziekenhuizen van elke betrokken groep volgens de hieronder beschreven modaliteiten.
   1° 10 % van het beschikbare budget van elke ziekenhuisgroep wordt toegewezen als een vaste basis per ziekenhuis om de governance structuur en het beheer van bestaande programma's te versterken.
   2° 10 % van het beschikbare budget van elke ziekenhuisgroep wordt toegekend als variabele basis per bed om ziekenhuizen aan te moedigen actief en correct gebruik te maken van de dienst `Verwijzingsrepertorium (hub-metahub)' van het ehealth-platform.
   Onder bed, worden de verantwoorde bedden of de erkende bedden verstaan voor de bed indexen waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is het aantal dat gebruikt wordt om het budget van de financiële middelen voor het betrokken jaar vast te leggen en het aantal erkende bedden is het aantal zoals op 1 januari van het betrokken jaar gekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
   3° 50 % van het beschikbare budget van elke groep ziekenhuizen wordt toegewezen als acceleratorbudget per bed voor het gebruik van de kern-functionaliteiten opgesomd in bijlage 19.
   4° 20 % van het beschikbare budget van elke groep ziekenhuizen wordt toegewezen als acceleratorbudget per bed voor het gebruik van de menu-functionaliteiten opgesomd in bijlage 19.
   5° 10 % van het beschikbare budget van elke groep ziekenhuizen wordt toegekend voor deelname aan het peer review proces.
   § 2. Vanaf 1 juli 2025, wordt een budget van 62.282.829,25 euro (waarde 1 juli 2024) voor algemene ziekenhuizen en een budget van 10.562.585,06 euro (waarde 1 juli 2024) voor psychiatrische ziekenhuizen verdeeld tussen de ziekenhuizen van elke betrokken groep volgens de hieronder beschreven modaliteiten.
   1° 10 % van het beschikbare budget van elke ziekenhuisgroep wordt toegewezen als een vaste basis per ziekenhuis om de governance structuur en het beheer van bestaande programma's te versterken. Dit vaste bedrag wordt elk jaar berekend en is identiek voor alle ziekenhuizen in elke groep.
   De ziekenhuizen moeten, om hun forfait vaste basis per ziekenhuis te behouden, 6 weken na de hieronder gedefinieerde referentieperiode de gebruikspercentages van de basis- en menufunctionaliteiten van het BMUC-acceleratorprogramma declareren en documenteren met behulp van de dataverzamelingstool (BMUC Data Collection Tool).
   De ziekenhuizen moeten ook 6 weken na de hieronder gedefinieerde referentieperiode het volgende declareren en documenteren:
   - de zelfevaluatie volgens de template ter beschikking gesteld door de FOD Volksgezondheid ;
   - het stuurplan die het engagement aantoont om het maturiteitsniveau te verhogen;
   - het aanleveren van een stand van zaken met betrekking de voortgang van de acties in het plan.
   2° 10 % van het beschikbare budget van elke ziekenhuisgroep wordt toegekend als variabele basis per bed om ziekenhuizen aan te moedigen actief en correct gebruik te maken van de hubs. Dit forfaitair bedrag wordt elk jaar berekend en is identiek voor alle ziekenhuizen van elke groep.
   Onder bed, worden de verantwoorde bedden of de erkende bedden verstaan voor de bed indexen waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is het aantal dat gebruikt wordt om het budget van de financiële middelen voor het betrokken jaar vast te leggen en het aantal erkende bedden is het aantal zoals op 1 januari van het betrokken jaar gekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
   De voortzetting van dit forfait is afhankelijk van de naleving van de volgende voorwaarden:
   a) De zorggegevens van de zorgvoorzieningen (ontslagbrief, consultatierapport, operatieprotocol, resultaten van technische onderzoeken, van de labo's, van medische beeldvorming, etc.) worden binnen 0 dagen (standaard) tot maximaal 7 dagen gepubliceerd en toegankelijk voor de patiënt, door middel van het `verwijzingsepertorium hubs-metahub' ter beschikking gesteld;
   b) de toegankelijkheid door de patiënt tot de in punt a) opgesomde documenten;
   c) raadpleging via hubs en `gezondheidskluizen', zoals gedefinieerd door het eHealth-platform, van gezondheidsinformatie gedeeld door andere instellingen, samenvatting van de elektronische medische dossiers (Summarised Electronic Health Records - SumEHR) en het medicatie-overzicht door zorgverstrekkers in de instelling;
   d) ter beschikking stellen van andere elektronische gezondheidsgegevens van patiënten met andere zorgverstrekkers via het hubs-metahub systeem. De informatie moet worden uitgewisseld in een vorm die het mogelijk maakt om het te hergebruiken (Caresets, FHIR, Snomed CT);
   e) toegankelijkheid van de documenten volgens de toegangsmatrix zoals gedefinieerd door het eHealth-platform;
   f) de mogelijkheid om automatische rapporten/statistieken te krijgen vanuit de hub over het aantal publicaties en consultaties; deze rapporten moeten ter beschikking worden gesteld zowel voor het ziekenhuis zelf als voor de FOD Volksgezondheid.
   Om de punten a) en f) te kunnen monitoren, moeten ziekenhuizen alle gegevens die via het hubs-metahub-systeem worden gedeeld, annoteren met de juiste metadata. De verschillende types van metadata worden gedefinieerd door de reglementen van het eHealth-platform.
   Als het ziekenhuis niet aan deze voorwaarde voldoet, komt het volgende dienstjaar niet in aanmerking voor de financiering van het variabele basisbudget per bed. De financiering wordt verleend in het dienstjaar volgend op dat waarin aan de voorwaarde is voldaan.
   3° 10 % van het beschikbare budget van elke groep ziekenhuizen wordt toegewezen als acceleratorbudget per bed voor het gebruik van de kern-functionaliteiten opgesomd in bijlage 19.
   Voor het behoud van het toegewezen budget gelden de volgende voorwaarden:
   - tijdens de referentieperiode voor het betrokken jaar moeten de algemene ziekenhuizen minstens 16 kern-functionaliteiten voor 80 % van de gedefinieerde populatie effectief gebruiken;
   - tijdens de referentieperiode voor het betrokken jaar moeten de psychiatrische ziekenhuizen minstens 15 kern-functionaliteiten voor 80% van de gedefinieerde populatie effectief gebruiken.
   `Referentieperiode voor het betrokken jaar' betekent de maand december voor het jaar 2025 en de maand september voor de daaropvolgende jaren.
   Het ziekenhuis dat tijdens de referentieperiode voor het betrokken jaar onvoldoende effectief gebruik heeft gemaakt van het aantal basisfunctionaliteiten van zijn groep, wordt het jaar daarop niet gefinancierd voor dit acceleratorbudget per bed. Het kan worden gefinancierd in het jaar volgend op de referentieperiode, wanneer het aantoont dat er voldoende effectief gebruik is gemaakt van het aantal basisfunctionaliteiten van zijn groep ziekenhuizen tijdens de gedefinieerde referentieperiode.
   4° 60 % van het beschikbare budget van elke groep ziekenhuizen wordt toegewezen als acceleratorbudget per bed voor het gebruik van de menu-functionaliteiten opgesomd in bijlage 19.
   De toekenning van het acceleratorbudget voor het gebruik van menu-functionaliteiten is onderworpen aan de volgende voorwaarden:
   - tijdens de referentieperiode voor het betrokken jaar moeten de algemene ziekenhuizen minstens 8 menu-functionaliteiten voor 80% van de gedefinieerde bevolking effectief gebruiken;
   - tijdens de referentieperiode voor het betrokken jaar moeten de psychiatrische ziekenhuizen minstens 5 menu-functionaliteiten voor 80 % van de gedefinieerde populatie effectief gebruiken.
   `Referentieperiode voor het betrokken jaar' betekent de maand december voor het jaar 2025 en de maand september voor de daaropvolgende jaren.
   Het ziekenhuis dat tijdens de gedefinieerde referentieperiode onvoldoende effectief gebruik heeft gemaakt van het aantal menu-functionaliteiten van zijn groep, wordt het jaar daarop niet gefinancierd voor dit acceleratorbudget per bed. Zij is gefinancierd in het jaar volgend op de referentieperiode, wanneer het aantoont dat er voldoende effectief gebruik is gemaakt van het aantal menu functionaliteiten van zijn groep ziekenhuizen tijdens de gedefinieerde referentieperiode.
   5° 10 % van het beschikbare budget van elke groep ziekenhuizen wordt toegekend voor deelname aan het peer review proces. Dit forfaitair bedrag wordt elk jaar berekend en is identiek voor alle ziekenhuizen in elke groep.
   Het ziekenhuis moet effectief deelnemen aan de `Peer Review'-activiteiten die jaarlijks door de FOD Volksgezondheid worden georganiseerd. Het ziekenhuis dat niet deelneemt aan deze voorlichtings- en trainingen wordt voor het volgende boekjaar niet gefinancierd voor dit `peer review'-pakket. Het wordt opnieuw gefinancierd in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het daadwerkelijk aan de geplande activiteiten heeft deelgenomen.
   De controle op de voorwaarden bepaald in de punten 2° tot 5° wordt uitgevoerd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op basis van gegevens die door elk ziekenhuis worden gecodeerd, 6 weken na het einde van de betrokken referentieperiode, in de tool voor gegevensverzameling (BMUC Data Collection Tool), ter beschikking gesteld door de FOD Volksgezondheid.]1

  
Art.61. [1 § 1er. Au 1er juillet 2024, en vue de la réalisation du dossier patient informatisé intégré, un budget de 62.282.829,25 euros (valeur 1er juillet 2024) pour les hôpitaux généraux et un budget de 10.562.585,06 euros (valeur 1er juillet 2024) pour les hôpitaux psychiatriques sont répartis entre les hôpitaux de chaque groupe concerné selon les modalités décrites ci-dessous.
   1° 10 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti comme socle fixe par hôpital pour renforcer la structure de gouvernance et la gestion des programmes existants.
   2° 10 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti comme socle variable par lit pour encourager les hôpitaux à faire un usage actif et correct du service `Répertoire des références (hubs-metahub)' de la plateforme ehealth .
   Par lit, on entend les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée.
   3° 50 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti comme budget accélérateur par lit pour l'utilisation des fonctionnalités de base reprises dans l'annexe 19.
   4° 20 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti comme budget accélérateur par lit pour l'utilisation des fonctionnalités de menu reprises dans l'annexe 19.
   5° 10 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti pour la participation au processus d'évaluation par les pairs.
   § 2. A partir du 1er juillet 2025, un budget de 62.282.829,25 euros (valeur 1er juillet 2024) pour les hôpitaux généraux et un budget de 10.562.585,06 euros (valeur 1er juillet 2024) pour les hôpitaux psychiatriques sont répartis entre les hôpitaux de chaque groupe concerné selon les modalités décrites ci-dessous.
   1° 10 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti comme socle fixe par hôpital pour renforcer la structure de gouvernance et la gestion des programmes existants. Ce forfait est calculé chaque année et est identique pour tous les hôpitaux de chaque groupe.
   Les hôpitaux doivent, pour le maintien de leur forfait socle fixe par hôpital, déclarer et documenter 6 semaines après la période de référence définie ci-dessous les taux d'utilisation des fonctionnalités de base et de menu du programme accélérator BMUC à l'aide de l'outil de collecte de données (BMUC Data Collection Tool).
   Enfin, les hôpitaux doivent également déclarer et documenter 6 semaines après la période de référence définie ci-dessous:
   - l'auto-évaluation selon le template fourni par le SPF Santé publique ;
   - le plan directeur démontrant l'engagement à augmenter le niveau de maturité ;
   - la mise à jour de l'état d'avancement des actions prévues dans le plan.
   2° 10 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti comme socle variable par lit pour encourager les hôpitaux à faire un usage actif et correct des hub's. Ce forfait est calculé chaque année et est identique pour tous les hôpitaux de chaque groupe.
   Par lit, on entend les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée.
   Le maintien de ce forfait est lié au respect des conditions suivantes :
   a) Les données de soin des établissements de soins (lettre de sortie, rapport de consultation, protocole opératoire, résultat des examens techniques, de laboratoire, d'imagerie médicale, etc.) seront publiées et accessibles au patient dans un délai de 0 jour (par défaut) à 7 jours maximum, par l'intermédiaire du `Répertoire des références hubs-metahub' ;
   b) l'accessibilité pour le patient aux documents énumérés au point a) ;
   c) la consultation, par l'intermédiaire des hubs et des `coffres-forts sanitaires', selon les règles définies par la plateforme eHealth, des informations de santé partagées par d'autres institutions, des dossiers médicaux électroniques résumés (Summarised Electronic Health Records - SumEHR) et du schéma de médication par les prestataires de soins de santé de l'institution ;
   d) la mise à disposition des données de santé électroniques des patients à d'autres prestataires de soins de santé par l'intermédiaire du système hubs-metahub. Les informations doivent être échangées sous une forme permettant leur réutilisation (Caresets, FHIR, Snomed CT) ;
   e) l'accessibilité des documents selon la matrice d'accès définie par la plateforme eHealth ;
   f) la possibilité d'obtenir des rapports/statistiques automatiques à partir du hub sur le nombre de publications et de consultations ; ces rapports doivent être mis à la disposition de l'hôpital lui-même et du SPF Santé publique.
   Pour pouvoir évaluer les points a) et f), les hôpitaux doivent annoter toutes les données partagées par l'intermédiaire du système hubs-metahub avec les métadonnées appropriées. Les différents types de métadonnées sont définis par règlement de la plateforme eHealth.
   Si l'hôpital ne remplit pas cette condition, il ne bénéficie pas du financement pour le budget socle variable par lit lors de l'exercice suivant. Le financement est accordé l'exercice suivant celui au cours duquel la condition est remplie.
   3° 10 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti comme budget accélérateur par lit pour l'utilisation des fonctionnalités de base reprises dans l'annexe 19.
   Le maintien du budget octroyé est conditionné aux exigences suivantes :
   - les hôpitaux généraux doivent utiliser effectivement, au cours de la période de référence de l'année concernée, au moins 16 fonctionnalités de base pour 80 % de la population définie ;
   - les hôpitaux psychiatriques doivent utiliser effectivement, au cours de la période de référence de l'année concernée, au moins 15 fonctionnalités de base pour 80 % de la population définie.
   On entend par `période de référence de l'année concernée', le mois de décembre pour l'année 2025 et le mois de septembre pour les années suivantes.
   L'hôpital n'ayant pas fait preuve d'une utilisation effective suffisante du nombre de fonctionnalités de base de son groupe pendant la période de référence de l'année concernée n'est pas financé l'année suivante pour ce budget accélérateur par lit. Il peut être financé l'année qui suit la période de référence où il fait la preuve d'une utilisation effective suffisante du nombre de fonctionnalités de base de son groupe d'hôpitaux pendant la période de référence définie.
   4° 60 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti comme budget accélérateur par lit pour l'utilisation des fonctionnalités de menu reprises dans l'annexe 19.
   L'octroi du budget accélérateur pour l'utilisation des fonctionnalités de menu est conditionné aux exigences suivantes :
   - les hôpitaux généraux doivent utiliser effectivement, au cours de la période de référence de l'année concernée, au moins 8 fonctionnalités de menu pour 80 % de la population définie ;
   - les hôpitaux psychiatriques doivent utiliser effectivement, au cours de la période de référence de l'année concernée, au moins 5 fonctionnalités de menu pour 80 % de la population définie.
   On entend par `période de référence de l'année concernée', le mois de décembre pour l'année 2025 et le mois de septembre pour les années suivantes.
   L'hôpital n'ayant pas fait preuve d'une utilisation effective suffisante du nombre de fonctionnalités de menu de son groupe pendant la période de référence définie n'est pas financé l'année suivante pour ce budget accélérateur par lit. Il est financé l'année qui suit la période de référence où il fait la preuve d'une utilisation effective suffisante du nombre de fonctionnalités de menu de son groupe pendant la période de référence définie.
   5° 10 % du budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti pour la participation au processus d'évaluation par les pairs. Ce forfait est calculé chaque année et est identique pour tous les hôpitaux de chaque groupe.
   L'hôpital doit participer effectivement aux activités `Peer Review' qui sont organisées chaque année par le SPF Santé publique. L'hôpital qui ne participe pas à ces séances d'information et de formation n'est pas financé pour ce forfait `peer review' pour l'exercice suivant. Il est à nouveau financé l'exercice qui suit celui pendant lequel il a effectivement participé aux activités prévues.
   Le contrôle des conditions définies dans les points 2° à 5° est effectué par le SPF Santé publique, Sécurité de la chaine alimentaire et Environnement sur base des données encodées par chaque hôpital, 6 semaines après la fin de la période de référence concernée, dans l'outil de collecte de données (BMUC Data Collection Tool) mis à disposition par le SPF Santé publique.]1

  
Art. 61bis. [1 § 1. Op 1 januari 2024, wordt met het oog op de uitvoering van cyberbeveiligingsmaatregelen een budget van 10.465.200 euro (waarde 1 januari 2024) voor de algemene ziekenhuizen en een budget van 1.774.800 euro (waarde 1 januari 2024) voor de psychiatrische ziekenhuizen verdeeld over de ziekenhuizen van elke betrokken groep volgens hun aantal bedden.
   Onder `bed' wordt verstaan de verantwoorde bedden of de erkende bedden voor bedindexen waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is het aantal dat wordt gebruikt om het budget van financiële middelen voor het betreffende jaar vast te leggen en het aantal erkende bedden is het aantal zoals door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betreffende jaar gekend is.
   De ziekenhuizen verbinden zich ertoe de volgende voorwaarden te voldoen:
   - een activiteitenverslag indienen over de binnen het ziekenhuis ondernomen acties op het gebied van cyberbeveiliging voor het jaar 2023;
   - een beknopte beschrijving indienen van haar cyberbeveiligingsbeheer;
   - een beschrijving geven van cyberprojecten die in 2024 zijn opgestart of in uitvoering zijn;
   - deelnemen aan een nieuwematuriteitsbeoordelingscampagne.
   De eerste drie documenten moeten worden ingevuld met behulp van het formulier dat beschikbaar is op de "Toolbox" van het eHealth-platform en worden door elk ziekenhuis uiterlijk op 31 mei 2024 ingediend.
   De maturiteitsbeoordelingscampagne wordt in het 3e kwartaal van 2024 georganiseerd.
   § 2. Op 1 januari 2024, wordt een budget van 765.000 euro verdeeld onder de ziekenhuizen die zich ertoe verbinden bij te dragen aan het sectorale Cyber Programma door hun bestaande en bruikbare documentatiebronnen te delen met de hele sector.
   Dit budget wordt als volgt over de betrokken ziekenhuizen verdeeld:
   - 50% van het budget in verhouding tot het aantal deelnemende ziekenhuizen ;
   - 50% van het budget in verhouding tot het aantal documenten dat door het ziekenhuis wordt gedeeld.
   Details van de in aanmerking komende documenten zullen worden gepubliceerd op het eHealth-platform, en elk ziekenhuis dat documenten wil delen moet deze vóór 31 mei 2024 via dit platform indienen.]1

  
Art. 61bis. [1 § 1er. Au 1er janvier 2024, en vue de mettre en oeuvre des mesures en matière de cybersécurité, un budget de 10.465.200 euros (valeur 1er janvier 2024) pour les hôpitaux généraux et un budget de 1.774.800 euros (valeur 1er janvier 2024) pour les hôpitaux psychiatriques sont répartis entre les hôpitaux de chaque groupe concerné selon leur nombre de lits.
   Par `lit', on entend les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée.
   Les hôpitaux s'engagent à respecter les conditions suivantes :
   - remettre un rapport sur les activités prises au sein de l'hôpital en matière de cybersécurité pour l'année 2023 ;
   - transmettre une description synthétique de sa gouvernance cybersécurité ;
   - communiquer une description des projets cyber lancés ou en cours en 2024 ;
   - participer à la nouvelle campagne d'évaluation de la maturité.
   Les trois premiers documents doivent être complétés à partir du formulaire accessible sur la `Toolbox' de la plateforme eHealth et être soumis par chaque hôpital pour le 31 mai 2024 au plus tard.
   La campagne d'évaluation de maturité est organisée durant le 3e trimestre 2024.
   § 2. Au 1er janvier 2024, un budget de 765.000 euros est réparti entre les hôpitaux qui s'engagent à contribuer au Programme Cyber en partageant leurs ressources documentaires existantes et utiles avec l'ensemble du secteur.
   Ce budget est réparti entre les hôpitaux concernés de la manière suivante :
   - 50 % du budget au prorata du nombre d'hôpitaux participants ;
   - 50 % du budget au prorata du nombre de documents partagés par l'hôpital.
   Le détail des documents éligibles est publié sur la plateforme eHealth et chaque hôpital qui souhaite partager des documents doit soumettre ces documents via cette plateforme pour le 31 mai 2024.]1

  
Art.61ter. [1 § 1. Voor de uitvoering van de normen van de NIS 2 wordt enkel voor het jaar 2024 een budget van 33.772.500 euro (waarde 1 januari 2024) voor de algemene ziekenhuizen en een budget van 5.727.500 euro (waarde 1 januari 2024) voor de psychiatrische ziekenhuizen verdeeld over de ziekenhuizen van elke betrokken groep volgens hun aantal bedden.
   Onder bed verstaan we de verantwoorde bedden of de erkende bedden voor bedindexen waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is het aantal dat gebruikt werd bij de vaststelling van het budget van financiële middelen voor het boekjaar 2024 en het aantal erkende bedden is het aantal zoals gekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari 2024.]1

  
Art.61ter. [1 § 1er. En vue d'implémenter les normes NIS 2, un budget de 33.772.500 euros (valeur 1er janvier 2024) pour les hôpitaux généraux et un budget de 5.727.500 euros (valeur 1er janvier 2024) pour les hôpitaux psychiatriques sont répartis, uniquement pour l'année 2024, entre les hôpitaux de chaque groupe concerné selon leur nombre de lits.
   Par lit, on entend les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice 2024 et le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier 2024.]1

  
Art. 61/1_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Met het oog op de realisatie in de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet, van het in actiepunt 2 van de Roadmap 2.0 van het e-gezondheidsplan bepaalde elektronisch patiëntendossier, hierna EPD te noemen, waarvan de inhoud is gedefinieerd in de Belgian Meaningful Use Criteria, hierna de BMUC te noemen, die zijn opgenomen in bijlage 20 bij dit besluit, wordt voorzien in een forfaitaire financiering onder de volgende voorwaarden.
   Voor de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet, wordt een enveloppe van 654.209 euro als volgt verdeeld in de vorm van forfaits:
   1° een sokkel per ziekenhuis;
   2° een sokkel per erkend bed;
   3° een acceleratorbudget;
   4° een `early adopter'-budget.
   § 2. De sokkel per ziekenhuis, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt elk jaar berekend en is identiek voor alle ziekenhuizen in kwestie. Die sokkel bedraagt:
   1° op 1 juli 2016 20% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   2° op 1 juli 2017 15% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   3° op 1 juli 2018 10% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   4° op 1 juli 2019 5% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.
   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis jaarlijks voldoen aan de voorwaarden van de overdracht van de gegevens, vermeld in artikel 55/1, § 1.
   Als een ziekenhuis de voorwaarden van de overdracht van de gegevens, vermeld in artikel 55/1, § 1, niet respecteert, wordt het toegekende budget voor het jaar in kwestie gerecupereerd in het volgende budget van financiële middelen. Het gerecupereerde budget wordt conform dezelfde modaliteiten, herverdeeld onder de andere ziekenhuizen op het moment dat het volgende budget van financiële middelen wordt toegekend.
   § 3. De sokkel per erkend bed, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, wordt elk jaar berekend. Voor de vastlegging van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met de erkende bedden, zoals bekend bij het Agentschap Zorg en Gezondheid op 1 januari van het jaar in kwestie. De sokkel per erkend bed bedraagt:
   1° op 1 juli 2016 25% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   2° op 1 juli 2017 20% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   3° 1 juli 2018 15% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   4° op 1 juli 2019 10% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.
   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis jaarlijks voldoen aan de voorwaarden van de overdracht van de gegevens, vermeld in artikel 55/1, § 1.
   Als een ziekenhuis de voorwaarden van de overdracht van de gegevens, vermeld in artikel 55/1, § 1, niet respecteert, wordt het toegekende budget voor het jaar in kwestie gerecupereerd op het moment dat het volgende budget van financiële middelen wordt toegekend.
   Het gerecupereerde budget wordt, volgens dezelfde modaliteiten, herverdeeld onder de andere ziekenhuizen op het moment dat het volgende budget van financiële middelen wordt toegekend.
   § 4. Het acceleratorbudget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 3°, is een bijkomend budget dat wordt toegekend aan de ziekenhuizen als stimulans om het proces te accelereren. Het acceleratorbudget wordt elk jaar berekend per ziekenhuis. Het acceleratorbudget bedraagt:
   1° op 1 juli 2016 55% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   2° op 1 juli 2017 60% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   3° op 1 juli 2018 65% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   4° op 1 juli 2019 70% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.
   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, 1°, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis voor 1 januari 2018 een plan van aanpak, waarin staat beschreven welke maatregelen het zal nemen om een geïntegreerd EPD te implementeren en effectief te gebruiken voor 1 januari 2019, mailen naar revalidatie@zorg-en-gezondheid.be.
   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, 2°, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis voor 31 maart 2018 ofwel een contract sluiten met een softwareleverancier voor de implementatie van een geïntegreerd EPD dat beantwoordt aan de criteria, zoals gedefinieerd door de BMUC, waarvan het ziekenhuis een kopie bezorgt aan het Agentschap Zorg en Gezondheid, ofwel, als het ziekenhuis niet opteert voor een externe softwareleverancier, concrete opvraagbare bewijsstukken ter beschikking stellen, die toelaten het stappenplan in het kader van het vooropgestelde eindresultaat te evalueren.
   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, 3°, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis voor 31 maart 2018 een implementatiedatum voor een geïntegreerd EPD vastleggen, alsook een stappenplan waarin de implementatiedata worden vermeld van de zeven basisfunctionaliteiten die zijn omschreven in de BMUC. Op 1 juli 2018 wordt het ziekenhuis pro rata gefinancierd op basis van het aantal criteria van de BMUC dat op 1 januari 2018 bereikt is, met dien verstande dat een bereikt criterium het recht opent op een zevende van de financiering.
   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, 4°, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis alle criteria, vermeld in stap 1 van de BMUC, opgenomen in bijlage 20 bij dit besluit, gerealiseerd hebben op 1 januari 2019.
   Op 1 juli 2016 en op 1 juli 2017 wordt het beschikbare acceleratorbudget op provisionele wijze onder alle ziekenhuizen verdeeld op basis van een puntensysteem. Het wordt alleen behouden op het moment dat het volgende budget van financiële middelen wordt toegekend, als de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het vijfde lid, worden gerespecteerd. Het budget wordt verdeeld aan de hand van een puntensysteem, waarbij het ziekenhuis dat aan de voorwaarden voldoet, een punt krijgt per erkend bed. Bij de vaststelling van de erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals bekend bij het Agentschap Zorg en Gezondheid op 1 januari van het jaar in kwestie. Elk jaar wordt het beschikbare budget gedeeld door de som van de gekregen punten om de waarde van een punt te bepalen in de acceleratorenveloppe. Het bedrag van de financiering van het ziekenhuis wordt bepaald door het aantal punten te vermenigvuldigen met de waarde van een punt. Als een ziekenhuis zijn verplichtingen niet nakomt, wordt het toegekende budget voor het jaar in kwestie teruggevorderd op het moment dat een later budget van financiële middelen wordt toegekend. Het budget dat niet toegekend wordt aan de ziekenhuizen die niet voldoen aan de voorwaarden, wordt volgens dezelfde modaliteiten herverdeeld onder de andere ziekenhuizen op het moment dat een later budget van financiële middelen wordt toegekend.
   § 5. Het `early adopter'-budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 4°, is een bijkomend budget dat wordt toegekend aan de ziekenhuizen als stimulans om de basisfunctionaliteiten van de BMUC te implementeren voor 1 januari 2019. Het `early adopter'-budget wordt jaarlijks voor elk ziekenhuis berekend. Het `early adopter'-budget bedraagt:
   1° op 1 juli 2017 5% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   2° op 1 juli 2018 10% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;
   3° op 1 juli 2019 15% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepaalt de nadere regels voor de verdeling van elk jaarlijks budget onder de ziekenhuizen.
   § 6. Voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2016 wordt eenmalig, boven op de enveloppe, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, een extra budget van 237.866 euro verdeeld onder de ziekenhuizen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, volgens de voorwaarden voor het jaar 2016, vermeld in paragraaf 2, 3 en 4.
   § 7. In dit artikel wordt verstaan onder het Agentschap Zorg en Gezondheid: het agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid".]1

  
Art. 61/1 _REGION_FLAMANDE.
[1 § 1er. En vue de la réalisation dans les services gériatriques isolés, visés à l'article 5, § 1er, I, 3°, de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, et les services isolés de traitement et de réadaptation, visés à l'article 5, § 1er, I, 4°, de la loi spéciale précitée, du dossier patient informatisé, arrêté dans le point d'action 2 du Roadmap 2.0 du plan d'action e-santé, ci-après dénommé DPI, dont le contenu est défini dans les Belgian Meaningful Use Criteria, ci-après dénommés les BMUC, qui sont repris en annexe 20 au présent arrêté, un financement forfaitaire est prévu aux conditions suivantes.
   Pour les services gériatriques isolés, visés à l'article 5, § 1er, I, 3° de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, et les services isolés de traitement et de réadaptation, visés à l'article 5, § 1er, I, 4°, de ladite loi spéciale, une enveloppe de 654.209 euros est répartie comme suit sous forme de forfaits :
   1° un socle par hôpital ;
   2° un socle par lit agréé ;
   3° un budget accélérateur ;
   4° un budget " early adopter ".
   § 2. Le socle par hôpital, visé au paragraphe 1er, alinéa 2, 1°, est calculé annuellement et est identique pour tous les hôpitaux concernés. Ce socle s'élève à :
   1° le 1er juillet 2016, 20 % du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   2° le 1er juillet 2017, 15 % du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   3° le 1er juillet 2018, 10 % du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   4° le 1er juillet 2019, 5% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2.
   Pour pouvoir bénéficier du financement, visé à l'alinéa 1er, l'hôpital doit annuellement respecter les conditions de transmission des données, visées à l'article 55/1, § 1er.
   Si un hôpital ne respecte pas les conditions de transmission des données visées à l'article 55/1, § 1er, le budget octroyé pour l'année concernée est récupéré dans le suivant budget des moyens financiers. Le budget récupéré est redistribué, selon les mêmes modalités, entre les autres hôpitaux au moment où le budget suivant des moyens financiers est octroyé.
   § 3. Le socle par lit agréé, visé au paragraphe 1er, alinéa 2, 2°, est calculé annuellement. Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par l'Agence Soins et Santé au 1er janvier de l'année concernée. Le socle par lit agréé s'élève à :
   1° le 1er juillet 2016, 25% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   2° le 1er juillet 2017, 20% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   3° le 1er juillet 2018, 15% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   4° le 1er juillet 2019, 10% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2.
   Pour être éligible au financement, visé à l'alinéa 1er, l'hôpital doit répondre annuellement aux conditions de la transmission des données, visées à l'article 55/1, § 1er.
   Si un hôpital ne respecte pas les conditions de transmission des données visées à l'article 55/1, § 1er, le budget octroyé pour l'année concernée est récupéré au moment où le budget suivant des moyens financiers est octroyé.
   Le budget récupéré est redistribué, selon les mêmes modalités, entre les autres hôpitaux au moment où le budget suivant des moyens financiers est octroyé.
   § 4. Le budget accélérateur, visé au paragraphe 1er, alinéa 2, 3°, est un budget supplémentaire octroyé aux hôpitaux comme incitant à l'accélération du processus. Le budget accélérateur est calculé annuellement par hôpital. Le budget accélérateur s'élève à :
   1° le 1er juillet 2016, 55% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   2° le 1er juillet 2017, 60% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   3° le 1er juillet 2018, 65% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   4° le 1er juillet 2019, 70% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2.
   Pour pouvoir bénéficier du financement, visé à l'alinéa 1er, 1°, l'hôpital doit avoir envoyé, à l'adresse e-mail revalidatie@zorg-en-gezondheid.be, pour le 1er janvier 2018, un plan d'approche décrivant les mesures qu'il va prendre pour implémenter et utiliser effectivement un DPI intégré pour le 1er janvier 2019.
   Pour pouvoir bénéficier du financement, visé à l'alinéa 1er, 2°, l'hôpital doit, avant le 31 mars 2018, soit conclure un contrat avec un fournisseur de logiciels pour la mise en oeuvre d'un DPI intégré qui répond aux critères définis dans les BMUC dont il fournit une copie à l'Agence Soins et Santé, soit, dans l'hypothèse où l'hôpital choisit de mettre en oeuvre son DPI en interne, fournir des pièces justificatives concrètes permettant d'évaluer le résultat final défini dans la feuille de route.
   Pour pouvoir bénéficier du financement, visé à l'alinéa 1er, 3°, l'hôpital doit déterminer, avant le 31 mars 2018, une date de mise en oeuvre de son DPI intégré et établir une feuille de route indiquant les dates d'implémentation des sept fonctionnalités de base décrites dans les BMUC. L'hôpital est financé, au 1er juillet 2018, au prorata du nombre de critères atteints des BMUC, au 1er janvier 2018, étant entendu qu'un critère atteint ouvre le droit à un septième du financement.
   Pour pouvoir bénéficier du financement, visé à l'alinéa 1er, 4°, l'hôpital doit respecter tous les critères définis dans le stade 1 des BMUC, repris en annexe 20 au présent arrêté, au 1er janvier 2019.
   Au 1er juillet 2016 et au 1er juillet 2017, le budget accélérateur disponible est réparti de manière provisionnelle entre tous les hôpitaux sur base d'un système de points. Il n'est maintenu dans le budget des moyens financiers suivant qu'en cas de respect des conditions, visées aux alinéas 2 à 5 inclus. Le budget est réparti à l'aide d'un système de points, selon lequel l'hôpital qui répond aux conditions, obtient un point par lit agréé. Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par l'Agence Soins et Santé au 1er janvier de l'année concernée. Chaque année, le budget disponible est divisé par la somme des points obtenus pour déterminer la valeur d'un point dans l'enveloppe " accélérateur ". Le montant du financement de l'hôpital est déterminé en multipliant son nombre de points par la valeur du point. Si un hôpital ne remplit pas ses obligations, le budget octroyé pour l'année concernée est récupéré au moment où un budget ultérieur des moyens financiers est octroyé. Le budget non octroyé aux hôpitaux qui ne répondent pas aux conditions, est redistribué, selon les mêmes modalités, entre les autres hôpitaux au moment où un budget ultérieur des moyens financiers est octroyé.
   § 5. Le budget " early adopter ", visé au paragraphe 1er, alinéa 2, 4°, est un budget supplémentaire octroyé aux hôpitaux comme incitant à la mise en oeuvre des fonctionnalités de base des BMUC avant le 1er janvier 2019. Le budget " early adopter " est calculé annuellement pour chaque hôpital. Le budget " early adopter " s'élève à :
   1° le 1er juillet 2017, 5% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   2° le 1er juillet 2018, 10 % du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2 ;
   3° le 1er juillet 2019, 15% du budget disponible, visé au paragraphe 1er, alinéa 2.
   Le Ministre flamand chargé de la politique en matière de santé arrête les modalités de répartition de chaque budget annuel entre les hôpitaux.
   § 6. Pour la période du 1er juillet au 31 décembre 2016, un budget supplémentaire de 237.866 euros, accordé une seule fois en plus de l'enveloppe visée au paragraphe 1er, alinéa 2, est réparti entre les hôpitaux visés au § 1er, alinéa 2, selon les conditions pour l'année 2016, visées aux paragraphes 2, 3 et 4.
   § 7. Dans le présent article, on entend par l'agence Soins et Santé : l'agence créée par l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 mai 2004 portant création de l'agence autonomisée interne " Zorg en Gezondheid " (Soins et Santé).]1

  
Art.62. De bedragen toegekend op 30 juni 2002 voor de evaluatie van de kwaliteit van de medische en verpleegkundige activiteiten en de bevordering van de medische activiteit in het geheel van de ziekenhuisactiviteiten, blijven vanaf 1 juli 2002 van toepassing.
Art.62. Les montants octroyés au 30 juin 2002 pour l'évaluation de la qualité des activités médicales et infirmières et la promotion de l'intégration de l'activité médicale dans l'ensemble des activités de l'hôpital, restent d'application à partir du 1er juillet 2002.
Art.63. [1 § 1. Binnen de perken van het beschikbare budget, [4 dat [5 op 1 januari 2024 is vastgesteld op 82.198.600 euro]5]4 wordt het onderdeel B4 van de algemene ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag om deel te nemen aan de realisatie van pilootstudies.
   Deze pilootstudies beogen de verbetering en de evaluatie van de procedures met betrekking tot het ziekenhuisbeheer in de algemene ziekenhuizen, de multidisciplinaire kwaliteit van de ziekenhuiszorgen, het onderzoeken van nieuwe mechanismen voor de organisatie van de zorg of de financiering van de algemene ziekenhuizen. Ze kunnen eveneens betrekking hebben op de federale coördinatie van een innovatie, de vorming met betrekking tot deze innovatie, sensibiliseringsacties voor de ziekenhuis-actoren alsook stimulansen tot samenwerking met externe partners van het ziekenhuis. Ze kunnen ook een interventie in de kosten dekken met betrekking tot het op zich nemen van toezicht of behandeling in geval van een tijdelijke gezondheidszorgcrisis.
   § 2. Binnen de perken van het beschikbare budget, [4 dat [5 op 1 januari 2024 is vastgesteld op 318.550.962 euro]5]4, wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van pilootstudies die betrekking hebben op thema's op het vlak van geestelijke gezondheid of specifiek voor de psychiatrische ziekenhuizen.
   Deze pilootstudies beogen de verbetering en de evaluatie van de procedures met betrekking tot het ziekenhuisbeheer, de multidisciplinaire kwaliteit van psychiatrische zorgen, de alternatieven met betrekking tot psychiatrische zorgen of het onderzoeken van nieuwe financieringsmechanismen voor ziekenhuiszorgen geleverd binnen of buiten het ziekenhuis. Ze kunnen eveneens betrekking hebben op de federale coördinatie van een innovatie, de vorming met betrekking tot deze innovatie en sensibiliseringsacties voor de ziekenhuis-actoren alsook stimulansen tot samenwerking met externe partners van het ziekenhuis.
   § 3. Binnen de perken van het beschikbare budget, [4 dat [5 op 1 januari 2024 is vastgesteld op 8.005.851 euro]5]4, wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van pilootstudies.
   De pilootstudies kunnen betrekking hebben op de ontwikkeling of het gebruik van de ziekenhuistelematica in de ziekenhuizen, de codering van gegevens, het gebruik van gestandaardiseerde terminologie, de inzameling van specifieke ziekenhuisgegevens of het onderhoud van een IT-toepassing die nuttig is voor alle ziekenhuizen.
  [5 Ze kunnen ook betrekking hebben op de federale coördinatie van een innovatievernieuwing, de vorming met betrekking tot deze innovatie, sensibiliseringsacties voor ziekenhuispersoneel en stimulansen tot samenwerking met externe partners van het ziekenhuis.]5
   § 4. In de offerteaanvraag van de pilootstudies bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 hierboven moeten de criteria en voorwaarden inzake de inoverwegingneming van de pilootstudies vermeld staan.
   De weerhouden studies dienen het voorwerp uit te maken van een geschreven overeenkomst tussen de Minister dewelke het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, de betrokken ziekenhuizen en, in voorkomend geval, de promotor van de studie.
   Deze pilootstudies dienen betrekking te hebben op een onderwerp dat alle algemene of psychiatrische ziekenhuizen aangaat, of een categorie van deze, en de resultaten van de studie dienen veralgemeend te kunnen worden naar deze ziekenhuizen na positieve evaluatie van een evaluatiecomité. De gegevens van de studie zijn afkomstig van één of meerdere ziekenhuizen.
   Deze overeenkomsten dienen de criteria te vermelden die dienden als basis voor de selectie van de betrokken ziekenhuizen en, in voorkomend geval, de promotor van de studie, het doel en de duur van de studie, de financiering toegekend aan het ziekenhuis, de verantwoording van de uitgaven, in voorkomend geval, het bedrag en de wijze waarop het ziekenhuis de promotor van de studie vergoedt alsook, in voorkomend geval, de verplichtingen van de promotor betreffende de feedback naar de deelnemende ziekenhuizen, de controle door een begeleidend comité, de gefaseerde evaluatie volgens de duur van de studie, en het rapport dat voor te leggen is aan de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft. Deze moeten vervolledigd worden door een verklaring van belangenconflict.]1

  
Art.63. [1 § 1er. Dans les limites du budget disponible fixé, [5 au 1er janvier 2024, à 82.198.600 euros]5, la sous-partie B4 des hôpitaux généraux est augmentée d'un montant forfaitaire pour participer à la réalisation d'études pilotes.
   Ces études peuvent viser l'amélioration et l'évaluation des procédures concernant la gestion hospitalière dans les hôpitaux généraux, la qualité multidisciplinaire des soins hospitaliers, l'examen de nouveaux mécanismes d'organisation des soins ou de financement des hôpitaux généraux. Elles peuvent également porter sur la coordination fédérale d'une innovation, la formation à cette innovation, des actions de sensibilisation envers les acteurs hospitaliers ainsi que des incitants à la collaboration avec des partenaires externes à l'hôpital. Elles peuvent couvrir une intervention dans les frais relatifs à la prise en charge de la surveillance ou du traitement en cas de crise temporaire de santé publique.
   § 2. Dans les limites du budget disponible, fixé [5 au 1er janvier 2024, à 318.550.962 euros]5 la sous partie B4 des hôpitaux qui participent à la réalisation d'études pilotes ayant trait à des thématiques relatives à la santé mentale ou spécifiques à des hôpitaux psychiatriques est augmentée d'un montant forfaitaire.
   Ces études peuvent viser l'amélioration et l'évaluation des procédures concernant la gestion hospitalière, la qualité multidisciplinaire des soins psychiatriques, des alternatives de soins psychiatriques ou l'examen de nouveaux mécanismes de financement de soins hospitaliers fournis en hôpital ou en dehors de l'hôpital. Elles peuvent également porter sur la coordination fédérale et la formation à des innovations et des actions de sensibilisation envers les acteurs hospitaliers ainsi que des incitants à la collaboration avec des partenaires externes à l'hôpital.
   § 3. Dans les limites du budget disponible, fixé [5 au 1er janvier 2024, à 8.005.851 euros]5, la sous-partie B4 est augmentée d'un montant forfaitaire pour les hôpitaux qui participent à la réalisation d'études pilotes.
   Les études pilotes peuvent viser le développement ou l'utilisation d'outils télématiques dans les hôpitaux, de codification des données, d'usage de terminologies standardisées, de collecte de données hospitalières spécifiques ou de maintenance d'un outil informatique utile à tous les hôpitaux.
  [5 Elles peuvent également porter sur la coordination fédérale d'une innovation, la formation à cette innovation, des actions de sensibilisation envers les acteurs hospitaliers ainsi que des incitants à la collaboration avec des partenaires externes à l'hôpital.]5
   § 4. L'appel d'offres des études pilotes visées aux paragraphes 1 à 3 ci-dessus doit mentionner les critères et conditions de prise en considération des études pilotes.
   Les études retenues font l'objet de conventions écrites entre le Ministre qui a la fixation du budget des moyens financiers dans ses attributions, les hôpitaux concernés et, le cas échéant, le promoteur de l'étude.
   Ces études pilotes doivent porter sur un sujet qui concerne l'ensemble des hôpitaux généraux ou psychiatriques, ou une catégorie de ceux-ci, et les résultats de l'étude doivent pouvoir être généralisés à ces hôpitaux après évaluation positive par un comité d'évaluation. Les données de l'étude proviennent d'un ou de plusieurs hôpitaux.
   Ces conventions mentionnent notamment, les critères qui ont servi de base à la sélection des hôpitaux concernés et, le cas échéant, du promoteur de l'étude, l'objet et la durée de l'étude, le financement accordé à l'hôpital, le mode de justification des dépenses le cas échéant, le montant et la manière par laquelle l'hôpital rémunère le promoteur de l'étude ainsi que, le cas échéant, les obligations de ce promoteur en matière de feed-back vers les hôpitaux participants, de contrôle par un comité d'accompagnement, d'évaluation phasée selon la durée de l'étude, de rapport à fournir au Ministre qui a la fixation du budget des moyens financiers dans ses attributions. Elles doivent être complétées par une déclaration de conflit d'intérêts.]1

  
Art. 63bis. [1 Vanaf 1 januari 2014 worden alle ziekenhuizen die erkend zijn voor een dienst geriatrie [2 ...]2 gefinancierd om een interne geriatrische liaison te organiseren zoals beschreven in afdeling IV van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende vaststelling eensdeels, van de normen waaraan het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt moet voldoen om te worden erkend en, anderdeels, van bijzondere aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
   De financiering van het interne liaisonteam wordt als volgt berekend, rekening houdend met een jaarlijkse loonkost van 58.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per voltijdsequivalent:
   - het aantal verblijven in klassieke hospitalisatie van patiënten van 75 jaar en ouder die exclusief behandeld worden in niet-geriatrische eenheden, verminderd met het verschil tussen het aantal verblijven dat overeenstemt met een gemiddelde bezettingsgraad, in een dienst geriatrie, van 85 % en het aantal reële verblijven in een geriatrische dienst als die bezettingsgraad van 85 % niet wordt gehaald ;
   - 2 VTE's voor de eerste 1000 verblijven;
   - 0,25 bijkomende VTE per begonnen schijf van 500 bijkomende verblijven bovenop de 1000.
   De financiering is gegarandeerd voor een minimum van 2 VTE's en een maximum van 6 VTE's.]1

  
Art. 63bis. [1 A partir du 1er janvier 2014, tous les hôpitaux agréés pour un service de gériatrie [2 ...]2 sont financés pour organiser en leur sein une liaison gériatrique interne telle que décrite dans la section IV du chapitre V de l'arrêté royal du 29 janvier 2007 fixant, d'une part, les normes auxquelles le programme de soins pour le patient gériatrique doit répondre pour être agréé et, d'autre part, des normes complémentaires spéciales pour l'agrément d'hôpitaux et de services hospitaliers.
   Le financement de l'équipe de liaison interne est calculé comme suit, en tenant compte d'un coût salarial annuel de 58.000 euros (valeur au 1er juillet 2014) par équivalent temps plein :
   - le nombre de séjours en hospitalisation classique de patients de 75 ans et plus pris en charge exclusivement dans des unités non-gériatriques, diminués de la différence entre le nombre de séjours correspondant à un taux d'occupation moyen, en service de gériatrie, de 85 % et le nombre de séjours réels en service de gériatrie si ce taux d'occupation de 85 % n'est pas atteint ;
   - 2 ETP pour les 1000 premiers séjours ;
   - 0,25 ETP supplémentaire par tranche entamée de 500 séjours supplémentaires au-delà de 1000.
   Le financement est garanti pour un minimum de 2 ETP et un maximum de 6 ETP.]1

  
Art. 63ter. [1 Vanaf 1 juli 2014 worden alle ziekenhuizen die erkend zijn voor een dienst geriatrie [2 ...]2 gefinancierd om intern een daghospitalisatie te organiseren voor de geriatrische patiënt zoals beschreven in afdeling III van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende vaststelling eensdeels, van de normen waaraan het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt moet voldoen om te worden erkend en anderdeels, van bijzondere aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
   Er wordt een jaarlijks forfait, uitgedrukt op 1 juli 2014, toegekend in functie van het aantal verblijven van geriatrische patiënten die werden opgenomen in daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt.
Art. 63ter. [1 A partir du 1er juillet 2014, tous les hôpitaux agréés pour un service de gériatrie [2 ...]2 sont financés pour organiser en leur sein une hospitalisation de jour pour le patient gériatrique telle que décrite dans la section III du chapitre V de l'arrêté royal du 29 janvier 2007 fixant, d'une part, les normes auxquelles le programme de soins pour le patient gériatrique doit répondre pour être agréé et, d'autre part, des normes complémentaires spéciales pour l'agrément d'hôpitaux et de services hospitaliers.
   Un forfait annuel, exprimé à la date du 1er juillet 2014, est octroyé en fonction du nombre de séjours de patients gériatriques admis en hospitalisation de jour pour le patient gériatrique.
Aantal patiëntenverblijven per jaarJaarlijks forfait
tussen 0 en 520 verblijven81.900 €
tussen 521 en 1040136.500 €
tussen 1041 en 1560227.500 €
tussen 1561 en 2080318.500 €
2081 verblijven en meer409.500 €
Aantal patiëntenverblijven per jaarJaarlijks forfaittussen 0 en 520 verblijven81.900 €tussen 521 en 1040136.500 €tussen 1041 en 1560227.500 €tussen 1561 en 2080318.500 €2081 verblijven en meer409.500 €
Voor het vaststellen van het aantal verblijven van geriatrische patiënten wordt rekening gehouden met het aantal geriatrische patiënten opgenomen in daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt zoals vermeld in de laatste minimale ziekenhuisgegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn.
   Vanaf 1 juli 2014 vindt er om de 2 jaar een actualisering plaats van het aantal verblijven van geriatrische patiënten die werden opgenomen in daghospitalisatie.]1
  
Nombre de séjours de patients par anForfait annuel
entre 0 et 520 séjours81.900 €
entre 521 et 1040136.500 €
entre 1041 et 1560227.500 €
entre 1561 et 2080318.500 €
2081 séjours et plus409.500 €
Nombre de séjours de patients par anForfait annuelentre 0 et 520 séjours81.900 €entre 521 et 1040136.500 €entre 1041 et 1560227.500 €entre 1561 et 2080318.500 €2081 séjours et plus409.500 €
Pour la fixation du nombre de séjours de patients gériatriques, il est tenu compte du nombre de patients gériatriques admis en hospitalisation de jour pour le patient gériatrique tel que renseigné dans le dernier résumé hospitalier minimum connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Une actualisation du nombre de séjours de patients gériatriques admis en hospitalisation de jour est faite tous les 2 ans à partir du 1er juillet 2014.]1
  
Art. 63quater. [1 Vanaf 1 januari 2014 worden [5 alle algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]5 gefinancierd voor de oprichting van een multidisciplinair algologisch team op voorwaarde dat de gegevens in verband met de samenstelling en de activiteiten van het team geregistreerd worden, en dat die gegevens ter beschikking worden gehouden van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Die gegevens moeten, als de FOD daarom vraagt, elektronisch worden opgestuurd.
   Dit team dient te beschikken over medische, verpleegkundige en psychologische competenties en is belast met :
   - het coördineren van de pijnbehandeling in de ziekenhuisstructuur;
   - het sensibiliseren van alle zorgverstrekkers aangaande de noodzaak van een correcte pijnbehandeling ;
   - het verlenen van steun aan de zorgteams in het kader van de identificatie en de behandeling van pijn ;
   - het identificeren van de behoeften inzake opleiding van het personeel van de verschillende zorgteams en het organiseren van de opleiding van het zorgpersoneel inzake de beoordeling en de behandeling van pijn;
   - het faciliteren van de implementatie van guidelines voor de behandeling van chronische pijn in de zorgeenheden ;
   - het deelnemen aan de educatie van de chronische pijnpatiënten, in samenwerking met de zorgteams ;
   - het verzekeren van de zorgcontinuïteit door op te treden als schakel met een multidisciplinair centrum voor de behandeling van chronische pijn en met de behandelende arts en de andere actoren uit de thuiszorg of in een zorgstructuur ;
   - het organiseren van de deelname van het ziekenhuis aan het netwerk met de externe zorgverstrekkers en met de andere ziekenhuizen.
   Een arts die minstens halftijds actief is op het domein van de algologie wordt aangesteld als verantwoordelijke van het team. Als er binnen het ziekenhuis geen dergelijk profiel aanwezig is, mag tijdens een overgangsfase een geneesheer-anesthesist worden aangesteld als verantwoordelijke.
   Behalve als hij zelf een multidisciplinair centrum heeft ontwikkeld voor de behandeling van chronische pijn, dat erkend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, moet de contractant een samenwerkingsakkoord afsluiten met een ziekenhuis dat over een dergelijk centrum beschikt. Dat samenwerkingsakkoord moet betrekking hebben op de oprichting van een netwerk voor kennisdeling en moet vermelden welke initiatieven er ontwikkeld zullen worden door het centrum om de multidisciplinaire algologische teams te ondersteunen en te omkaderen en om zijn expertise ter beschikking te stellen voor de opleiding van de zorgteams.
  [2 Teneinde de werking van de multidisciplinaire algologische teams te financieren, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag, uitgedrukt in de waarde op 1 januari 2017, die als volgt wordt berekend :
Art. 63quater. [1 A partir du 1er janvier 2014, [5 tous les hôpitaux généraux, à l'exception des hôpitaux Sp soins palliatifs,]5 sont financés pour la mise en place d'une équipe algologique multidisciplinaire sous la condition d'enregistrer les données relatives à la composition et aux activités de l'équipe et de tenir ces données à disposition du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement. Ces données doivent être transmises, sur demande de celui-ci, par voie électronique.
   Cette équipe doit disposer de compétences médicales, infirmières et psychologiques et est chargée :
   - de coordonner la prise en charge de la douleur dans la structure hospitalière ;
   - de sensibiliser l'ensemble des prestataires à la nécessité d'une prise en charge correcte de la douleur ;
   - d'apporter un soutien aux équipes de soins dans le cadre de l'identification et de la prise en charge de la douleur ;
   - d'identifier les besoins de formation du personnel des différentes équipes soignantes et d'organiser la formation du personnel soignant à l'évaluation et la prise en charge de la douleur ;
   - de faciliter l'implémentation de guidelines de prise en charge de la douleur chronique dans les unités de soins ;
   - de participer à l'éducation des patients souffrant de douleur chronique, en collaboration avec les équipes soignantes
   - d'assurer la continuité des soins en servant de relai avec un centre multidisciplinaire pour le traitement de la douleur chronique et avec le médecin traitant et les autres intervenants à domicile ou dans une structure de soins ;
   - d'organiser la participation de l'hôpital au travail en réseau avec les prestataires externes et avec les autres hôpitaux.
   Un médecin exerçant au moins à mi-temps dans le domaine de l'algologie, est désigné responsable de l'équipe. A défaut d'un tel profil au sein de l'hôpital, un médecin anesthésiste peut être désigné comme responsable de manière transitoire.
   Sauf s'il a développé lui-même un centre multidisciplinaire pour le traitement de la douleur chronique reconnu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement le contractant doit conclure un accord de collaboration avec un hôpital disposant d'un tel centre. Cet accord de collaboration portera sur la mise en place d'un réseau de partage de connaissance et précisera notamment les initiatives qui seront développées par le centre pour soutenir et encadrer les équipes algologiques multidisciplinaires et offrir son expertise dans la formation des équipes soignantes.
   [2 Afin de financer le fonctionnement des équipes algologiques multidisciplinaires, la sous-partie B4 des hôpitaux concernés est augmentée d'un montant forfaitaire, exprimé à la valeur au 1er janvier 2017, calculé comme suit :
Samenstelling Referen-tieloon-kost (EUR) Voor de eerste 100 bedden + per begonnen schijf van 100 bijkomende bedden Composition coût salarial de référence (EUR) Pour les 100 premiers lits + par tranche entamée de 100 lits supplémentaires
Arts 122.400 0,10 VTE 0,01 VTE Médecin 122.400 0,10 ETP 0,01 ETP
Verpleegkundige 59.160 0,22 VTE 0,10 VTE Infirmier 59.160 0,22 ETP 0,10 ETP
Psycholoog 70.380 0,22 VTE 0,02 VTE psychologue 70.380 0,22 ETP 0,02 ETP
Samenstelling Referen-tieloon-kost (EUR) Voor de eerste 100 bedden + per begonnen schijf van 100 bijkomende bedden Composition coût salarial de référence (EUR) Pour les 100 premiers lits + par tranche entamée de 100 lits supplémentairesArts 122.400 0,10 VTE 0,01 VTE Médecin 122.400 0,10 ETP 0,01 ETPVerpleegkundige 59.160 0,22 VTE 0,10 VTE Infirmier 59.160 0,22 ETP 0,10 ETPPsycholoog 70.380 0,22 VTE 0,02 VTE psychologue 70.380 0,22 ETP 0,02 ETP
Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [4 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]4.]2]1
  
Samenstelling Referen-tieloon-kost (EUR) Voor de eerste 100 bedden + per begonnen schijf van 100 bijkomende bedden Composition coût salarial de référence (EUR) Pour les 100 premiers lits + par tranche entamée de 100 lits supplémentaires
Arts 122.400 0,10 VTE 0,01 VTE Médecin 122.400 0,10 ETP 0,01 ETP
Verpleegkundige 59.160 0,22 VTE 0,10 VTE Infirmier 59.160 0,22 ETP 0,10 ETP
Psycholoog 70.380 0,22 VTE 0,02 VTE psychologue 70.380 0,22 ETP 0,02 ETP
Samenstelling Referen-tieloon-kost (EUR) Voor de eerste 100 bedden + per begonnen schijf van 100 bijkomende bedden Composition coût salarial de référence (EUR) Pour les 100 premiers lits + par tranche entamée de 100 lits supplémentairesArts 122.400 0,10 VTE 0,01 VTE Médecin 122.400 0,10 ETP 0,01 ETPVerpleegkundige 59.160 0,22 VTE 0,10 VTE Infirmier 59.160 0,22 ETP 0,10 ETPPsycholoog 70.380 0,22 VTE 0,02 VTE psychologue 70.380 0,22 ETP 0,02 ETP
Le forfait est calculé, du 1er janvier au 30 juin 2017, en entendant par lit, les lits justifiés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 et les lits agréés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2.
   A partir du 1er juillet 2017, le calcul du forfait est réalisé en entendant par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [4 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]4.]2]1
  
Art. 63quinquies. [1 Vanaf 1 januari 2014 worden [7 alle ziekenhuizen, met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen en de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]7 gefinancierd voor een kwaliteitssysteem opzetten voor de transfusieketen onder de verantwoordelijkheid van een multidisciplinair hemovigilantie-/transfusieteam, bestaande uit minstens een referentieverpleegkundige transfusie, de verantwoordelijke van de ziekenhuisbloedbank en een arts met klinische expertise op het vlak van bloedtransfusie.
   Dit team is belast met de uitvoering van de volgende opdrachten, in samenwerking met het transfusiecomité, met betrekking tot de afname van pretransfusie stalen, de bewaring en toediening van bloed en bloedcomponenten:
   - de preventie van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
   - de melding van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
   - de analyse van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
   - de implementatie van verbeteringsacties op basis van de analyse van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
   - de melding van ernstige voorvallen en transfusiereacties aan het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten en hen het formulier voor de jaarlijkse melding van ongewenste transfusiereacties en voorvallen versturen;
   - de vorming en sensibilisering van ziekenhuismedewerkers betrokken bij het transfusiegebeuren;
   - de toepassing en/of de ontwikkeling van geïnformatiseerde controleprocedures en van een geïnformatiseerd traceersysteem van bloedcomponenten;
   - de deelname aan de enquête opgesteld door BeQuinT (Belgian Quality in Transfusion) om de twee jaar.
   [3 Om de kosten te financieren van de werking van het multidisciplinair hemovigilantie-transfusieteam, wordt een budget van 4.426.800 euro (waarde op 1 januari 2017) verdeeld [4 tussen de betrokken ziekenhuizen]4 op basis van de volgende modaliteiten :
   1° een forfait van 10.200 euro (waarde op 1 januari 2017) wordt toegekend aan elk ziekenhuis om de uitrusting (software) te financieren die nodig is voor de traceerbaarheid en de controle van de bloedproducten;
   2° binnen een enveloppe van 1.020.000 euro (waarde op 1 januari 2017) wordt als volgt een aanvullend bedrag berekend in functie van de consumptie van bloedzakjes per ziekenhuis :
   X = A * B/C
   waarbij :
   A = beschikbaar budget van 1.020.000 euro;
   B = aantal bloedzakjes die gebruikt worden in het betrokken ziekenhuis;
   C = totaal aantal gebruikte bloedzakjes in alle betrokken ziekenhuizen.
   3° een bijkomend bedrag van 2.346.000 euro (waarde op 1 januari 2017) wordt toegekend pro rata van de weging van de bedden.
   De volgende wegingen worden toegepast op de bedkenletters :
   1 punt voor de E-, M-, G- en L-bedden;
   2 punten voor de C-, D-, C+D-, I- en NIC-bedden.
   Deze verdeling wordt gerealiseerd, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, met dien verstande dat 2% van de verantwoorde bedden C, D en E, met een minimum van 6 bedden, worden verondersteld bedden met een intensief karakter te zijn, en het aantal bloedzakjes zoals gebruikt in het budget van financiële middelen betekend op 1 juli 2016.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt deze verdeling gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, met dien verstande dat 2% van de verantwoorde bedden C, D en E, met een minimum van 6 bedden, worden verondersteld bedden met een intensief karakter te zijn. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [6 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]6. Voor de berekening wordt rekening gehouden met het in het voorlaatste jaar aantal gebruikte bloedzakjes in elk ziekenhuis op basis van de melding aan het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten.]3
]1

  
Art. 63quinquies. [1 A partir du 1er janvier 2014, [6 tous les hôpitaux, à l'exception des hôpitaux psychiatriques et des hôpitaux Sp soins palliatifs,]6 sont financés pour mettre en place un système qualité de la chaîne transfusionnelle, sous la responsabilité d'une équipe multidisciplinaire d'hémovigilance-transfusion, constituée, en autres, d'un infirmier référent en transfusion, du responsable de la banque de sang hospitalière et d'un médecin disposant d'une expertise clinique dans le domaine de la transfusion sanguine.
   Cette équipe est chargée d'assurer, en collaboration avec le comité de transfusion, notamment, les missions suivantes en lien avec le prélèvement pré-transfusionnel, la conservation et l'administration de sang et de composants sanguins :
   - la prévention des incidents graves et des réactions transfusionnelles ;
   - la notification des incidents graves et des réactions transfusionnelles ;
   - l'analyse des incidents graves et des réactions transfusionnelles ;
   - l'implémentation d'actions d'amélioration suite à l'analyse des incidents graves et réactions ;
   - la notification des incidents graves et des réactions transfusionnelles à l'Agence fédérale des médicaments et produits de santé et lui transmettre le formulaire de notification annuelle de réactions et d'incidents indésirables ;
   - la formation et sensibilisation des collaborateurs hospitaliers impliqués dans le processus de transfusion ;
   - l'élaboration et/ou la poursuite du développement des procédures de contrôle informatisées et de la traçabilité informatisée des patients et des composants sanguins ;
   - la participation à l'enquête bisannuelle élaborée par Belgian Quality in transfusion (BeQuinT).
   [3 Pour financer les coûts de fonctionnement de l'équipe multidisciplinaire d'hémovigilance-transfusion, un budget de 4.426.800 euros (valeur au 1er janvier 2017) est réparti entre les hôpitaux concernés selon les modalités suivantes :
   1° un forfait de 10.200 euros (valeur au 1er janvier 2017) est octroyé à chaque hôpital pour financer l'équipement (software) nécessaire à la traçabilité et au contrôle des produits sanguins;
   2° dans une enveloppe de 1.020.000 euros (valeur au 1er janvier 2017), un montant complémentaire lié à la consommation de poches de sang par l'hôpital est calculé comme suit :
   X = A * B/C
   où :
   A = budget disponible de 1.020.000 euros;
   B = nombre de poches de sang consommées dans l'hôpital concerné;
   C = nombre de total de poches de sang consommées dans tous les hôpitaux concernés.
   3° un montant complémentaire de 2.346.000 d'euros (valeur 1er janvier 2017) est octroyé au prorata du nombre de lits pondérés.
   Les pondérations suivantes sont appliquées aux index de lits :
   1 point pour les lits E, M, G et L;
   2 points pour les lits C, D, C+D, I et NIC.
   Cette répartition est réalisée, du 1er janvier au 30 juin 2017, en entendant par lit, les lits justifiés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 et les lits agréés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2, étant entendu que 2 % des lits justifiés C, D et E, avec un minimum de 6 lits, sont considérés comme des lits à caractère intensif, et le nombre de poches de sang tel qu'utilisé pour le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016.
   A partir du 1er juillet 2017, cette répartition est réalisée en entendant par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2, étant entendu que 2 % des lits justifiés C, D et E, avec un minimum de 6 lits, sont considérés comme des lits à caractère intensif. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [5 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]5. Pour le calcul, il est également tenu compte du nombre de poches de sang consommées la pénultième année avant l'exercice concerné dans chaque hôpital tel que fourni par l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé.]3
]1

  
Art. 63sexies. [1 Vanaf 1 juli 2014 ontvangen de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie intensieve zorg een financiering voor de erkende functie `lokale donorcoördinatie', zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 november 2012 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie `lokale donorcoördinatie' moet voldoen om te worden erkend en erkend te blijven.
   Om de werkingskosten van de erkende functie `lokale donorcoördinatie' te financieren, wordt er als volgt een bedrag berekend per ziekenhuis :
   1° [2 er wordt een aantal verkregen door het totale aantal bedden te vermenigvuldigen met de coëfficiënt NPERCIZ van het voorvoorlaatste jaar dat het betrokken dienstjaar vooraf gaat, zoals bepaald in bijlage 8 van dit besluit.
   Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [4 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]4]2
;
   2° er wordt een forfaitair bedrag toegekend op basis van het in 1° hierboven verkregen aantal :
   - als het berekende aantal lager is dan 2.000, wordt een bedrag van 30.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
   - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 2.000 en lager dan 4.000, wordt een bedrag van 50.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
   - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 4.000 en lager dan 6.000, wordt een bedrag van 70.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
   - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 6.000 en lager dan 8.000, wordt een bedrag van 90.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
   - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 8.000, wordt een bedrag van 110.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend.
   Er wordt een bijkomend bedrag van 20.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend aan de ziekenhuizen die ook erkend zijn voor een transplantatiecentrum, in de zin van het koninklijk besluit van 23 juni 2003 houdende vaststelling van de normen waaraan een transplantatiecentrum moet voldoen om te worden erkend, om het team van dat centrum in staat te stellen om de omkadering te versterken van de ziekenhuizen die een samenwerkingsakkoord hebben ondertekend met hun centrum via:
   - het organiseren van seminaries, congressen en opleidingen voor medisch en verpleegkundig personeel dat de functie donorcoördinatie uitoefent ;
   - het ter beschikking stellen van procedures voor de behandeling van potentiële donoren aan de ziekenhuizen die een samenwerkingsakkoord hebben ondertekend met het transplantatiecentrum.
   [2 ...]2]1

  
Art. 63sexies. [1 A partir du 1er juillet 2014, les hôpitaux agréés pour une fonction de soins intensifs reçoivent un financement pour la fonction agréée 'coordination locale des donneurs', telle que visée dans l'arrêté royal du 10 novembre 2012 fixant les normes auxquelles une fonction 'coordination locale des donneurs' doit répondre pour être agréée et le rester.
   Pour financer les frais de fonctionnement de la fonction 'coordination locale des donneurs' agréée, un montant par hôpital est calculé de la manière suivante :
   1° [2 un nombre est obtenu en multipliant le nombre total de lits par le coefficient NPERCIZ de l'antépénultième année précédant celle de l'exercice considéré, tel que défini dans l'annexe 8 du présent arrêté.
   Le forfait est calculé, du 1er janvier au 30 juin 2017, en entendant par lit, les lits justifiés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 et les lits agréés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2.
   A partir du 1er juillet 2017, le calcul du forfait est réalisé en entendant par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [4 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]4-2;
   2° un montant forfaitaire est accordé selon le nombre obtenu en 1° ci-dessus :
   - si le nombre calculé est inférieur à 2.000, un montant de 30.000 euros (valeur au 1er juillet 2014) est alloué;
   - si le nombre calculé est supérieur ou égal à 2000 et inférieur à 4.000, un montant de 50.000 euros (valeur au 1er juillet 2014) est alloué;
   - si le nombre calculé est supérieur ou égal à 4000 et inférieur à 6.000, un montant de 70.000 euros (valeur au 1er juillet 2014) est alloué;
   - si le nombre calculé est supérieur ou égal à 6000 et est inférieur à 8.000, un montant de 90.000 euros (valeur au 1er juillet 2014) est alloué;
   - si le nombre calculé est supérieur ou égal à 8.000, un montant de 110.000 euros (valeur au 1er juillet 2014) est alloué.
   Un montant supplémentaire de 20.000 euros (valeur au 1er juillet 2014) est accordé aux hôpitaux agréés également pour un centre de transplantation, au sens de l'arrêté royal du 23 juin 2003 fixant les normes auxquelles un centre de transplantation doit répondre pour être agréé, afin de permettre à l'équipe de ce centre de renforcer l'encadrement des hôpitaux qui ont signé un accord de collaboration avec leur centre via :
   - l'organisation de séminaires, congrès et formations destinés au personnel médical et infirmier occupant la fonction de coordination de don ;
   - la mise à disposition de procédures de prise en charge de donneurs potentiels aux hôpitaux qui ont signé un accord de collaboration avec le centre de transplantation.
  [2 ...]2
]1

  
Art. 63septies. [1 Vanaf 1 juli 2014 worden [6 alle algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]6 gefinancierd om intern een voedingsteam te organiseren. Dat team, gecoördineerd door een voedingsverantwoordelijke, bestaat minstens uit een diëtist, een verpleegkundige, een arts, een apotheker en de keukenverantwoordelijke.
   Dat team komt minstens één keer per trimester samen en voert de volgende taken uit :
   - binnen het ziekenhuis een strategie ontwikkelen en toepassen voor het opsporen van patiënten met een risico op ondervoeding of obesitas, gebaseerd op een gevalideerd screeningsinstrument, die wordt toegepast bij hun opname in het ziekenhuis, in de loop van het verblijf en bij ontslag ;
   - binnen het ziekenhuis een doelgerichte strategie voor voedingsinterventies ontwikkelen en toepassen, gecombineerd met een individueel voedingsplan, voor alle patiënten die het risico lopen op ondervoeding of obesitas, gebaseerd op een grondig voedingsonderzoek, uitgevoerd door een diëtist en met als doel de objectieve en subjectieve voedingsparameters te documenteren, voedingsrisicofactoren te bepalen, specifieke tekorten te identificeren en de voedingsbehoeften van elke patiënt te definiëren ;
   - instaan voor de opvolging van de implementatie van die procedures aan de hand van een registratiesysteem voor de resultaten van de opsporing en van de nutritionele opvolging die moet worden uitgevoerd, en die resultaten up to date houden;
   - richtlijnen en aanbevelingen opstellen en up to date houden aangaande de speciale voedingstherapieën, gebaseerd op de aanbevelingen van wetenschappelijke instellingen of officiële instanties en ze vertalen in concrete protocollen die rechtstreeks gebruikt kunnen worden door de zorgverstrekkers binnen het ziekenhuis;
   - instaan voor de opvolging van alle patiënten die betrokken zijn bij de parenterale, enterale en orale voeding, met inbegrip van de voorbereiding van het ontslag uit het ziekenhuis en de informatie die moet worden doorgegeven aan de zorgverstrekkers die instaan voor de patiënt na diens ontslag uit het ziekenhuis;
   - deelnemen aan de vergaderingen georganiseerd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ten behoeve van de voedingsteams;
   - op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de anoniem gemaakte gegevens die werden geregistreerd op de geïnformatiseerde opvolgingsdocumenten en de informatie die nodig is voor de evaluatie van de activiteiten van het voedingsteam in elektronisch formaat doorsturen, volgens het schema dat werd meegedeeld door de FOD.
   Om de registratie te vergemakkelijken van de gegevens aangaande de resultaten van de opsporingsacties en de opvolgingsmodaliteiten van de patiënten die aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu moeten worden bezorgd, stelt de FOD een instrument ter beschikking van de ziekenhuizen dat het mogelijk maakt om de patiënten op te volgen, op basis van een voedingsplanning en een voedingsmiddelentabel.
  [2 Teneinde de werking van het voedingsteam te financieren, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag, gebaseerd op het aantal bedden met kenletters C, D, C+D, I, E, G, Sp, Sp palliatieve zorg, A, Ad, An, T, K, Kd en Kn.
   De berekening wordt als volgt uitgevoerd :
   1° aan elk bed dat in aanmerking komt, wordt een aantal punten gekoppeld, dat rekening houdt met het risico op ondervoeding, opgesteld als volgt :
   - C-bed : 5,10 punten
   - D-bed : 7,45 punten
   - C-+D-, I-bed : 6,275 punten
   - E-bed : 8,5 punten
   - G-bed : 7,15 punten
   - Sp, Sp pall-bed : 5,44 punten
   - [3 A-, Ad-, An-, T-, K-, Kd- en Kn-bed : 6,24 punten.]3
   Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, met dien verstande dat 2% van de verantwoorde bedden C, D en E, met een minimum van 6 bedden, worden verondersteld bedden met een intensief karakter te zijn.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, met dien verstande dat 2% van de verantwoorde bedden C, D en E, met een minimum van 6 bedden, worden verondersteld bedden met een intensief karakter te zijn. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [5 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]5;
   2° er wordt een puntentotaal berekend voor elk ziekenhuis;
   3° elk betrokken ziekenhuis ontvangt een gegarandeerd forfait van 15.300 euro (waarde op 1 januari 2017), dat de eerste 800 punten dekt;
   4° er wordt een aanvullend bedrag berekend door het aantal punten boven de 800 te vermenigvuldigen met een bedrag van 2,66 euro (waarde op 1 januari 2017).]2
]1

  
Art. 63septies. [1 A partir du 1er juillet 2014, [5 tous les hôpitaux généraux, à l'exception des hôpitaux Sp soins palliatifs,]5 sont financés pour organiser en leur sein une équipe nutritionnelle. Cette équipe, coordonnée par un responsable nutritionnel, se compose au minimum d'un diététicien, d'un infirmier, d'un médecin, d'un pharmacien et du responsable de la cuisine.
   Cette équipe se réunit au minimum une fois par trimestre et assure les tâches suivantes :
   - développer et mettre en oeuvre au sein de l'hôpital une stratégie relative au dépistage des patients à risque de dénutrition ou d'obésité, basée sur un outil de dépistage validé, applicable lors de leur admission à l'hôpital, en cours de séjour et à leur sortie ;
   - développer et mettre en oeuvre au sein de l'hôpital une stratégie d'intervention nutritionnelle ciblée, accompagnée d'un plan nutritionnel individuel, pour tous les patients à risque de dénutrition ou d'obésité basé sur un examen nutritionnel approfondi effectué par un diététicien et ayant comme objectif de documenter les paramètres nutritionnels objectifs et subjectifs, de déterminer des facteurs de risques nutritionnels, d'identifier les manques spécifiques et de définir les besoins nutritionnels de chaque patient ;
   - assurer le suivi de l'implémentation de ces procédures par un système d'enregistrement des résultats du dépistage et du suivi nutritionnel à réaliser et tenir à jour ces résultats ;
   - rédiger et tenir à jour des directives et des recommandations en ce qui concerne notamment les thérapies nutritionnelles spéciales, basées sur les recommandations d'instances scientifiques ou des organismes officiels et les traduire en protocoles concrets directement utilisables par les professionnels de la santé au sein de l'hôpital ;
   - assurer le suivi de tous les patients concernés par la nutrition parentérale, entérale et orale, y compris la préparation à la sortie de l'hôpital et l'information à transmettre aux prestataires en charge du patient après sa sortie de l'hôpital ;
   - participer aux réunions organisées par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement à l'attention des équipes nutritionnelles ;
   - transmettre, à la demande du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement et après anonymisation, les données enregistrées sur les documents de suivi informatisés ainsi que les informations nécessaires à l'évaluation des activités de l'équipe nutritionnelle, sous format électronique et selon le schéma communiqué par celui-ci.
   Pour faciliter l'enregistrement des données qui doivent lui être transmises concernant les résultats des actions de dépistage et les modalités de suivi des patients, le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement met à la disposition des hôpitaux un instrument permettant le suivi des patients basé sur un planning alimentaire et une table de composition des aliments.
  [2 Afin de financer le fonctionnement de l'équipe nutritionnelle, la sous-partie B4 des hôpitaux concernés est augmentée d'un montant forfaitaire, basé sur le nombre de lits d'index C, D, C+D, I, E, G, Sp, Sp soins palliatifs, A, Aj, An, T, K, Kj et Kn.
   Le calcul s'effectue comme suit :
   1° à chaque lit pris en considération est associé un nombre de points, qui tient compte du risque de dénutrition, établi comme suit :
   - lit C : 5,10 points
   - lit D : 7,45 points
   - lit C+D, I : 6,275 points
   - lit E : 8,5 points
   - lit G : 7,15 points
   - lit Sp, Sp pall : 5,44 points
   - lit A, Aj, An, T, K, Kj et Kn : 6,24 points.
   Le forfait est calculé, du 1er janvier au 30 juin 2017, en entendant par lit, les lits justifiés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 et les lits agréés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2, étant entendu que 2 % des lits justifiés C, D et E, avec un minimum de 6 lits, sont considérés comme des lits à caractère intensif.
   A partir du 1er juillet 2017, le calcul du forfait est réalisé en entendant par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2, étant entendu que 2 % des lits justifiés C, D et E, avec un minimum de 6 lits, sont considérés comme des lits à caractère intensif. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [4 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]4;
   2° un total de points est calculé pour chaque hôpital;
   3° un forfait de 15.300 euros (valeur au 1er janvier 2017) est garanti à chaque hôpital concerné et couvre les 800 premiers points;
   4° un montant complémentaire est calculé en multipliant le nombre de points dépassant 800 par un montant de 2,66 euros (valeur au 1er janvier 2017).]2
]1

  
Art.64. [1 Volgende maatregelen zijn bepaald in het Kankerplan [3 ...]3.
   § 1. Vanaf 1 juli 2008 wordt, teneinde de patiënt verpleegkundige en psychosociale ondersteuning te bieden, een multidisciplinair team gefinancierd in de ziekenhuizen die over een erkend zorgprogramma voor oncologie beschikken, naar rata van het aantal multidisciplinaire oncologische consultaties die door de ziekte- en invaliditeitsverzekering worden terugbetaald (MOC's). Die VTE's zijn aan dit zorgprogramma verbonden en werken ook effectief voor dit zorgprogramma.
   De financiering wordt als volgt berekend :
   - één VTE licentiaat/master in de psychologie per 250 MOC's, ten belope van 55.243 euro per VTE. Hij moet praktijkervaring hebben in het ondersteunen van oncologische patiënten of een opleiding oncopsychologie hebben gevolgd;
   - één VTE verpleegkundige per 250 MOC's, ten belope van 50.112 euro per VTE. Hij moet in de eerste plaats gespecialiseerd zijn in de oncologie of praktijkervaring hebben in het ondersteunen van oncologische patiënten of een opleiding gevolgd hebben die de kwaliteit van de aan deze patiënten verstrekte zorg een meerwaarde geeft;
   - en 0,5 VTE maatschappelijk werker per 250 MOC's, ten belope van 47.035 euro per VTE.
  [8 Onder MOC worden verstaan de volgende codes van geneeskundige prestaties, vergoed door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging: 350372-350383, 350276-350280 en 350291-350302.
   Op 1 juli 2017 is het bedrag van de toegekende provisie gelijk aan het bedrag gefinancierd op 30 juni 2017.
   Deze financiering wordt jaarlijks herzien in het kader van de herziening van het budget van de financiële middelen, op basis van de effectieve toewijzing, de kwalificatie, de ervaring of de vereiste opleiding van de hierboven beschreven VTE's, alsook het reëel aantal MOC's gepresteerd gedurende het betrokken jaar, waarvan de codes hierboven werden hernomen, en die tot 30 juni van het tweede jaar volgend op het prestatiejaar door de ziekte- en invaliditeitsverzekering werden gecomptabiliseerd.]8

   § 2. Ter verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening wordt er vanaf 1 juli 2008 in de ziekenhuizen die beschikken over een erkend zorgprogramma oncologie één VTE van universitair niveau per 1 000 multidisciplinaire oncologische consulten terugbetaald door de ziekte- en invaliditeitsverzekering (MOC), ten belope van 55.242 euro per VTE.
   Om deze specifieke bijkomende financiering te kunnen genieten moeten volgende voorwaarden vervuld zijn :
   - de VTE is verbonden en moet effectief werken voor het zorgprogramma;
   - de VTE vervult de functie van datamanager;
   - hij moet een voorafgaande opleiding gevolgd hebben bij het Kankerregister omtrent het coderen van gegevens;
   - hij is verantwoordelijk voor de registratie bij het Kankerregister en moet evalueren of de aanbevelingen van het oncologisch handboek van het ziekenhuis worden opgevolgd. Hij moet ook beoordelen of de beslissingen van de MOC's waaraan hij verplicht moet deelnemen in acht worden genomen.
  [8 Onder MOC worden verstaan de volgende codes van geneeskundige prestaties, vergoed door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging: 350372-350383, 350276-350280 en 350291-350302.
   Op 1 juli 2017 is het bedrag van de toegekende provisie gelijk aan het bedrag gefinancierd op 30 juni 2017.
   Deze financiering wordt jaarlijks herzien in het kader van de herziening van het budget van de financiële middelen, op basis van de effectieve toewijzing, de kwalificatie, de ervaring of de vereiste opleiding van de hierboven beschreven VTE's, alsook het reëel aantal MOC's gepresteerd gedurende het betrokken jaar, waarvan de codes hierboven werden hernomen, en die tot 30 juni van het tweede jaar volgend op het prestatiejaar door de ziekte- en invaliditeitsverzekering werden gecomptabiliseerd.]8

   § 3. Vanaf 1 juli 2008 wordt aan elk ziekenhuis dat beschikt over kinderoncologiebedden en die beantwoorden aan de criteria opgenomen in bijlage 1 van het ministerieel besluit van 29 december 1997 houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1998, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, een bijkomende financiering van één VTE licentiaat/master in de psychologie toegekend ten belope van 55.240 euro per VTE, en van één VTE paramedicus, kinesitherapeut, maatschappelijk werker of kinderverzorgster ten belope van 47.000 euro per VTE.
   Die financiering is beperkt tot 8 VTE's psychologen en 8 VTE's andere functie voor het Rijk.]1

   [2 § 4. Om de celbanken en eenheden voor celtherapie met hematopoïetische stamcellen en navelstrengbloed structureel te ondersteunen wordt er, vanaf 1 januari 2009, aan de ziekenhuizen die over dergelijke structuren beschikken en een overeenkomst met de minister, die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, hebben ondertekend, een financiering toegekend die als volgt wordt berekend :
   a) voor de [3 ...]3 door het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten erkende banken voor hematopoïetische stamcellen en erkend door 'the European Group for Blood and Marrow Transplantation' of waarvoor de erkenning aan de gang is :
   - 0,2 VTE arts-beheerder van de bank, ten belope van 100.000 euro per VTE;
   - één VTE bachelor laboratoriumtechnoloog, ten belope van 55.240 euro per VTE;
   - één VTE kwaliteitscoördinator, ten belope van 55.240 euro per VTE;
   - 0,5 VTE datamanager, ten belope van 36.000 euro per VTE;
   - en een forfait van 60.000 euro voor werkingskosten en opslag;
   b) [4 voor de door NETCORD geaccrediteerde banken voor navelstrengbloed, of waarvan de accreditatie loopt, uitgebaat in combinatie met een bank voor hematopoïetische stamcellen die aan bovenvermelde voorwaarden voldoen, wordt aan de in punt a) opgenomen financiering toegevoegd :
   - 0,1 VTE arts-beheerder van de bank, ten belope van 100.000 euro per VTE;
   - één VTE bachelor laboratoriumtechnoloog ten belope van 55.240 euro per VTE;
   - 0,5 VTE datamanager, ten belope van 36.000 euro per VTE;
   - en een forfait van 60.000 euro voor werkingskosten en opslag.]4

   § 5. Vanaf 1 januari 2009, om de bestaande tumorbanken in de ziekenhuizen te ondersteunen die krachtens onderdeel B7 worden gefinancierd en die voor een zorgprogramma oncologie zijn erkend, en teneinde binnen het Kankerregister een interuniversitaire virtuele tumorbank te creëren, wordt een forfaitaire financiering van 300.000 euro toegevoegd aan onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen.
   Om deze specifieke bijkomende financiering te kunnen genieten, moeten de ziekenhuizen aan volgende voorwaarden voldoen :
   - een overeenkomst hebben ondertekend met de minister die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;
   - de tumorbank moet reeds geïnstalleerd en operationeel zijn, verbonden zijn aan een laboratorium voor anatomopathologie van het ziekenhuis of met een extern laboratorium voor anatomopathologie waarmee het ziekenhuis een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten;
   - er moet een centraal beheer en een centrale opslag van de stalen zijn en er moeten minstens 1 000 tumorstalen aanwezig zijn;
   - de tumorbank moet beschikken over de gestandaardiseerde procedures en dient deze te volgen voor de voorbereiding, het invriezen en bewaren van de stalen.
   Met de forfaitaire financiering die wordt toegekend aan één tumorbank per ziekenhuis en per laboratorium voor anatomopathologie die aan bovenvermelde voorwaarden voldoet, worden volgende kosten gedekt :
   - één beheerder van de tumorbank die verantwoordelijk is voor de registratie en de bewaring van de stalen, alsook voor het correcte gebruik ervan;
   - één laboratoriumtechnoloog die verantwoordelijk is voor de ontvangst, de voorbereiding en de invriezing van de stalen, alsook voor de eventuele extractie van DNA met het oog op de bewaring ervan;
   - de werkingskosten die verband houden met de voorbereiding, de invriezing, de registratie en het transport van de stalen (informatica, vloeibare stikstof, reagentia...);
   - het nodige materiaal voor het opslaan van de stalen en de beveiliging van het lokaal.
   Om die financiering te kunnen krijgen, moeten de ziekenhuizen zich ertoe verbinden 10 % van dit bedrag aan het Kankerregister te storten voor het beheer van de virtuele overkoepelende tumorbank.
   § 6. Teneinde het translationeel onderzoek te coördineren en daarbij de samenwerking tussen artsen en wetenschappers te stimuleren met als doel de patiënten zo snel mogelijk voordeel te laten halen uit de ontwikkelingen van hun werkzaamheden, wordt vanaf 1 januari 2009 een forfaitaire financiering van 191.240 euro toegevoegd aan onderdeel B4 van de ziekenhuizen die krachtens onderdeel B7 worden gefinancierd, en die voor een zorgprogramma oncologie zijn erkend en een overeenkomst met de minister die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft hebben ondertekend.
   Deze financiering betreft maximum 13 ziekenhuizen.
   De forfaitaire financiering wordt toegekend om de werkingskosten te dekken van een coördinatiecel per ziekenhuis bestaande uit :
   - één VTE arts-coördinator voor het translationeel onderzoek met ervaring op het gebied van onderzoek en met minstens vijf jaar klinische ervaring;
   - één VTE secretariaatsmedewerker voor administratieve en logistieke ondersteuning;
   - één VTE datamanager voor hulp bij het coderen van de gegevens.
   Om deze specifieke bijkomende financiering te kunnen krijgen, moeten de ziekenhuizen een zekere expertise hebben op het gebied van translationeel onderzoek dat door middel van volgende elementen kan worden aangetoond :
   - wetenschappelijke publicaties op het gebied van translationeel onderzoek;
   - het opstarten van minstens 10 klinische studies per jaar in het gebied van de oncologie;
   - lopende studies in translationeel onderzoek;
   - bestaand translationeel onderzoeksteam;
   - bestaande technologische infrastructuur voor de realisatie van translationele studies in de oncologie (technieken voor metabole beeldvorming: PET, NMR,...);
   - nationale en/of internationale wetenschappelijke samenwerking op het gebied van oncologisch onderzoek;
   - partnership met de farmaceutische industrie of met nieuwe technologieën op het gebied van de oncologie.]2

  [3 § 7. Teneinde de voedingsondersteuning voor kankerpatiënten te versterken, wordt vanaf 1 januari 2011 een budget van 7.544.871 euro (index 1 januari 2011) verdeeld onder de ziekenhuizen die erkend zijn voor een zorgprogramma voor oncologische basiszorg of een zorgprogramma voor oncologie.
   Met het beschikbare budget worden diëtisten gefinancierd die instaan voor deze voedingsondersteuning, die bestaat uit de uitwerking van een specifiek voedingsbeleid toegespitst op de oncologische patiënt, de sensibilisatie van de zorgverleners voor het belang van voeding en de vroege detectie van voedingsproblemen, ook door toepassing van gevalideerde screeningsmethodes. Bovendien staan de diëtisten in voor het contact met de maaltijdleverancier, de communicatie met de externe partners van het ziekenhuis en de educatie van de oncologische patiënt op het vlak van voeding.
   De diëtist moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
   - voldoen aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 19 februari 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van diëtist en houdende vaststelling van de lijst van de technische prestaties en van de lijst van handelingen waarmee de diëtist door een arts kan worden belast;
   - bij voorkeur beschikken over beroepservaring in de oncologische diëtetiek of bij gebrek daaraan over beroepservaring in de diëtetiek die nuttig is voor de behandeling van oncologische patiënten;
   - verbonden zijn aan en effectief werken voor het zorgprogramma voor oncologische basiszorg of het zorgprogramma voor oncologie en integraal deel uitmaken van het multidisciplinaire team van dat zorgprogramma;
   - overleg en samenwerkingsverbanden tot stand brengen met de andere diensten en structuren voor voedingsondersteuning binnen het ziekenhuis.
   Voor de evaluatie en de opvolging van dat initiatief moeten de diëtisten jaarlijks gegevens betreffende hun activiteiten registreren en rapporteren, volgens een schema en een timing die de FOD Volksgezondheid nader zal bepalen. Ze moeten ook deelnemen aan de uitwisselingen van praktijkervaring die door de FOD Volksgezondheid worden georganiseerd.
   Op 1 januari 2011 wordt het hierboven vermelde budget als volgt verdeeld, naar rata van het aantal multidisciplinaire oncologische consultaties (MOC's) die in de loop van 2008 door de ziekte- en invaliditeitsverzekering worden terugbetaald en ten belope van 46.146 euro (index 1 januari 2011) per VTE :
   - 1 VTE diëtist tot 500 MOC's;
   - 1,5 VTE diëtist van 501 tot 750 MOC's;
   - 2 VTE diëtist van 751 tot 1 000 MOC's;
   - 2,5 VTE diëtist van 1 001 tot 1 250 MOC's;
   - 3 VTE diëtist van 1 251 tot 1 500 MOC's;
   - 3,5 VTE diëtist van 1 501 tot 1 999 MOC's;
   - 4 VTE diëtist vanaf 2 000 MOC's.
   Die financiering kan jaarlijks herzien worden op basis van de kwalificatie en de effectieve toewijzing in een zorgprogramma.]3

  [6 § 8. Een budget van 246.000 euro (index 01/01/2013) wordt toegekend aan de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie pediatrische liaison, in de zin van het koninklijk besluit van 15 november 2010 houdende vaststelling van de normen waaraan de functie pediatrische liaison moet voldoen om te worden erkend.]6
  
Art.64. [1 Les mesures ci-dessous sont prévues dans le Plan Cancer [3 ...]3.
   § 1er. A partir du 1er juillet 2008, afin d'offrir au patient un soutien infirmier et psychosocial, une équipe multidisciplinaire est financée, dans les hôpitaux disposant d'un programme de soins d'oncologie agréé, au prorata du nombre de consultations oncologiques multidisciplinaires (COM) remboursées par l'assurance maladie-invalidité. Ces ETP sont attachés et travaillent effectivement pour ce programme de soins.
   Le financement est calculé comme suit :
   - un ETP licencié/master en psychologie par 250 COM, à concurrence de 55.243 euros par ETP. Il doit avoir une expérience pratique de soutien aux patients oncologiques ou avoir suivi une formation en oncopsychologie;
   - un ETP infirmier par 250 COM, à concurrence de 50.112 euros par ETP. Il doit prioritairement être spécialisé en oncologie ou posséder une expérience pratique de soutien aux patients oncologiques ou avoir suivi une formation apportant une plus-value à la qualité des soins prodigués à ces patients;
   - et 0,5 ETP assistant social par 250 COM, à concurrence de 47.035 euros par ETP.
  [8 Par COM, on entend les codes de prestations de santé remboursées par l'assurance soins de santé suivants : 350372-350383, 350276-350280 et 350291-350302.
   Au 1er juillet 2017, le montant de la provision octroyée est égal au montant financé au 30 juin 2017.
   Ce financement est revu annuellement dans le cadre de la révision du budget des moyens financiers, sur base de l'affectation effective, de la qualification, de l'expérience ou de la formation requise des ETP décrits ci-dessus ainsi que du nombre réel de COM, dont les codes sont repris ci-dessus, prestées pendant l'année considérée et comptabilisées par l'assurance maladie invalidité jusqu'au 30 juin de la deuxième année suivant l'année de prestation.]8

   § 2. A partir du 1er juillet 2008, afin d'améliorer la qualité des soins, il est financé dans les hôpitaux disposant d'un programme de soins d'oncologie agréé, un ETP de niveau universitaire par 1 000 consultations oncologiques multidisciplinaires remboursées par l'assurance maladie-invalidité (COM), à concurrence de 55.242 euros par ETP.
   Pour bénéficier de ce financement particulier complémentaire, les conditions suivantes doivent être remplies :
   - l'ETP est attaché et doit travailler effectivement pour le programme de soins;
   - l'ETP occupe la fonction de data manager;
   - il doit avoir suivi une formation préalable auprès du Registre du cancer sur l'encodage des données;
   - il est responsable de l'enregistrement auprès du Registre du cancer et de l'évaluation du suivi des recommandations du manuel oncologique de l'hôpital ainsi que de l'évaluation du respect des décisions des COM où il assiste obligatoirement.
  [8 Par COM, on entend les codes de prestations de santé remboursées par l'assurance soins de santé suivants : 350372-350383, 350276-350280 et 350291-350302.
   Au 1er juillet 2017, le montant de la provision octroyée est égal au montant financé au 30 juin 2017.
   Ce financement est revu annuellement dans le cadre de la révision du budget des moyens financiers, sur base de l'affectation effective, de la qualification, de l'expérience ou de la formation requise des ETP décrits ci-dessus ainsi que du nombre réel de COM, dont les codes sont repris ci-dessus, prestées pendant l'année considérée et comptabilisées par l'assurance maladie invalidité jusqu'au 30 juin de la deuxième année suivant l'année de prestation.]8

   § 3. A partir du 1er juillet 2008, un financement supplémentaire d'un ETP licencié/master en psychologie, à concurrence de 55.240 euros par ETP, et d'un ETP paramédical, kinésithérapeute, assistant social ou puéricultrice à concurrence de 47.000 euros par ETP, est octroyé à chaque hôpital qui dispose de lits d'oncologie pédiatrique répondant aux critères repris en annexe 1 de l'arrêté ministériel du 29 décembre 1997 fixant, pour l'exercice 1998, les conditions et les règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota de journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers.
   Ce financement est limité à 8 ETP psychologues et 8 ETP autre fonction pour le Royaume.]1

   [2 § 4. A partir du 1er janvier 2009, afin d'apporter un soutien structurel aux banques et aux unités de thérapie cellulaire pour les cellules souches hématopoïétiques et de sang du cordon, il est octroyé aux hôpitaux disposant de telles structures ayant signés une convention avec le ministre qui a la santé publique dans ses attributions, un financement calculé comme suit :
   a) pour les banques de cellules souches hématopoïétiques agréées, [3 ...]3 par l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé et reconnue par 'the European Group for Blood and Marrow Transplantation', ou en cours de reconnaissance :
   - 0,2 ETP médecin gestionnaire de la banque, à concurrence de 100.000 euros par ETP;
   - un ETP bachelier technologue de laboratoire, à concurrence de 55.240 euros par ETP;
   - un ETP coordinateur de qualité, à concurrence de 55.240 euros par ETP;
   - 0,5 ETP gestionnaire de données, à concurrence de 36.000 euros par ETP;
   - et un forfait pour frais de fonctionnement et de stockage de 60.000 euros;
   b) [4 pour les banques de sang du cordon accréditées NETCORD, ou en voie de l'être, exploitées en combinaison avec une banque de cellules souches hématopoïétiques répondant aux conditions reprises ci-dessus, est ajouté au financement repris au point a) :
   - 0,1 ETP médecin gestionnaire de la banque, à concurrence de 100.000 euros par ETP;
   - un ETP bachelier technologue de laboratoire, à concurrence de 55.240 euros par ETP;
   - 0,5 ETP gestionnaire de données, à concurrence de 36.000 euros par ETP;
   - et un forfait pour frais de fonctionnement et de stockage de 60.000 euros.]4

   § 5. A partir du 1er janvier 2009, afin de soutenir les tumorothèques existantes dans les hôpitaux bénéficiant d'un financement au titre de la sous-partie B7 et étant agréés pour un programme de soins d'oncologie et afin de créer une tumorothèque virtuelle inter-universitaire au sein du Registre du cancer, un financement forfaitaire de 300.000 euros est ajouté à la sous-partie B4 des hôpitaux concernés.
   Pour pouvoir bénéficier de ce financement particulier complémentaire, les hôpitaux doivent répondre aux conditions suivantes :
   - avoir signé une convention avec le ministre qui a la santé publique dans ses attributions;
   - la tumorothèque doit être déjà installée et opérationnelle, être attachée au laboratoire d'anatomopathologie de l'hôpital ou à un laboratoire d'anatomopathologie externe avec lequel l'hôpital a conclu un accord de coopération;
   - elle doit posséder une gestion et un stockage centralisés des échantillons et au moins 1 000 échantillons tumoraux;
   - elle doit disposer et appliquer des procédures standardisées pour la préparation, la congélation et la conservation des échantillons.
   Le financement forfaitaire, accordé à une seule tumorothèque remplissant les conditions reprises ci-dessus par hôpital et par laboratoire d'anatomopathologie, est octroyé pour couvrir les frais suivants:
   - un gestionnaire de la tumorothèque, responsable de l'enregistrement et de la conservation des échantillons ainsi que de leur utilisation correcte;
   - un technologue de laboratoire responsable de la réception, de la préparation et de la congélation des échantillons, ainsi que de l'extraction éventuelle de leur ADN en vue de leur conservation;
   - les frais de fonctionnement liés à la préparation, la congélation, l'enregistrement et au transport des échantillons (informatique, azote liquide, réactifs...);
   - le matériel nécessaire au stockage des échantillons et à la sécurisation du local.
   Pour pouvoir bénéficier de ce financement, les hôpitaux doivent s'engager à verser 10 % de ce montant au Registre du cancer en guise de contribution aux frais de gestion de la tumorothèque virtuelle faîtière.
   § 6. A partir du 1er janvier 2009, afin de coordonner la recherche translationnelle en encourageant les collaborations entre les médecins et les scientifiques afin que les patients puissent bénéficier le plus rapidement possible des découvertes de leurs travaux, un financement forfaitaire de 191.240 euros est ajouté à la sous-partie B4 des hôpitaux bénéficiant d'un financement au titre de la sous-partie B7 et étant agréés pour un programme de soins d'oncologie et ayant signés une convention avec le ministre qui a la santé publique dans ses attributions.
   Ce financement concerne au maximum 13 hôpitaux.
   Le financement forfaitaire est octroyé pour couvrir les frais de fonctionnement d'une cellule de coordination par hôpital composée de :
   - 1 ETP médecin coordinateur de la recherche translationnelle disposant d'une expérience dans le domaine de la recherche et d'une expérience clinique d'au moins cinq ans;
   - 1 ETP secrétaire pour le soutien administratif et logistique;
   - 1 ETP data manager pour l'aide à l'encodage des données.
   Pour pouvoir bénéficier de ce financement particulier complémentaire, les hôpitaux doivent posséder une expertise dans le domaine de la recherche translationnelle démontrée au moyen des éléments suivants :
   - publications scientifiques dans le domaine de la recherche translationnelle;
   - lancement d'au moins 10 études cliniques par an dans le domaine de l'oncologie;
   - études en cours dans le domaine de la recherche translationnelle;
   - équipe de recherche translationnelle existante;
   - existence d'une infrastructure technologique pour la réalisation d'études translationnelles en oncologie (techniques d'imagerie métabolique : PET, RMN...);
   - collaboration scientifique nationale et/ou internationale dans le domaine de la recherche en oncologie;
   - partenariat avec l'industrie pharmaceutique ou avec des nouvelles technologies dans le domaine de l'oncologie.]2

  [3 § 7. A partir du 1er janvier 2011, afin de renforcer le soutien nutritionnel des patients atteints de cancer, un budget de 7.544.871 euros (index 1er janvier 2011) est réparti entre les hôpitaux agréés pour un programme de soins de base en oncologie ou un programme de soins d'oncologie.
   Le budget disponible permet de financer des diététiciens pour assurer ce soutien nutritionnel, qui se compose du développement d'une politique nutritionnelle spécifique orientée vers le patient oncologique, de la sensibilisation des professionnels à l'importance de la nutrition et de la détection précoce des problèmes nutritionnels, y compris par l'application de méthodes de dépistage validés. De plus, les diététiciens assurent le lien avec le fournisseur des repas, la communication avec les partenaires externes de l'hôpital et l'éducation nutritionnelle au patient oncologique.
   Le diététicien doit remplir les conditions suivantes :
   - répondre aux conditions de l'arrêté royal du 19 février 1997 relatif au titre professionnel et aux conditions de qualification requises pour l'exercice de la profession de diététicien et portant fixation de la liste des prestations techniques et de la liste des actes dont le diététicien peut être chargé par un médecin;
   - disposer, de préférence, d'une expérience professionnelle en diététique oncologique ou, à défaut, d'une expérience professionnelle en diététique utile pour la prise en charge de patients oncologique;
   - être attaché et travailler effectivement dans le programme de soins de base en oncologie ou le programme de soins d'oncologie et faire partie intégrante de l'équipe multidisciplinaire de ce programme de soins;
   - développer des concertations et des collaborations avec les autres services et dispositifs de prise en charge nutritionnelle mis en place au sein de l'hôpital.
   Dans le cadre de l'évaluation et du suivi de cette initiative, les diététiciens doivent enregistrer et rapporter annuellement des données concernant leurs activités, selon le schéma et le timing qui sera précisé par le SPF Santé publique. Ils doivent également participer aux échanges de pratique organisés par le SPF Santé publique.
   Au 1er janvier 2011, le budget mentionné ci-dessus est réparti comme suit, au prorata de nombre de consultations oncologiques multidisciplinaire (COM) remboursées par l'assurance maladie-invalidité au cours de l'année 2008 et à concurrence de 46.146 euros (index 1er janvier 2011) par ETP :
   - 1 ETP diététicien jusqu'à 500 COM;
   - 1,5 ETP diététicien de 501 à 750 COM;
   - 2 ETP diététicien de 751 à 1 000 COM;
   - 2,5 ETP diététicien de 1 001 à 1 250 COM;
   - 3 ETP diététicien de 1 251 à 1 500 COM;
   - 3,5 ETP diététicien de 1 501 à 1 999 COM;
   - 4 ETP diététicien à partir de 2 000 COM.
   Ce financement est révisable annuellement, sur base de la qualification et de l'affectation effective dans un programme de soins.]3

  [6 § 8. Un budget de 246.000 euros (index 01/01/2013) est octroyé aux hôpitaux agréés pour une fonction `liaison pédiatrique', au sens de l'arrêté royal du 15 novembre 2010 fixant les normes auxquelles une fonction `liaison pédiatrique' doit répondre pour être agréée.]6
  
Art.65. Vanaf 1 juli 2007 wordt, met het oog op de financiering van de kosten betreffende een mobiele equipe of een mobiel supportteam voor de erkende palliatieve functie, onderdeel B4 van het budget van financiële middelen verhoogd :
  1° met een vast bedrag dat als volgt wordt berekend :
  a) (algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 200 bedden en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 200 bedden, de ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve zorg en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden :)
  - voor de ziekenhuizen met minder dan 500 bedden met een bedrag van 100 663,10 EUR (index 1 juli 2007) dat overeenstemt met een bezetting van 0,5 FTE arts met voldoende vorming en/of ervaring in palliatieve zorg, 0,5 FTE gegradueerde verpleegkundige en 0,5 FTE psycholoog;
  - voor de ziekenhuizen met 500 bedden of meer, met een bedrag van 100 663,10 EUR (index 1 juli 2007), vermenigvuldigd met het aantal bedden van het ziekenhuis en gedeeld door 500.
  [1 Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  b) [geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 200 bedden, geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 200 bedden met uitzondering van de Sp-bedden voor palliatieve zorg en ziekenhuizen die een financiering toegekend krijgen volgens de modaliteiten bedoeld in punt a) :]
  - voor de diensten met minder dan 40 bedden met een forfaitair bedrag van 15 894,18 EUR (index 1 juli 2007);
  - voor de diensten met 40 of meer bedden met een forfaitair bedrag van 28 256,33 EUR (index 1 juli 2007).
  [1 Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  2° met een variabel bedrag dat als volgt wordt berekend :
  een variabel bedrag van 1 783 018,89 EUR (index 1 juli 2007) wordt verdeeld onder alle ziekenhuizen bedoeld in punt 1°, op basis van de verblijven in klassieke hospitalisatie, geregistreerd in het kader van de 2 laatst bekende semesters van de minimale klinische gegevens in alle diensten, met uitzondering van de diensten met kenletters NIC, A, M en de Sp- diensten voor palliatieve zorg.
  De verblijven die in aanmerking worden genomen, zijn :
  - de verblijven met als nevendiagnose - code ICD9-CM - V667 " Encounter for palliative care ",
  - [3 - en de verblijven met ernstgraad 3 of 4 en mortaliteitrisico 3 of 4 in de [4 "[5 3MTM APR DRG Classification System Definitions Manuals]5]4.]3
  c) [2 ...]2.
  
Art.65. Au 1er juillet 2007, en vue de financer les coûts relatifs à une équipe mobile ou une équipe mobile de support pour la fonction palliative agréée, la sous-partie B4 du budget des moyens financiers est augmentée :
  1° d'un montant fixe, calculé comme suit :
  (a) hôpitaux généraux, hors hôpitaux et services, isolés, Sp de moins de 200 lits, hôpitaux et services, isolés, G de moins de 200 lits, hôpitaux et services Sp soins palliatifs et unités de traitement de grands brûlés :)
  - pour les hôpitaux de moins de 500 lits, d'un montant de 100 663,10 EUR (index 1er juillet 2007) correspondant à l'occupation de 0,5 ETP médecin avec la formation requise et/ou l'expérience en soins palliatifs, de 0,5 ETP infirmier(e) gradué(e) et de 0,5 ETP psychologue;
  - pour les hôpitaux de 500 lits et plus, d'un montant de 100 663,10 EUR (index 1er juillet 2007) multiplié par le nombre de lits de l'hôpital et divisé par 500.
  [1 Pour la fixation du nombre de lits, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.]1
  (b) hôpitaux et services, isolés, Sp de moins de 200 lits et hôpitaux et services, isolés, G de moins de 200 lits, à l'exception des lits Sp - soins palliatifs et des hôpitaux bénéficiant d'un financement suivant les modalités visées au point a) :)
  - pour les services comptant moins de 40 lits d'un montant forfaitaire de 15 894,18 EUR (index 1er juillet 2007);
  - pour les services comptant 40 lits et plus d'un montant forfaitaire de 28 256,33 EUR (index 1er juillet 2007).
  [1 Pour la fixation du nombre de lits, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.]1
  2° d'un montant variable, calculé comme suit :
  un montant variable de 1 783 018,89 EUR (index 1er juillet 2007) est réparti entre tous les hôpitaux, visés au point 1°, sur base des séjours d'hospitalisation classique enregistrés dans le cadre des deux derniers semestres connus du résumé clinique minimum dans tous les index de service à l'exception des index NIC, A, M et Sp-soins palliatifs.
  [4 Les séjours pris en considération sont :
   - les séjours avec un code ICD10-CM de diagnostic secondaire - Z515,
   - et les séjours avec un niveau de sévérité 3 ou 4 et un niveau de mortalité 3 ou 4 dans la classification [5 " [6 3MTM APR DRG Classification System Definitions Manuals]6"]5. ]4
.]3
  c) [2 ...]2.
  
Art.66. Voor de registratie van de minimale psychiatrische gegevens in de psychiatrische verzorgingstehuizen wordt aan het psychiatrisch ziekenhuis dat een overeenkomst heeft afgesloten met één of meerdere psychiatrische verzorgingstehuizen, op jaarbasis een basisbedrag toegekend van 2 478,94 EUR per psychiatrisch verzorgingstehuis, vermeerderd met 53,73 EUR (waarde op 1 januari 2002) per bestaand en erkend bed in een psychiatrisch verzorgingstehuis op 1 januari dat aan het dienstjaar van vaststelling van het budget voorafgaat.
  Dit bedrag wordt, op basis van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst, door de beheerder integraal doorgestort aan het desbetreffend psychiatrisch verzorgingstehuis.
  [1 ...]1.
  
Art.66. Pour l'enregistrement du resumé psychiatrique minimum dans les maisons de soins psychiatriques, l'hôpital psychiatrique qui a conclu une convention avec une ou plusieurs maisons de soins psychiatriques se voit octroyer, sur base annuelle, un montant de base de 2 478,94 EUR par maison de soins psychiatriques, majoré de 53,73 EUR (valeur au 1er janvier 2002) par lit de maison de soins psychiatriques agréé et existant au 1er janvier qui précède l'exercice de fixation du budget.
  Ce montant est, sur la base de la convention visée à l'alinéa 1, intégralement versé par le gestionnaire à la maison de soins psychiatriques concernée.
  [1 ...]1.
  
Art.67. Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van de psychiatrische ziekenhuizen omvat op 1 juli 2002 de toegekende bedragen op 30 juni 2002 voor de banen " T1 en T2 ".
Art.67. La Sous-partie B4 du budget des moyens financiers des hôpitaux psychiatriques contient au 1er juillet 2002 les montants octroyés au 30 juin 2002 pour les emplois dit " T1 et T2 ".
Art.68. Teneinde de erkende MUG-functie te financieren, wordt een forfaitair bedrag van 222 145,85 EUR (waarde op 1 januari 2002) toegekend.
  (Het behoud van deze financiering is afhankelijk van het verzamelen en overzenden van de gegevens met betrekking tot de activiteit van de MUG-functie [1 ...]1.) <KB 2003-01-29/37, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  
Art.68. En vue de financer la fonction agréée SMUR, il est octroyé un montant forfaitaire de 222 145,85 EUR (valeur au 1er janvier 2002).
  (Le maintien de ce financement est subordonné à la collecte et à la transmission de données relatives à l'activité de la fonction SMUR [1 ...]1 .) <AR 2003-01-29/37, art. 4, 004; En vigueur : 01-01-2003>
  
Art.69. [1 Vanaf 1 januari 2010 wordt ter ondersteuning van de techniek van snelle desintoxicatie onder narcose van patiënten met een opiatenafhankelijkheid, "Ultra Rapid Opiate Detoxification (UROD)" genoemd, onderdeel B4 van de ziekenhuizen, die een overeenkomst hebben ondertekend met de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheden heeft, verhoogd.]1
  
Art.69. [1 A partir du 1er janvier 2010, afin de soutenir la technique de désintoxication rapide sous anesthésie de patients dépendants aux opiacés appelée "Ultra Rapid Opiate Detoxification (UROD)", la sous-partie B4 des hôpitaux, ayant signé une convention avec le Ministre ayant la Santé publique dans ses attributions, est augmentée.]1
  
Art.70. [1 Vanaf 1 januari 2013 wordt, met het oog op het opzetten van de verlengde hospitalisatiestructuren voor patiënten die getroffen zijn door multiresistente tuberculose, onderdeel B4 van de voor bedden met index L erkende ziekenhuizen en die een overeenkomst hebben ondertekend met de minister bevoegd voor volksgezondheid, verhoogd met een budget van 806.870 Euro.
   Dit bedrag komt overeen met :
   - een zorgteam dat ervaring heeft in de behandeling van infectieziekten bestaande uit 6 verpleegkundigen, 3 zorgkundigen, 3 paramedici, één vierde VTE verpleegkundige-hygiënist en één vierde VTE geneesheer-hygiënist;
   - de aankoop van het specifieke materiaal dat noodzakelijk is voor de uitoefening van de opdracht, zoals het basismateriaal om gedurende één week in optimale veiligheidsomstandigheden de eerste drie patiënten te kunnen opvangen die een hoogst besmettelijke acute respiratoire pathologie vertonen die een hospitalisatie in ad hoc eenheden vereisen, en het materiaal noodzakelijk om routinematig de patiënten met multiresistente tuberculose te kunnen opereren.]1

  
Art.70. [1 A partir du 1er janvier 2013, afin de mettre en place des structures d'hospitalisation prolongée pour les patients atteints de tuberculose multirésistante, la sous-partie B4 des hôpitaux agréés pour des lits d'index L et ayant signé une convention avec le ministre ayant la santé publique dans ses attributions est augmentée d'un budget de 806.870 euros.
   Ce montant correspond à :
   - une équipe soignante ayant une expérience en matière de traitement de maladies infectieuses composée de 6 infirmiers, 3 aides-soignants, 3 paramédicaux, un quart temps infirmier hygiéniste et un quart temps médecin hygiéniste;
   - l'achat du matériel spécifique nécessaire à l'exercice de la mission, comme le matériel de base pour pouvoir accueillir dans des conditions optimales de sécurité pendant une semaine, les 3 premiers patients présentant une pathologie respiratoire aiguë hautement contagieuse nécessitant une hospitalisation dans des unités ad hoc et le matériel nécessaire pour pouvoir opérer en routine les patients avec une tuberculose multirésistante.]1

  
Art.71. § 1. [1 Vanaf 1 januari 2010 wordt in het kader van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep teneinde de bijzondere beroepstitels (BBT) en de bijzondere beroepsbekwamingen (BBK) te valoriseren van de erkende verpleegkundigen die effectief werkzaam zijn in een dienst, een functie of een zorgprogramma waarvoor die specialisatie voorzien is, onderdeel B4 van de ziekenhuizen verhoogd, binnen de perken van een budget van 25.350.000 euro (index 01/01/2010), overeenkomstig de toekenningsmodaliteiten voorzien in het [3 koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties]3.
   1° per VTE verpleegkundige houder van een bijzondere beroepstitel erkend door de minister bevoegd voor Volksgezondheid : een bedrag van 3.341,50 euro bruto (index 01/01/2010) dat in de vorm van een jaarlijkse premie aan de werknemer moet worden gestort;
   2° per VTE verpleegkundige die zich kan beroepen op een bijzondere beroepsbekwaming erkend door de minister bevoegd voor Volksgezondheid : een bedrag van 1.113,80 euro bruto (index 01/01/2010) dat in de vorm van een jaarlijkse premie aan de werknemer moet worden gestort.
   Het aan de ziekenhuizen gefinancierde bedrag voor de VTE verpleegkundigen die houder zijn van een BBT of die zich kunnen beroepen op een BBK en effectief werkzaam zijn in een dienst, een functie of een zorgprogramma waarvoor die specialisatie is voorzien, wordt verhoogd met een werkgeversbijdrage van 34,67 %.
   Om voormelde financieringen te behouden, moeten de ziekenhuisbeheerders aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgen dat de toekenning van deze voordelen aan voormeld personeel vanaf 1 januari 2010 bevestigt. Dit attest moet uiterlijk tegen 15 oktober 2010 worden verstuurd en moet medeondertekend worden door de ondernemingsraad voor de privésector, door het lokaal overlegcomité voor de overheidssector of, bij ontstentenis, door de vakbondsafvaardiging.]1

  § 2. [2 Voor de periode vanaf 1 juli tot 31 december 2016, éénmalig en geenszins recurrent een bijkomende budget van 10 miljoen euro (waarde op 1 juli 2016) wordt onder de private ziekenhuizen verdeeld naar rata van de waarde van onderdeel B van hun budget van financiële middelen genotifieerd op 1 juli 2015. Dit bedrag is niet herzienbaar.]2
  [3 § 3. Vanaf 1 september 2018, wordt de financiering voorzien in paragraaf 1 niet meer toegekend aan het ziekenhuis vallend onder het paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten 330 voor de verpleegkundigen die vanaf 1 september 2018 erkend worden voor een bijzondere beroepstitel en/of voor een bijzondere beroepsbekwaamheid.
   Niettemin behoudt de verpleegkundige, die begunstigde is van de premie bedoeld in de paragraaf 1, 1° en/of 2° en die van functie verandert in hetzelfde ziekenhuis vallend onder het voornoemde paritair comité 330 of die van ziekenhuis wisselt vallend onder het voornoemde paritair comité 330, het recht op de premie voor zover deze de functie van verpleegkundige blijft uitoefenen.
   § 4. De financiering van de jaarlijkse premie bedoeld in § 1, 1° en/of 2° wordt behouden, voor de verpleegkundige die werkt in een ziekenhuis niet vallend onder het voornoemde paritair comité 330, en die wisselt van werkgever die wel valt onder het voornoemde paritair comité 330, voor zover deze de functie van verpleegkundige blijft uitoefenen.]3

  [4 § 5. Vanaf 1 september 2022 wordt de financiering bedoeld in paragraaf 1 niet meer toegekend aan het ziekenhuis van de publieke sector voor haar verpleegkundigen die vanaf 1 september 2022 erkend zijn voor een bijzondere beroepstitel en/of een bijzondere beroepsbekwaamheid.
   De financiering van de jaarlijkse premie bedoeld in paragraaf 1, 1° en/of 2°, blijft evenwel behouden voor de verpleegkundige die van functie verandert in hetzelfde ziekenhuis of die van ziekenhuis verandert, voor zover deze de functie van verpleegkundige blijft uitoefenen en dat hij niet voor het IFIC-barema heeft gekozen.]4

  
Art.71. § 1. [1 A partir du 1er janvier 2010, dans le cadre du Plan d'attractivité pour la profession infirmière, pour valoriser les titres professionnels particuliers (TPP) et les qualifications professionnelles particulières (QPP) des infirmiers agréés et travaillant effectivement dans un service, une fonction ou un programme de soins prévoyant cette spécialisation, la sous-partie B4 des hôpitaux est augmentée, dans les limites d'un budget de 25.350.000 euros (index 01/01/2010), selon les modalités d'octroi prévues dans [3 l'arrêté royal du 28 décembre 2011 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans certains secteurs fédéraux de la santé, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers et les prestations inconfortables]3.
   1° pour chaque ETP infirmier porteur d'un titre professionnel particulier agréé par le ministre ayant la Santé publique dans ses attributions : un montant de 3.341,50 euros brut (index 01/01/2010), à verser au travailleur sous forme de prime annuelle;
   2° pour chaque ETP infirmier pouvant se prévaloir d'une qualification professionnelle particulière agréée par le ministre ayant la Santé publique dans ses attributions : un montant de 1.113,80 euros brut (index 01/01/2010), à verser au travailleur sous forme de prime annuelle.
   Le montant financé aux hôpitaux, pour les ETP infirmiers porteurs d'un TPP ou pouvant se prévaloir d'une QPP travaillant effectivement dans un service, une fonction ou un programme de soins prévoyant cette spécialisation, est majoré d'un taux de charges patronales de 34,67 %.
   Pour conserver les financements précités, les gestionnaires hospitaliers doivent faire parvenir au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, une attestation confirmant l'octroi de ces avantages au personnel précité à compter du 1er janvier 2010. Cette attestation doit être envoyée pour le 15 octobre 2010 et doit être contresignée par le conseil d'entreprise pour le secteur privé, par le comité de concertation local pour le secteur public ou, à défaut, par la délégation syndicale.]1

  § 2. [2 Pour la période du 1er juillet au 31 décembre 2016, un budget supplémentaire unique non récurrent de 10 millions d'euros (valeur 1er juillet 2016) est réparti entre les hôpitaux privés au prorata de la valeur de la partie B de leur budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2015. Ce montant n'est pas révisable.]2
  [3 § 3. A partir du 1er septembre 2018, le financement prévu au paragraphe 1er n'est plus octroyé à l'hôpital relevant du champ d'application de la commission paritaire des établissements et des services de santé 330 pour leurs infirmiers agréés, à partir du 1er septembre 2018, pour un titre professionnel particulier et/ou une qualification professionnelle particulière.
   Néanmoins, le financement de la prime annuelle visée au paragraphe 1er, 1° et/ou 2°, est maintenu pour l'infirmier qui change de fonction dans le même hôpital relevant de la commission paritaire 330 précitée ou qui change d'hôpital relevant de la commission paritaire 330 précitée pour autant qu'il continue d'exercer une fonction d'infirmier.
   § 4. Le financement de la prime annuelle visée au § 1er, 1° et/ou 2°, pour l'infirmier travaillant dans un hôpital ne relevant pas de la commission paritaire 330 précitée, qui change d'employeur pour un employeur relevant de la commission paritaire 330 précitée, est maintenu pour autant qu'il continue d'exercer une fonction d'infirmier.]3

  [4 § 5. A partir du 1er septembre 2022, le financement prévu au paragraphe 1er n'est plus octroyé à l'hôpital du secteur public pour ses infirmiers agréés à partir du 1er septembre 2022, pour un titre professionnel particulier et/ou une qualification professionnelle particulière.
   Néanmoins, le financement de la prime annuelle visée au paragraphe 1er, 1° et/ou 2°, est maintenu pour l'infirmier qui change de fonction dans le même hôpital ou qui change d'hôpital pour autant qu'il continue d'exercer une fonction d'infirmier et qu'il n'a pas opté pour le barème IFIC.]4

  
Art. 71_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
  
Art. 71 _REGION_FLAMANDE. [1 ...]1  
Art. 71/1. [1 Vanaf 1 januari 2022 wordt, voor de financiering van het specialisatiecomplement toegekend aan de erkende verpleegkundigen voor een bijzondere beroepstitel (BBT) of een bijzondere beroepsbekwaamheid (BBK) overeenkomstig de toekenningsmodaliteiten bepaald in het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden, onderdeel B4 van de ziekenhuizen verhoogd, binnen de grenzen van een budget van 22.958.600 euro (waarde op 1 januari 2022).
   Dit budget wordt als provisie aan alle ziekenhuizen verdeeld pro rata hun aantal betaalde VTE's in de graad-functies 24140 tot 24156 opgenomen in de kostenplaatsen 020 tot 499, 550 tot 552 en 555. Het aantal VTE's is ontleend aan de FINHOSTA-inzameling van het jaar 2019 of het jaar 2018 wanneer 2019 niet beschikbaar was.
   Het bedrag gefinancierd aan de ziekenhuizen, voor de erkende verpleegkundige VTE's met een BBT of die zich kunnen beroepen op een BBK en die voldoen aan de toekenningsvoorwaarden voorzien in het voormelde koninklijk besluit van 17 juli 2022, wordt verhoogd met een werkgeversbijdrage van 34,67 %.]1

  
Art. 71/1. [1 A partir du 1er janvier 2022, pour financer le complément de spécialisation octroyé aux infirmiers agréés pour un titre professionnel particulier (TPP) ou une qualification professionnelle particulière (QPP) selon les modalités d'octroi prévues dans l'arrêté royal du 17 juillet 2022 instaurant un complément de spécialisation et modifiant l'arrêté royal du 28 décembre 2011 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans certains secteurs fédéraux de la santé, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers et les prestations inconfortables et l'arrêté royal du 25 septembre 2014 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans les soins infirmières à domicile, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers, la sous-partie B4 des hôpitaux est augmentée, dans les limites d'un budget de 22.958.600 euros (valeur au 1er janvier 2022).
   Ce budget est réparti en provision entre tous les hôpitaux au prorata de leur nombre d'ETP payés dans les grades-fonctions 24140 à 24156 repris dans les centres de frais 020 à 499, 550 à 552 et 555. Le nombre d'ETP est issu de la collecte FINHOSTA de l'année 2019 ou de l'année 2018 quand 2019 n'était pas disponible.
   Le montant financé aux hôpitaux, pour les ETP infirmiers agréés porteurs d'un TPP ou pouvant se prévaloir d'une QPP et répondant aux conditions d'octroi prévues dans l'arrêté royal du 17 juillet 2022 susmentionné, est majoré d'un taux de charges patronales de 34,67 %.]1

  
Art.72. [1 Op 1 januari 2017 wordt een besparing van 18,7 miljoen euro verdeeld onder de ziekenhuizen pro rata de totale waarde van de onderdelen B1 en B2 van elk ziekenhuis, zoals betekend op 1 juli 2016, ten opzichte van de totale waarde van de onderdelen B1 en B2 van het Rijk, zoals betekend op 1 juli 2016.]1
  
Art.72. [1 Au 1er janvier 2017, une économie de 18,7 millions d'euros est répartie entre les hôpitaux au prorata de la valeur du total des sous-partie B1 et B2 de chaque hôpital, telles que notifiées au 1er juillet 2016, par rapport à la valeur du total des sous-partie B1 et B2 du Royaume, telles que notifiées au 1er juillet 2016.]1
  
Art.73. [1 § 1. De bedragen toegekend op 30 juni 2002 en die betrekking hebben op de kosten bedoeld in artikel 15, 15° en 26° van dit besluit blijven behouden op 1 juli 2002.
   § 2. De lasten m.b.t. de overeenkomsten van eerste tewerkstelling zoals bedoeld in artikel 15, 9°, worden aangepast op basis van de uitgaven vastgesteld voor het burgerlijk jaar 2005, met dien verstande dat het aantal desgevallend wordt beperkt tot 1,8 % van de personeelsformatie, uitgedrukt in VTE, die op 30 juni van het voorafgaande jaar in dienst was.
   § 3. De lasten met betrekking tot de verhoging van de werkgeversbijdragen voor pensioenen, toegepast van 2005 tot 2007, voor de nieuwe aangeslotenen bij " pool 2 van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid - Provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (RSZ-PPO) ", zoals bedoeld in artikel 15, 15°, worden gefinancierd op basis van reële, door de RSZ-PPO meegedeelde, kosten.
  [8 § 4. Vanaf 1 juli 2019 en vervolgens elk burgerlijk jaar wordt er een forfait (X) toegekend aan de ziekenhuizen aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten om een deel van de lasten te compenseren die voortvloeien uit de wet van 24 oktober 2011, tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de private ziekenhuizen die beschikken over statutair personeel dat hen ter beschikking is gesteld door een lokale of provinciale administratie die is aangesloten bij het bovengenoemde Fonds.
   De vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten die in aanmerking genomen worden, zijn deze die vermeld zijn met een nomenclatuurcode NACE-BEL ziekenhuisactiviteit, met name de codes 86.101, 86.102, 86.103 en 86.104.
   De in aanmerking genomen lasten voor de berekening van het forfait zijn, voor elk referentiejaar, de som van de totale basispensioenbijdrage van de loonmassa van het ziekenhuis en, in voorkomend geval, het bedrag van de aanvullende pensioenbijdragen voor individuele responsabilisering van het ziekenhuis, pro rata van het percentage van het bovengenoemde personeel.
   Het beschikbare budget van [9 71.753.332,74 euro (index op 1 januari 2020)]9 wordt als volgt verdeeld:
   X = [ (A + B) * C ]/D * beschikbaar budget
   waar :
   A = Jaarlijkse last van de basispensioenbijdrage voor het ziekenhuis, met betrekking tot het referentiejaar ;
   B = Jaarlijkse last van de responsabiliseringsbijdrage voor het ziekenhuis, met betrekking tot het referentiejaar, indien het geval;
   C = percentage van het vastbenoemde personeel dat vermeld is met een nomenclatuurcode NACE-BEL ziekenhuisactiviteit, met name de codes 86.101, 86.102, 86.103 en 86.104 die in het ziekenhuis werken in de loop van het 4de trimester van het referentiejaar;
   D = totaal van de jaarlijkse lasten [(A+B) * C] van het land voor het referentiejaar.
   De hierboven hernomen gegevens worden verstrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het referentiejaar is het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt.
   Wat betreft het privéziekenhuis dat beschikt over vastbenoemd personeel dat hem ter beschikking gesteld is door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het bovenvermelde Fonds, zal het toegekende forfait enkel behouden blijven indien zij het formele bewijs levert dat zij effectief de financiële last van dit ter beschikking gesteld statutair personeel draagt tijdens het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt en dit, in voorkomend geval, met inbegrip van de aanvullende pensioenbijdragen voor individuele responsabilisering. Dit bewijs wordt geleverd onder de vorm van een verklaring op eer, waarvan het model gepubliceerd werd op de website van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, en dit attest moet ondertekend worden door de beheerder van het ziekenhuis en medeondertekend worden door de aangeslotene aan het bovengenoemde Fonds. Dit bewijs wordt naar het volgende adres verzonden: com.finhosp@health.fgov.be. Dit dient te gebeuren voor 31 december van het jaar waarvoor het forfait berekend wordt.
   Vanaf het jaar 2020 wordt de verdeling van het beschikbare budget elk jaar geactualiseerd door rekening te houden met de gegevens betreffende de hierboven bedoelde elementen van het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt. De gegevens worden verstrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
   § 5. Vanaf 1 juli 2019 en vervolgens elk burgerlijk jaar wordt een forfait (Y) toegekend aan de ziekenhuizen aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en aan de private ziekenhuizen die beschikken over vastbenoemd personeel dat hen ter beschikking gesteld is door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het bovenvermelde Fonds voor het compenseren van een deel van de aanvullende pensioenbijdragen voor individuele responsabilisering die voortvloeien uit de in § 4 vermelde wet van 24 oktober 2011.
   De vastbenoemde personeelsleden die in aanmerking genomen worden, zijn deze die vermeld zijn met een nomenclatuurcode NACE-BEL ziekenhuisactiviteit, met name de codes 86.101, 86.102, 86.103 en 86.104.
   De in aanmerking genomen lasten voor de berekening van het forfait stemmen overeen met het bedrag van de aanvullende pensioenbijdragen voor individuele responsabilisering van het ziekenhuis, pro rata van het percentage van het bovengenoemde personeel.
   Het beschikbare budget van [9 12.260.100 euro (index op 1 januari 2020)]9 wordt als volgt verdeeld:
   Y = (A * B)/C * beschikbaar budget
   waar :
   A = Jaarlijkse last van de responsabiliseringsbijdrage voor het ziekenhuis, met betrekking tot het referentiejaar ;
   B = percentage van het vastbenoemde personeel dat vermeld is met een nomenclatuurcode NACE-BEL ziekenhuisactiviteit, met name de codes 86.101, 86.102, 86.103 en 86.104 die in het ziekenhuis werken in de loop van het 4de trimester van het referentiejaar;
   C = totaal van de jaarlijkse lasten (A * B) van het land voor het referentiejaar.
   De hierboven hernomen gegevens worden verstrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het referentiejaar is het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt.
   Vanaf het jaar 2020 wordt de verdeling van het beschikbare budget elk jaar geactualiseerd door rekening te houden met de gegevens betreffende de hierboven bedoelde elementen van het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt. De gegevens worden verstrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
   Om het recht op de financiering te behouden moet het ziekenhuis elk jaar bewijzen dat het aantal gemiddelde VTE statutairen of VTE statutairen dat ter beschikking gesteld is door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het bovenvermelde Fonds niet hoger ligt dan het gemiddelde aantal VTE, statutairen of ter beschikking gestelde statutairen, van het jaar 2018.
   Vanaf het jaar 2021 dient de beheerder van het ziekenhuis daarvoor elk jaar voor 31 maart een verklaring op eer te verzenden naar het adres com.finhosp@health.fgov.be, waarin het aantal gemiddelde VTE statutairen of ter beschikking gestelde statutairen staat van het jaar 2018 alsook het aantal gemiddelde VTE statutairen of VTE ter beschikking gestelde statutairen van het jaar voorafgaand aan het jaar van de verzending van het attest. Voor de private ziekenhuizen die beschikken over statutairen die ter beschikking gesteld zijn door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, dient het bovenvermelde attest medeondertekend te worden door de verantwoordelijke van de bovenvermelde administratie.
   Indien het attest niet binnen de gestelde termijn overgemaakt werd, wordt de financiering, die werd toegekend voor het jaar waarvoor het attest gevraagd werd, gerecupereerd. Hetzelfde geldt in het geval uit het verzonden attest blijkt dat het aantal gemiddelde VTE statutairen of VTE ter beschikking gestelde statutairen door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het bovenvermelde Fonds hoger ligt dan het gemiddelde aantal VTE, statutairen of ter beschikking gestelde statutairen of indien de inhoud van het attest niet overeenstemt met de werkelijkheid. In al deze gevallen zal het ziekenhuis in de toekomst niet meer over een financiering kunnen beschikken in het kader van deze maatregel. Het gerecupereerde budget zal verdeeld worden in een volgend budget van financiële middelen onder de ziekenhuizen die wel voldoen aan de hierboven vastgelegde voorwaarden voor het betrokken jaar. Deze herverdeling zal gebeuren volgens de verdelingsmodaliteiten van het betrokken jaar.]8

  
Art.73. [1 § 1er. Les montants octroyés au 30 juin 2002 et se rapportant aux coûts visés à l'article 15, 15° et 26° du présent arrêté sont maintenus au 1er juillet 2002.
   § 2. Les charges relatives aux conventions de premier emploi telles que visées à l'article 15, 9°, sont adaptées sur base des dépenses constatées pour l'année civile 2005, étant entendu que le nombre est limité, le cas échéant, à 1,8 % de l'effectif présent, exprimé en ETP, au 30 juin de l'année précédente.
   § 3. Les charges relatives aux augmentations du taux de cotisations patronales de pensions, appliquées de 2005 à 2007, pour les nouveaux affiliés, au " pool 2 de l'Office national de Sécurité sociale - Administrations provinciales et locales (ONSS-APL) ", telles que visées à l'article 15, 15°, sont financées sur base des coûts réels renseignés par l'ONSS-APL.
  [8 § 4. A partir du 1er juillet 2019 et ensuite chaque année civile, il est octroyé un forfait (X) aux hôpitaux affiliés au Fonds de pension solidarisé des administrations provinciales et locales pour compenser une partie des charges qui résultent de la loi du 24 octobre 2011 assurant un financement pérenne des pensions des membres du personnel nommé à titre définitif des administrations provinciales et locales et aux hôpitaux privés qui disposent de personnel nommé à titre définitif mis à leur disposition par une administration provinciale ou locale affiliée au Fonds susmentionné.
   Le personnel nommé à titre définitif des administrations provinciales et locales pris en considération est celui renseigné avec un code de nomenclature NACE-BEL d'activités hospitalières, à savoir les codes 86.101, 86.102, 86.103 et 86.104.
   Les charges prises en considération pour le calcul du forfait sont, pour chaque année de référence, l'addition de la charge totale de cotisation de pension de base de la masse salariale de l'hôpital et, le cas échéant, du montant de la cotisation complémentaire de pension au titre de responsabilisation individuelle de l'hôpital au prorata du pourcentage du personnel susmentionné.
   Le budget disponible de [9 71.753.332,74 euros (index au 1er janvier 2020)]9 est réparti de la manière suivante :
   X = [ (A + B) * C]/D * budget disponible
   où :
   A = charge annuelle de cotisation de pensions de base, relative à l'année de référence, pour l'hôpital ;
   B = charge annuelle de responsabilisation, relative à l'année de référence, pour l'hôpital, le cas échéant ;
   C = pourcentage de personnel nommé renseigné avec un code de nomenclature NACE-BEL d'activités hospitalières, à savoir les codes 86.101, 86.102, 86.103 et 86.104 travaillant dans l'hôpital au cours du 4e trimestre de l'année de référence ;
   D = total des charges annuelles [(A+B) * C] pour le pays pour l'année de référence.
   Les données reprises ci-dessus sont fournies par l'Office national de sécurité sociale et l'année de référence est la pénultième année précédant celle pour laquelle le forfait est calculé.
   En ce qui concerne l'hôpital privé qui dispose de personnel nommé à titre définitif mis à sa disposition par une administration provinciale ou locale affiliée au Fonds susmentionné, le forfait octroyé n'est maintenu que si l'hôpital fourni, chaque année, la preuve formelle qu'il a supporté effectivement, pour chaque pénultième année précédant celle pour laquelle le forfait est calculé, la charge financière de pension de ce personnel y compris, le cas échéant, la charge de cotisation complémentaire de pension au titre de responsabilisation individuelle. La preuve est fournie sous forme d'une déclaration sur l'honneur, dont le modèle est publié sur le site du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, signée par le gestionnaire de l'hôpital et contresignée par l'affilié au Fonds susmentionné. Elle est envoyée à l'adresse com.finhosp@health.fgov.be pour le 31 décembre de l'année pour laquelle le forfait est calculé.
   A partir de l'année 2020, la répartition du budget disponible est actualisée chaque année en tenant compte des données concernant les éléments visés ci-dessus de la pénultième année précédant celle pour laquelle le forfait est calculé. Les données sont fournies par l'Office national de sécurité sociale.
   § 5. A partir du 1er juillet 2019 et ensuite chaque année civile, il est octroyé un forfait (Y) aux hôpitaux affiliés au Fonds de pension solidarisé des administrations provinciales et locales et aux hôpitaux privés qui disposent de personnel nommé à titre définitif mis à leur disposition par une administration provinciale ou locale affiliée au Fonds susmentionné pour compenser une partie des charges de cotisation complémentaire de pension au titre de responsabilisation individuelle qui résultent de la loi du 24 octobre 2011 mentionnée au § 4.
   Le personnel nommé à titre définitif pris en considération est celui renseigné avec un code de nomenclature NACE-BEL d'activités hospitalières, à savoir les codes 86.101, 86.102, 86.103 et 86.104.
   Les charges prises en considération pour le calcul du forfait sont celles du montant de la cotisation complémentaire de pension au titre de responsabilisation individuelle au prorata du pourcentage du personnel susmentionné.
   Le budget disponible de [9 12.260.100 euros (index au 1er janvier 2020)]9 est réparti de la manière suivante :
   Y = (A * B)/C * budget disponible
   où :
   A = Charge annuelle de responsabilisation relative à l'année de référence pour l'hôpital ;
   B = Pourcentage de personnel nommé renseigné avec un code de nomenclature NACE-BEL d'activités hospitalières, à savoir les codes 86.101, 86.102, 86.103 et 86.104 pour l'hôpital du 4e trimestre de l'année de référence ;
   C = Total des charges annuelles (A * B) pour le pays de l'année de référence.
   Les données reprises ci-dessus sont fournies par l'Office national de sécurité sociale et concernent la pénultième année précédant celle pour laquelle le forfait est calculé.
   A partir de l'année 2020, la répartition du budget disponible est actualisée chaque année en tenant compte des données concernant les éléments visés ci-dessus de la pénultième année précédant celle pour laquelle le forfait est calculé. Les données sont fournies par l'Office national de sécurité sociale.
   Pour maintenir le droit au financement, l'hôpital doit prouver, chaque année, que le nombre moyen d'ETP statutaires ou d'ETP statutaires mis à sa disposition par une administration locale ou provinciale affiliée au Fonds susmentionné n'est pas supérieur au nombre moyen d'ETP, statutaires ou statutaires mis à sa disposition, de l'année 2018.
   Pour ce faire, à partir de l'année 2021, le gestionnaire de l'hôpital envoie chaque année pour le 31 mars, à l'adresse com.finhosp@health.fgov.be, une déclaration sur l'honneur, qui fait apparaître le nombre moyen d'ETP statutaires ou statutaires mis à disposition, de l'année 2018 et le nombre moyen d'ETP statutaires ou d'ETP statutaires mis à disposition de l'année précédant celle de l'envoi de l'attestation. Pour les hôpitaux privés ayant des ETP statutaires mis à leur disposition par une administration locale ou provinciale affiliée au Fonds de pension solidarisé des administrations locales et provinciales, l'attestation susmentionnée doit être contresignée par le responsable de l'administration susmentionnée.
   Si l'attestation requise n'est pas transmise dans le délai imparti, le financement octroyé pour l'année pour laquelle l'attestation a été demandée est récupéré. La même chose vaut au cas où, de l'attestation expédiée, il ressort que le nombre moyen d'ETP statutaires ou d'ETP statutaires mis à disposition par une administration locale ou provinciale affiliée au Fonds susmentionné, est supérieur au nombre moyen d'ETP statutaires ou d'ETP statutaires mis à disposition, ou encore si le contenu de l'attestation ne concorde pas avec la réalité. Dans tous ces cas, l'hôpital ne pourra plus disposer d'un financement ultérieur dans le cadre de cette mesure. Le budget récupéré est réparti, lors d'un budget des moyens financiers ultérieur, entre les hôpitaux qui remplissent les conditions fixées ci-dessus pour l'année concernée. Cette répartition se fait selon les modalités de répartition de l'année concernée.]8

  
Art. 73bis. <INGEVOEGD bij KB 2007-06-19/33, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Teneinde het in de privé-sector bestaande voordeel te compenseren in het kader van het interprofessioneel akkoord, wordt beslist om vanaf 1 juli 2007 de financiering van het contractueel en statutair personeel van de openbare ziekenhuizen met 0,25 % te verhogen, met uitzondering van het Maribel-personeel, (...) en contractuelen die via het interdepartementaal begrotingsfonds of in het kader van de eerste werkervaringsovereenkomsten worden gesubsidieerd.
  Daartoe wordt binnen de grenzen van het beschikbare budget van 3 000 000 EUR (index 1 juli 2007) onderdeel B4 van de openbare ziekenhuizen verhoogd met een bedrag (X) dat wordt berekend als volgt :
  X = A * B/C
  waarbij :
  A = beschikbare bedrag van 3 000 000 EUR;
  B = aantal contractuele en statutaire FTE's van het openbaar ziekenhuis opgenomen in de kostenplaatsen 020 tot en met 899, bedoeld in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, met uitzondering van het Maribel-personeel, (...) en contractuelen die via het interdepartementaal begrotingsfonds of in het kader van de eerste werkervaringsovereenkomsten worden gesubsidieerd;
  C = aantal contractuele en statutaire FTE's van alle openbare ziekenhuizen, opgenomen in de kostenplaatsen 020 tot en met 899, met uitzondering van het Maribel-personeel, RVA-stagiairs en contractuelen die via het interdepartementaal begrotingsfonds of in het kader van de eerste werkervaringsovereenkomsten worden gesubsidieerd.
Art. 73bis. Afin d'équilibrer l'avantage au secteur privé dans le cadre de l'accord interprofessionnel, il est décidé d'augmenter le financement du personnel contractuel et statutaire des hôpitaux publics, hors Maribel, (...) contractuels subventionnés par le Fonds budgétaire inter-départemental et conventions de premier emploi, de 0,25 % à partir du 1er juillet 2007.
  A cette fin, dans les limites d'un budget disponible de 3 000 000 EUR (index 1er juillet 2007), la sous-partie B4 des hôpitaux publics est augmentée d'un montant (X) calculé comme suit :
  X = A * B/C
  où :
  A = montant disponible de 3 000 000 EUR;
  B = nombre d'ETP contractuel et statutaire de l'hôpital public repris dans les centres de frais 020 à 899 visés dans l'annexe 2 de l'arrêté royal du 14 août 1987 relatif au plan comptable minimum normalisé des hôpitaux, hors personnel Maribel, (...), contractuels subventionnés par le Fonds budgétaire interdépartemental et conventions de premier emploi;
  C = nombre d'ETP contractuel et statutaire de l'ensemble des hôpitaux publics repris dans les centres de frais 020 à 899, hors personnel Maribel, stagiaires ONEM, contractuels subventionnés par le Fonds budgétaire interdépartemental et conventions de premier emploi.
Art. 73ter. [1 Teneinde een deel van de kosten te dekken voor de vervanging van statutair personeel dat afwezig is wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, wordt, tussen de betreffende ziekenhuizen, een budget van 11.423.438 euro (index 1 juli 2009) verdeeld als volgt :
   1° op 1 juli 2009, naar rata van het aantal statutaire VTE's dat in 2005 langdurig afwezig was wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, meegedeeld door de ziekenhuizen aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
   2° op 1 juli 2010 het reële aantal statutaire VTE's dat langdurig afwezig is wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, met uitzondering van artsen en ter beschikking gesteld personeel, ondergebracht in een kostenplaats begrepen tussen 020 en 499 en dat ten laste is van het budget van financiële middelen, meer bepaald na toepassing van de verdeelsleutels van de kostenplaatsen 020 tot 199, op basis van de gemiddelde loonkost van het hierboven bedoelde personeel.
   Vanaf 2010, en vervolgens alle drie jaar, wordt dit bedrag herzien op basis van het reële aantal statutaire VTE's dat langdurig afwezig is wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, met uitzondering van ter beschikking gesteld personeel en artsen, ondergebracht in een kostenplaats begrepen tussen 020 en 499 en dat ten laste is van het budget van financiële middelen, meer bepaald na toepassing van de verdeelsleutels van de kontenplaatsen 020 tot 199, op basis van de gemiddelde loonkost van het hierboven bedoelde personeel.
   Indien het ziekenhuis evenwel het formele bewijs levert dat het de financiële last kan dragen van het hem ter beschikking gestelde statutaire personeel, met uitzondering van artsen, dat langdurig afwezig is wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, wordt die financiële last bij de herziening van die maatregel in aanmerking genomen.
   Op 1 juli 2011 wordt het hierboven vermelde budget herverdeeld, rekening houdend met het ter beschikking gestelde personeel, met uitzondering van artsen, waarvoor het bewijs bedoeld in het vorige lid geleverd werd, en op basis van de bepalingen die in punt 2° hierboven zijn beschreven.]1
Art. 73ter. [1 Afin de couvrir une partie du coût du remplacement du personnel statutaire en absence de maladie de longue durée au-delà de trente jours calendrier, un budget de 11.423.438 euros (index 1er juillet 2009) est réparti, entre les hôpitaux concernés, comme suit :
   1° au 1er juillet 2009, au prorata du nombre d'ETP, statutaires en absence de maladie de longue durée au-delà de trente jours calendrier de l'année 2005, renseigné par les hôpitaux au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement;
   2° au 1er juillet 2010, le nombre réel d'ETP statutaires en absence de maladie de longue durée au-delà de trente jours calendrier, hors personnel mis à disposition et médecins, imputés dans un centre de frais compris entre 020 et 499 et à charge du budget des moyens financiers, c'est-à-dire après application des clés de répartition des centres de frais de 020 à 199, sur base du coût salarial moyen du personnel visé ci-dessus.
   A partir de l'année 2010, il est procédé à la révision de ce montant sur base du nombre réel d'ETP statutaires en absence de maladie de longue durée au-delà de trente jours calendrier, hors personnel mis à disposition et médecins, imputés dans un centre de frais compris entre 020 et 499 et à charge du budget des moyens financiers, c'est-à-dire après application des clés de répartition des centres de frais de 020 à 199, et sur base du coût salarial moyen du personnel visé ci-dessus et ensuite tous les trois ans.
   Cependant, si l'hôpital fournit la preuve formelle qu'il supporte la charge financière du personnel statutaire mis à sa disposition, hors médecins, en absence de maladie de longue durée au-delà de trente jours calendrier, cette charge financière sera prise en considération lors de la révision de cette mesure.
   Au 1er juillet 2011, le budget susmentionné est redistribué en tenant compte du personnel mis à disposition, hors médecins, pour lequel la preuve, visée à l'alinéa précédent, a été fournie et sur base des modalités décrites au point 2° ci-dessus.]1
Art.74. <KB 2006-05-12/30, art. 12, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 76> [1 § 1.]1 Voor de ziekenhuizen bedoeld in art 15, 27°, wordt er een bedrag (M) toegekend berekend als volgt :
  (M) = A + B.
  Waarbij :
  A = het budgetverschil overeenstemmend met het verschil tussen de op 30 juni 2002 toegekende punten en de punten die op 30 juni 2002 toegekend zouden worden, als men de bepalingen van artikel 46 van dit besluit had toegepast; (Het deel van het verschil van het budget, overgebracht op 1 juli 2002, overeenstemmend met de bijkomende punten voor de diensten C, D en E wordt overgebracht naar het onderdeel B2.) <KB 2003-06-04/31, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  B = de budgetvermindering bedoeld in artikel 42, § 8 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 op zijn waarde van 30 juni 2002.
  [1 § 2. Op 1 januari 2017 wordt een bedrag van 1.139.746 euro afgetrokken van het bedrag (M) dat wordt berekend in § 1 vastgesteld in de waarde op 31 december 2016.
   Dit bedrag wordt verdeeld tussen de betrokken ziekenhuizen prorata van bedrag (M) waarover ze beschikten in toepassing van § 1, op 31 december 2016.]1

  
Art.74. <AR 2006-05-12/30, art. 12, 015; En vigueur : 01-01-2006> (Antérieurement art. 76.) [1 §.1er]1 Pour les hôpitaux visés à l'article 15, 27°, il est accordé un montant (M) calculé comme suit :
  (M) = A + B.
  Où
  A = représente la différence de budget correspondant à la différence de points octroyés au 30 juin 2002 et les points qui auraient été octroyés au 30 juin 2002 si on avait appliqué les dispositions de l'article 46 du présent arrêté; (la partie de la différence de budget, transféré au 1er juillet 2002, correspondant aux points supplémentaires pour les services C, D et E est transférée vers la sous-partie B2.) <AR 2003-06-04/31, art. 10, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  B = la diminution de budget visée à l'article 42, § 8 de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, à sa valeur au 30 juin 2002.
  [1 § 2. Au 1er janvier 2017, un montant de 1.139.746 euros est diminué du montant (M) calculé au § 1er fixé à sa valeur au 31 décembre 2016.
   Ce montant est réparti entre les hôpitaux concernés au prorata du montant (M) dont ils disposaient, en application du § 1er, au 31 décembre 2016.]1

  
Art. 74bis. <INGEVOEGD bij KB 2006-05-12/30, art. 13; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 76bis> Aan de ziekenhuizen met een erkend zorgprogramma 'reproductieve geneeskunde B' wordt een forfaitair bedrag van 1.182 EUR toegekend per cyclus waarbij voldaan wordt aan de volgende voorwaarden :
  1° [1 de cyclus wordt voltooid bij een vrouw van wie de leeftijd zich situeert voor de dag van haar 43e verjaardag; tijdens de toepassingsperiode van het artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 21 van 14 mei 2020 houdende tijdelijke aanpassingen aan de vergoedingsvoorwaarden en administratieve regels in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging ten gevolge van de COVID-19 pandemie, wordt de leeftijd van de vrouw met 6 maanden verlengd, dat wil zeggen tot de vooravond van 43 jaar en 6 maanden van de patiënte;]1
  2° deze bepaling is van toepassing voor een maximum van 6 cycli per vrouw bedoeld in 1°.
  Met " cyclus " wordt het geheel aan laboratoriumactiviteiten vereist voor de inseminatie bij middel van IVF/ICSI van eicellen.
  Om voor de in dit artikel bedoelde financiering in aanmerking te komen, moet het zorgprogramma voor alle patiënten de voorwaarden naleven, bedoeld in bijlage 15 van dit besluit.
  Deze financiering dekt op forfaitaire wijze de laboratoriumkosten van de reproductieve geneeskunde, met name personeel, apparatuur, materiaal en indirecte kosten.
  Dat omvat de kosten verbonden aan de laboratoriumprocedure, met inbegrip van het opzoeken van kiemcellen met het oog op inseminatie, de bevruchting door middel van IVF/ICSI, de kweek van de verkregen embryo's en de morfologische evaluatie ervan alsmede de cryobewaring (invriezing, opslag, ontdooiing) van de embryo's.
  Het aantal cycli per ziekenhuis dat beantwoordt aan de voorwaarden van eerste lid, wordt meegedeeld door het College van geneesheren voor het zorgprogramma 'reproductieve geneeskunde', zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 15 februari 1999 betreffende de kwalitatieve toetsing van de medische activiteit in de ziekenhuizen aan het Directoraat-Generaal Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
  Het is verboden aan de Centra voor reproductieve geneeskunde van de in het tweede lid bedoelde kosten aan de patiënt te factureren voor cycli die voldoen aan de in dit artikel bedoelde voorwaarden.
  Bij het begin van elk dienstjaar wordt een voorlopig bedrag toegekend op basis van de gegevens van het laatst gekende dienstjaar. Dit bedrag wordt herzien op basis van de gegevens van het betrokken dienstjaar (, gegevens vastgesteld op basis van voor echt verklaarde aangiften van de ziekenhuizen). <KB 2004-03-16/37, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De regelen inzake toezicht op de naleving van het maximum aantal pogingen, worden door Ons bepaald.
  
Art. 74bis. Aux hôpitaux disposant d'un programme de soins agréé de 'médecine de la reproduction B', il est alloue un montant forfaitaire de 1.182 EUR par cycle répondant aux conditions suivantes :
  1° [1 le cycle est accompli chez une femme dont l'âge se situe avant le jour de son 43e anniversaire ; pendant la période d'application de l'article 2 de l'arrêté royal n° 21 du 14 mai 2020 portant des adaptations temporaires aux conditions de remboursement et aux règles administratives en matière d'assurance obligatoire soins de santé suite à la pandémie Covid-19, l'âge de la femme est prolongé de 6 mois, c'est-à-dire jusqu'à la veille des 43 ans et 6 mois de la patiente ;]1
  2° cette disposition s'applique pour un maximum de 6 cycles par femme visé au 1°.
  Par "cycle", on entend l'ensemble des activités de laboratoire requises pour l'insémination au moyen de FIV/d'ICSI d'ovules.
  Pour être susceptible de bénéficier du financement visé au présent article, le programme de soins doit respecter, pour toutes les patientes, les conditions visées à l'annexe 15 du présent arrête.
  Ce financement couvre de manière forfaitaire les coûts de laboratoire de la médecine de la reproduction tels que personnel, appareillage, matériel et coûts indirects.
  Ceci comprend les coûts générés par la procédure de laboratoire incluant la recherche des gamêtes en vue d'insémination, la mise en fécondation par FIV/ICSI, la culture des embryons obtenus et leur évaluation morphologique, ainsi que la cryoconservation (congélation, stockage et décongélation) des embryons.
  Le nombre de cycles par hôpital qui répond aux conditions de l'alinéa 1er est communiqué par le Collège de médecins pour le programme de soins 'médecine de la reproduction', tel que visé à l'arrêté royal du 15 fevrier 1999 relatif à l'évaluation qualitative de l'activité médicale dans les hôpitaux, à la Direction genérale de l'Organisation des Etablissements de Soins, Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement.
  Il est interdit aux centres de médecine de la reproduction de facturer à la patiente les coûts visés au deuxième alinéa pour les cycles qui répondent aux conditions visées dans cet article.
  Un montant provisoire est alloué au début de chaque exercice sur base des données du dernier exercice connu. Ce montant est revu sur base des données de l'exercice considéré, données établies sur base des déclarations certifiées des hopitaux.
  Les règles relatives au contrôle du respect du nombre maximum d'essais sont fixées par Nous.
  
Art. 74ter. <INGEVOEGD bij KB 2006-05-12/30, art. 14; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen 76ter> De acute ziekenhuizen (, de psychiatrische ziekenhuizen) en de geïsoleerde Sp-diensten met een ombudsfunctie krijgen een bedrag toegekend, dat als volgt wordt vastgesteld : <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  - voor de acute (en psychiatrische) ziekenhuizen met minder dan 250 bedden : een forfaitair bedrag van 16.670,84 EUR; <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  - voor de acute (en psychiatrische) ziekenhuizen met 250 bedden en meer : een forfaitair bedrag van 21.070,95 EUR; <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (- voor de psychiatrische ziekenhuizen met minder dan 100 bedden, wordt een forfaitair bedrag van 4.214,19 EUR (index 1 januari 2004) toegekend;
  - voor de psychiatrische ziekenhuizen van 100 tot 249 bedden, wordt een forfaitair bedrag van 13.970,33 EUR (index 1 januari 2004) toegekend;
  - voor de psychiatrische ziekenhuizen met 250 bedden en meer wordt een forfaitair bedrag van 17.657,67 EUR toegekend (index 1 januari 2004);) <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  - voor de geïsoleerde Sp-diensten met minder van 100 bedden : een forfaitair bedrag van 4.214,19 EUR;
  - voor de geïsoleerde Sp-diensten met 100 tot 400 bedden : een forfaitair bedrag van 8.428,38 EUR;
  - voor de geïsoleerde Sp-diensten met meer dan 400 bedden : een forfaitair bedrag van 10.535,47 EUR;
  (Voor het psychiatrisch ziekenhuis hetwelk het recht van de patiënt waarborgt tot het indienen van een klacht door middel van de ombudsfunctie van het samenwerkingsverband als overlegplatform in de zin van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten; moet een overeenkomst tussen het ziekenhuis en het samenwerkingsverband de voorwaarden, de hoegrootheid en de modaliteiten van de overdracht van de financiering vastleggen. Deze overeenkomst moet gezonden worden naar het Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidsvoorzieningen, Dienst Boekhouding en Beheer van Ziekenhuizen.) <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  Voor het vaststellen van het aantal bedden gelden de volgende regels :
  - voor de acute ziekenhuizen met een Sp-dienst worden enkel de acute bedden in aanmerking genomen;
  - voor de geïsoleerde Sp-diensten met G-bedden en palliatieve Sp-bedden wordt het aantal bedden van die twee diensten bijgeteld bij het aantal Sp-bedden.
  [1 ...]1
  [2 Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [4 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]4.]2

  
Art. 74ter. Aux hôpitaux aigus (, aux hôpitaux psychiatriques) et aux services Sp isolés disposant d'une fonction de médiation, il est accordé un montant fixé comme suit : <AR 2004-03-16/37, art. 8, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  - pour les hôpitaux aigus (et psychiatriques) de moins de 250 lits, il est accordé un forfait de 16.670,84 EUR; <AR 2004-03-16/37, art. 8, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  - aux hôpitaux aigus (et psychiatriques) de 250 lits et plus, il est accordé un forfait de 21.070,95 EUR; <AR 2004-03-16/37, art. 8, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  (- pour les hôpitaux psychiatriques de moins de 100 lits, il est accordé un forfait de 4.214,19 EUR (index 1er janvier 2004);
  - aux hôpitaux psychiatriques de 100 à 249 lits, il est accordé un forfait de 13.970,33 EUR (index 1er janvier 2004);
  - aux hôpitaux psychiatriques de 250 lits et plus, il est accordé un forfait de 17.657,67 EUR (index 1er janvier 2004);) <AR 2004-03-16/37, art. 8, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  - aux services Sp isolés de moins de 100 lits, il est accordé un forfait de 4.214,19 EUR;
  - aux services Sp isolés de 100 à 400 lits, il est accordé un forfait de 8.428,38 EUR;
  - aux services Sp isolés de plus de 400 lits, il est accordé un forfait de 10.535,47 EUR;
  (Pour l'hôpital psychiatrique qui garantit le droit de plainte du patient par le biais de la fonction de médiation de l'association comme plate-forme de concertation, au sens de l'arrêté royal du 10 juillet 1990 fixant les normes d'agrément applicable aux associations d'institutions et de services psychiatriques, une convention entre l'hôpital et l'association doit régler les conditions, la hauteur et les modalités de la transmission du financement. Cette convention doit être transmise à la Direction générale Organisation des établissements de soins, Service comptabilité et gestion des hôpitaux.) <AR 2004-03-16/37, art. 8, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  Pour apprécier le nombre de lits les règles suivantes sont d'application :
  - pour les hôpitaux aigus disposant aussi d'un service Sp, seuls les lits aigus sont pris en considération;
  - pour les services Sp isolés, qui disposent aussi de lits G et de lits Sp palliatifs, le nombre de lits de ces deux services sont additionnés aux lits Sp.
  [1 Dernier alinéa abrogé.]1
  [2 Le forfait est calculé, du 1er janvier au 30 juin 2017, en entendant par lit, les lits justifiés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 et les lits agréés tels qu'utilisés dans le budget des moyens financiers notifié au 1er juillet 2016 pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2.
   A partir du 1er juillet 2017, le calcul du forfait est réalisé en entendant par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés est celui utilisé lors de la fixation du budget des moyens financiers de l'exercice considéré et [4 le nombre de lits agréés est celui connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au 1er janvier de l'année considérée]4.]2

  
Art. 74quater. <INGEVOEGD bij KB 2006-05-12/30, art. 15; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 76quater> Voor ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1°, wordt een budget toegekend hetwelk het verschil vertegenwoordigt inzake basispunten betreffende het verpleegkundig personeel dat verbonden is aan de universitaire bedden buiten de campus die in aanmerking wordt genomen voor de toekenning van de 60 %, zoals bedoeld in alinea 2, punt 2, van (artikel 77, § 1). <KB 2006-05-12/30, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
Art. 74quater. Pour les hôpitaux visés à l'article 7, 2°, g), 1°, il est accordé un budget représentant la différence en points de base concernant le personnel infirmier lié aux lits universitaires situés en dehors du site pris en considération pour l'attribution des 60 %, comme mentionné à l'alinéa 2, point 2, de (l'article 77, § 1er). <AR 2006-05-12/30, art. 24, 015; En vigueur : 01-01-2006>
Art. 74quinquies. [1 De ziekenhuizen die erkend zijn overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 juni 2008 houdende vaststelling van de normen waaraan de afdeling " expertisecentrum voor comapatiënten " moet voldoen om te worden erkend, worden als volgt gefinancierd :
   - 9.047,30 euro (index 01/07/2010) per bed dat door comapatiënten wordt ingenomen om de bijkomende personeelslasten te dekken bepaald in voormeld koninklijk besluit van 4 juni 2008,
   - 2.715,59 euro (index 01/07/2010) per bed dat door comapatiënten wordt ingenomen om de externe liaisonfunctie te dekken.]1

  
Art. 74quinquies. [1 Les hôpitaux, agréés selon les dispositions de l'arrêté royal du 4 juin 2008 fixant les normes auxquelles la section "centre d'expertise pour les patients comateux" doit répondre pour être agréée, sont financés comme suit :
   - 9.047,30 euros (index 01/07/2010) par lit occupé par des patients comateux, afin de couvrir les charges de personnel supplémentaire défini dans l'arrêté royal du 4 juin 2008 précité,
   - 2.715,59 euros (index 01/07/2010) par lit occupé par des patients comateux, afin de couvrir la fonction de liaison externe.]1

  
Art. 74sexies. [1 Teneinde de kosten ten laste te nemen waardoor de coördinatie van het zorgtraject kan worden gewaarborgd en de psychologische begeleiding van de zwaar verbrande patiënten kan worden ondersteund, wordt het onderdeel B4 van de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden verhoogd met een bedrag van 48.000 euro (index 1 juli 2005) dat overeenstemt met de bezetting van 0,5 VTE A1 coördinator en 0,5 VTE psycholoog.]1
  
Art. 74sexies. [1 En vue de prendre en charge les coûts permettant d'assurer la coordination du trajet de soins et de soutenir l'encadrement psychologique des patients grands brûlés, la sous-partie B4 des unités de traitement de grands brûlés est augmentée d'un montant de 48.000 euros (index 1er juillet 2005) correspondant à l'occupation de 0,5 ETP A1 coordinateur et de 0,5 ETP psychologue.]1
  
Art. 74septies. [1 In geval van toepassing van artikel 101 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wordt het budget B4 verhoogd met een bedrag dat wordt bepaald volgens de regels en voorwaarden die worden vastgesteld door Ons.]1
  
Art. 74septies. [1 En cas d'application de l'article 101 de la loi relative aux hôpitaux et à d'autres établissements de soins, coordonnée le 10 juillet 2008, le budget B4 est augmenté d'un montant déterminé selon les modalités et conditions fixées par Nous.]1
  
Art. 74octies. [2 § 1.]2[1 Vanaf 1 januari 2007 wordt, op basis van artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende de algemene uitvoeringsbepalingen van de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in de social profitsector voortspruitend uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, een jaarlijkse financiering van maximum 35.000 euro per VTE opgenomen in onderdeel B4 van de ziekenhuizen die laaggeschoolde jongeren aanwerven voor de globale projecten 'Veiligheid in de ziekenhuizen', 'Problematiek van de geïnterneerde gedetineerden' en 'Kinderverzorgsters in de pediatrische diensten', bedoeld in artikel 1, 1° tot 3° van het ministerieel besluit van 31 mei 2007 tot uitvoering van artikel 82 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en tot vaststelling van de globale projecten in de sectoren die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen.
   Een herziening van het aan elk ziekenhuis toegekend budget is voorzien voor de jaren 2007 tot 2010, naar rata van de reële bezetting van de tijdens die jaren indienstgenomen VTE's.]1

  [2 § 2. Vanaf 1 januari 2014 blijft het aan elk ziekenhuis toegekende budget als provisie voor het jaar 2010 behouden.]2
  
Art. 74octies. [2 § 1.]2[1 A partir du 1er janvier 2007, sur base de l'article 2 de l'arrêté royal du 27 avril 2007 portant des dispositions générales d'exécution des mesures en faveur de l'emploi des jeunes dans le secteur non marchand résultant de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations, un financement annuel de maximum 35.000 euros par ETP est intégré dans la sous-partie B4 des hôpitaux recrutant des jeunes peu qualifiés dans les projets globaux 'Sécurité dans les hôpitaux', 'Problématique des internés détenus' et 'Puéricultrices dans les services pédiatriques', visés dans l'article 1er, 1° à 3° de l'arrêté ministériel du 31 mai 2007 exécutant l'article 82 de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte de solidarité entre les générations et déterminant les projets globaux dans les secteurs relevant de la compétence de l'autorité fédérale.
   Une révision du budget alloué à chaque hôpital est prévue, pour les années 2007 à 2010, au prorata de l'occupation réelle des ETP embauchés durant ces années.]1

  [2 § 2. A partir du 1er janvier 2014, le budget alloué en provision pour l'année 2010 à chaque hôpital, est maintenu.]2
  
Art. 74nonies. [1 Een budget van 85.855,44 euro (index 1 januari 2011) wordt toegekend aan de ziekenhuizen die erkend zijn voor een gespecialiseerd oncologisch zorgprogramma voor borstkanker, in de zin van het koninklijk besluit van 26 april 2007 houdende vaststelling van de normen waaraan het gespecialiseerd oncologisch zorgprogramma voor borstkanker moet voldoen om te worden erkend.]1
  
Art. 74nonies. [1 Un budget de 85.855,44 euros (index 1er janvier 2011) est octroyé aux hôpitaux agréés pour un programme de soins oncologiques spécialisé pour le cancer du sein, au sens de l'arrêté royal du 26 avril 2007 fixant les normes auxquelles un programme de soins oncologiques spécialisé pour le cancer du sein doit satisfaire pour être agréé. ]1
  
Art. 74decies. [1 Vanaf 1 juli 2021 wordt een budget van 1.140.400 euro (index 1 juli 2021) verdeeld onder de ziekenhuizen die erkend zijn voor de functie `zeldzame ziekten', in de zin van het koninklijk besluit van 25 april 2014 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie `zeldzame ziekten' moet voldoen om te worden erkend en erkend te blijven.
   De verdeling van het beschikbare budget komt tot stand volgens de hieronder hernomen bedragen voor elk betrokken ziekenhuis:
   - UZ Brussel : 116.108,64 euro;
   - CHU Liège : 138.373,20 euro;
   - ULB Erasme Bruxelles : 138.373,20 euro;
   - CU Saint-Luc Bruxelles : 133.795,44 euro;
   - UZ Antwerpen : 137.957,04 euro;
   - UZ Gent : 160.013,52 euro;
   - UZ Leuven : 215.778,96 euro;
   - Grand Hôpital Charleroi : 100.000 euro ]1

  
Art. 74decies. [1 A partir du 1er juillet 2021, un budget de 1.140.400 euros (index 1er juillet 2021) est réparti entre les hôpitaux agréés pour une fonction `maladies rares', au sens de l'arrêté royal du 25 avril 2014 fixant les normes auxquelles une fonction `maladies rares' doit répondre pour être agréée et le rester.
   La répartition du budget disponible s'effectue selon les montants repris ci-dessous pour chaque hôpital concerné :
   - UZ Brussel : 116.108,64 euros ;
   - CHU Liège : 138.373,20 euros ;
   - ULB Erasme Bruxelles : 138.373,20 euros ;
   - CU Saint-Luc Bruxelles : 133.795,44 euros ;
   - UZ Antwerpen : 137.957,04 euros ;
   - UZ Gent : 160.013,52 euros ;
   - UZ Leuven : 215.778,96 euros ;
   - Grand Hôpital Charleroi : 100.000 euros. ]1

  
Art. 74undecies. [1 § 1. In het kader van de strijd tegen de epidemie ten gevolge van het coronavirus COVID-19, wordt er aan elke werknemer van de algemene ziekenhuizen en psychiatrische ziekenhuizen een uitzonderlijke aanmoedigingspremie toegekend. Deze premie wordt slechts eenmaal per werknemer betaald.
   De premie moet vóór 31 december 2020 worden betaald aan elke werknemer die op de payroll van het ziekenhuis staat, met inbegrip van studenten en artsen, met uitzondering van de artsen-specialisten in opleiding die onder een ander kanaal vallen, alsook aan elk interim personeelslid en aan personeel dat door een provinciale of plaatselijke overheidsdienst of door een andere entiteit aan een ziekenhuis ter beschikking gesteld is.
   De bovengenoemde werknemers moeten opgenomen zijn in een kostenplaats tussen 020 en 899.
   De premie wordt vastgesteld op 985 euro bruto per voltijdsequivalent dat in de periode van 1 september 2020 tot en met 30 november 2020 wordt betaald en wordt pro rata de betaalde arbeidstijd toegekend.
   Voor de berekening van de arbeidstijd wordt rekening gehouden met de gedurende bovengenoemde periode betaalde arbeidstijd, met dien verstande dat perioden van tijdelijke werkloosheid en perioden van afwezigheid van meer dan 30 kalenderdagen niet in aanmerking worden genomen.
   § 2. De ziekenhuizen worden voorlopig gefinancierd met het bedrag X, dat als volgt wordt berekend:
   X = A * [B *(1+C)]
   waarbij:
   A = het bovengenoemde aantal VTE's zoals aangegeven in de Finhosta-gegevensinzameling voor het jaar 2018, of 2017 als de Finhosta 2018-gegevens niet beschikbaar zijn. Het aantal VTE's dat per ziekenhuis wordt weerhouden, staat in de bijlage 23 van dit besluit.
   B = 985 euro;
   C = werkgeversbijdrage die is vastgesteld op 36 % voor het contractueel, interim personeel en personeel dat door een provinciale of plaatselijke overheidsdienst of door een andere entiteit aan een ziekenhuis ter beschikking gesteld is en 41,5% voor het statutair personeel.
   § 3. Het krachtens paragraaf 2 provisionele toegekende budget wordt bij de herziening van het boekjaar 2020 herzien op basis van het statuut en het werkelijke aantal VTE's dat in een kostenplaats tussen 020 en 899 is opgenomen en tussen 1 september tot en met 30 november 2020 is betaald.
   De bepaling van de werkelijke prestaties tijdens de referentieperiode, die het mogelijk maakt om de waarde van het VTE te bepalen, wordt vastgesteld en gevalideerd door de ziekenhuisbeheerder en het lokale sociale overlegorgaan en zal worden, met het statuut van de werknemer, doorgegeven aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, binnen de termijn en volgens de modaliteiten die per omzendbrief van het Directoraat-generaal Gezondheidszorg zullen worden vastgelegd.]1

  
Art. 74undecies. [1 § 1er. Dans le cadre de la lutte contre l'épidémie de coronavirus COVID-19, il est octroyé à chaque travailleur des hôpitaux généraux et des hôpitaux psychiatriques une prime exceptionnelle d'encouragement. Cette prime est payée une seule fois par travailleur.
   La prime doit être versée, avant le 31 décembre 2020, à chaque travailleur repris sur le payroll de l'hôpital, y compris les étudiants et les médecins, sauf les médecins spécialistes en formation couverts par un autre canal, ainsi qu'à chaque membre du personnel intérimaire et du personnel mis à disposition d'un hôpital par une administration provinciale ou locale ou par une autre entité.
   Les travailleurs susmentionnés doivent être repris dans un centre de frais compris entre 020 et 899.
   La prime est fixée à 985 euros bruts par équivalent temps plein payé pendant la période du 1er septembre 2020 au 30 novembre 2020 et est octroyée au prorata du temps de travail payé.
   Pour le calcul du temps de travail, il est tenu compte du temps de travail payé pendant la période susmentionnée, étant entendu que les périodes de chômage temporaire et les périodes d'absence de plus de 30 jours calendrier ne sont pas prises en considération.
   § 2. Les hôpitaux sont financés de manière provisionnelle du montant X, calculé de la manière suivante :
   X = A * [B *(1+C)]
   où :
   A= le nombre d'ETP susmentionné tel que renseigné dans la collecte Finhosta de l'année 2018, ou de 2017 si les données Finhosta 2018 ne sont pas disponibles. Le nombre d'ETP retenu par hôpital est fixé en annexe 23 du présent arrêté.
   B = 985 euros;
   C = taux de charges patronales fixé à 36 % pour le personnel contractuel, intérimaire et mis à disposition d'un hôpital par une administration provinciale ou locale ou par une autre entité et à 41,5 % pour le personnel statutaire.
   § 3. Le budget provisionnel octroyé en vertu du paragraphe 2 est revu lors de la révision de l'exercice 2020 sur base du statut et du nombre réel d'ETP visés ci-dessus, repris dans un centre de frais compris entre 020 et 899, payés entre le 1er septembre et le 30 novembre 2020.
   La détermination des prestations effectives durant la période de référence, permettant de définir la valeur de l'ETP, est fixée et validée par le gestionnaire de l'hôpital et l'organe de concertation sociale local et sera transmise, avec le statut du travailleur, au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, dans le délai et selon les modalités qui seront fixés par circulaire de la Direction générale des soins de santé.]1

  
Art. 74duodecies. [1 § 1. Op 1 januari 2023 wordt ter compensatie van de stijging van de energiekosten voor het eerste semester van 2023 een eenmalig provisioneel budget van 72 miljoen voor de algemene ziekenhuizen en van 8 miljoen voor de psychiatrische ziekenhuizen als volgt verdeeld.
   Elke enveloppe wordt onder de betrokken ziekenhuizen verdeeld volgens hun aantal erkende bedden op 1 juli 2022.
   De provisionele toegekende financiering wordt definitief en volledig behouden indien:
   - het ziekenhuis werkelijk hogere energiekosten had voor het jaar 2023 dan voor het jaar 2021. De energiekosten worden gedefinieerd als de kosten van de rekeningen 6040 en 6041 van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, zoals vermeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen;
   - en dat deze stijging van de energiekosten groter is dan of gelijk is aan de provisioneel toegekende financiering.
   Indien de bovengenoemde energiekosten voor het jaar 2023 hoger zijn dan die voor het jaar 2021 en deze stijging van de energiekosten lager is dan de provisioneel toegekende financiering, wordt het verschil teruggevorderd.
   Indien de bovengenoemde energiekosten voor het jaar 2023 lager of gelijk zijn dan die voor het jaar 2021, zal de provisionele toegekende financiering volledig worden teruggevorderd.
   De terugvordering wordt uitgevoerd bij de herziening van het boekjaar 2023.
   § 2. De betaling van het provisionele budget aan de ziekenhuizen gebeurt volgens de modaliteiten die zijn vastgelegd in het koninklijk besluit van 25 juni 2023 tot vaststelling van de regels betreffende de betaling van de positieve inhaalbedragen van de ziekenhuizen.]1

  
Art. 74duodecies. [1 § 1er. Au 1er janvier 2023, pour compenser la hausse des coûts de l'énergie pour le premier semestre 2023, un budget provisionnel unique de 72 millions pour les hôpitaux généraux et de 8 millions pour les hôpitaux psychiatriques est distribué selon les modalités qui suivent.
   Chaque enveloppe est répartie entre les hôpitaux concernés selon leur nombre de lits agréés au 1er juillet 2022.
   Le financement provisionnel octroyé est définitivement et entièrement maintenu si :
   - l'hôpital a effectivement eu pour l'année 2023 des charges d'énergie plus élevées que celles de l'année 2021. Les charges d'énergie sont définies comme les charges reprises dans les comptes 6040 et 6041 du plan comptable minimum normalisé des hôpitaux, tels que repris dans l'annexe 1re de l'arrêté royal du 14 août 1987 relatif au plan comptable minimum normalisé des hôpitaux ;
   - et que cette augmentation des charges d'énergie est supérieure ou égale au financement provisionnel octroyé.
   Dans le cas où les charges d'énergie susmentionnées pour l'année 2023 sont plus élevées que celles de l'année 2021 et que cette augmentation des charges d'énergie est inférieure au financement provisionnel octroyé, la différence est récupérée.
   Dans le cas où les charges d'énergie susmentionnées pour l'année 2023 sont moins élevées ou égales que celles de l'année 2021, le financement provisionnel octroyé est entièrement récupéré.
   La récupération est effectuée lors de la révision de l'exercice 2023.
   § 2. La liquidation du budget provisionnel aux hôpitaux s'effectue selon les modalités définies dans l'arrêté royal du 25 juin 2023 fixant les modalités de paiement des montants de rattrapages positifs des hôpitaux.]1

  
Art. 74terdecies. [1 § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
   1° "Hub ziekenhuis": een ziekenhuis, opgelijst in de tabel gepubliceerd in bijlage van dit besluit, dat op basis van de criteria van de interfederale Task force "vaccin COVID-19" werd aangeduid door de gefedereerde entiteiten voor de stockage en verdeling van COVID-19-vaccins.
   2° "Vaccinatiepunt": een locatie waar de mogelijkheid om zich te laten vaccineren tegen het COVID-19 virus op grote schaal wordt aangeboden zoals een ziekenhuis, een woonzorgcentrum, een centrum voor dagverzorging of een COVID-19 vaccinatiecentrum.
   3° "Basis COVID-19 vaccinatie": de vaccinatie met een dosis van een COVID-19 vaccin dat goedgekeurd werd door het Europees Geneesmiddelenagentschap deel uitmakend van de volledige vaccinatie, beperkt tot 2 dosissen per persoon, behalve voor het COVID-19 Johnson & Johnson vaccin waarvan de basisvaccinatie beperkt is tot 1 dosis. De basisvaccinatie omvat niet de herhalingsinentingen (`boosters').
   § 2. Voor de COVID-19 vaccinatie van personen in het ziekenhuis tussen 28 december 2020 en 30 november 2021 wordt een bedrag aan het ziekenhuis toegekend van 4,83 euro per vaccin-dosis toegediend in het ziekenhuis en deel uitmakend van de basis COVID-19 vaccinatie, waarvan het aantal wordt aangetoond door de informatie geregistreerd in het gemeenschappelijk informatiesysteem Vaccinnet, zoals bedoeld in de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19, en overgemaakt door Sciensano aan de FOD Volksgezondheid Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (VVVL).
   De financiering krachtens dit besluit voor de gevaccineerde personen in het ziekenhuis wordt toegekend op voorwaarde dat er geen sprake is van een cumul met financiering bestemd voor vaccinatiecentra, die het ziekenhuis desgevallend ontvangt vanwege het RIZIV, de Gemeenschappen of Gewesten voor diezelfde vaccin-toediening indien het ziekenhuis werd aangewezen als vaccinatiecentrum.
   § 3. Aan ieder hub ziekenhuis wordt een forfaitaire tegemoetkoming toegekend samengesteld uit volgende componenten:
   1° Een éénmalig bedrag van 1.000 euro voor de opstartkosten verbonden aan de voorbereidende werkzaamheden die nodig zijn om de functie als hub ziekenhuis te kunnen opnemen;
   2° Een éénmalig bedrag van 500 euro per farmaceutische firma waarvan COVID-19 vaccins tussen 28 december 2020 en 30 november 2021 in bewaring werden genomen door het hub ziekenhuis in kwestie, voor de administratieve kost gekoppeld aan de aanpassing van de algemene procedures en de interne werkwijze aan elk nieuw te behandelen vaccin;
   3° Een bedrag van 100 euro per maand voor iedere maand tussen 28 december 2020 tot en met 30 november 2021 dat het hub ziekenhuis COVID-19 vaccins in bewaring heeft genomen. Dit aantal wordt berekend vertrekkende van de eerste maand dat het hub ziekenhuis zelf beleverd werd tot en met de laatste maand in de genoemde periode dat het hub ziekenhuis vaccinleveringen verzond naar vaccinatiepunten;
   4° Een bedrag van 110 euro per levering aan het hub ziekenhuis tussen 28 december 2020 tot en met 30 november 2021 ingevolge een bestelling bij een farmaceutische firma waarbij het hub ziekenhuis in kwestie een welbepaald aantal COVID-19 vaccins krijgt toegewezen of ingevolge een transfert vanuit een ander hub ziekenhuis gedurende dezelfde periode, ter dekking van de kosten verbonden aan het ontvangen van deze vaccins voor stockagedoeleinden, waaronder kosten voor de administratieve afwerking, de ontvangst van de goederen en de retour van boxen;
   5° Een bedrag per dag van 60 euro per vaccinatiepunt dat die dag beleverd werd vanuit de stock van het hub ziekenhuis in de periode tussen 28 december 2020 tot en met 30 november 2021, ter dekking van de kosten ten laste van het hub ziekenhuis van de ontdooiing van de vaccins, de fractionering ervan per vaccinatiepunt, de administratie gerelateerd aan de zending en de communicatie met het vaccinatiepunt.
   De forfaitaire bedragen per parameter die werden gedefinieerd voor de tegemoetkomingen bedoeld in het eerste lid zullen per ziekenhuis worden berekend op basis van de informatie inzake de vaccin-transporten die in het kader van de vaccinatiecampagnes geregistreerd werd bij de federale overheid en de gefedereerde entiteiten.]1

  
Art. 74terdecies. [1 § 1er. Pour l'application du présent article, on entend par :
   1° " Hôpital hub " : un hôpital, renseigné dans le tableau publié en annexe du présent arrêté, qui a été désigné par les entités fédérées pour le stockage et la distribution des vaccins COVID-19 sur la base des critères de la Task force interfédérale " vaccin COVID-19 ".
   2° " Point de vaccination " : lieu où la possibilité de se faire vacciner contre le virus COVID-19 est offerte à grande échelle, comme un hôpital, une maison de repos et de soins, un centre de soins de jour ou un centre de vaccination COVID-19.
   3° " Vaccination de base COVID-19 " : la vaccination avec une dose d'un vaccin COVID-19 approuvé par l'Agence européenne des médicaments dans le cadre de la vaccination complète, limitée à 2 doses par personne, à l'exception du vaccin COVID-19 Johnson & Johnson dont la vaccination de base est limitée à 1 dose. La vaccination de base ne comprend pas les doses de rappel (`boosters').
   § 2. Pour la vaccination COVID-19 des personnes dans l'hôpital entre le 28 décembre 2020 et le 30 novembre 2021, est accordé à l'hôpital un montant de 4,83 euros par dose de vaccin administrée dans l'hôpital et faisant partie de la vaccination de base COVID-19, dont le nombre est démontré par les informations enregistrées dans le système d'information commun Vaccinnet, tel que visé dans la loi du 2 avril 2021 portant assentiment à l'accord de coopération du 12 mars 2021 entre l'Etat fédéral, la Communauté flamande, la Communauté française, la Communauté germanophone, la Commission communautaire commune, la Région wallonne et la Commission communautaire française concernant le traitement de données relatives aux vaccinations contre la COVID-19, et transmises par Sciensano au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement (SPSCAE).
   Le financement au titre du présent arrêté pour les personnes vaccinées dans l'hôpital est accordé à condition qu'il n'y ait pas de cumul avec le financement destiné aux centres de vaccination, que l'hôpital reçoit, le cas échéant, de l'INAMI, des Communautés ou des Régions, pour la même vaccination pour la même administration de vaccins si l'hôpital a été désigné comme centre de vaccination.
   § 3. A chaque hôpital hub est allouée une intervention forfaitaire composée des éléments suivants :
   1° Un montant unique de 1.000 euros pour les frais de démarrage liés aux travaux préparatoires nécessaires pour pouvoir assumer la fonction d'hôpital hub ;
   2° Un montant unique de 500 euros par firme pharmaceutique dont les vaccins COVID-19 ont été conservés entre le 28 décembre 2020 et le 30 novembre 2021 par l'hôpital hub concerné, pour couvrir les coûts administratifs liés à l'adaptation des procédures générales et de la méthode de travail interne à chaque nouveau vaccin pris en charge ;
   3° Un montant de 100 euros par mois pour chaque mois entre le 28 décembre 2020 et le 30 novembre 2021 inclus où l'hôpital hub a conservé des vaccins COVID-19. Ce nombre est calculé à partir du premier mois où l'hôpital hub a lui-même été approvisionné jusqu'au dernier mois inclus de ladite période où l'hôpital hub a envoyé des livraisons de vaccins aux points de vaccination ;
   4° Un montant de 110 euros par livraison à l'hôpital hub entre le 28 décembre 2020 et le 30 novembre 2021 inclus à la suite d'une commande passée auprès d'une firme pharmaceutique où l'hôpital hub concerné se voit attribuer un nombre déterminé de vaccins COVID-19 ou à la suite d'un transfert d'un autre hôpital hub au cours de ladite période, pour couvrir les frais liés à la réception de ces vaccins à des fins de stockage, y compris les coûts de traitement administratif, de réception des marchandises et de retour des boîtes ;
   5° Un montant par jour de 60 euros par point de vaccination approvisionné ce jour-là depuis le stock de l'hôpital hub au cours de la période entre le 28 décembre 2020 et le 30 novembre 2021 inclus, afin de couvrir les coûts supportés par l'hôpital hub pour la décongélation des vaccins, leur fractionnement par point de vaccination, l'administration liée à leur envoi et la communication avec le point de vaccination.
   Les montants forfaitaires par paramètre définis pour les interventions mentionnées à l'alinéa 1er seront calculés par hôpital sur la base des informations relatives aux transferts de vaccins enregistrées dans le cadre des campagnes de vaccination auprès de l'autorité fédérale et des entités fédérées.]1

  
Onderafdeling 10. - Onderdeel B5 van het budget. (NOTA : daar art. 77 art. 75 is geworden bij KB 2006-05-12/30, art. 19, werd het onderhavig opschrift, dat aan art. 77 onmiddellijk voorafging, vóór art. 75 geplaatst.)
Sous-section 10. - Sous-partie B5 du budget. (NOTE de Justel : antérieurement, cet intitulé précédait immédiatement l'art. 77. Cet article 77 étant devenu 75 par AR 2006-05-12/30, art. 19, on a mis l'intitulé juste avant l'art. 75.)
Art. 75. <KB 2006-05-12/30, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 77> § 1. [5 Onderdeel B5 van het budget van de acute ziekenhuizen wordt vastgesteld overeenkomstig de hiernavermelde regels :
   a) 15 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de omzet van de voor elk ziekenhuis terugbetaalde farmaceutische specialiteiten en generische geneesmiddelen, met uitzondering van de bloedproducten toegediend aan de gehospitaliseerde patiënten, van elk ziekenhuis gedurende het laatst gekende dienstjaar;
   b) 29 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis.
   Voor de toekenning van het aantal punten worden de volgende berekeningen uitgevoerd :
   1° Het aantal op 1 juli van het voorafgaande dienstjaar verantwoorde bedden, verhoogd met de erkende NIC-, K- en A- bedden, wordt gewogen. Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33 wordt het aantal erkende bedden op 1 januari voorafgaand aan het financieringsjaar in aanmerking genomen. Daarbij wordt aan elk type bed de volgende coëfficiënt toegekend :
Art. 75. <AR 2006-05-12/30, art. 19, 015; En vigueur : 01-01-2006; reprend le contenu de l'art. 77> § 1er. [5 La sous-partie B5 du budget des hôpitaux aigus est fixée selon les règles ci-après :
   a) 15 % du budget disponible sont répartis entre les hôpitaux sur base du chiffre d'affaires de chaque hôpital pour les spécialités pharmaceutiques et les médicaments génériques, à l'exclusion des produits sanguins délivrés aux patients hospitalisés de chaque hôpital pendant le dernier exercice connu;
   b) 29 % du budget disponible sont répartis entre les hôpitaux sur base du nombre de points attribués à chaque hôpital.
   Pour l'attribution du nombre de points, les calculs suivants sont effectués :
   1° Le nombre de lits justifiés au 1er juillet de l'exercice précédent, augmenté des lits agréés NIC, A et K, est pondéré. Pour les hôpitaux visés à l'article 33, il est retenu le nombre de lits agréés au 1er janvier précédent l'exercice de financement. A cette fin, il est attribué par type de lit le coefficient suivant :
(11) DienstCoëfficiënt
A1
A11
A21
B0,5
C1
D1
E2
G1
H0,5
K1
K (j) (d)0,5
K (n) (n)0,5
L1
M0,5
MIC1
NIC3
Sp0,5
T0,3
T (j) (d)0,3
T (n) (n)0,3
C-, D- en E-bedden intensieve zorgen3
(11) DienstCoëfficiëntA1A11A21B0,5C1D1E2G1H0,5K1K (j) (d)0,5K (n) (n)0,5L1M0,5MIC1NIC3Sp0,5T0,3T (j) (d)0,3T (n) (n)0,3C-, D- en E-bedden intensieve zorgen3
(11) ServiceCoefficient
A1
A11
A21
B0,5
C1
D1
E2
G1
H0,5
K1
K (j) (d)0,5
K (n) (n)0,5
L1
M0,5
MIC1
NIC3
Sp0,5
T0,3
T (j) (d)0,3
T (n) (n)0,3
Lits de soins intensifs C, D et E3
(11) ServiceCoefficientA1A11A21B0,5C1D1E2G1H0,5K1K (j) (d)0,5K (n) (n)0,5L1M0,5MIC1NIC3Sp0,5T0,3T (j) (d)0,3T (n) (n)0,3Lits de soins intensifs C, D et E3
  Het aantal bedden intensieve zorg wordt vastgesteld op basis van de punten, berekend op 1 juli van het voorafgaande dienstjaar, per bed dat wordt toegekend op basis van de derde berekening zoals opgegeven in artikel 46, § 2, 2°, c.3), vermenigvuldigd met het aantal C-, D- en E-bedden en gedeeld door 4. Indien het ziekenhuis over een erkende functie intensieve zorg beschikt, bedraagt het minimum aantal bedden 6. Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33 is het aantal in aanmerking genomen bedden intensieve zorg gelijk aan 2 % van hun aantal erkende C-, D- en E-bedden met een minimum van 6 bedden indien ze over een erkende functie " intensieve zorg " beschikken.
   2° Tot 150 gewogen bedden wordt 0,40 punten per schijf van 25 gewogen bedden toegekend. Wanneer er meer dan 150 gewogen bedden zijn, wordt 0,26 punten per schijf van 10 gewogen bedden toegekend;
   c) 3 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis teneinde rekening te houden met de overeenkomstig de erkenningsnormen op te richten farmaceutische structuur. Voor de toekenning van het aantal punten wordt rekening gehouden met de grootte van het ziekenhuis, namelijk :
   - ziekenhuizen met minder dan 450 gewogen bedden : 0 punt;
   - ziekenhuizen met 450 tot 649 gewogen bedden : 2 punten;
   - ziekenhuizen met 650 tot 849 gewogen bedden : 3 punten;
   - ziekenhuizen met 850 tot 1.049 gewogen bedden : 4 punten;
   - ziekenhuizen met 1.050 tot 1.249 gewogen bedden : 5 punten;
   - ziekenhuizen met 1.250 en meer gewogen bedden : 6 punten;
   d) 19 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de in elk ziekenhuis vastgestelde uitgaven, tijdens het laatst gekende dienstjaar, wat betreft de courante producten, de steriele producten, de producten voor magistrale bereidingen, hechtingsproducten en synthesemateriaal. Deze uitgaven worden in het aan de ziekenhuizen opgelegde algemeen rekeningenstelsel opgenomen respectievelijk onder de nummers 6002, 6003, 6004, 6007 en 6013.
   Van de vastgestelde uitgaven wordt de tegemoetkoming afgetrokken van de ziekte- en invaliditeitsverzekering bepaald in bijlage 10 van dit besluit;
   e) 34 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van een aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis op de volgende manier :
   Voor de hiernavermelde verstrekkingen betreffende het laatst gekende diensjaar worden de volgende punten toegekend :
   - zware heelkunde : 0,25 punten per volledige schijf van 100 verstrekkingen
   - reanimatie : 0,25 punten per volledige schijf van 250 verstrekkingen
   - interventionele radiologie : 0,25 punten per volledige schijf van 750 verstrekkingen
   - zeer zware heelkunde : 0,25 punten per volledige schijf van 50 verstrekkingen.
   Desgevallend kunnen, indien het ziekenhuis geen enkel punt krijgt voor de zware en zeer zware heelkunde, de verstrekkingen van deze twee categorieën worden opgeteld teneinde punten voor de zware heelkunde te bekomen.
   De voorvermelde verstrekkingen worden verduidelijkt in bijlage 11 van dit besluit;
   f) De budgetten die voor elk ziekenhuis op basis van punten a), tot e), worden bepaald, worden samengeteld en het totaal vormt het theoretische budget B5.
   De overgang van het op 31 december 1996 vastgestelde budget naar het theoretische budget gebeurt geleidelijk.
   De correctie voor het dienstjaar dat aanvangt op 1 juli 2002 wordt vastgesteld op 50 % van het verschil tussen het budget dat vastgesteld is op 31 december 1996 en het theoretisch budget. De correctie zal op 100 % gebracht worden over een periode van drie jaren.
   Het budget dat voor ieder ziekenhuis wordt vastgesteld na correctie mag niet lager zijn dan 94.697,64 euro voor de private ziekenhuizen en 93.965,78 euro voor de openbare ziekenhuizen (index op 1 januari 2002).
   Het geheel van de aldus vastgestelde budgetten mag het nationaal beschikbare budget niet overschrijden;
   g) De berekeningen waarvan sprake in punten a) tot en met e) gebeuren de volgende maal op 1 juli 2005 en vervolgens om de twee jaar.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2007. De berekeningen waarvan sprake in punten a) tot en met e) hierna zullen de volgende keer plaatsvinden op 1 juli 2008 en vervolgens om de twee jaar.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2008. De berekeningen waarvan sprake in bovenstaande punten a) tot e) gebeuren voor het eerst op 1 juli 2009 en vervolgens om de 2 jaar.
   In afwijking van het vorige lid is eer geen herberekening op 1 juli 2009.
   In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening op 1 juli 2011.]5
  [6 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2013.]6
  [7 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014.]7
  [11 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening op 1 juli 2015.]11
  [12 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening tot een datum vast te leggen door de Koning.]12
   § 2. [5 Onderdeel B5 van de diensten en bedden erkend onder kenletter Sp wordt bepaald op basis van de hiernavermelde regels :
   a) per erkend en bestaand bed wordt een bedrag toegekend van 661,11 euro (index 1 januari 2002);
   b) wanneer het een geïsoleerde Sp-dienst betreft, mag het voor het geheel van de bedden van de dienst toegekende bedrag niet minder dan 37.320,50 euro (index 1 januari 2002) bedragen voor de ziekenhuizen met 75 bedden en meer, en niet minder dan 18.660,25 euro (index 1 januari 2002) bedragen voor de ziekenhuizen met minder dan 75 bedden;
   c) onverminderd de bepalingen van punt b), mag het totaal van de toegekende budgetten het nationaal beschikbare budget niet overschrijden.
   De berekeningen waarvan sprake in punten a) tot en met c) hierna zullen de volgende keer plaatsvinden op 1 juli 2008 en vervolgens om de twee jaar.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2008. De berekeningen waarvan sprake in bovenstaande punten a) tot e) gebeuren voor het eerst op 1 juli 2009 en vervolgens om de 2 jaar.
   In afwijking van het vorige lid is eer geen herberekening op 1 juli 2009.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2011.]5

  [6 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2013.]6
  [7 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014.]7
  [11 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening op 1 juli 2015.]11
  [12 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening tot een datum vast te leggen door de Koning.]12
   § 3. [5 Onderdeel B5 van de psychiatrische ziekenhuizen wordt bepaald op basis van de hiernavermelde regels :
   a) het aantal bestaande en erkende bedden wordt gewogen.
   Daarbij dient er verwezen te worden naar de in § 1, b), 1° opgenomen tabel;
   b) de waarde van onderdeel B5 wordt daarna als volgt vastgesteld (index 1 januari 2002) :
   - voor de ziekenhuizen met minder dan 75 gewogen bedden : 21.592,58 euro;
   - voor de ziekenhuizen met 75 tot 119 gewogen bedden : 57.446,92 euro;
   - voor de ziekenhuizen met 120 tot 149 gewogen bedden : 86.170,38 euro;
   - voor de ziekenhuizen met 150 tot 179 gewogen bedden : 114.893,83 euro;
   - voor de ziekenhuizen met 180 en meer gewogen bedden : 150.881,46 euro.
   Het totaal van de toegekende budgetten mag het nationale beschikbare budget niet overschrijden.
   De berekeningen waarvan sprake hierna zullen de volgende keer plaatsvinden op 1 juli 2008 en vervolgens om de twee jaar.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2008. De berekeningen waarvan sprake in bovenstaande punten a) tot e) gebeuren voor het eerst op 1 juli 2009 en vervolgens om de 2 jaar.
   In afwijking van het vorige lid is eer geen herberekening op 1 juli 2009.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2011.]5

  [6 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2013.]6
  [10 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014.]10
  [11 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening op 1 juli 2015.]11
  [12 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening tot een datum vast te leggen door de Koning.]12
  § 4. [2 Om het voordeel van de financiering toegekend in toepassing van §§ 1 tot 3 te behouden, moeten de ziekenhuizen jaarlijks aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een kopie bezorgen van de bijzondere beroepstitel, bedoeld in het koninklijk besluit van 11 juni 2003 tot vaststelling van de procedure betreffende de erkenning van de bijzondere beroepstitel van ziekenhuisapotheker, van elke VTE ziekenhuisapotheker waarvan het aantal berekend wordt overeenkomstig de modaliteiten beschreven in het koninklijk besluit van 4 maart 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een ziekenhuisapotheek moet voldoen om te worden erkend.]2
  § 5. [3 Vanaf 1 januari 2010 wordt om de logistiek van het Medisch Farmaceutisch Comité en van het Comité voor Medisch materiaal te ondersteunen een budget van 3.389.000 euro (index 01/01/2010) verdeeld onder de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisapotheek, bedoeld in het koninklijk besluit van 4 maart 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een ziekenhuisapotheek moet voldoen om te worden erkend, overeenkomstig de volgende modaliteiten :
   1° een bedrag van 17.390 euro (index 01/01/2010) per algemeen ziekenhuis, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en de geïsoleerde G-ziekenhuizen,
   2° een bedrag van 7.246 euro (index 01/01/2010) per psychiatrisch ziekenhuis, geïsoleerd Sp-ziekenhuis of geïsoleerd G-ziekenhuis,
   3° het saldo wordt verdeeld op basis van het aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]3

  § 6. [Vanaf 1 juli 2007 wordt een budget van 3 609 208 EUR (index 1 juli 2007) verdeeld onder de algemene ziekenhuizen, (met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 bedden, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 bedden en de ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve zorg) om een afgevaardigde bij het antibiotherapiebeheer, alsook de " interuniversitaire opleidingssecretariaten voor afgevaardigden bij het antibiotherapiebeheer " te financieren.
  Onderdeel B5 van het budget van die ziekenhuizen wordt met een forfaitair bedrag (X) verhoogd, dat als volgt wordt berekend :
  X = A * B/C
  waarbij :
  A = beschikbaar budget van 3 609 208 EUR;
  B = aantal punten van het betrokken ziekenhuis;
  C = totaal aantal punten voor de betrokken ziekenhuizen.
  Indien nodig wordt X op minimum 10 000 EUR en maximum 81 709,73 EUR gebracht, wat met 1 FTE overeenstemt.
  Om het aantal punten te bepalen, wordt er rekening gehouden met het aantal C-, D-, L-, NIC-, E-, G-, Sp- en M-bedden van het ziekenhuis met een weging, vastgesteld als volgt :
  - C-, D-, L-en NIC-bedden : 3 punten per bed;
  - E-, Sp- en G-bedden : 2 punten per bed;
  - M-bedden : 1 punt per bed.
  [14 Vanaf 1 juli 2018 wordt het forfaitair bedrag (X) vastgelegd op haar waarde op 30 juni 2018.]14
  Onderdeel B5 van het budget van de ziekenhuizen die een " interuniversitair opleidingssecretariaat voor afgevaardigden bij het antibiotherapiebeheer " herbergen, wordt met een forfaitair bedrag van 21 934,08 EUR verhoogd.
  Na beëindiging van het werkingsjaar moeten de ziekenhuizen hun activiteitenverslag opsturen naar de " Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid ". Dit activiteitenverslag bevat onder andere kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het antibioticabeleid van de instelling. Die indicatoren worden bepaald door de " Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid ", opgericht bij koninklijk besluit van 26 april 1999.] <KB 2007-06-19/33, art. 19, 4°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  [8 § 7. Vanaf 1 januari 2014 wordt, om de opleiding van de ziekenhuisapothekers te stimuleren, een bedrag van 3.250.000 euro verdeeld onder de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1. van dit besluit, die een overeenkomst hebben afgesloten met de minister bevoegd voor Volksgezondheid.]8
  [9 § 8. Vanaf 1 juli 2015 wordt, om de kwaliteit van de farmacologische zorg te verbeteren, [15 aan de algemene ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisapotheek, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]15 een financiering toegekend voor de implementatie van de klinische farmacie.
   Om deze bijkomende financiering te genieten, moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden :
   - het personeel dat de klinische farmacie beoefent, moet de vereiste opleiding (ziekenhuisfarmacie) hebben gevolgd of over voldoende ervaring beschikken (of bereid zijn om een opleiding te volgen) om de klinische farmacie te kunnen beoefenen ;
   - het personeel is verbonden aan de ziekenhuisapotheek;
   - het personeel moet daadwerkelijk worden ingezet in de patiëntgerichte praktijk van de klinische apotheek;
   - op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden de gerealiseerde activiteiten gerapporteerd, na goedkeuring van het Medisch-Farmaceutisch Comité, aan de hand van een standaardrooster dat ter beschikking wordt gesteld ;
   - er wordt gebruik gemaakt van structuur-, proces- en resultaatsindicatoren om de toepassing van de klinische farmacie te meten.
   In samenwerking met FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zullen de experten van het netwerk van medisch-farmaceutische comités de ontwikkeling van de klinische farmacie begeleiden en opvolgen.
   De financiering wordt berekend als volgt : 0,25 VTE per begonnen schijf van 200 erkende bedden met een maximum van 2 VTE's en ten belope van 85.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per VTE.
   Voor het vaststellen van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, voor heel het ziekenhuis, zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening.]9

  
  Le nombre de lits de soins intensifs est fixé sur base des points, calculés au 1er juillet de l'exercice précédent, par lit attribué en fonction du troisième calcul repris à l'article 46, § 2, 2°, c.3), multiplié par le nombre de lits C, D et E et divisés par 4. Si l'hôpital dispose d'une fonction agréée de soins intensifs, le nombre minimum de lits est 6. Pour les hôpitaux visés à l'article 33, il est retenu un nombre de lits de soins intensifs égal à 2 % de leur nombre de lits agréés C, D et E avec un minimum de 6 lits s'ils disposent d'une fonction agréée " soins intensifs ".
   2° Jusqu'à 150 lits pondérés, il est attribué 0,40 points par tranche de 25 lits pondérés. Au-delà de 150 lits pondérés, il est attribué 0,26 point par tranche de 10 lits pondérés;
   c) 3 % du budget disponible sont répartis entre les hôpitaux sur base du nombre de points attribué à chaque hôpital, afin de tenir compte de la structure pharmaceutique à mettre en place conformément aux normes d'agrément. Pour l'attribution du nombre de points, il est tenu compte de la taille de l'hôpital, soit :
   - hôpitaux de moins de 450 lits pondérés : 0 point;
   - hôpitaux de 450 lits pondérés à 649 lits pondérés : 2 points;
   - hôpitaux de 650 lits pondérés à 849 lits pondérés : 3 points;
   - hôpitaux de 850 lits pondérés à 1.049 lits pondérés : 4 points;
   - hôpitaux de 1.050 lits pondérés à 1.249 lits pondérés : 5 points
   - hôpitaux de 1.250 lits pondérés et plus : 6 points;
   d) 19 % du budget disponible sont répartis entre les hôpitaux sur base des dépenses constatées dans chaque hôpital, pendant le dernier exercice connu, en ce qui concerne les produits courants, les produits stériles, les produits pour des prescriptions magistrales, les produits de suture et le matériel de synthèse. Ces dépenses sont respectivement reprises sous la codification du plan comptable minimum imposé aux hôpitaux sous les numéros 6002, 6003, 6004, 6007 et 6013.
   Des dépenses constatées, sera soustraite l'intervention de l'assurance maladie dont question à l'annexe 10 du présent arrêté;
   e) 34 % du budget disponible sont répartis entre les hôpitaux sur base d'un nombre de points attribués à chaque hôpital de la manière suivante :
   Pour les prestations mentionnées ci-après et relatives au dernier exercice connu, les points suivants sont attribués :
   - chirurgie lourde : 0,25 point par tranche complète de 100 prestations
   - réanimation : 0,25 point par tranche complète de 250 prestations
   - radiologie interventionnelle : 0,25 point par tranche complète de 750 prestations
   - chirurgie très lourde : 0,25 point par tranche complète de 50 prestations.
   Le cas échéant, si l'hôpital ne bénéficie d'aucun point pour la chirurgie lourde et la chirurgie très lourde, les prestations de ces deux catégories peuvent être additionnées en vue de l'obtention de points pour la chirurgie lourde.
   Les prestations visées ci-dessus sont précisées dans l'annexe 11 du présent arrêté;
   f) Les budgets déterminés pour chaque hôpital conformément aux points a), à e), sont additionnés et le total constitue le budget théorique B5.
   Le passage du budget fixé au 31 décembre 1996 vers le budget théorique s'effectue progressivement.
   L'ajustement pour l'exercice débutant le 1er juillet 2002 est fixé à 50 % de la différence entre le budget fixé au 31 décembre 1996 et le budget théorique. L'ajustement sera porté à 100 % sur une période de trois ans.
   Le budget fixé pour chaque hôpital après ajustement ne peut être inférieur à 94.697,64 euros pour les hôpitaux privés et 93.965,78 euros pour les hôpitaux publics (index 1er janvier 2002).
   L'ensemble des budgets ainsi déterminés doit s'inscrire dans les limites du budget national disponible;
   g) Les calculs dont question aux points a) à e) interviendront la prochaine fois le 1er juillet 2005 et, ensuite, tous les deux ans.
   Par dérogation à l'alinéa précédent, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2007. Les calculs dont question aux points a) à e) ci-dessus interviendront la prochaine fois le 1er juillet 2008 et ensuite tous les deux ans.
   Par dérogation à l'alinéa précédent, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2008. Les calculs dont question aux points a) à e) ci-dessus interviendront la prochaine fois au 1er juillet 2009 et ensuite tous les 2 ans.
   Par dérogation à l'alinéa précédent, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2009.
   Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2011.]5
  [6 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2013.]6
  [7 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2014.]7
  [11 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2015.]11
  [12 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul jusqu'à une date à fixer par le Roi.]12
   § 2. [5 La sous-partie B5 des services et lits agréés sous l'index Sp est déterminée sur base des règles ci-après :
   a) par lit agréé et existant, il est attribué un montant de 661,11 euros (index 1er janvier 2002);
   b) lorsqu'il s'agit d'un service Sp isolé, le montant octroyé pour l'ensemble des lits du service ne peut être inférieur à 37.320,50 euros (index 1er janvier 2002) pour les hôpitaux de 75 lits et plus et à 18.660,25 euros (index 1er janvier 2002) pour les hôpitaux de moins de 75 lits;
   c) sans préjudice des dispositions du point b), la totalité des budgets octroyés ne peut dépasser le budget national disponible.
   Les calculs dont question aux points a) à c) ci-dessus interviendront la prochaine fois le 1er juillet 2008 et ensuite tous les deux ans.
   Par dérogation à l'alinéa précédent, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2008. Les calculs dont question aux points a) à e) ci-dessus interviendront la prochaine fois au 1er juillet 2009 et ensuite tous les 2 ans.
   Par dérogation à l'alinéa précédent, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2009.
   Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2011.]5

  [6 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2013.]6
  [7 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2014.]7
  [11 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2015.]11
  [12 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul jusqu'à une date à fixer par le Roi.]12
   § 3. [5 La sous-partie B5 des hôpitaux psychiatriques est déterminée sur base des règles ci-après :
   a) le nombre de lits existants et agréés est pondéré.
   A cette fin, il y a lieu de se référer au tableau repris au § 1er, b), 1° ;
   b) la valeur de la sous-partie B5 est ensuite fixée comme suit (index 1er janvier 2002) :
   - pour les hôpitaux de moins de 75 lits pondérés : 21.592,58 euros;
   - pour les hôpitaux de 75 lits pondérés à 119 lits pondérés : 57.446,92 euros;
   - pour les hôpitaux de 120 lits pondérés à 149 lits pondérés : 86.170,38 euros;
   - pour les hôpitaux de 150 lits pondérés à 179 lits pondérés : 114.893,83 euros;
   - pour les hôpitaux de 180 lits pondérés et plus : 150.881,46 euros.
   La totalité des budgets octroyés ne peut dépasser le budget national disponible.
   Les calculs dont question ci-dessus interviendront la prochaine fois le 1er juillet 2008 et ensuite tous les deux ans.
   Par dérogation à l'alinéa précédent, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2008. Les calculs dont question aux points a) à e) ci-dessus interviendront la prochaine fois au 1er juillet 2009 et ensuite tous les 2 ans.
   Par dérogation à l'alinéa précédent, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2009.
   Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2011.]5

  [6 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2013.]6
  [10 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul au 1er juillet 2014.]10
  [11 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcule au 1er juillet 2015.]11
  [12 Par dérogation aux alinéas précédents, il n'y a pas de recalcul jusqu'à une date à fixer par le Roi.]12
  § 4. [2 Pour conserver le bénéfice du financement octroyé en application des §§ 1er à 3, les hôpitaux doivent envoyer, annuellement, au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement une copie du titre professionnel particulier visé à l'arrêté royal du 11 juin 2003 fixant la procédure relative à l'agrément du titre professionnel particulier de pharmacien hospitalier de chaque ETP pharmacien hospitalier dont le nombre est calculé selon les modalités décrites dans l'arrêté royal du 4 mars 1991 fixant les normes auxquelles une officine hospitalière doit satisfaire pour être agréée.]2
  § 5. [3 A partir du 1er janvier 2010, afin de soutenir la logistique du Comité médico-pharmaceutique et du Comité du matériel médical, un budget de 3.389.000 euros (index 01/01/2010) est réparti entre les hôpitaux agréés pour une fonction d'officine hospitalière, visée à l'arrêté royal du 4 mars 1991 fixant les normes auxquelles une officine hospitalière doit satisfaire pour être agréée, selon les modalités suivantes :
   1° un montant de 17.390 euros (index 01/01/2010) par hôpital général, hormis hôpital Sp isolé et G isolé,
   2° un montant de 7.246 euros (index 01/01/2010) par hôpital psychiatrique, Sp isolé ou G isolé,
   3° le solde est réparti sur base du nombre des lits agréés.
   Pour la fixation du nombre de lits agréés, il est tenu compte du nombre tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.]3

  § 6. [A partir du 1er juillet 2007, un budget de 3 609 208 EUR (index 1er juillet 2007) est réparti (hors les hôpitaux et les services, isolés, Sp de moins de 150 lits, les hôpitaux et les services, isolés, G de moins de 150 lits et les hôpitaux et services Sp soins palliatifs,) pour financer un délégué à la gestion de l'antibiothérapie et les " secrétariats de formation inter-universitaire pour délégués à la gestion de l'antibiothérapie ".
  La sous-partie B5 du budget de ces hôpitaux est augmentée d'un montant forfaitaire (X) calculé comme suit :
  X = A * B/C
  où :
  A = budget disponible 3 609 208 EUR;
  B = nombre de points de l'hôpital concerné;
  C = total des points pour les hôpitaux concernés.
  Le cas échéant, X est porté à minimum 10 000 EUR et à maximum 81 709,73 EUR correspondant à 1 ETP.
  Pour fixer le nombre de points, il est tenu compte du nombre de lits C, D, L, NIC, E, G, Sp et M de l'hôpital avec une pondération établie comme suit :
  - Lits C, D, L, NIC : 3 points par lit;
  - Lits E, Sp et G : 2 points par lit;
  - Lits M : 1 point par lit.
  [14 A partir du 1er juillet 2018, le montant forfaitaire (X) est fixé à sa valeur au 30 juin 2018.]14
  La sous-partie B5 du budget des hôpitaux qui abritent un " secrétariat pour la formation inter-universitaire de délégués à la gestion de l'antibiothérapie ", est augmentée d'un montant forfaitaire de 21 934,08 EUR.
  Au terme de l'exercice, les hôpitaux doivent faire parvenir leur rapport d'activité à la " Commission de coordination de la politique antibiotique ". Ce rapport d'activité comprend, entre autres, des indicateurs de qualité concernant la politique de l'établissement en matière d'antibiotiques. Ces indicateurs sont définis par la " Commission de coordination de la politique antibiotique ", créée par l'arrêté royal du 26 avril 1999.] <AR 2007-06-19/33, art. 19, 4°, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  [8 § 7. A partir du 1er janvier 2014, afin de stimuler la formation des pharmaciens hospitaliers, un montant de 3.250.000 euros est réparti entre les hôpitaux visés à l'article 7, 2°, g), 1. du présent arrêté, ayant signé une convention avec le ministre ayant la santé publique dans ses attributions.]8
  [9 § 8. A partir du 1er juillet 2015, afin d'améliorer la qualité des soins pharmacologiques, il est octroyé [15 aux hôpitaux généraux agréés pour une fonction d'officine hospitalière, à l'exception des hôpitaux Sp soins palliatifs,]15 un financement pour l'implémentation de la pharmacie clinique.
   Pour bénéficier de ce financement complémentaire, les conditions suivantes doivent être remplies :
   - le personnel qui exerce la pharmacie clinique doit avoir suivi la formation requise (pharmacie hospitalière) ou disposer d'une expérience suffisante (ou être disposé à suivre une formation) pour pouvoir pratiquer la pharmacie clinique ;
   - le personnel est attaché à l'officine hospitalière ;
   - le personnel doit être effectivement affecté à la pratique de la pharmacie clinique centrée sur le patient ;
   - à la demande du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, les activités réalisées doivent être rapportées, après approbation du Comité Médico-Pharmaceutique, sur la base d'un schéma standard mis à disposition ;
   - des indicateurs de structure, de processus et de résultat sont utilisés afin de mesurer l'implémentation de la pharmacie clinique.
   Les experts du réseau des comités médico-pharmaceutiques, en collaboration avec le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, accompagnent et suivent le développement de la pharmacie clinique.
   Le financement est calculé comme suit : 0,25 ETP par tranche entamée de 200 lits agréés avec un maximum de 2 ETP et à concurrence de 85.000 euros (valeur au 1er juillet 2014) par ETP.
   Pour la fixation du nombre de lits, il est tenu compte du nombre de lits agréés de l'ensemble de l'hôpital tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.]9

  
Onderafdeling 11. - Onderdeel B6 van het budget. (NOTA : daar art. 78 art. 76 is geworden bij KB 2006-05-12/30, art. 20, werd het onderhavig opschrift, dat aan art. 78 onmiddellijk voorafging, vóór art. 76 geplaatst.)
Sous-section 11. - Sous-partie B6 du budget. (NOTE de Justel : antérieurement, cet intitulé précédait immédiatement l'art. 78. Cet article 78 étant devenu 76 par AR 2006-05-12/30, art. 20, on a mis l'intitulé juste avant l'art. 76.)
Art.76. <KB 2006-05-12/30, art. 20, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 78> Onderdeel B6 van het budget wordt vastgesteld op de waarde op 30 juni 2002.
  Niettemin, voor wat betreft de uitgaven van prestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek voor wie in de collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten in de bevoegde paritaire commissie of protocolakkoorden afgesloten in de bevoegde overlegcomités voorzien door de wet van 19 december 1974 dewelke de relaties tussen publieke overheden en de vakbonden met betrekking tot deze overheid regelt, zijn de bepalingen van (artikel 79), van dit besluit mutatis mutandis van toepassing op Onderdeel B6. <KB 2006-05-12/30, art. 25, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
Art.76. <AR 2006-05-12/30, art. 20, 015; En vigueur : 01-01-2006; ancien art. 78> La Sous-partie B6 du budget est fixée à sa valeur au 30 juin 2002.
  Cependant, en ce qui concerne la dispense de prestations dans le cadre de la problématique de fin de carrière prévue par les conventions collectives de travail conclues au sein de la commission paritaire compétente ou les protocoles d'accords conclu au sein des comités de négociation competents prévus par la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de cette autorité, les dispositions de (l'article 79) du présent arrêté sont, mutatis mutandis, applicables pour la Sous-partie B6. <AR 2006-05-12/30, art. 25, 015; En vigueur : 01-01-2006>
Art. 76bis. (contenu transféré dans l'art. 74bis) <AR 2006-05-12/30, art. 13, 015; En vigueur : 01-01-2006>
Art. 76ter. (contenu transféré dans l'art. 74ter) <AR 2006-05-12/30, art. 14, 015; En vigueur : 01-01-2006>
Art. 76quater. (contenu transféré dans l'art. 74quater) <AR 2006-05-12/30, art. 15, 015; En vigueur : 01-01-2006>
Art. 76quinquies. (74quinquies geworden) <KB 2006-05-12/30, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
Art. 76quinquies. (contenu transféré dans l'art. 74quinquies) <AR 2006-05-12/30, art. 16, 015; En vigueur : 01-01-2006>
Art. 76sexies. (contenu transféré dans l'art. 74sexies) <AR 2006-05-12/30, art. 17, 015; En vigueur : 01-01-2006>oordinateur et de 0,5 ETP psychologue.
Art. 76septies. (contenu transféré dans l'art. 74septies) <AR 2006-05-12/30, art. 18, 015; En vigueur : 01-01-2006>
Onderafdeling 12. - Onderdeel B7 van het budget.
Sous-section 12. - Sous-partie B7 du budget. (NOTE de Justel : antérieurement, cet intitulé précédait immédiatement l'art. 79. Cet article 79 étant devenu 77 par AR 2006-05-12/30, art. 21, on a mis l'intitule juste avant l'art. 77.)
Art. 77. <KB 2006-05-12/30, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 79> § 1. [6 1° het onderdeel B7A is de optelling van de budgetten A, B, C en D die hieronder gedefinieerd worden :
   A stemt overeen met een budget van 32.032.755 euro (index op 1 juli 2019) toegekend teneinde de kosten te dekken die rechtstreeks toerekenbaar zijn aan de universitaire opdracht van de universitaire ziekenhuizen, aangesteld door het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis, volgens het hieronder vermelde bedrag ten aanzien van het erkenningsnummer van elk ziekenhuis:
Art. 77. <AR 2006-05-12/30, art. 21, 015; En vigueur : 01-01-2006; ancien art. 79> § 1er. [6 1° La sous-partie B7A est l'addition des budgets A, B, C et D définis ci-dessous :
   A représente un budget de 32.032.755 euros (index au 1er juillet 2019) attribué afin de couvrir des frais directement attribuables à la mission universitaire aux hôpitaux universitaires, désignés par l'arrêté royal du 10 août 2005 désignant des hôpitaux en qualité d'hôpital universitaire, selon le montant repris au regard du numéro d'agrément de chaque hôpital ci-dessous :
ErkenningsnummerBedrag in euro
1433.581.854
3002.984.905
3228.584.112
4035.121.645
4064.249.053
6704.353.476
7073.157.710
ErkenningsnummerBedrag in euro1433.581.8543002.984.9053228.584.1124035.121.6454064.249.0536704.353.4767073.157.710
De toekenning van deze financiering is ondergeschikt aan het respecteren van de hieronder geformuleerde voorwaarden met betrekking tot wetenschappelijke publicaties die betrekking hebben op het toegepast klinisch onderzoek.
   De universitaire ziekenhuizen moeten minimaal 3 publicaties per 10 bedden realiseren over een periode van 3 jaar die voorafgaat aan het dienstjaar waarvoor het budget wordt vastgelegd. Tevens dient een minimum van 4 publicaties in het domein van ten minste 10 verschillende medische specialismen over de beschouwde periode te worden gerealiseerd. De publicaties die hiervoor in aanmerking komen zijn publicaties in de tijdschriften opgenomen in de Science Citation Index (SCI) van de Web of Science (WoS) van het Institute for Scientific Information (ISI) en waarvan één of meerdere medische stafleden van het ziekenhuis (co-) auteur is.
   B stemt overeen met een budget van 76.878.612 euro (index op 1 juli 2019) toegekend teneinde de kosten te dekken die onrechtstreeks voortvloeien uit de universitaire opdracht van de bovenvermelde universitaire ziekenhuizen, volgens het hieronder vermelde bedrag ten aanzien van het erkenningsnummer van elk ziekenhuis:
Numéro d'agrémentMontant en euros
1433.581.854
3002.984.905
3228.584.112
4035.121.645
4064.249.053
6704.353.476
7073.157.710
Numéro d'agrémentMontant en euros1433.581.8543002.984.9053228.584.1124035.121.6454064.249.0536704.353.4767073.157.710
L'attribution de ce financement est subordonnée au respect des conditions énoncées ci-dessous relatives aux publications scientifiques ayant trait à la recherche clinique appliquée.
   Les hôpitaux universitaires doivent réaliser minimum 3 publications par 10 lits sur une période de 3 ans qui précède l'exercice pour lequel le budget est fixé. Un minimum de 4 publications portant sur au moins 10 spécialités médicales différentes sur la période considérée doivent aussi être réalisées. Les publications qui entrent ici en considération sont des publications reprises dans le Science Citation Index (SCI) du Web of Science (WoS) de l'Institute for Scientific Information (ISI) et dont un ou plusieurs membres du staff médical de l'hôpital sont (co-)auteurs.
   B représente un budget de 76.878.612 euros (index au 1er juillet 2019) attribué afin de couvrir les frais indirectement attribuables à la mission universitaire aux hôpitaux universitaires susmentionnés, selon le montant repris au regard du numéro d'agrément de chaque hôpital ci-dessous :
ErkenningsnummerBedrag in euro
1437.798.900
3006.936.140
32220.645.451
40311.074.753
4069.706.900
67011.444.322
7079.272.145
ErkenningsnummerBedrag in euro1437.798.9003006.936.14032220.645.45140311.074.7534069.706.90067011.444.3227079.272.145
C stemt overeen met een budget van 13.647.002 euro (index op 1 juli 2019) verdeeld onder de bovenvermelde universitaire ziekenhuizen in functie van een verdeelsleutel die gelijk is aan T x N,
   waar :
   T = het relatieve aandeel uitgedrukt in percentage van de sociale patronale lasten, desgevallend beperkt teneinde de equivalente sociale voordelen te bereiken in verhouding tot de brutoverloning van de gesalarieerde artsen opgenomen onder N, gewogen naargelang van de categorie van geneesheer met name de contractuele geneesheer, de statutaire geneesheer en de geneesheer van openbaar ambt met uitzondering van de assistent-geneesheren ;
   N = het aantal gesalarieerde geneesheren uitgedrukt in aantal voltijdse equivalenten gedurende het laatst gekende jaar voor hetwelk de patronale bijdragen werden betaald, en die behoren tot de categorieën van de contractuele geneesheren, de statutaire geneesheren en de geneesheren van openbaar ambt, met uitzondering van de assistent-geneesheren.
   Om deze financiering te genieten, dienen de betrokken ziekenhuizen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, de lijst van de geneesheren bedoeld in punt T te bezorgen met vermelding van de naam, nationaal nummer, arbeidstijd uitgedrukt in 11den en het aantal maanden tijdens welke ze in dienst zijn.
   D stemt overeen met een budget van 1.096.619,01 euro (index op 1 juli 2019) toegekend aan elk van de bovenvermelde ziekenhuizen voor wat betreft de erkende uitrusting op basis van de koninklijk besluit van 25 oktober 2006 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend.
   2° Teneinde het voordeel van deze financiering te behouden, naast de specifieke voorwaarden hernomen onder 1°, moeten de ziekenhuizen voldoen aan de volgende voorwaarden:
   - de voorwaarden gedefinieerd in bijlage 12 respecteren.
   - en elke 3 jaar, ten laatste op 1 maart 2021, aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu een lijst communiceren die de referenties herneemt van de wetenschappelijke publicaties vermeld in het budget A hierboven.]6
  [1 § 1/1. [3 Vanaf 1 juli 2014 wordt 80 % van de bedragen bedoeld in bijlage 16, § 2, zoals vermeld bij hun benaming, toegekend aan de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1.]3
   § 1/2. De kosten die voortvloeien uit de situaties beschreven in artikel 47ter, § 1, a), voor patiënten die niet tot één van de verzekeringsinstellingen behoren bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zullen, voor het jaar 2013, door het ziekenhuis bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1. bezorgd worden aan FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en zullen worden toegekend aan de betrokken ziekenhuizen in het kader van de vergoeding die voortvloeit uit de herziening van het budget van financiële middelen [3 voor dienstjaar 2014 en volgende.]3
   § 1/3. [3 Vanaf een datum te bepalen door de Koning]3 zullen de budgetten bedoeld in § 1/1. en § 1/2. verdeeld worden onder de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1., volgens de modaliteiten te bepalen door de Koning, waarbij bij voorrang wordt gedoeld op de activiteiten op het vlak van oncologie, hematologie en reumatologie.]1

  § 2. Onderdeel B7B wordt vanaf 1 juli 2002 op de volgende wijze vastgesteld :
  B7B = A + B + C [6 ...]6.
  Waarbij :
  A = het budgetverschil overeenstemmend met het verschil tussen de op 30 juni 2002 toegekende punten en de punten die op 30 juni 2002 toegekend zouden worden, als men de bepalingen van artikel 46 van dit besluit zou toepassen; (Het deel van het verschil van het budget, overgebracht op 1 juli 2002, overeenstemmend met de bijkomende punten voor de diensten C, D en E wordt overgebracht naar het onderdeel B2.) <KB 2003-06-04/31, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  B = de vermindering van het budget bedoeld in artikel 42, § 8, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 op zijn waarde op 30 juni 2002;
  C = de waarde op 30 juni 2002 van de financiering toegekend bij toepassing van artikel 48, § 14, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
  [6 ...]6
  [5 [6 ...]6
   Om het voordeel van de in C bedoelde financiering te behouden, moeten de betrokken ziekenhuizen aan de voorwaarden van bijlage 12 van dit besluit voldoen.]5

  § 3. [5 Vanaf 1 januari 2019, wordt een bedrag van 2.198.316,73 euro (waarde op 1 juli 2018) in mindering gebracht van het berekende bedrag volgens de bepalingen van § 2 en dit wordt verdeeld onder de betrokken ziekenhuizen pro rata het bedrag waarover ze beschikken in toepassing van § 2 op 1 januari 2019.]5
  
Numéro d'agrémentMontant en euros
1437.798.900
3006.936.140
32220.645.451
40311.074.753
4069.706.900
67011.444.322
7079.272.145
Numéro d'agrémentMontant en euros1437.798.9003006.936.14032220.645.45140311.074.7534069.706.90067011.444.3227079.272.145
C représente un budget de 13.647.002 euros (index au 1er juillet 2019) réparti entre les hôpitaux universitaires susmentionnés en fonction d'une clé de répartition égale à T x N,
   où :
   T = la part relative exprimée en pourcentage des charges sociales patronales, le cas échéant limitées afin d'atteindre des avantages sociaux équivalents, par rapport aux rémunérations brutes des médecins salariés repris sous N, pondéré selon la catégorie de médecin notamment le médecin contractuel, le médecin statutaire et le médecin de la fonction publique à l'exclusion des médecins assistants ;
   N = le nombre de médecins salariés, exprimés en nombre d'équivalents temps plein, durant la dernière année connue pour lesquels des cotisations patronales ont été payées et appartenant aux catégories des médecins contractuels, des médecins statutaires et des médecins de la fonction publique à l'exclusion des médecins assistants.
   Pour bénéficier de ce financement, les hôpitaux concernés doivent faire parvenir au SPF Santé Publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, la liste des médecins visés au point T, avec mention de leur nom, prénom, numéro national, de leur temps de travail exprimé en 11èmes et du nombre de mois durant lequel ils ont été occupés.
   D représente un montant de 1.096.619,01 euros (index au 1er juillet 2019) attribué à chacun des hôpitaux susmentionnés pour ce qui concerne les équipements agréés sur base de l'arrêté royal du 25 octobre 2006 fixant les normes auxquelles un service où un tomographe à résonance magnétique est installé doit répondre pour être agréé.
   2° Afin de conserver l'avantage de ce financement, outre les conditions spécifiques reprises sous 1°, les hôpitaux universitaires susmentionnés doivent satisfaire aux conditions suivantes :
   - respecter les conditions définies dans l'annexe 12
   - et communiquer au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement tous les trois ans, au plus tard le 1er mars 2021, une liste reprenant les références des publications scientifiques mentionnées dans le budget A ci-dessus.]6
  [1 § 1/1. [3 A partir du 1er juillet 2014, 80 % des montants visés dans l'annexe 16, § 2, repris au regard de leur dénomination sont octroyés aux hôpitaux visés à l'article 7, 2°, g), 1.]3
   § 1/2. Les coûts découlant des situations décrites à l'article 47ter, § 1er, a), liés à des patients ne relevant pas d'un des organismes assureurs visés dans la loi du 14 juillet 1994 relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, seront, en ce qui concerne l'année 2013, transmis par l'hôpital visé à l'article 7, 2°, g), 1. au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement et seront octroyés aux hôpitaux concernés dans le cadre de l'indemnisation résultant de la révision du budget des moyens financiers relative [3 à l'année 2014 et suivantes.]3
   § 1/3. [3 A partir d'une date à définir par le Roi]3, les budgets visés aux § 1/1. et § 1/2. sont répartis entre les hôpitaux, visés à l'article 7, 2°, g), 1., selon des modalités à définir par le Roi, pour cibler en priorité les activités d'oncologie, d'hématologie et de rhumatologie.-1
  § 2. La Sous-partie B7B est fixée à partir du 1er juillet 2002 de la manière suivante :
  B7B = A + B + C [6 ...]6.
  Où :
  A = la différence de budget correspondant à la différence de points octroyés au 30 juin 2002 et les points qui auraient été octroyés au 30 juin 2002 si on avait appliqué les dispositions de l'article 46 du présent arrêté; (la partie de la différence de budget, transféré au 1er juillet 2002, correspondant aux points supplémentaires pour les services C, D et E est transféré vers la sous-partie B2.) <AR 2003-06-04/31, art. 13, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  B = la diminution de budget visée à l'article 42, § 8, de l'arrêté ministériel du 2 août 1986, à sa valeur au 30 juin 2002;
  C = la valeur au 30 juin 2002 du financement octroyé en application de l'article 48, § 14, de l'arreté ministériel du 2 août 1986;
  [6 ...]6
  [5 [6 ...]6
   Pour conserver le bénéfice du financement prévu au C, les hôpitaux concernés doivent respecter les conditions reprises à l'annexe 12 du présent arrêté.]5

  § 3. [5 Au 1er janvier 2019, un montant de 2.198.316,73 euros (valeur au 1er juillet 2018) est diminué du montant calculé selon les dispositions du § 2 et est réparti entre les hôpitaux concernés au prorata du montant dont ils disposent en application du § 2 au 1er janvier 2019.]5
  
Onderafdeling 13. - Onderdeel B8 van het budget.
Sous-section 13. - Sous-partie B8 du budget.
  <KB 2006-05-12/30, art. 22, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 80> Onderdeel B8 wordt op volgende manier vastgesteld :
  1° (Een bedrag van 18 908 034,57 EUR (index 1 juli 2007) wordt verdeeld onder de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden.
  a) Op 1 juli 2007 wordt het volledige beschikbare bedrag overeenkomstig de volgende modaliteiten verdeeld.
  1. Voor elk ziekenhuis worden de volgende ratio's berekend :
  1.1. [5 ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die aan de voorwaarden voldoen om de sociale maximumfactuur te genieten in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1, en die genieten van een verhoogde tegemoetkoming;]5
  1.2. [5 ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die de maximumfactuur lage inkomens genieten en die alleenstaand zijn, in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1. De betrokken lage inkomensschijven zijn de twee laagste schijven waarvoor een maximumfactuur van toepassing is voor 2022:
   - de schijf tussen 0 en 11.120 euro waarvoor een maximumfactuur van 250 euro geldt,
   - de schijf tussen 11.120,01 euro en 19.894,05 euro waarvoor een maximumfactuur van 506,79 euro geldt.]5

  1.3. ratio van het aantal dossiers van personen zonder onderstandsdomicilie waarvan de hospitalisatiekosten door de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie terugbetaald worden aan de OCMW's ten opzichte van het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie van die patiënten.
  Indien de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1 of de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie, voor een specifiek ziekenhuis, de gegevens bedoeld in de punten a), b) en/of c) niet kunnen verstrekken, richt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zich rechtstreeks tot het betreffende ziekenhuis om de ontbrekende gegevens te verkrijgen. Indien de ontbrekende gegevens niet kunnen verkregen worden, wordt een onderdeel B8, 1°, aan dit ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag, gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.
  2. De drie hierboven vermelde radio's worden als volgt gewogen :
  - ratio onder 1.1. : met 0,25;
  - ratio onder 1.2. : met 0,66;
  - ratio onder 1.3. : met 1,00.
  De radio's worden na weging opgeteld om een score te vormen.
  De ziekenhuizen worden naar afnemende waarde van de verkregen score gerangschikt.
  3. Het beschikbare budget wordt als volgt verdeeld :
  - 60 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.1.,
  - 25 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.2.,
  - 15 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.3.
  Het budget wordt onder de ziekenhuizen met een score hoger dan de mediaan verdeeld op basis van het totale aantal van deze gevallen welke in aanmerking genomen werden in de berekening van elke voormelde ratio.
  b) [1 Op 1 juli 2008 wordt 75 % van het beschikbare budget verdeeld overeenkomstig de in punt a) beschreven regel.
   Op 1 juli 2009 wordt 50 % van het beschikbare budget verdeeld overeenkomstig de in punt a) beschreven regel.
   Vanaf 1 juli 2010 wordt 50 % van het beschikbare budget verdeeld overeenkomstig de in punt a) beschreven regel op basis van de laatste gegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn.
   Het saldo van het beschikbare budget wordt onder alle ziekenhuizen verdeeld per variabele, gedefinieerd in bijlage 17 bij dit besluit, in verhouding tot het nationale totaal overeenkomstig de volgende formule :
   S x Σj Xj x 'beta'j / Σj Yj x 'beta'j
   waarbij :
   S= te verdelen bedrag;
   Xj = aantal opnamen van het ziekenhuis voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   Yj = aantal opnamen van het Rijk voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   'beta'j = geraamde parameter van de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17.
   Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, wordt een onderdeel B8, 1°, toegekend, waarvan het bedrag overeenkomt met de waarde op 30 juni 2008, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel.
   Vanaf 1 juli 2010 wordt het bedrag, berekend in toepassing van de in punt b) bepaalde berekeningsmodaliteiten van het saldo, vastgesteld op zijn waarde van 30 juni 2010.
   c) [2 ...]2.
   De ziekenhuizen moeten [2 ...]2 elk jaar aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een rapport bezorgen waaruit de besteding van de middelen ten gunste van de doelgroep blijkt.]1

  2° [4 ...]4
  
  <AR 2006-05-12/30, art. 22, 015; En vigueur : 01-01-2006; ancien art. 80> La sous-partie B8 du budget est fixée de la manière suivante :
  1° (Un montant de 18 908 034,57 EUR (index 1er juillet 2007) est reparti entre les hôpitaux généraux, hors services Sp, Sp soins palliatifs, G isolés et unités de traitement de grands brulés.
  a) Au 1er juillet 2007, 100 % du montant disponible est réparti selon les modalités suivantes.
  1. Pour chaque hôpital sont calculés les ratios suivants :
  1.1. [5 ratio du nombre d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives à des patients qui remplissent les conditions pour bénéficier du maximum à facturer social par rapport au nombre total d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives à des patients relevant des organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er et bénéficiant d'une allocation majorée ;]5
  1.2. [5 ratio du nombre d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives aux patients bénéficiant du maximum à facturer bas revenus et qui sont isolés par rapport au nombre total d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives à des patients relevant des organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er. Les tranches de bas revenus concernées sont les deux tranches les plus basses pour lesquelles un maximum à facturer s'applique pour 2022 :
   - la tranche comprise entre 0 et 11.120 euros pour laquelle s'applique un montant maximum à facturer de 250 euros,
   - la tranche comprise entre 11.120,01 euros et 19.894,05 euros pour laquelle s'applique un montant maximum à facturer de 506,79 euros.]5

  1.3. ratio du nombre de dossiers des personnes sans domicile de secours dont les coûts d'hospitalisation sont remboursés aux CPAS par le SPP Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté et Economie sociale par rapport au nombre total d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale de ces patients.
  Si les organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er, ou le SPP Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté et Economie sociale ne peuvent fournir, pour un hôpital particulier, les données visées aux points a), b) et/ou c), le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement s'adresse directement auprès de l'hôpital concerné pour obtenir les données manquantes. A défaut de pouvoir obtenir ces données manquantes, une sous-partie B8, 1°, est attribuée à cet hôpital, s'il a antérieurement obtenu un financement au titre d'un profil de patients très faible sur le plan socio-économique, dont le montant correspond au budget disponible susvisé divisé par le total des lits agréés de l'ensemble des hôpitaux bénéficiaires et multiplié par le nombre de lits agréés de l'hôpital concerné.
  2. Les trois ratios ci-dessus sont pondérés comme suit :
  - ratio sous 1.1. : par 0,25;
  - ratio sous 1.2. : par 0,66;
  - ratio sous 1.3. : par 1,00.
  Après pondération, les ratios sont additionnés pour constituer un score.
  Les hôpitaux sont classés selon la valeur décroissante du score obtenu.
  Le budget disponible est réparti comme suit :
  - 60 % pour les cas relevant du ratio sous 1.1.,
  - 25 % pour les cas relevant du ratio sous 1.2.,
  - 15 % pour les cas relevant du ratio sous 1.3.
  La répartition du budget entre les hôpitaux dont le score est plus élevé que la médiane est effectuée sur base du nombre de leur cas pris en compte dans le calcul de chaque ratio ci-dessus.
  b) [1 Au 1er juillet 2008, 75 % du budget disponible est réparti selon les règles décrites au point a).
   Au 1er juillet 2009, 50 % du budget disponible est réparti selon les règles décrites au point a).
   A partir du 1er juillet 2010, 50 % du budget disponible est réparti selon les règles décrites au point a) sur base des dernières données connues par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.
   Le solde du budget disponible est réparti, entre tous les hôpitaux par variable définie dans l'annexe 17 au présent arrêté, par rapport au total national suivant la formule suivante :
   S x Σj Xj x 'beta'j / Σj Yj x 'beta'j
   où :
   S = montant à répartir;
   Xj = nombre d'admissions de l'hôpital pour la variable explicative j, telle que définie dans l'annexe 17;
   Yj = nombre d'admissions du Royaume pour la variable explicative j, telle que définies dans l'annexe 17;
   'beta'j = paramètre estimé de la variable explicative j, telle que définies dans l'annexe 17.
   Pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2, une sous-partie B8, 1°, est attribuée, dont le montant correspond à la valeur au 30 juin 2008, s'ils ont antérieurement obtenu un financement au titre d'un profil de patients très faible sur le plan socio-économique.
   A partir du 1er juillet 2010, le montant calculé en application des modalités de calcul du solde définies dans le point b), est fixé à sa valeur au 30 juin 2010.
   c) [2 ...]2.
   Les hôpitaux doivent [2 ...]2 envoyer chaque année, au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, un rapport attestant l'affectation des moyens au profit du groupe cible.]1

  2° [4 ...]4
  
Art.78bis TOEKOMSTIG RECHT. 1 § 1. Een bedrag van 58.876.772,36 euro (index 1 juli 2024) wordt verdeeld onder de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, Sp- diensten voor palliatieve zorg, geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor behandeling van zware brandwonden als volgt:
   1. Het beschikbare budget wordt gelijk verdeeld over twee groepen van ziekenhuizen:
   a) Groep 1: Alle ziekenhuizen,
   b) Groep 2: Ziekenhuizen met een zwaarder sociaal profiel;
   2. Voor elk ziekenhuis worden de volgende ratio's berekend:
   2.1. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die aan de voorwaarden voldoen om de sociale maximumfactuur te genieten in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1, en die genieten van een verhoogde tegemoetkoming;
   2.2. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende de patiënten die de maximumfactuur lage inkomens genieten en die alleenstaand zijn, in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1. De betrokken lage inkomensschijven zijn de twee laagste schijven waarvoor een maximumfactuur van toepassing is voor 2022:
   - de schijf tussen 0 en 11.120 euro waarvoor een maximumfactuur van 250 euro geldt,
   - de schijf tussen 11.120,01 euro en 19.894,05 euro waarvoor een maximumfactuur van 506,79 euro geldt;
   2.3 Ratio van het aantal dossiers van personen zonder onderstandsdomicilie waarvan de hospitalisatiekosten door de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie terugbetaald worden aan de OCMW's ten opzichte van het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie van die patiënten.
   Indien de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1 of de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie, voor een specifiek ziekenhuis, de gegevens bedoeld in de punten a), b) en/of c) niet kunnen verstrekken, richt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zich rechtstreeks tot het betreffende ziekenhuis om de ontbrekende gegevens te verkrijgen. Indien de ontbrekende gegevens niet kunnen verkregen worden, wordt een onderdeel B8, 1°, aan dit ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag, gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.
   3. De drie hierboven vermelde ratio's worden als volgt gewogen:
   - ratio onder 2.1.: met 0,25 ;
   - ratio onder 2.2.: met 0,66 ;
   - ratio onder 2.3.: met 1,00.
   4. De ratio's worden na weging opgeteld om een score te vormen.
   De ziekenhuizen worden naar afnemende waarde van de verkregen score gerangschikt.
   5. Het beschikbare budget wordt als volgt verdeeld :
   - 60 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 2.1.,
   - 25 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 2.2.,
   - 15 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 2.3.,
   wetende dat voor groep 1 het beschikbare budget wordt verdeeld over alle ziekenhuizen en dat voor groep 2 het beschikbare budget wordt verdeeld over de ziekenhuizen met een zwaarder sociaal profiel, dat wil zeggen de ziekenhuizen met een score boven de mediaan.
   § 2. Er wordt voorzien in een overgangsperiode van drie jaar voor de geplande financiering van onderdeel B8 van het budget.
   Voor het jaar 2025 wordt 34 % van het voorziene budget voor onderdeel B8 van het budget berekend volgens de in artikel 78bis beschreven berekeningsmethode en 66 % volgens de in artikel 78 beschreven berekeningsmethode.
   Voor het jaar 2026 wordt 66 % van het budget voor onderdeel B8 van het budget berekend volgens de in artikel 78bis beschreven berekeningsmethode en 34 % volgens de in artikel 78 beschreven berekeningsmethode.
   Vanaf 2027 wordt het budget voor onderdeel B8 van het budget berekend volgens de berekeningsmethode voorzien in artikel 78bis.]1  
Art.78bis DROIT FUTUR. 1 § 1er. Un montant de 58.876.772,36 euros (index 1er juillet 2024) est réparti entre les hôpitaux généraux, hors services Sp, Sp soins palliatifs, G isolés et unités de traitement de grands brûlés comme suit :
   1. Le budget disponible est réparti à part égale entre deux groupes d'hôpitaux :
   a) Groupe 1 : Tous les hôpitaux,
   b) Groupe 2 : Les hôpitaux au profil social plus lourd ;
   2. Pour chaque hôpital sont calculés les ratios suivants :
   2.1. Ratio du nombre d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives à des patients qui remplissent les conditions pour bénéficier du maximum à facturer social par rapport au nombre total d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives à des patients relevant des organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er et bénéficiant d'une allocation majorée ;
   2.2. Ratio du nombre d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives aux patients bénéficiant du maximum à facturer bas revenus et qui sont isolés par rapport au nombre total d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale relatives à des patients relevant des organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er. Les tranches de bas revenus concernées sont les deux tranches les plus basses pour lesquelles un maximum à facturer s'applique pour 2022 :
   - la tranche comprise entre 0 et 11.120 euros pour laquelle s'applique un montant maximum à facturer de 250 euros,
   - la tranche comprise entre 11.120,01 euros et 19.894,05 euros pour laquelle s'applique un montant maximum à facturer de 506,79 euros ;
   2.3. Ratio du nombre de dossiers des personnes sans domicile de secours dont les coûts d'hospitalisation sont remboursés aux CPAS par le SPP Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté et Economie sociale par rapport au nombre total d'admissions classiques et d'hospitalisation de jour chirurgicale de ces patients.
   Si les organismes assureurs repris à l'article 99, § 1er, ou le SPP Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté et Economie sociale ne peuvent fournir, pour un hôpital particulier, les données visées aux points a), b) et/ou c), le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement s'adresse directement auprès de l'hôpital concerné pour obtenir les données manquantes. A défaut de pouvoir obtenir ces données manquantes, une sous-partie B8, 1°, est attribuée à cet hôpital, s'il a antérieurement obtenu un financement au titre d'un profil de patients très faible sur le plan socio-économique, dont le montant correspond au budget disponible susvisé divisé par le total des lits agréés de l'ensemble des hôpitaux bénéficiaires et multiplié par le nombre de lits agréés de l'hôpital concerné.
   3. Les trois ratios ci-dessus sont pondérés comme suit :
   - ratio sous 2.1. : par 0,25 ;
   - ratio sous 2.2. : par 0,66 ;
   - ratio sous 2.3. : par 1,00.
   4. Après pondération, les ratios sont additionnés pour constituer un score.
   Les hôpitaux sont classés selon la valeur décroissante du score obtenu.
   5. Le budget disponible de chaque groupe d'hôpitaux est réparti comme suit :
   - 60 % pour les cas relevant du ratio sous 2.1.,
   - 25 % pour les cas relevant du ratio sous 2.2.,
   - 15 % pour les cas relevant du ratio sous 2.3.,
   en sachant que pour le groupe 1, le budget disponible est réparti entre tous les hôpitaux et que pour le groupe 2, le budget disponible est réparti entre les hôpitaux ayant un profil social plus lourd c'est-à-dire les hôpitaux dont le score est supérieur à la médiane.
   § 2. Une période transitoire de trois ans est prévue pour le financement prévu de la sous-partie B8 du budget.
   Pour l'année 2025, le calcul du budget prévu de la sous-partie B8 du budget est calculé à 34 % selon le mode de calcul prévu à l'art. 78bis et à 66 % selon le mode de calcul prévu à l'art. 78.
   Pour l'année 2026, le calcul du budget de la sous-partie B8 du budget est calculé à 66 % selon le mode de calcul prévu à l'art. 78bis et à 34 % selon le mode de calcul prévu à l'art. 78.
   A partir de 2027, le calcul du budget de la sous-partie B8 du budget est calculé selon le mode calcul prévu selon le mode de calcul prévu à l'art. 78bis.]1  
Onderafdeling 14. Onderdeel B9 van het budget.
Sous-section 14. Sous-partie B9 du budget.
Art.79. (Zie nota na het artikel) <KB 2006-05-12/30, art. 10, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 74>
  § 1. (opgeheven) <KB 2006-11-10/43, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
  § 2. (opgeheven) <KB 2006-11-10/43, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
  [§ 3. [Vanaf 1 oktober 2005 wordt, teneinde in alle ziekenhuizen de eindeloopbaanmaatregelen te financieren, onderdeel B9 verhoogd met een bedrag om die bijhorende kosten te dekken.] <KB 2007-06-19/33, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007> als volgt :
  1° Definities
  Voor de toepassing van dit lid dient men te verstaan onder :
  eindeloopbaanmaatregelen': de maatregelen genomen in het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector en het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten;
  personeelsleden' :
  het verplegend en verzorgend personeel in de zin van artikel 8, 7° en 8°, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. Onder verzorgend personeel verstaat men de werknemers die de ermee overeenstemmende loonschaal genieten.
  Hierbij komen nog :
  - de sociaal verpleegkundigen;
  - de kinesitherapeuten/ergotherapeuten/logopedisten/diëtisten;
  - de opvoeders begeleiders geïntegreerd in de zorgteams;
  - de maatschappelijk assistenten en psychologische assistenten tewerkgesteld in de zorgunits of geïntegreerd in het therapeutisch programma;
  - de psychologen, orthopedagogen en pedagogen tewerkgesteld in de zorgunits of geïntegreerd in het therapeutisch programma;
  - de ambulanciers van de spoeddiensten die deel uitmaken van het personeel van de instellingen bedoeld in het meerjarenplan van de federale gezondheidssectoren en dit zonder belang aan de kostenplaats waaronder het personeel is opgenomen;
  - de laboratoriumtechnologen;
  - de technologen van medische beeldvorming;
  - de technici van medisch materiaal (inzonderheid tewerkgesteld in de sterilisatiediensten);
  - de (Justel leest : het) patiëntenvervoer;
  - de logistieke assistenten;
  - de assistenten in ziekenhuisverzorging;
  - de personen bedoeld met artikel 54bis en 54ter van het koninklijk besluit n°78 van 10 november 1967.
  De omschrijving van de beroepen verwijst naar de reëel uitgeoefende functie.
  verantwoorde afwezigheidsperiode': de niet-gepresteerde dagen of uren die gelijkgesteld worden, voor zover die aanleiding gegeven hebben tot de betaling van een vergoeding door de instelling. Hierin zitten eveneens de dagen waarop het personeelslid wegens ziekte of invaliditeit op disponibiliteit gesteld is.
  2° Principes
  De ziekenhuizen hebben recht op een jaarlijkse financiële interventie ter compensatie van de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek, zoals bepaald in het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector en in het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten, voor zover ze onderworpen zijn aan de toepassing van een in de bevoegde paritaire commissie afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst of in de bevoegde onderhandelingscomités gesloten protocolakkoorden, zoals bepaald bij de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
  De financiële tegemoetkoming dekt enkel de voordelen zoals voorzien in dit besluit en is maar mogelijk voor zover de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocolakkoord voorzien in de volgende voordelen en voor zover de betrokken personeelsleden die voordelen ook daadwerkelijk genieten :
  a) de voltijdse personeelsleden die de leeftijd van 45, 50 of 55 jaar bereikt hebben, hebben recht op een vrijstelling van hun arbeidsprestaties met respectievelijk 96 uren, 192 uren of 288 uren per jaar. Die vrijstelling treedt in werking vanaf de eerste dag van de maand waarin de bovengenoemde respectieve leeftijdsgrenzen bereikt worden.
  De beoefenaars van de verpleegkunde kunnen eveneens opteren voor het behoud van de prestaties met een premie van respectievelijk 5,26 %, 10,52 % of 15,78 %, berekend op hun voltijdse wedde.
  In geval van combinatie van opties vanaf de leeftijd van 50 jaar wordt de tegemoetkoming toegekend op basis van een opsplitsing in volledige schijven van 2 uur.
  De personeelsleden moeten binnen het ziekenhuis werken. Het personeel dat tewerkgesteld is in de diensten die beschouwd worden als niet-ziekenhuisactiviteiten, vallen buiten beschouwing in de zin van punt 3.3, van de bijlage 2 Lijst en codering van de rekeningen van kosten die wachten of een bestemming en van de kostenplaatsen' van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, gewijzigd ten slotte bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004, met uitzondering van de personen die onder kostenplaatsen 900 tot 909 vallen.
  b) Het personeelslid dat deeltijds werkt, heeft recht op een gelijk aantal uren van vrijstelling van prestaties of, voor de beoefenaars van de verpleegkunde, een equivalente premie gelijk aan de proportionele toepassing van de vrijstelling van arbeidsprestaties of de premie.
  Ten aanzien van de werknemers van de private sector en rekening houdend met de collectieve arbeidsovereenkomst n° 35 van 27 februari 1981 betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid, zullen de deeltijdse werknemers voorgesteld worden om binnen de voorwaarden voorzien door artikel 4 van bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst n° 35 de wekelijkse arbeidsduur ingeschreven in hun arbeidsovereenkomst automatisch te verhogen. Zij genieten, eventueel, van de vrijstelling van prestaties op basis van hun nieuw contract.
  Ten aanzien van de werknemers van de publieke sector die deeltijds tewerkgesteld zijn en genieten van de eindeloopbaanmaatregelen, is de werkgever ertoe gehouden hen 3 maanden vóór de datum van intrede in het stelsel van de eindeloopbaan of van hun toegang tot een hoger recht in dat kader voor te stellen dat de wekelijkse arbeidsduur ingeschreven in hun arbeidsovereenkomst verhoogd wordt a rato van het aantal uren van vrijstelling van prestaties voorzien voor de leeftijdscategorie waartoe ze behoren. De werknemer is ertoe gehouden uiterlijk één maand vóór zijn intrede tot het stelsel of zijn hoger recht in het kader van de eindeloopbaanregeling, aan de werkgever ofwel zijn akkoord te betekenen omtrent die verhoging van zijn wekelijkse arbeidsduur ofwel zijn weigering. In dat laatste geval geniet de werknemer van de vermindering van de wekelijkse arbeidsduur van zijn arbeidsprestaties voorzien voor de leeftijdscategorie waartoe hij behoort en dit proportioneel zijn wekelijkse arbeidsduur ten opzichte van een voltijds tewerkgestelde werknemer.
  c) Worden gelijkgesteld met de personeelsleden de werknemers die gedurende een referentieperiode van 24 maanden voorafgaand aan de maand waarin ze de leeftijd van respectievelijk 45, 50 of 55 jaar bereiken, minstens 200 uur bij dezelfde werkgever verricht hebben in een of meer functies, waarvoor ze het supplement voor onregelmatige prestaties (zaterdag, zondag, feestdag, nachtdienst of onderbroken diensten) of elk andere vergoeding vallend onder een collectieve arbeidsovereenkomst of een protocolakkoord ontvangen hebben, of die een compensatierust ingevolge die prestaties genoten hebben.
  De verantwoorde afwezigheidsperioden komen in aanmerking op basis van het gemiddelde van de rest van de referentieperiode.
  De werknemer die niet meer aan deze voorwaarde van 200 uren onregelmatige prestaties over een referentieperiode van maximum 24 maanden voldoet, behoudt de verkregen vrijstelling van prestatie, maar kan bij de overgang naar een hogere leeftijdscategorie niet van een bijkomende vrijstelling van arbeidsprestaties genieten.
  De deeltijdse werknemers dienen een aantal uren van onregelmatige prestaties te bewijzen dat overeenstemt met 200 uren berekend naar verhouding van de arbeidsduur over een referentieperiode van maximum 24 maanden.
  De werknemer die, op het moment dat hij de leeftijd van 45, 50 of 55 jaar bereikt, geen 200 uren onregelmatige prestaties bij dezelfde werkgever gewerkt heeft of die vanaf 50 jaar niet meer aan deze voorwaarde voldoet, treedt toe tot het statuut van geassimileerd personeel, en dus tot het recht op vrijstelling van arbeidsprestaties op het moment dat hij die 200 uren in de loop van een periode van maximum 24 achtereenvolgende maanden heeft uitgevoerd. De vrijstelling van arbeidsprestaties gaat dan in de dag die in de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocolakkoord van toepassing wordt bepaald.
  d) De begunstigde personen van de eindeloopbaanmaatregelen vóór 1 oktober 2005 blijven erover genieten.
  De begunstigde personen van de eindeloopbaanmaatregelen die vóór 1 oktober 2005 worden ingesteld, die de keuze van de loonpremie hebben gemaakt, blijven ervan genieten.
  Als een personeelslid van functie wisselt, behoudt hij zijn voorafgaand recht op de eindeloopbaanmaatregelen.
  e) De werknemers die vrijgesteld zijn van prestaties, worden nog steeds beschouwd als werknemers die hun contractuele of statutaire arbeidsduur behouden.
  f) De optie van vrijstelling is altijd definitief. Het behoud daarentegen van de prestaties met premie kan op elk ogenblik in vrijstelling van arbeidsprestaties omgezet worden
  3° Financieringsregels
  Teneinde de eindeloopbaanmaatregelen te financieren, wordt aan de ziekenhuizen een forfaitair bedrag toegekend, vastgesteld per personeelscategorie volgens de hierna vastgestelde regelen.
  De personeelscategorieën zijn de volgende :
  a. de verpleegkundigen, de sociaal verpleegkundigen en de assistenten in ziekenhuisverzorging;
  b. de kinesitherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten, diëtisten, de opvoeders begeleiders geïntegreerd in de zorgteams, de maatschappelijk assistenten en psychologisch assistenten tewerkgesteld in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutisch programma, de psychologen, orthopedagogen en pedagogen, tewerkgesteld in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutisch programma, de laboratoriumtechnologen en de technologen van medische beeldvorming;
  [4 Teneinde de impact te dekken van de implementatie van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) op het bedrag van de gefinancierde premie aan de ziekenhuizen die beschikken over personeel vallend onder het paritair comité 330, worden de bedragen gedefinieerd in Aa, Ab, Ac en Ad verhoogd met 1,06 % vanaf 1 januari 2019 tot 31 december 2020.
   Voor het jaar 2018 wordt deze verhoging ten laste genomen van de herziening voor het boekjaar 2018 vanaf 1 januari 2018.]4

  [4 Teneinde de impact te dekken van de implementatie van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) op het bedrag van de gefinancierde premie aan de ziekenhuizen, worden de bedragen gedefinieerd in de punten Aa, Ab, Ac en Ad vanaf 1 januari 2021 tot 31 december 2021, verhoogd met 3,44% voor de ziekenhuizen die beschikken over personeel vallend onder het paritair comité 330 en met 2,91% voor de openbare ziekenhuizen.
   Vanaf 1 januari 2022 worden de in de punten Aa, Ab, Ac en Ad gedefinieerde bedragen verhoogd met 5,81% voor alle ziekenhuizen.
   De percentages berekend voor het jaar 2021 en het percentage berekend vanaf het jaar 2022 zullen worden gebruikt bij de herziening van elk betrokken boekjaar;]4

  c. de verzorgenden en de werknemers bedoeld in artikelen 54bis en 54ter van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967;
  d. het gelijkgesteld personeel, de ambulanciers van de spoeddiensten die deel uitmaken van het personeel van de instellingen bedoeld in het meerjarenplan van de federale gezondheidssectoren en dit ongeacht de kostenplaats waaronder het personeel is opgenomen, de technici van medisch materiaal, inzonderheid in de sterilisatiediensten, de medewerkers patiëntenvervoer en de logistieke assistenten.
  Het forfaitair bedrag wordt als volgt berekend :
  F = F1 + F2
  a) Berekening van de vrijstelling van arbeidsprestaties :
  F1 = het verschuldigd bedrag voor de compenserende indienstneming van personeelsleden die voor de vrijstelling van de wekelijkse arbeidsprestaties opteren
  F1 = Ai * T1/S * N/Y
  Waarbij :
  Aa = 41.874,02 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie a.
  Ab = 41.874,02 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie b.
  Ac = 33.801,97 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie c.
  Ad = 33.769,86 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie d.
  T1 : aantal wekelijks vrijgestelde uren die door de ter compensatie in dienst genomen werknemer of die door de werknemer die zijn arbeidsduur verhoogt gecompenseerd worden
  S : wekelijks arbeidsregime toegepast in het ziekenhuis
  N : jaarlijks aantal werkuren te bezoldigen door de werkgever ter compensatie van de vrijgestelde uren van de begunstigde werknemers voor het beschouwde jaar in het kader van de eindeloopbaanmaatregelen.
  Y : theoretisch aantal jaarlijkse werkuren die door de ter compensatie in dienst genomen werknemer ten opzichte van zijn arbeidsovereenkomst, zijn daad van individuele benoeming of het aanhangsel aan zijn arbeidsovereenkomst in geval van verhoging van de werktijd moeten gepresteerd worden
  b) Berekening van het bedrag voor de premie :
  F2 = Ai * H/38 * T2/S * N/Y
  Waarbij :
  Aa = 57.223,13 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie a.
  Ab = 57.223,13 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie b.
  Ac = 42.619,16 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie c.
  Ad = 38.509,24 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie d.
  H = equivalent wekelijks aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de toekenning van een premie voor een voltijdse werknemer t.o.v. zijn leeftijd
  T2 : aantal per week te presteren uren zoals voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst of de individuele benoemingsakte, welke in voorkomend geval uitgeoefend werd in de functie die het genot van de maatregel rechtvaardigt
  S : wekelijks arbeidsregime toegepast in het ziekenhuis
  N : jaarlijks aantal door de werkgever in het kader van de eindeloopbaanmaatregelen voor het beschouwde jaar bezoldigde werkuren
  Y : theoretisch jaarlijks aantal werkuren die door de begunstigde ten opzichte van zijn arbeidsovereenkomst of zijn daad van individuele benoeming moeten gepresteerd worden
  4° [1 Inlichtingen te verstrekken door de ziekenhuisinstelling
  1) een uniek identificatienummer per personeelslid,
  2) zijn geboortedatum,
  3) zijn functie,
  4) de gekozen optie tussen de vrijstelling van arbeidsprestaties en de premie voor elk van de schijven,
  5) de kostenplaats, zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel van de ziekenhuizen waar de lasten in rekening gebracht worden,
  6) het aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties dat hij kan verkrijgen ten opzichte van zijn leeftijd,
  7) het wekelijks uurregime van kracht in het ziekenhuis,
  8) het aantal door het personeelslid te presteren uren zoals blijkt uit het arbeidscontract of de individuele benoemingsakte, verminderd in voorkomend geval naar verhouding van de prestaties verricht in de functie die het voordeel van de in deze paragraaf bedoelde maatregel verantwoordt,
  9) de datum van zijn aanwerving,
  10) de eventuele vertrekdatum,
  11) in geval van gelijkgesteld personeel, het aantal uren onregelmatige prestaties, met een minimum van 200 uren op 24 maanden,
  12) en de door de werkgever niet-bezoldigde perioden van afwezigheid (niet-gelijkgestelde dagen of uren) alsmede hun aard.
  Deze inlichtingen dienen door de ziekenhuizen te worden verstrekt, overeenkomstig de richtlijnen van de minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.]1

  5° Toekenningsmodaliteiten
  - Vanaf 1 oktober 2005
  Het bij toepassing van punt 3 berekend voorlopig bedrag vormt tot 31 december 2005 de provisie.
  Het definitieve bedrag voor de periode van 1 oktober 2005 tot 31 december 2005 wordt vastgesteld op basis van de aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu verstrekte definitieve inlichtingen en vervangt het voor de beschouwde periode gestorte provisionele budget.
  - Vanaf 2006
  Het voorlopige bedrag wordt berekend t.o.v. het laatst bekende definitieve bedrag, voor zover bij dat bedrag rekening gehouden wordt met alle leeftijdsgroepen; zoniet wordt het vastgesteld t.o.v. het provisioneel bedrag van het jaar n-1.
  Telkens er een definitief bedrag berekend wordt, vormt het de geldige provisie voor het dienstjaar volgend op de datum van vaststelling van dat definitieve bedrag.
  Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F wordt via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend.
  6° Bepalingen voor de compensatie van de vrijgestelde uren
  Voor de personeelsleden die geopteerd hebben voor de wekelijkse vrijstelling van arbeidsprestaties, dient de beheerder het bewijs te leveren dat de vrijgemaakte arbeidstijd en de toegekende financiering gecompenseerd werden door nieuwe aanwervingen of door een verhoging van de wekelijkse arbeidsduur door de personeelsleden. Komen niet in aanmerking de voltijdse werknemers die de eindeloopbaanmaatregelen genieten en de werknemers waarvoor de instelling reeds een financiering van een overheidsinstantie geniet in het kader van het arbeidsbeleid.
  De totale hoeveelheid per financieringscategorie (categorieën a., b., c. en d. van punt 3°) van het personeel te compenseren uren moet prioritair door dezelfde financieringscategorie van het personeel gecompenseerd worden.
  De toegekende financiering wordt, in voorkomend geval, begrensd tot het werkelijke totale aantal vervangingen.
  Daarom dient de beheerder, op hetzelfde ogenblik als de inlichtingen die dienen voor de definitieve berekening, volgende inlichtingen over te maken :
  [1 - een uniek identificatienummer per personeelslid,]1
  - [2 de geboortedatum,]2
  - de datum van in- en uitdiensttreding,
  - de functie,
  - de wekelijkse compensatiewerktijd van de nieuwe werknemer of de verhoging van de uurprestaties van de werknemer in functie die zijn werktijd verhoogt,
  - de door de werkgever niet-bezoldigde perioden van afwezigheid (niet-gelijkgestelde dagen of uren) alsmede hun aard,
  - kostenplaats voor imputatie,
  - de datum van het begin van het bijvoegsel bij de overeenkomst van de werknemer die zijn werktijd verhoogt of de overeenkomst van de nieuwe werknemer,
  - einddatum van de overeenkomst.
  7° Informaties
  Een jaarlijkse inventaris op de eindeloopbaanmaatregelen wordt door de beheerder van het ziekenhuis aan de ondernemingsraad of het plaatselijke overlegcomité gericht.
  8° Sancties
  Indien de beheerder niet binnen de vereiste termijn de inlichtingen betreffende de uitwerking van de definitieve budgetten mededeelt, zullen de voorlopige bedragen teruggevorderd worden.] <KB 2006-03-13/30, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
  
Art.79. (Voir note au-dessous de l'article) <AR 2006-05-12/30, art. 10, 015; En vigueur : 01-01-2006; antérieurement art. 74>
  § 1er. (abrogé) <AR 2006-11-10/43, art. 16, 016; En vigueur : 01-10-2005>
  § 2. [abrogé] <AR 2006-11-10/43, art. 16, 016; En vigueur : 01-10-2005>
  [§ 3. [A partir du 1er octobre 2005, en vue de financer les mesures de fin de carrière dans tous les hôpitaux, la sous-partie B9 est augmentée d'un montant destiné à couvrir les frais y afférents.] <AR 2007-06-19/33, art. 21, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  1° Définitions
  Pour l'application du présent paragraphe, il convient d'entendre par :
  les mesures de fin de carrière': les mesures prises dans l'Accord relatif aux secteurs fédéraux de la santé du 26 avril 2005 conclu entre le gouvernement fédéral et les organisations représentatives du secteur privé non marchand et dans le protocole n° 148/2 du Comité commun à l'ensemble des services publics des 29 juin 2005, 5 juillet 2005 et 18 juillet 2005;
  membres du personnel' :
  le personnel infirmier et le personnel soignant au sens de l'article 8, 7° et 8°, de la loi sur les hôpitaux coordonnée le 7 août 1987. Par personnel soignant, il faut entendre les travailleurs qui bénéficient du barème qui y correspond.
  S'y ajoutent :
  - les infirmiers sociaux;
  - les kinésithérapeutes/ergothérapeutes/logopèdes/diététiciens;
  - les éducateurs accompagnants intégrés dans les équipes de soins;
  - les assistants sociaux et les assistants en psychologie occupés dans les unités de soins ou intégrés dans le plan thérapeutique;
  - les psychologues, orthopédagogues et pédagogues occupés dans les unités de soins ou intégrés dans le plan thérapeutique;
  - les ambulanciers des services d'urgence qui font partie du personnel des institutions visées dans le plan pluriannuel des secteurs fédéraux de la santé et ce, peu importe le centre de frais sous lequel ces personnes sont reprises;
  - les technologues en laboratoire;
  - les technologues en imagerie médicale;
  - les techniciens du matériel médical (notamment dans les services de stérilisation);
  - les brancardiers;
  - les assistants en logistique;
  - les assistants en soins hospitaliers;
  - les personnes visées par les articles 54bis et 54ter de l'arrêté royal n° 78 du 10 novembre 1967.
  La description des professions fait référence à la fonction réellement exercée.
  période d'absence justifiée' : les journées ou les heures non prestées mais assimilées dans la mesure où elles ont donné lieu au paiement d'une rémunération par l'institution. Il faut également y inclure les journées où le membre du personnel est en disponibilité pour cause de maladie ou d'infirmité.
  2° Principes
  Les hôpitaux ont droit à une intervention financière annuelle en compensation des mesures de dispense de prestations de travail dans le cadre de la problématique de fin de carrière, telle qu'elle est prévue dans l'Accord relatif aux secteurs fédéraux de la santé du 26 avril 2005 conclu entre le gouvernement fédéral et les organisations représentatives du secteur privé non marchand et dans le protocole n° 148/2 du Comité commun à l'ensemble des services publics des 29 juin 2005, 5 juillet 2005 et 18 juillet 2005, pour autant qu'ils soient soumis à l'application d'une convention collective de travail conclue au sein de la commission paritaire compétente ou de protocoles d'accord conclus au sein des comités de négociation compétents prévus par la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités.
  L'intervention financière couvre uniquement les avantages prévus dans le présent arrêté et n'est possible que si la convention collective de travail ou le protocole d'accord prévoit les avantages suivants et si les membres du personnel concernés bénéficient effectivement de ces avantages :
  a) les membres du personnel à temps plein qui ont atteint l'âge de 45, 50 ou 55 ans ont droit respectivement à une dispense de prestations de leur temps de travail de 96 heures, 192 heures ou 288 heures payées par an. Cette dispense entre en vigueur à partir du premier jour du mois au cours duquel les âges susmentionnés sont atteints.
  Les praticiens de l'art infirmier peuvent également opter pour le maintien des prestations assorti d'une prime de respectivement 5,26 %, 10,52 % ou 15,78 %, calculée sur leur salaire à temps plein.
  En cas de combinaison d'options à partir de l'âge de 50 ans, l'intervention est accordée sur la base d'une répartition en tranches complètes de 2 heures.
  Les membres du personnel doivent travailler au sein de l'hôpital. Ne sont pas pris en considération les personnes qui travaillent dans des services considérés comme activités non hospitalières au sens du point 3.3, de l'annexe 2 Liste et codage des comptes de charges en attente d'affectation et des centres de frais' de l'arrêté royal du 14 août 1987 relatif au plan comptable minimum normalisé des hôpitaux, modifié en dernier lieu par l'arrêté royal du 15 juillet 2004, à l'exception des personnes relevant des centres de frais 900 à 909.
  b) Le membre du personnel qui travaille à temps partiel a droit à un nombre d'heures de dispense de prestations égal, ou, pour les praticiens de l'art infirmier, à une prime équivalente égale, à l'application proportionnelle de la dispense des prestations de travail ou de la prime.
  Pour les travailleurs dépendant du secteur privé et tenant compte de la convention collective de travail n° 35 du 27 février 1981 concernant certaines dispositions du droit du travail en matière de travail à temps partiel, les travailleurs occupés à temps partiel se verront proposer, dans les conditions prévues par l'article 4 de ladite CCT n° 35, d'office augmenter la durée hebdomadaire de travail inscrite dans leur contrat. Ils bénéficient, le cas échéant, de la dispense de prestations sur base de leur nouveau contrat.
  Pour les travailleurs du secteur public occupés à temps partiel et qui bénéficient des mesures de fin de carrière ils se voient d'office proposer par l'employeur, et ce 3 mois avant la date d'entrée dans le régime des fins de carrière ou de l'accès à un droit plus élevé dans ce cadre, une augmentation de leur durée hebdomadaire de travail inscrite dans leur contrat de travail et ce, à concurrence du nombre d'heures de dispense de prestations prévu pour la catégorie d'âge à laquelle ils appartiennent. Le travailleur doit, au plus tard un mois avant la date d'entrée dans le régime des fins de carrière ou de l'accès à un droit plus élevé dans ce cadre, faire part à son employeur soit de son accord au sujet de cette augmentation de sa durée hebdomadaire de travail soit de son refus. Dans ce dernier cas, le travailleur bénéficie de la réduction de la durée hebdomadaire de ses prestations prévue pour la catégorie d'âge à laquelle il appartient et ce, au prorata de sa durée hebdomadaire de travail par rapport à celle d'un travailleur à temps plein.
  c) Sont assimilés aux membres du personnel les travailleurs qui, pendant une période de référence de 24 mois précédant le mois dans lequel ils atteignent l'âge de 45, 50 ou 55 ans, ont presté au moins 200 heures chez le même employeur, dans une seule ou plusieurs fonctions, pour lesquelles ils ont perçu le supplément pour prestations irrégulières (dimanche, samedi, jour férié, service de nuit ou services interrompus) ou toute autre indemnité relevant d'une convention collective de travail ou d'un protocole d'accord, ou ont bénéficié d'un repos compensatoire suite à ces prestations.
  Les périodes d'absences justifiées sont prises en compte sur base de la moyenne du reste de la période de référence.
  Le travailleur qui ne satisfait plus à cette condition de 200 heures de prestations irrégulieres sur une période de réference de maximum 24 mois garde la dispense de prestations acquise mais ne peut bénéficier d'une dispense supplementaire de prestations de travail lors d'un saut d'âge ultérieur.
  Les travailleurs à temps partiel doivent prouver un nombre d'heures de prestations irrégulières correspondant à 200 heures calculées au pro rata de la durée de travail sur une période de référence de maximum 24 mois.
  Le travailleur qui, au moment où il atteint l'âge de 45, 50 ou 55 ans, n'a pas effectué 200 heures de prestations irrégulières chez le même employeur, ou qui ne satisfait plus à cette condition, accède au statut de membre du personnel assimilé, et donc au droit à la dispense de prestations de travail, au moment où il effectue ces 200 heures au cours d'une période de maximum 24 mois consécutifs. La dispense de prestations de travail prend alors cours le jour déterminé dans la convention collective de travail ou dans le protocole d'accord applicable.
  d) Les personnes bénéficiaires des mesures de fin de carrière avant le 1er octobre 2005 continuent à en bénéficier.
  Les personnes bénéficiaires des mesures de fin de carrière instaurées avant le 1er octobre 2005 qui ont fait le choix de la prime salariale, continuent à en bénéficier.
  Si un membre du personnel change de fonction, il garde son droit antérieur aux mesures de fin de carrière.
  e) Les travailleurs dispensés de prestations sont toujours considérés comme des travailleurs qui conservent leur durée contractuelle ou statutaire de travail.
  f) L'option de la dispense est toujours définitive. En revanche, le maintien des prestations assorti d'une prime peut être converti à tout moment en dispense de prestations de travail.
  3° Règles de financement
  En vue de financer les mesures de fin de carrière, il est octroyé aux hôpitaux un montant forfaitaire, déterminé par catégorie de personnel suivant les règles fixées ci-après.
  Les catégories de personnel sont les suivantes :
  a. les infirmiers, les infirmiers sociaux et les assistants en soins hospitaliers;
  b. les kinésithérapeutes, ergothérapeutes, logopèdes, diététiciens, les éducateurs intégrés dans les équipes de soins, les assistants sociaux et les assistants psychologiques occupés dans les unités de soins ou integrés dans le plan thérapeutique, les psychologues, orthopédagogues et pédagogues occupés dans les unités de soins ou intégrés dans le plan thérapeutique, les technologues en laboratoire et les technologues en imagerie medicale;
  [3 Afin de couvrir l'impact de la mise en oeuvre des nouvelles classifications sectorielles de fonctions élaborées par l'Institut de Classification de Fonctions (IFIC) sur le montant de la prime financée aux hôpitaux disposant de personnel relevant de la Commission paritaire 330, les montants définis en Aa, Ab, Ac et Ad sont majorés de 1,06 % à partir du 1er janvier 2019 et jusqu'au 31 décembre 2020.
   Pour l'année 2018, cette majoration est prise en charge dans la révision de l'exercice 2018 à compter du 1er janvier 2018.]3

  [3 A partir du 1er janvier 2021 et jusqu'au 31 décembre 2021, afin de couvrir l'impact de la mise en oeuvre des nouvelles classifications sectorielles de fonctions élaborées par l'Institut de Classification de Fonctions (IFIC) sur le montant de la prime financée aux hôpitaux, les montants définis aux points Aa, Ab, Ac et Ad sont majorés de 3,44 % pour les hôpitaux disposant de personnel relevant de la Commission paritaire 330 et de 2,91 % pour les hôpitaux publics.
   A partir du 1er janvier 2022, les montants définis aux points Aa, Ab, Ac et Ad sont majorés de 5,81 % pour tous les hôpitaux.
   Les pourcentages calculés pour l'année 2021 et le pourcentage calculé à partir de l'année 2022 seront utilisés en révision de chaque exercice considéré;]3

  c. les soignants et les personnes visées par les articles 54bis et 54ter de l'arrêté royal n° 78 du 10 novembre 1967;
  d. les personnes assimilées, les ambulanciers des services d'urgence qui font partie du personnel des institutions visées dans le plan pluriannuel des secteurs fédéraux de la santé et ce, peu importe le centre de frais sous lequel ces personnes sont reprises, les techniciens du matériel médical notamment dans les services de stérilisation, les brancardiers et les assistants en logistique.
  Le montant forfaitaire est calculé comme suit :
  F = F1 + F2
  a) Calcul de la dispense de prestations de travail :
  F1 = le montant dû pour l'embauche compensatoire des membres du personnel qui optent pour la dispense de prestations hebdomadaires de travail
  F1 = Ai * T1/S * N/Y
  Où :
  Aa = 41.874,02 EUR (index 01/08/2005) pour la catégorie a.
  Ab = 41.874,02 EUR (index 01/08/2005) pour la catégorie b.
  Ac = 33.801,97 EUR (index 01/08/2005) pour la catégorie c.
  Ad = 33.769,86 EUR (index 01/08/2005) pour la catégorie d.
  T1 : nombre hebdomadaire d'heures de dispense compensées par le travailleur embauché en compensation ou par le travailleur qui augmente sa durée de travail
  S : régime hebdomadaire de travail appliqué dans l'hôpital
  N : nombre annuel d'heures de travail rémunérées par l'employeur pour compenser les heures de dispense des travailleurs bénéficiaires des mesures de fin de carrière pour l'année considérée
  Y : nombre théorique annuel d'heures de travail à prester par le travailleur en embauche compensatoire par rapport à son contrat de travail, à son acte de nomination individuelle ou à l'avenant à son contrat de travail en cas d'augmentation du temps de travail
  b) Calcul du montant pour la prime :
  F2 = Ai * H/38 * T2/S * N/Y
  Où :
  Aa = 57.223,13 EUR (index 01/08/2005) pour la catégorie a.
  Ab = 57.223,13 EUR (index 01/08/2005) pour la catégorie b.
  Ac = 42.619,16 EUR (index 01/08/2005) pour la catégorie c.
  Ad = 38.509,24 EUR (index 01/08/2005) pour la catégorie d.
  H : nombre équivalent d'heures hebdomadaires de dispense de prestations de travail dans le cadre de l'octroi d'une prime pour un travailleur à temps plein par rapport à son âge
  T2 : nombre d'heures à prester par semaine tel qu'il résulte du contrat de travail ou de l'acte de nomination individuelle effectué, le cas échéant, dans la fonction justifiant le benéfice de la mesure
  S : régime hebdomadaire de travail appliqué dans l'hôpital
  N : nombre annuel d'heures de travail rémunérées par l'employeur pour l'année considérée dans le cadre des mesures de fin de carrière
  Y : nombre théorique annuel d'heures de travail à prester par le bénéficiaire par rapport à son contrat de travail ou à son acte de nomination individuelle
  4° [1 Renseignements à fournir par l'institution hospitalière
  1) un numéro d'identification unique par membre du personnel,
  2) sa date de naissance,
  3) sa fonction,
  4) l'option choisie entre la dispense de prestations de travail et la prime pour chacune des tranches,
  5) le centre de frais, au sens de l'article 2 de l'arrêté royal du 14 août 1987 relatif au plan comptable minimum normalisé des hôpitaux, dans lequel ses charges sont imputées,
  6) le nombre d'heures de dispense de prestations de travail qu'il peut obtenir par rapport à son âge,
  7) le régime horaire hebdomadaire en vigueur dans l'hôpital,
  8) le nombre d'heures à prester par le membre du personnel tel qu'il résulte du contrat de travail ou de l'acte de nomination individuelle, réduit le cas échéant au prorata des prestations effectuées dans la fonction justifiant le bénéfice de la mesure visée au présent paragraphe,
  9) la date de son engagement,
  10) la date éventuelle de départ,
  11) en cas de personnel assimilé, le nombre d'heures de prestations irrégulières, avec un minimum de 200 heures sur 24 mois,
  12) et les périodes d'absence non rémunérées (jours ou heures non assimilés) par l'employeur ainsi que leur nature.]1

  Ces renseignements sont communiqués selon les instructions envoyées aux hôpitaux par le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions.
  5° Modalités d'octroi
  - A partir du 1er octobre 2005
  Le montant provisoire calculé en application du point 3° constitue la provision jusqu'au 31 décembre 2005.
  Le montant définitif pour la période du 1er octobre 2005 au 31 décembre 2005 est fixé sur base des informations définitives communiquées au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement et remplace le budget provisionnel verse pour la période considérée.
  - A partir de 2006
  Le montant provisoire est calculé par rapport au dernier montant définitif connu, pour autant qu'il tienne compte de toutes les classes d'âge; sinon il est fixé par rapport au provisionnel de l'année n-1.
  Chaque fois qu'un montant définitif est calculé, il constitue la provision valable pour l'exercice suivant la date de fixation de ce montant définitif.
  La différence entre F définitif et F provisoire est indemnisée via la sous-partie C2 du budget des moyens financiers.
  6° Dispositions pour la compensation des heures de dispense
  Pour les membres du personnel qui ont opté pour la dispense de leurs prestations hebdomadaires de travail, le gestionnaire doit apporter la preuve que ce temps de travail libéré et le financement octroyé ont été compensés par des nouveaux engagements ou par l'augmentation de la durée de travail hebdomadaire des membres du personnel. Ne seront pas pris en considération les travailleurs à temps plein qui bénéficient des mesures de fin de carrière et les travailleurs pour lesquels l'institution perçoit déjà un financement dans le cadre de politiques d'emploi.
  Le volume total d'heures à compenser par catégorie de financement du personnel (catégories a., b., c. et d. du point 3°) doit être prioritairement compensé par la même catégorie de financement du personnel.
  Le financement octroyé est, le cas échéant, plafonné au volume total réel de remplacement.
  Pour ce faire, le gestionnaire doit transmettre, en même temps que les informations servant au calcul définitif, les informations suivantes :
  [1 - un numéro d'identification unique par membre du personnel,]1
  - la date de naissance,
  - la date d'entrée en fonction et de sortie,
  - la fonction,
  - la durée de travail hebdomadaire de compensation du nouveau travailleur ou l'augmentation de l'horaire de travail du travailleur en fonction qui augmente sa durée de travail,
  - les périodes d'absence non rémunérées par l'employeur (jours ou heures non assimilés) ainsi que leur nature,
  - le centre de frais d'imputation,
  - la date de début de l'avenant au contrat du travailleur qui augmente sa durée de travail ou du contrat du nouveau travailleur,
  - la date de fin du contrat.
  7° Informations
  Un état des lieux annuel sur les mesures de fin de carrière est adressé par le gestionnaire de l'hôpital au conseil d'entreprise ou au comité de concertation local.
  8° Sanctions
  Si le gestionnaire ne communique pas, dans les délais requis, les renseignements relatifs à l'élaboration des budgets définitifs, les montants provisoires seront récupérés.] <AR 2006-03-13/30, art. 1, 014; En vigueur : 01-10-2005>
  
Art. 79bis. <KB 2007-06-19/33, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. Vanaf 1 december 2005 wordt aan alle werknemers van de openbare ziekenhuizen een forfaitair complement bij de attractiviteitspremie toegekend.
  Dit complement wordt in verschillende fases gefinancierd :
  - in 2005 : 40 EUR;
  - in 2006 : 170 EUR;
  - in 2007 : 260 EUR;
  - in 2008 : 380 EUR;
  - in 2009 : 480 EUR.
  Voor het jaar 2005 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 53,87 EUR, dus 40 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen.
  Voor het jaar 2006 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 228,94 EUR, dus 170 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2007 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 350,14 EUR, dus 260 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2008 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 511,75 EUR, dus 380 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2009 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 646,42 EUR, dus 480 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  [2 § 1/1. Vanaf het jaar 2022 wordt de openbare ziekenhuizen een financiering toegekend om een forfaitaire aanvulling te dekken bij de attractiviteitspremie van 400 euro (index op 1 november 2022), verhoogd met de werkgeversbijdragen voor alle werknemers. Het aan het ziekenhuis toegekende bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal toegelaten VTE's van het ziekenhuis.
   De financiering is onderworpen aan het sluiten van een lokaal protocolakkoord ter uitvoering van het `Protocol 233/5 betreffende de onderhandelingen die op 13 oktober 2022 werden gevoerd in het gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten' betreffende de verhoging van het forfaitaire gedeelte van de attractiviteitspremie. De financiering zal slechts behouden blijven in het budget van financiële middelen van het ziekenhuis van 1 juli 2024 indien het uiterlijk op 31 januari 2024 aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een kopie heeft bezorgd van het lokaal protocolakkoord dat de toekenning van deze maatregel aan het betrokken personeel bevestigt vanaf 1 januari 2022.]2

  § 2. Vanaf 1 oktober 2006 wordt aan alle werknemers van de privé-ziekenhuizen een forfaitair complement bij de attractiviteitspremie toegekend.
  [1 Dit complement wordt in meerdere fasen gefinancierd :
   - in 2006 : 195 euro;
   - in 2007 : 322 euro;
   - in 2008 : 450 euro;
   in 2009 : 498 euro.]1

  Voor het jaar 2006 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 262,61 EUR, dus 195 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2007 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 433,64 EUR, dus 322 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2008 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 606,02 EUR, dus 450 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2009 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 670,66 EUR, dus 498 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  
Art. 79bis. <AR 2007-06-19/33, art. 22, 017; En vigueur : 01-07-2007> § 1er. Il est octroyé, dans les hôpitaux publics, à partir du 1er décembre 2005, pour tous les travailleurs salariés un complément forfaitaire a la prime d'attractivité.
  Ce complément est financé en plusieurs phases :
  - en 2005 : 40 EUR;
  - en 2006 : 170 EUR;
  - en 2007 : 260 EUR;
  - en 2008 : 380 EUR;
  - en 2009 : 480 EUR.
  Pour l'année 2005, le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 53,87 EUR, soit 40 EUR majorés des charges patronales.
  Pour l'année 2006, le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 228,94 EUR, soit 170 EUR majorés des charges patronales (index 1er juillet 2005).
  Pour l'année 2007, le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 350,14 UR, soit 260 EUR majorés des charges patronales (index 1er juillet 2005).
  Pour l'année 2008, le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 511,75 EUR, soit 380 EUR majorés des charges patronales (index 1er juillet 2005).
  Pour l'année 2009, le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 646,42 EUR, soit 480 EUR majorés des charges patronales (index 1er juillet 2005).
  [2 § 1er/1. Il est octroyé aux hôpitaux publics, à partir de l'année 2022, un financement pour couvrir, pour tous les travailleurs, le paiement d'un complément forfaitaire à la prime d'attractivité, d'un montant de 400 euros (index au 1er novembre 2022), majorés des charges patronales. Le montant octroyé à l'hôpital est multiplié par le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital.
   Le financement est soumis à la conclusion d'un protocole d'accord local pris en exécution du `Protocole N° 233/5 relatif aux négociations menées le 13 octobre 2022 au sein du Comité commun à l'ensemble des services publics' concernant l'augmentation de la partie forfaitaire de la prime d'attractivité. Le financement ne sera maintenu dans le budget des moyens financiers de l'hôpital du 1er juillet 2024 que s'il a fait parvenir au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, pour le 31 janvier 2024 au plus tard, une copie du protocole d'accord local confirmant l'octroi de cette mesure au personnel concerné à compter du 1er janvier 2022.]2

  § 2. Il est octroyé, à partir du 1er octobre 2006 pour tous les travailleurs salariés des hôpitaux privés, un complément forfaitaire à la prime d'attractivité.
  [1 Ce complément est financé en plusieurs phases :
   - en 2006 : 195 euros;
   - en 2007 : 322 euros;
   - en 2008 : 450 euros;
   en 2009 : 498 euros.]1

  Pour l'année 2006, le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 262,61 EUR, soit 195 EUR majores des charges patronales (index 1er juillet 2005).
  Pour l'année 2007, le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 433,64 EUR, soit 322 EUR majorés des charges patronales (index 1er juillet 2005).
  Pour l'année 2008, le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 606,02 EUR, soit 450 EUR majorés des charges patronales (index 1er juillet 2005).
  Pour l'année 2009, le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 670,66 EUR, soit 498 EUR majorés des charges patronales (index 1er juillet 2005).
  
Art. 79bis /1. [1 Vanaf het jaar 2022 wordt aan de privéziekenhuizen een financiering toegekend om een forfaitaire aanvulling te dekken van 400 euro (index op 1 november 2022) bij de eindejaarspremie, verhoogd met de werkgeversbijdragen voor alle werknemers. Het bedrag dat aan het ziekenhuis wordt toegekend, wordt vermenigvuldigd met het aantal toegelaten VTE's van het ziekenhuis.]1
  
Art. 79bis /1. [1 Il est octroyé aux hôpitaux privés, à partir de l'année 2022, un financement pour couvrir, pour tous les travailleurs salariés, le paiement d'un complément forfaitaire à la prime de fin d'année, d'un montant de 400 euros (index au 1er novembre 2022), majorés des charges patronales. Le montant octroyé à l'hôpital est multiplié par le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital.]1
  
Art. 79ter. <INGEVOEGD bij KB 2007-06-19/33, art. 22; Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. Vanaf 1 januari 2006 wordt aan alle statutaire ziekenhuiswerknemers een aanvullend vakantiegeld toegekend, zodat dit in 2008 gelijk is aan 92 % van de activiteitswedde van de maand maart van het lopende jaar.
  Dit complement wordt in verschillende fases gefinancierd :
  - in 2006 : betaling van een vakantiegeld gelijk aan 80 % van de activiteitswedde;
  - vanaf 2008 : betaling van een vakantiegeld gelijk aan 92 % van de activiteitswedde.
  [1 Vanaf 1 januari 2006 wordt voor de 1ste fase een provisioneel bedrag van 3.420.463,90 euro verdeeld onder de openbare ziekenhuizen, uitgaande van het totale aantal VTE's vermenigvuldigd met 40 %.
   Vanaf 1 januari 2008 wordt voor de 2de fase een provisioneel bedrag van 2.879.719 euro verdeeld tussen de ziekenhuizen, uitgaande van het totale aantal VTE's 2005 in kwestie.]1

  Bij de herziening van dit bedrag op basis van de reële kosten wordt het statutair personeel van alle ziekenhuizen in aanmerking genomen.
  Die herziening gebeurt voor de laatste keer in 2008.
  § 2. Op 1 januari 2007 wordt, binnen de grenzen van een bedrag van 4 500 000 EUR (index 1 juli 2007), onderdeel B9 van de ziekenhuizen die over statutair personeel beschikken waarvan het vakantiegeld in 2005 lager lag dan 65 % van de activiteitswedde van de maand maart van het lopende jaar, verhoogd naar rata van het aantal betrokken statutaire FTE's op basis van het reële percentage dat op elke betrokken FTE werd toegepast.
  De toegekende bedragen worden voor 2007 herzien op basis van het reële aantal FTE's en het reële percentage vakantiegeld dat werd toegepast.
  
Art. 79ter. § 1er. Il est octroyé, à partir du 1er janvier 2006, pour tous les travailleurs statutaires de l'hôpital un complément de pécule de vacances de telle sorte qu'il atteigne, en 2008, 92 % du traitement d'activité du mois de mars de l'année en cours.
  Ce complément est financé en plusieurs phases :
  - en 2006 : paiement d'un pécule de vacances de valeur correspondant à 80 % du traitement d'activité;
  - à partir de 2008 : paiement d'un pécule de vacances de valeur correspondant à 92 % du traitement d'activité.
  [1 A partir du 1er janvier 2006, pour la 1ère phase, un montant provisionnel de 3.420.463,90 euros est réparti entre les hôpitaux publics en tenant compte du nombre total d'ETP multiplié par 40 %.
   A partir du 1er janvier 2008, pour la 2e phase, un montant provisionnel de 2.879.719 euros est réparti entre les hôpitaux en tenant compte du nombre total des ETP 2005 concernés.]1

  Lors de la révision de ce montant sur base des coûts réels, les statutaires de l'ensemble des hôpitaux sont pris en considération.
  Cette révision a lieu pour la dernière fois en 2008.
  § 2. Au 1er janvier 2007, dans les limites d'un montant de 4 500 000 EUR (index 1er juillet 2007), la sous-partie B9 des hôpitaux disposant de personnel statutaire dont le pécule de vacances, en 2005, était inférieur à 65 % du traitement d'activité du mois de mars de l'année en cours est augmentée au prorata des ETP statutaires concernés sur base du pourcentage réel appliqué à chaque ETP concerné.
  Les montants octroyés sont revus, pour l'année 2007, sur base du nombre réel d'ETP et du pourcentage réel de pécule de vacances appliqué.
  
Art. 79quater. [1 § 1. Er wordt op 1 januari 2018 een provisioneel budget toegekend voor de ziekenhuizen vallend onder het paritair comité 330, met het oog op de progressieve invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het instituut voor functieclassificatie (IFIC) alsook de nieuwe loonschalen die daarop betrekking hebben.
   De provisie van 58.425.430 euro (waarde op 1 januari 2018) wordt verdeeld pro rata het aantal VTE van elk betrokken ziekenhuis.
   De in aanmerking genomen VTE's zijn degene die gediend hebben voor de verdeling van het bedrag van 31.460.000 euro als tussenkomst onder de vorm van een eenmalige verhoging van het vaste deel van de eindejaarspremie voor de loontrekkenden zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 8 mei 2018 tot vaststelling en uitkering van de bedragen van de vergoedingen voor de invoering van de functieclassificatie die is voorzien in het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de federale gezondheidssector en dat op 25 oktober 2017 door de federale regering werd gesloten met de betrokken representatieve organisaties van de werkgevers en werknemers.
   De VTE's en het gefinancierde bedrag per ziekenhuis worden vastgelegd in bijlage 21.
   [3 ...]3
   § 2. Op 1 januari 2019 wordt een bijkomend budget van 13.532.755 euro (waarde op 1 januari 2019) toegevoegd aan het budget hernomen in § 1. De verdeling van het totale budget wordt gedaan pro rata het aantal VTE's per ziekenhuis zoals vastgelegd in bijlage 21.
   [3 ...]3
   § 3. [2 Op 1 januari 2020 wordt een bijkomend budget van 13.532.758 euro (waarde op 1 januari 2020) toegevoegd aan het budget hernomen in § 2. De verdeling van het totale budget wordt gedaan pro rata het aantal VTE's per ziekenhuis zoals vastgelegd in bijlage 21.]2]1

  [3 § 4. [4 Vanaf 1 juli 2021 wordt een bijkomend provisioneel budget van 161.196.755,93 euro (waarde op 1 januari 2021), voorzien in het sociaal akkoord 2021-2022, toegekend aan de ziekenhuizen die beschikken over personeel vallend onder het paritair comité 330, met het oog op de invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) alsook de bijbehorende loonschalen.
   Dit bijkomende provisionele budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen, ter beschikking gesteld personeel en statutairen van elk betrokken ziekenhuis.]4
]3

  [4 § 5. Met ingang van 1 januari 2022 wordt een bijkomend provisioneel budget van 168.081.521,30 euro (waarde op 1 januari 2022), voorzien in het sociaal akkoord 2021-2022, toegekend aan ziekenhuizen die beschikken over personeel vallend onder het paritair comité 330, met het oog op de invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) en de bijbehorende loonschalen.
   Dit bijkomende provisionele budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen van elk betrokken ziekenhuis.
   § 6. Vanaf 1 juli 2021 wordt een provisioneel budget van 42.593.239,02 euro (waarde op 1 juli 2021) toegekend aan de openbare ziekenhuizen met het oog op de progressieve invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) en de nieuwe bijbehorende loonschalen voorzien in het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de federale gezondheidssector en dat op 25 oktober 2017 werd gesloten door de federale regering met de betrokken representatieve organisaties van werkgevers en werknemers.
   Dit provisionele budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen en ter beschikking gesteld personeel van elk betrokken ziekenhuis.
   § 7. Vanaf 1 juli 2021 wordt een bijkomend provisioneel budget van 70.625.591,51 euro (waarde op 1 juli 2021), voorzien in het sociaal akkoord 2021-2022, toegekend aan de openbare ziekenhuizen met het oog op de invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) en de bijbehorende loonschalen.
   Dit provisionele budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen en ter beschikking gesteld personeel van elk betrokken ziekenhuis.
   § 8. Vanaf 1 januari 2022 wordt een bijkomend provisioneel budget van 73.048.446,06 euro (waarde op 1 januari 2022), voorzien in het sociaal akkoord 2021-2022, toegekend aan de openbare ziekenhuizen met het oog op de invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) en de bijbehorende loonschalen.
   Dit bijkomende budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen van elk betrokken ziekenhuis.
   § 9. De krachtens de paragrafen 1 tot en met 8 toegekende provisionele budgetten worden jaarlijks herzien overeenkomstig de in bijlage 22 omschreven herzieningsmodaliteiten.]4

  
Art. 79quater. [1 § 1er. Au 1er janvier 2018, il est octroyé un budget provisionnel aux hôpitaux disposant de personnel relevant de la commission paritaire 330, en vue de mettre en oeuvre progressivement les nouvelles classifications sectorielles de fonctions élaborées par l'Institut de Classification de Fonction (IF-IC) ainsi que les nouvelles échelles salariales y afférentes.
   La provision de 58.425.430 euros (valeur au 1er janvier 2018) est répartie au prorata du nombre d'ETP de chaque hôpital concerné.
   Les ETP pris en considération sont ceux ayant servi à la répartition du montant de 31.460.000 euros à titre d'intervention sous forme d'une augmentation unique de la partie fixe de la prime de fin d'année pour les travailleurs salariés visés dans l'arrêté royal du 8 mai 2018 fixant et allouant les montants des rémunérations pour l'instauration de la classification de fonctions prévue dans l'accord social relatif au secteur fédéral de la santé et qui a été conclu le 25 octobre 2017 par le gouvernement fédéral avec les organisations représentatives des employeurs et des travailleurs salariés concernées.
   Les ETP et le montant financé par hôpital sont fixés en annexe 21.
  [3 ...]3
   § 2. Au 1er janvier 2019, un budget supplémentaire de de 13.532.755 euros (valeur au 1er janvier 2019) est ajouté au budget repris au § 1er. La répartition du budget total est faite au prorata du nombre d'ETP par hôpital tel que fixé en annexe 21.
  [3 ...]3
   § 3. [2 Au 1er janvier 2020, un budget supplémentaire de 13.532.758 euros (valeur au 1er janvier 2020) est ajouté au budget repris au § 2. La répartition du budget total est faite au prorata du nombre d'ETP par hôpital tel que fixé à l'annexe 21.]2]1

  [3 § 4. [4 A partir du 1er juillet 2021, il est octroyé un budget provisionnel supplémentaire de 161.196.755,93 euros (valeur au 1er janvier 2021), prévu dans l'accord social 2021-2022, aux hôpitaux disposant de personnel relevant de la commission paritaire 330 en vue de mettre en oeuvre les classifications sectorielles de fonctions élaborées par l'Institut de Classification de Fonctions (IFIC) ainsi que les échelles salariales y afférentes.
   Ce budget provisionnel supplémentaire est réparti au prorata du nombre d'ETP payés renseignés dans la collecte FINHOSTA de l'année 2019, ou de l'année 2018 lorsque les données de l'année 2019 ne sont pas disponibles, et repris dans un centre de frais de 020 à 909, et 960 à 999, hors médecins, personnel mis à disposition et statutaires de chaque hôpital concerné.]4
]3

  [4 § 5. A partir du 1er janvier 2022, il est octroyé un budget provisionnel supplémentaire de 168.081.521,30 euros (valeur au 1er janvier 2022), prévu dans l'accord social 2021-2022, aux hôpitaux disposant de personnel relevant de la commission paritaire 330, en vue de mettre en oeuvre les classifications sectorielles de fonctions élaborées par l'Institut de Classification de Fonctions (IFIC) ainsi que les échelles salariales y afférentes.
   Ce budget provisionnel supplémentaire est réparti au prorata du nombre d'ETP payés renseignés dans la collecte FINHOSTA de l'année 2019, ou de l'année 2018 lorsque les données de l'année 2019 ne sont pas disponibles, et repris dans un centre de frais de 020 à 909, et 960 à 999, hors médecins de chaque hôpital concerné.
   § 6. A partir du 1er juillet 2021, un budget provisionnel de 42.593.239,02 euros (valeur au 1er juillet 2021) est octroyé aux hôpitaux publics en vue de mettre en oeuvre progressivement les nouvelles classifications sectorielles de fonctions élaborées par l'Institut de Classification de Fonctions (IFIC) ainsi que les nouvelles échelles salariales y afférentes prévues dans l'accord social relatif au secteur fédéral de la santé et qui a été conclu le 25 octobre 2017 par le gouvernement fédéral avec les organisations représentatives des employeurs et des travailleurs salariés concernées.
   Ce budget provisionnel est réparti au prorata du nombre d'ETP payés renseignés dans la collecte FINHOSTA de l'année 2019, ou de l'année 2018 lorsque les données de l'année 2019 ne sont pas disponibles, et repris dans un centre de frais de 020 à 909 et de 960 à 999, hors médecins et personnel mis à disposition de chaque hôpital concerné.
   § 7. A partir du 1er juillet 2021, il est octroyé un budget provisionnel supplémentaire de 70.625.591,51 euros (valeur au 1er juillet 2021), prévu dans l'accord social 2021-2022, aux hôpitaux publics, en vue de mettre en oeuvre les classifications sectorielles de fonctions élaborées par l'Institut de Classification de Fonctions (IFIC) ainsi que les échelles salariales y afférentes.
   Ce budget provisionnel est réparti au prorata du nombre d'ETP payés renseignés dans la collecte FINHOSTA de l'année 2019, ou de l'année 2018 lorsque les données de l'année 2019 ne sont pas disponibles, et repris dans un centre de frais de 020 à 909 et de 960 à 999, hors médecins et personnel mis à disposition de chaque hôpital concerné.
   § 8. A partir du 1er janvier 2022, il est octroyé un budget provisionnel supplémentaire de 73.048.446,06 euros (valeur au 1er janvier 2022), prévu dans l'accord social 2021-2022, aux hôpitaux publics, en vue de mettre en oeuvre les classifications sectorielles de fonctions élaborées par l'Institut de Classification de Fonctions (IFIC) ainsi que les échelles salariales y afférentes.
   Ce budget supplémentaire est réparti au prorata du nombre d'ETP payés renseignés dans la collecte FINHOSTA de l'année 2019, où 2018 quand 2019 n'était pas disponible, et repris dans un centre de frais de 020 à 909 et de 960 à 999, hors médecins de chaque hôpital concerné.
   § 9. Les budgets provisionnels octroyés en vertu des dispositions des paragraphes 1 à 8 ci-dessus sont revus annuellement selon les modalités de révision définies à l'annexe 22.]4

  
Art. 79quinquies. <INGEVOEGD bij KB 2007-06-19/33, art. 22; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Teneinde op duurzame wijze toegankelijke en kwaliteitsvolle zorg te blijven aanbieden, worden de volgende maatregelen ingevoerd op het vlak van jobcreatie :
  § 1. [4 ...]4
  § 2. [6 ...]6
  § 3. Operatiezalen :
  [1 Op 1 januari 2006]1 wordt aan de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, Sp-diensten voor palliatieve zorg en geïsoleerde G-diensten, een aanvullende financiering ten belope van 45 881,10 EUR (index 01/01/2006) per FTE toegekend teneinde het personeelskader in de operatiekwartieren te versterken naar rata van :
  - 0,5 FTE voor de ziekenhuizen waarvoor het aantal operatiezalen, bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 46, § 3, 2°, a), a.1), minder dan 5 operatiezalen bedraagt;
  - 1 FTE tussen 5 en 10 operatiezalen;
  - 1,5 FTE boven de 10 operatiezalen.
  Voor de ziekenhuizen, bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, wordt er één operatiezaal in aanmerking genomen per 25 erkende bedden onder kenletter C.
  [1 Voor de vaststelling van het aantal zalen en bedden wordt rekening gehouden met het aantal operatiezalen en erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  § 4. Versterking van de nachtploegen.
  [1 Op 1 januari 2007]1 wordt, teneinde de nachtploegen te versterken, het budget van de psychiatrische ziekenhuizen voor de A en A-nachtbedden, alsook van de algemene ziekenhuizen voor alle bedden met een bedrag (X) verhoogd, wat overeenstemt met 0,5 FTE extra verpleegkundig of verzorgend personeel per 60 erkende bedden ten belope van 47 734,69 EUR (index 1 juli 2007) per FTE.
  Onderdeel B9 van de betrokken ziekenhuizen wordt verhoogd overeenkomstig de volgende berekening :
  X = A *(B*0,5/60)
  waarbij :
  A = 47 734,69 EUR per FTE;
  B = aantal erkende bedden van het ziekenhuis.
  Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt enkel rekening gehouden met de bestaande en erkende bedden op 1 januari dat het dienstjaar voorafgaat waarin het budget werd vastgesteld.
  [1 Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  § 5. [5 ...]5
  § 6. [3 Om de proefprojecten pediatrische hemato-oncologie te ondersteunen in de ziekenhuizen die een overeenkomst ondertekend hebben met de minister bevoegd voor Volksgezondheid, worden er vanaf 1 januari 2010 2 VTE's sociaal assistent, logopedist, psycholoog of diëtist gefinancierd, waaronder ten minste één VTE sociaal assistent, ten belope van 50.656 euro per VTE binnen de grenzen van het beschikbaar budget van 709.184 euro (index 01/01/2010).]3
  
Art. 79quinquies. Afin de continuer à offrir de façon durable des soins accessibles et de haute qualité, les mesures de création d'emplois suivantes sont mises en oeuvre :
  § 1er. [4 ...]4
  § 2. [6 ...]6
  § 3. Salles d'opérations :
  [1 Au 1er janvier 2006]1, un complément de financement, à concurrence de 45 881,10 EUR (index 01/01/2006) par ETP, est octroyé aux hôpitaux généraux, hors services Sp, Sp palliatifs et G isolés, pour renforcer l'encadrement dans les blocs opératoires, à raison de :
  - 0,5 ETP pour les hôpitaux pour lesquels le nombre de salles d'opérations déterminé conformément aux dispositions de l'article 46, § 3, 2°, a), a.1), est inférieur à 5 salles;
  - 1 ETP entre 5 et 10 salles;
  - 1,5 ETP au delà de 10 salles.
  Pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2, il est retenu une salle d'opérations par 25 lits agrées sous l'indice C.
  [1 Pour la fixation du nombre de salles et de lits, il est tenu compte du nombre de salles d'opérations et de lits agréés tels que connus par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.]1
  § 4. Renfort des équipes de nuit.
  [1 Au 1er janvier 2007]1, afin de renforcer les équipes de nuit, le budget des hôpitaux psychiatriques, en ce qui concerne les lits A et A nuit, et des hôpitaux généraux, en ce qui concerne tous les lits, est augmenté d'un montant (X) correspondant à 0,5 membre de personnel infirmier ou soignant en plus par 60 lits agréés, à concurrence de 47 734,69 EUR (index 1er juillet 2007) par ETP.
  La sous-partie B9 des hôpitaux concernés est augmentée selon le calcul suivant :
  X = A *(B*0,5/60)
  où :
  A = 47 734,69 EUR par ETP;
  B = nombre de lits agréés de l'hôpital.
  Pour la fixation du nombre de lits, il est tenu compte des lits agrées et existants au 1er janvier qui précède l'exercice de fixation du budget.
  [1 Pour la fixation du nombre de lits, il est tenu compte du nombre de lits agréés tels que connus par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul.]1
  § 5. [5 ...]5
  [3 § 6. A partir du 1er janvier 2010, afin de soutenir les projets pilotes d'hémato-oncologie pédiatrique dans les hôpitaux ayant signé une convention avec le ministre ayant la Santé publique dans ses attributions, il est financé, à partir du 1er janvier 2010, 2 ETP assistant social, logopède, psychologue ou diététicien, dont au moins un ETP assistant social, à concurrence de 50.656 euros par ETP dans les limites d'un budget disponible de 709.184 euros (index 01/01/2010).]3
  
Art. 79sexies. <INGEVOEGD bij KB 2007-06-19/33, art. 22; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Binnen de grenzen van een budget van 2 264 654 EUR (index 1 juli 2007) wordt, teneinde vanaf 1 januari 2007 in de privé-ziekenhuizen het supplement te financieren dat van 50 op 56 % is gebracht voor nachtprestaties op zondag en op feestdagen, onderdeel B9 van die ziekenhuizen verhoogd met een bedrag (X) dat als volgt wordt berekend :
  X = A * B/C
  waarbij :
  A = beschikbaar budget van 2 264 654 EUR;
  B = totaal aantal uren betaald aan 50 % van het betrokken ziekenhuis op basis van de laatst bekende gegevens;
  C = totaal aantal uren betaald aan 50 % van alle betrokken ziekenhuizen op basis van de laatst bekende gegevens.
  De toegekende bedragen worden voor 2007 herzien op basis van het reële aantal uren nachtprestaties op zondag en op feestdagen.
Art. 79sexies. Dans les limites d'un budget de 2 264 654 EUR (index 1er juillet 2007), afin de financer à partir du 1er janvier 2007, dans les hôpitaux privés, le supplément relatif aux prestations de nuit effectuées le dimanche et les jours fériés, porté de 50 à 56 %, la sous-partie B9 de ces hôpitaux est augmentée d'un montant (X) calculé comme suit :
  X = A * B/C
  où :
  A = budget disponible de 2 264 654 EUR;
  B = nombre total d'heures payées à 50 % de l'hôpital concerné, sur base des dernières données connues;
  C = nombre total d'heures payées à 50 % de tous les hôpitaux concernes, sur base des dernières données connues.
  Les montants octroyés sont revus, pour l'année 2007, sur base du nombre reel d'heures de prestations de nuit du dimanche et des jours fériés.
Art. 79septies. [1 Met ingang van 1 januari 2008 wordt een jaarlijkse functionele toelage van 816,80 euro (index 01/07/2005) toegekend aan de hoofdverpleegkundigen, verpleegkundigen-hoofd van dienst van het tussenkader en de hoofdparamedici van de ziekenhuizen, die een geldelijke anciënniteit van minstens 18 jaar hebben alsook de opleiding hebben genoten die vereist is krachtens de besluiten waarbij hun functie wordt omschreven.
   Het bedrag wordt berekend door het aantal toelaatbare VTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 1.099,98 euro, zijnde 816,80 euro verhoogd met de patronale lasten (index 01/07/2005).]1

  
Art. 79septies. [1 A partir du 1er janvier 2008, un complément fonctionnel annuel de 816,80 euros (index 01/07/2005) est attribué aux infirmiers en chef, infirmiers chefs de service du cadre intermédiaire et paramédicaux en chef des hôpitaux, ayant une ancienneté pécuniaire de 18 ans minimum et la formation requise par les arrêtés définissant leur fonction.
   Le montant est calculé en multipliant le nombre d'ETP admissibles de l'hôpital par 1.099,98 euros, soit 816,80 euros majorés des charges patronales (index 01/07/2005).]1

  
Art. 79octies. [1 Er worden in drie fasen 2.309 VTE's verpleegkundigen, zorgkundigen of paramedisch personeel per 30 erkende bedden gefinancierd in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten-palliatieve zorg, K- en NIC-bedden.
   De fasen zijn de volgende :
   1° op 1 januari 2008 is een pilootstudie opgezet naar de onmiddellijke vervanging en de communicatie van de uurroosters in de ziekenhuissector.
   Die studie heeft tot doel de mobiele equipe te versterken, bepaald bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 houdende vaststelling van de normen waaraan de ziekenhuizen en hun diensten moeten voldoen.
   Daartoe worden 319 VTE's ten belope van 46.981,24 euro per VTE toegewezen aan de door het universitair ad-hocteam geselecteerde ziekenhuizen.
   Tijdens de herziening van dienstjaar 2008 zal worden nagegaan of het aantal VTE's gefinancierd per ziekenhuis dat aan de pilootstudie deelneemt wel degelijk aan de mobiele equipe werd toegewezen.
   2° op 1 juli 2009 worden 1042 VTE's verdeeld onder de ziekenhuizen die tijdens de eerste fase niet werden geselecteerd, naar rata van minimum 0,5 VTE per 30 erkende bedden, met uitsluiting van de Sp-diensten palliatieve zorg, K- en NIC-diensten;
   3° op 1 januari 2011 worden de resterende 948 VTE's verdeeld onder alle ziekenhuizen teneinde 1 VTE per 30 erkende bedden, met uitsluiting van de Sp-diensten palliatieve zorg, K- en NIC-diensten te warborgen.
   Vanaf 1 juli 2010 wordt het behoud van de krachtens punten 1° en 2° toegekende financiering en de krachtens punt 3° voorziene financiering onderworpen, voor de private sector, aan het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst binnen de paritaire commissie of, bij ontstentenis, bij een lokaal akkoord en, voor de openbare sector, aan een lokaal akkoord genomen in uitvoering van het Protocol Nr. 2009/04 betreffende de onderhandelingen die op maandag 22 juni 2009 werden gevoerd in het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (Comité C), met betrekking tot de volgende domeinen :
   - het voldoende op voorhand bezorgen van de uurroosters;
   - de inachtneming van de op voorhand bezorgde uurroosters en de sancties verbonden aan wijzigingen in de uurroosters;
   - de onmiddellijke vervanging bij afwezigheid.
   Indien er een lokaal akkoord is ondertekend, moet een kopie naar de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden verstuurd.
   Het ziekenhuis dat nog geen kopie van een plaatselijk akkoord heeft bezorgd kan te allen tijde deze kopie bezorgen en van de hierboven bedoelde financiering genieten vanaf de eerstvolgende berekening van zijn budget van de financiële middelen.]1

  
Art. 79octies. [1 Il est financé, en trois phases, 2.309 ETP infirmier, aide-soignant ou paramédical par 30 lits agréés dans les hôpitaux généraux et psychiatriques, à l'exclusion des lits des services Sp-soins palliatifs, K et NIC.
   Les phases sont les suivantes :
   1° au 1er janvier 2008, une étude pilote est réalisée sur le remplacement immédiat et la communication des horaires dans le secteur hospitalier.
   Elle vise à renforcer l'équipe mobile, prévue dans l'arrêté royal du 23 octobre 1964 portant fixation des normes auxquelles les hôpitaux et leurs services doivent répondre.
   A cet effet, 319 ETP, à concurrence de 46.981,24 euros par ETP, sont affectés aux hôpitaux sélectionnés par l'équipe universitaire ad hoc.
   Lors de la révision de l'exercice 2008, il sera vérifié que le nombre d'ETP financé par hôpital participant à l'étude pilote a bien été affecté à l'équipe mobile.
   2° au 1er juillet 2009, 1042 ETP sont répartis entre les hôpitaux non sélectionnés lors de la première phase, à raison de minimum 0,5 ETP par 30 lits agréés, à l'exclusion des services Sp-soins palliatifs, K et NIC;
   3° au 1er janvier 2011, le solde de 948 ETP est réparti entre tous les hôpitaux afin de garantir 1 ETP par 30 lits agréés, à l'exclusion des services Sp-soins palliatifs, K et NIC.
   A partir du 1er juillet 2010, le maintien du financement octroyé en vertu des points 1° et 2° et le financement prévu en vertu du point 3° est soumis à la conclusion, pour le secteur privé, d'une convention collective de travail en commission paritaire ou, à défaut, d'un accord local, et pour le secteur public d'un accord local pris en exécution du Protocole n° 2009/04 relatif aux négociations menées le lundi 22 juin 2009 au sein du Comité pour les services publics provinciaux et locaux (Comité C), portant sur les domaines suivants :
   - la transmission des horaires de travail suffisamment à l'avance;
   - le respect des horaires transmis à l'avance et les sanctions attachées aux modifications d'horaires;
   - le remplacement immédiat en cas d'absence.
   Si un accord local est signé, une copie doit être envoyée au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement.
   L'hôpital, qui n'a pas encore fourni de copie d'un accord local, peut à tout moment fournir ladite copie et bénéficier du financement prévu ci-dessus à compter du calcul suivant de son budget des moyens financiers.]1

  
Art. 79nonies. [2 § 1.]2 [1 Vanaf 1 januari 2009 wordt het bedrag van het sociaal akkoord van de openbare sector, bepaald in het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten, namelijk 1.795.598 euro (index 01/01/2009), verdeeld onder de openbare ziekenhuizen overeenkomstig de modaliteiten voorzien in een lokaal akkoord genomen in uitvoering van het Protocol nr. 2009/06 betreffende de onderhandelingen gevoerd op maandag 21 december 2009 binnen het comité voor de provinciale en lokale overheidsdiensten (comité C).
   Het budget wordt verdeeld naar rata van het totaal van onderdeel B2 van de openbare ziekenhuizen op 30 juni 2008.
   Om voormelde budgetten te krijgen, moeten de beheerders van de openbare ziekenhuizen aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgen dat de toekenning van deze voordelen aan voormeld personeel vanaf 1 januari 2010 bevestigt. Dit attest moet uiterlijk tegen 15 oktober 2010 worden verstuurd en moet medeondertekend worden door het lokaal overlegcomité of, bij ontstentenis, door de vakbondsafvaardiging.
   Een kopie van het lokaal akkoord moet naar de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden verstuurd.]1

  [2 Vanaf 1 januari 2011 wordt het budget verdeeld naar rata van het aantal VTE's van de openbare ziekenhuizen zoals die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn, die niet vallen onder de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 juni 2010 bedoeld in artikel 48bis van hetzelfde besluit, en die werken in een kostenplaats begrepen tussen 020 en 899.]2
  [2 § 2. Vanaf 1 januari 2011 wordt een budget van 3.200.000 euro verdeeld onder de private ziekenhuizen teneinde de valorisatie van ongemakkelijke prestaties van het personeel dat niet valt onder de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 juni 2010 bedoeld in artikel 48bis van hetzelfde besluit, uit te breiden naar rata van het aantal VTE's van de private ziekenhuizen zoals die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn, die niet vallen onder de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 juni 2010 bedoeld in artikel 48bis van hetzelfde besluit, en die werken in een kostenplaats begrepen tussen 020 en 899.]2
  
Art. 79nonies. [2 § 1er.]2 [1 A partir du 1er janvier 2009, le montant de l'accord social du secteur public, défini dans le protocole n° 148/2 du Comité commun à l'ensemble des secteurs publics des 29 juin 2005, 5 juillet 2005 et 18 juillet 2005, à savoir 1.795.598 euros (index 01/01/2009), est réparti entre les hôpitaux publics selon les modalités prévues dans un accord local pris en exécution du Protocole n° 2009/06 relatif aux négociations menées le lundi 21 décembre 2009 au sein du comité pour les services publics provinciaux et locaux (comité C).
   Le budget est réparti au prorata du total de la sous-partie B2 des hôpitaux publics au 30 juin 2008.
   Pour bénéficier des budgets précités, les gestionnaires des hôpitaux publics doivent faire parvenir au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, une attestation confirmant l'octroi de ces avantages au personnel concerné à compter du 1er janvier 2010. Cette attestation doit être envoyée pour le 15 octobre 2010 et doit être contresignée par le comité de concertation local ou, à défaut, par la délégation syndicale.
   Une copie de l'accord local doit être envoyée au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement.]1

  [2 A partir du 1er janvier 2011, le budget est réparti au prorata du nombre d'ETP des hôpitaux publics tels que connus par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul, non concernés par l'application des dispositions de l'arrêté royal du 22 juin 2010 visé à l'article 48bis du même arrêté, et qui travaillent dans un centre de frais compris entre 020 et 899.]2
  [2 § 2. A partir du 1er janvier 2011, un budget de 3.200.000 euros est réparti, entre les hôpitaux privés, en vue d'étendre la valorisation des prestations inconfortables du personnel non concerné par l'application des dispositions de l'arrêté royal du 22 juin 2010 visé à l'article 48bis du même arrêté, au prorata du nombre d'ETP des hôpitaux privés tels que connus par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul, non concernés par l'application des dispositions de l'arrêté royal du 22 juin 2010 visé à l'article 48bis du même arrêté et qui travaillent dans un centre de frais compris entre 020 et 899.]2
  
Art. 79decies. [1 Op 1 januari 2011 wordt een budget toegekend aan de ziekenhuizen om de aanwerving van bijkomend personeel te dekken.
   a) voor de ziekenhuizen uit de privésector wordt een budget van 5.080.000 euro verdeeld onder de ziekenhuizen, volgens de volgende verdelingsmodaliteiten :
   - de instellingen met minimum 100 bedden krijgen een budget toegekend van 21.000 euro. Het saldo van dat budget wordt vervolgens verdeeld, onder dezelfde instellingen, evenredig met het aantal erkende bedden boven de 100 eerste bedden. Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dat bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is;
   - de aangeworven VTE's zijn ofwel administratieve en logistieke hulp, toegewezen aan de zorgeenheden, ofwel zorgkundigen voor de nacht, ofwel onderhoudspersoneel in de ziekenhuizen die deze activiteit niet uitbesteden.
   b) voor de ziekenhuizen uit de openbare sector wordt een budget van 4.030.000 euro verdeeld tussen de ziekenhuizen volgens de informatie van het Fonds Sociale Maribel van de openbare sector, dat de bijkomende jobs definieert, toewijst en controleert.
   Het behoud van de financieringen bedoeld in punten a) en b) is onderworpen aan het versturen, binnen de 30 dagen na publicatie van huidig besluit in het Belgisch Staatsblad, naar de FOD Volksgezondheid, DG1, Dienst Boekhouding en Beheer van de Ziekenhuizen, van een document bevestigend dat het overleg in de ondernemingsraad, voor de private sector en in het Basisoverlegcomité, voor de openbare sector over het gebruik van het bijkomende budget met het oog op nettojobcreatie wel degelijk heeft plaatsgevonden.
   De budgetten bedoeld in punten a) en b) zijn niet onderhevig aan indexering voor het jaar 2011 en zijn niet herzienbaar.]1

  
Art. 79decies. [1 Au 1er janvier 2011, un budget est octroyé aux hôpitaux afin de couvrir l'embauche de personnel supplémentaire.
   a) pour les hôpitaux du secteur privé, un budget de 5.080.000 euros est réparti entre les hôpitaux selon les modalités de répartition suivantes :
   - les institutions de minimum 100 lits se voient attribuer un budget de 21.000 euros. Le solde de ce budget est ensuite réparti, entre ces mêmes institutions, à la proportionnelle du nombre de lits agréés au-delà des 100 premiers lits. Pour la fixation du nombre de lits, il est tenu compte du nombre de lits agréés tel que connu par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul;
   - les ETP embauchés sont, soit des aides administratives et logistiques affectées aux unités de soins, soit des aides-soignants de nuit ou soit du personnel d'entretien dans les hôpitaux qui ne sous-traitent pas cette activité.
   b) pour les hôpitaux du secteur public, un budget de 4.030.000 euros est réparti entre les hôpitaux selon les informations fournies par le Fonds Maribel social du secteur public qui définit, affecte et contrôle les emplois supplémentaires.
   Le maintien des financements visés aux points a) et b) est subordonné à l'envoi, dans les trente jours après la publication du présent arrêté au Moniteur belge, au SPF Santé publique, DG1, Service Comptabilité et Gestion des hôpitaux, d'un document confirmant que la concertation a bien eu lieu au sein du Conseil d'Entreprise, pour le secteur privé, et au sein du comité de concertation de base, pour le secteur public, portant sur l'utilisation du budget supplémentaire en vue d'une création nette d'emploi.
   Les budgets visés aux points a) et b) ne sont pas soumis à l'indexation pour l'année 2011 et ne sont pas révisables.]1

  
Art. 79undecies. [2 § 1.]2 [1 Vanaf 1 januari 2013 wordt er een budget van 1.295.000 euro toegekend aan de ziekenhuizen op voorwaarde van de toekenning van weddenschaal 1.35 zoals beslist in de paritaire commissie 330, aan zorgkundigen die deze functie uitvoeren in het ziekenhuis. Voor de openbare sector moet de weddenschaal van toepassing op de zorgkundigen equivalent zijn aan die die voor de private sector werd vastgesteld.
   Het budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal erkende bedden van elk ziekenhuis, zoals gekend op het ogenblik van de berekening.
   De toegekende financiering zal op 1 januari 2014 slechts in het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis behouden blijven indien het aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgt dat de toekenning van dit voordeel aan het betrokken personeel vanaf 1 januari 2013 bevestigt. Dit attest moet ten laatste tegen 28 februari 2014 worden verstuurd en moet zijn medeondertekend door de ondernemingsraad voor de private ziekenhuizen, of door het overlegcomité of, bij ontstentenis daaraan, door de vakbondsdelegatie, voor de openbare ziekenhuizen.]1

  [2 § 2. Vanaf 1 januari 2014 wordt er een bijkomende budget van 14.121.000 euro toegekend aan de ziekenhuizen op voorwaarde van de toekenning van weddenschaal 1.35 zoals beslist in de paritaire commissie 330, aan zorgkundigen die deze functie uitvoeren in het ziekenhuis. Voor de openbare sector moet de weddenschaal van toepassing op de zorgkundigen equivalent zijn aan die die voor de private sector werd vastgesteld.
   Het budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal erkende bedden van elk ziekenhuis, zoals gekend op het ogenblik van de berekening.
   Voor de openbare ziekenhuizen die het in § 1, derde lid vermelde attest niet opgestuurd hebben, zal de financiering toegekend op 1 januari 2014 slechts in het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis behouden blijven indien het aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgt dat de toekenning van dit voordeel aan het betrokken personeel vanaf 1 januari 2014 bevestigt. Dit attest van toekenning van een equivalente weddenschaal, gemiddeld of over het geheel van de loopbaan, moet ten laatste tegen 30 juni 2014 worden verstuurd en moet zijn medeondertekend door het overlegcomité of, bij ontstentenis daaraan, door de vakbondsdelegatie.]2

  
Art. 79undecies. [2 § 1er.]2 [1 A partir du 1er janvier 2013, un budget de 1.295.000 euros est octroyé aux hôpitaux sous la condition de l'octroi du barème 1.35, tel que fixé dans la commission paritaire 330, aux aides-soignants exerçant cette fonction dans l'hôpital. Pour le secteur public, le barème applicable aux aides-soignants doit être équivalent à celui défini pour le secteur privé.
   Ce budget est réparti entre les hôpitaux sur base du nombre de lits agréés de chaque hôpital, tels que connus au moment du calcul.
   Le financement octroyé ne sera maintenu dans le budget des moyens financiers de l'hôpital du 1er janvier 2014 que s'il a fait parvenir au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, une attestation confirmant l'octroi de cet avantage au personnel concerné à compter du 1er janvier 2013. Cette attestation doit être envoyée pour le 28 février 2014 au plus tard et doit être contresignée par le conseil d'entreprise pour les hôpitaux privés, ou par le comité de concertation ou, à défaut, par la délégation syndicale, pour les hôpitaux publics.]1

  [2 § 2. A partir du 1er janvier 2014, un budget supplémentaire de 14.121.000 euros est octroyé aux hôpitaux sous la condition de l'octroi du barème 1.35, tel que fixé dans la commission paritaire 330, aux aides-soignants exerçant cette fonction dans l'hôpital. Pour le secteur public, le barème applicable aux aides-soignants doit être équivalent à celui défini pour le secteur privé.
   Ce budget est réparti entre les hôpitaux sur base du nombre de lits agréés de chaque hôpital, tels que connus au moment du calcul.
   Pour les hôpitaux du secteur public qui n'ont pas envoyé l'attestation mentionnée au § 1er, 3e alinéa, le financement octroyé au 1er janvier 2014 ne sera maintenu dans le budget des moyens financiers de l'hôpital que s'il a fait parvenir au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement, une attestation confirmant l'octroi, à compter du 1er janvier 2014, de cet avantage au personnel concerné. Cette attestation d'octroi d'un barème équivalent, en moyenne ou sur l'ensemble de la carrière, doit être envoyée pour le 30 juin 2014 au plus tard et doit être contresignée par le comité de concertation ou, à défaut, par la délégation syndicale.]2

  
Art. 79duodecies. [1 § 1. a) Vanaf 2021 wordt, met het oog op de financiering van de middelen bedoeld in artikel 4, § 2, tweede lid, 2°, van de wet van 9 december 2019 tot oprichting van een Zorgpersoneelfonds, gewijzigd bij de wet van 9 mei 2021, een jaarbudget als volgt verdeeld onder alle ziekenhuizen:
   1° een budget van 11.700.000 euro, niet gekoppeld aan de `gezondheidsindex' zoals bedoeld in artikel 85, om zorgpersoneel aan te werven binnen de ziekenhuizen waarmee de proefprojecten `Zorgcentra na seksueel geweld' een contract hebben gesloten met de minister bevoegd voor Volksgezondheid, ter ondersteuning van en voor de verdere uitbouw van die Zorgcentra na seksueel geweld;
   2° het saldo, bepaald in § 2, wordt verdeeld onder alle ziekenhuizen ter financiering van de nettotoename van de tewerkstelling van zorgpersoneel en de verbetering van de arbeidsomstandigheden van het zorgpersoneel. Dit betreft ook de uitgaven bedoeld voor ondersteunend personeel dat het zorgpersoneel ontlast en dat rechtstreeks met hen in contact staat, zodat zij meer tijd kunnen besteden aan het daadwerkelijk verzorgen van de patiënten, waarbij de prioriteit gaat naar de verzorging aan het bed van de patiënt. Prioriteit wordt gegeven aan de financiering van de verhoging van de personeelsnorm, en bij voorkeur voor het verpleegkundig personeel, met gemiddeld één bijkomende VTE, per zorgeenheid of per ziekenhuisfunctie, teneinde de verpleegkundige aanwezigheid aan het bed van de patiënt te verhogen.
   Het soort personeel waarop de maatregelen vermeld onder 2° betrekking hebben, zijn ziekenhuisverpleegkundigen, zorgkundigen en de ondersteunende functies die in de zorgteams zijn geïntegreerd, namelijk het personeel dat is opgenomen in de personeelsnormen voor ziekenhuisdiensten, -functies en -zorgprogramma's, en het ondersteunend personeel dat het verpleegkundig personeel helpt bij zijn administratieve en logistieke taken.
   b) Vanaf het jaar 2021, over de bestemming van de bepalingen onder a), 2°, bedoelde middelen moet binnen elke instelling voorafgaand lokaal sociaal overleg worden gevoerd, teneinde tot een akkoord te komen binnen het basisoverlegcomité dan wel binnen de ondernemingsraad. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad gebeurt dat overleg binnen het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. Bij ontstentenis van een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk wordt dat overleg gevoerd met de vakbondsafgevaardigden. Dit overleg behelst de bestemming van de middelen op grond van de prioritaire noden en van de profielen die idealiter moeten worden aangetrokken om de werklast van het zorgpersoneel aan het bed van de patiënt te verlichten. Dit voorafgaand overleg moet plaatsvinden vóór 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het daadwerkelijke gebruik van de middelen.
   De beheerder van de instelling bezorgt aan de FOD Volksgezondheid een verslag van het lokaal overlegorgaan over de bestemming die aan de middelen voor het volgende jaar zal worden gegeven. De inhoud van dit verslag wordt bezorgd aan de FOD Volksgezondheid door codering van de informatie die opgenomen is in Verslag A, waarvan het Excel-model ter beschikking staat van de ziekenhuizen op de website van de FOD Volksgezondheid. Het lokaal sociaal overlegorgaan verklaart dat de aan de FOD bezorgde informatie de informatie is waarover voorafgaand sociaal overleg werd gevoerd, door de afgedrukte versie van Verslag A te ondertekenen. De gegevens in Excel-formaat en de afgedrukte tabel die door de vertegenwoordiger(s) van het lokaal overlegorgaan is ondertekend, worden uiterlijk op 31 maart van het jaar waarop de bestemming van de middelen betrekking heeft, via e-mail naar het volgende adres gestuurd: fin.pers@health.fgov.be.
   c) Vanaf het jaar 2021 moet de beheerder van de instelling aan het einde van elk jaar, in het kader van de jaarlijkse informatie aan de ondernemingsraad of aan het lokaal sociaal overlegorgaan bedoeld in het koninklijk besluit van 15 juni 1998 tot uitvoering van artikel 86bis van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen van 7 augustus 1987, aan het lokaal sociaal overlegorgaan meedelen binnen drie maanden na de afsluiting van de rekeningen van elk boekjaar, een verslag waarin op duidelijke en bevattelijke wijze de effectieve bestemming van de middelen voor het betrokken boekjaar, de opvolging van de gecreëerde banen en de evolutie van de totale tewerkstelling worden vermeld.
   De inhoud van dit verslag wordt aan de FOD Volksgezondheid overgemaakt ten laatste op 31 december van het jaar dat volgt op het betreffende jaar door de gevraagde informatie in te vullen in het "Verslag B", waarvan het model voor de ziekenhuizen beschikbaar is op de website van de FOD Volksgezondheid. Het lokaal sociaal overlegorgaan verklaart dat de informatie die aan de FOD werd bezorgd de informatie is die aan het overlegorgaan is bezorgd, door de afgedrukte versie te ondertekenen.
   d) Binnen het kader van het lokaal sociaal overleg wordt jaarlijks een evaluatie gemaakt van het aantal zorg- en zorgondersteunend personeel per eenheid en de gevolgen voor de bestaffing rond het bed van de patiënt.
   Deze evaluatie moet plaatsvinden uiterlijk op hetzelfde moment als het voorafgaand lokaal sociaal overleg over de bestemming van de middelen voor het jaar 2023 en de daaropvolgende jaren.
   § 2. [2 [4 Van 1 januari tot 31 december 2024 bedraagt het saldo bedoeld in § 1, 2°, 312.011.142,98 euro (waarde op 1 januari 2024).]4
   Het beschikbare budget wordt verdeeld tussen alle ziekenhuizen, per budgetsector en per ziekenhuiscategorie volgens de volgende modaliteiten.
   1° Voor de acute budgetsector van de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, § 1, en de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, § 2 wordt een bedrag per ziekenhuis berekend volgens de volgende formule:
   A x 10 % x P
   waarin:
   A = basispunten zoals bepaald in onderdeel B2 op 1 juli van het jaar n-1 voor het personeel met betrekking tot de C-, D-, E-, G-, I-, M-, NIC-bedden, Spoedgevallendienst, operatiekwartier, chirurgisch dagziekenhuis, A-, Ad-, An-, K-, Kd en Kn-bedden, met dien verstande dat de punten van het personeel van het operatiekwartier worden gebruikt zonder toepassing van de coëfficiënt die de beschikbare punten beperkt. Punten voor medische producten en sterilisatie worden niet gebruikt in de berekening. Supplementaire punten voor C, D, en E-bedden worden niet meegerekend, met uitzondering van punten voor bedden op de intensieve zorgen.
   P = de waarde van het punt in onderdeel B2 op 1 juli van het jaar n-1, aan de index voor het jaar op 1 juli van het jaar waarop de berekening betrekking heeft.
   2° Voor de algemene ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, § 1, wordt een bedrag per ziekenhuis berekend volgens de volgende formule:
   A x 10% x P
   waarin:
   [4 A = (aantal erkende bedden op 1 januari van jaar N-1 zonder de bestaande intensieve bedden x punten per bed zoals berekend op 1 juli van het jaar N-1 in onderdeel B2 voor de algemene ziekenhuizen van de acute budgetsector) + (bestaande intensieve bedden op 1 januari van het jaar N-1 x 5 met een minimum van 6 bedden) + (bestaande operatiezalen op 1 januari van het jaar N-1 x 7,5) + (spoedpunten berekend op 1 juli N-1 in het onderdeel B2 van deze ziekenhuizen met een minimum van 15 punten in het geval van erkenning van een functie 'primaire spoedeisende zorg' of een functie 'gespecialiseerde spoedeisende zorg') + (bestaande bedden op 1 januari van het jaar N-1 van het chirurgisch dagziekenhuis x 1);]4
   P = de waarde van het punt in onderdeel B2 op 1 juli van het jaar N-1, aan de index voor het jaar op 1 juli van het jaar waarop de berekening betrekking heeft.
   3° Voor bedden in andere budgetsectoren (PAL, BRA, PSY, SP en G wordt een bedrag per budgetsector als volgt berekend:
   A*P
   waarin:
   [4 A = aantal erkende bedden op 1 januari van jaar N-1 gedeeld door het aantal bedden per dienst x 2,5, met dien verstande dat dit aantal bedden per dienst als volgt is:
   - 30 bedden voor de indexen A, Ad, An, T, Td, Tn, Tg,
   - 24 bedden voor de G-index,
   - 20 bedden voor de indexen K, Kd, Kn, Psp, Sp,
   - 8 bedden voor de IB-index,
   - 6 bedden voor PAL en eenheden voor de behandeling van zware brandwonden;]4

   P = de waarde van het punt in onderdeel B2 op 1 juli van het jaar N-1, aan de index voor het jaar op 1 juli van het jaar waarop de berekening betrekking heeft.
   Om het beschikbare budget ten volle te benutten, kunnen de bedragen berekend onder de punten 1°, 2° en 3° aangepast worden met een vermenigvuldigingscoëfficiënt.]2
]1

  
Art. 79duodecies. [1 § 1er. a) A partir de 2021, en vue de financer les moyens prévus à l'article 4, § 2, alinéa 2, 2°, de la loi du 9 décembre 2019 portant création d'un Fonds blouses blanches, modifié par la loi du 9 mai 2021, un budget annuel est réparti entre tous les hôpitaux de la manière suivante :
   1° un budget de 11.700.000 euros, non lié à `l'indice santé' visé dans l'article 85, permettant l'engagement de personnel soignant au sein des hôpitaux avec lesquels les projets pilotes "Centres de prise en charge des violences sexuelles" ont conclu un contrat avec le ministre ayant la santé publique dans ses attributions, et ce en vue du soutien et de la poursuite du développement de ces centres de prise en charge des violences sexuelles ;
   2° le solde, défini au § 2, est réparti entre tous les hôpitaux en vue de financer l'augmentation nette de l'emploi de personnel soignant et l'amélioration des conditions de travail du personnel soignant. Cela concerne également les dépenses de personnel de soutien qui décharge le personnel soignant et qui est en contact direct avec lui pour lui permettre d'augmenter son temps effectif pour les soins prodigués aux patients avec la priorité pour les soins prodigués au chevet des patients. La priorité est apportée au financement de l'augmentation de la norme du personnel, et de préférence du personnel infirmier, à hauteur d'un ETP en moyenne supplémentaire, par unité de soins ou par fonction hospitalière, afin d'augmenter la présence infirmière au chevet du patient.
   Le type de personnel visé par les mesures reprises sous 2° est l'infirmier hospitalier, l'aide-soignant, les fonctions de soutien intégrées aux équipes de soins, à savoir le personnel repris dans les normes de personnel des services, fonctions et programmes de soins hospitaliers, ainsi que le personnel de soutien qui aide le personnel infirmier pour ses tâches administratives et logistiques.
   b) A partir de l'année 2021, l'affectation des moyens visés au a), 2°, doit faire l'objet, au sein de chaque institution d'une concertation sociale locale préalable en vue d'un accord au sein du comité de concertation de base ou au sein du Conseil d'entreprise. A défaut de conseil d'entreprise, cette concertation a lieu au sein du Comité pour la prévention et la protection au travail. A défaut de Comité pour la prévention et la protection au travail, cette concertation a lieu avec la délégation syndicale. Cette concertation porte sur l'affectation des moyens en fonction des priorités des besoins et des fonctions les plus utiles à recruter pour alléger la charge de travail du personnel soignant prodiguant ses soins au chevet des patients. Cette concertation préalable doit se tenir avant le 31 décembre de l'année précédant l'utilisation effective des moyens.
   Le gestionnaire de l'institution doit communiquer au SPF Santé publique un rapport émanant de l'organe local de concertation sur la manière dont les moyens prévus pour l'année qui suit vont être affectés. Le contenu de ce rapport est transmis au SPF Santé publique au moyen de l'encodage des informations reprises dans le Rapport A dont le modèle Excel est mis à disposition des hôpitaux sur le site du SPF Santé publique. L'organe local de concertation sociale atteste que les informations transmises au SPF sont celles qui ont fait l'objet de la concertation sociale préalable en signant la version imprimée du rapport A. Les données sous format Excel et le tableau imprimé signé par le/les représentant(s) de l'organe local de concertation sont envoyées par mail au plus tard le 31 mars de l'année concernée par l'affectation des moyens à l'adresse suivante : fin.pers@health.fgov.be.
   c) A partir de l'année 2021, le gestionnaire de l'institution doit transmettre à l'organe local de concertation sociale, à l'issue de chaque année, dans le cadre de l'information annuelle au Conseil d'entreprise ou à l'organe local de concertation sociale visée dans l'arrêté royal du 15 juin 1998 exécutant l'article 86bis de la loi sur les hôpitaux coordonnée le 7 août 1987, dans les trois mois suivant la clôture des comptes de chaque exercice comptable, un rapport qui établit, de manière claire et lisible, l'affectation effective des moyens de l'année concernée, le suivi des emplois créés et l'évolution du volume global de l'emploi.
   Le contenu de ce rapport est transmis au SPF Santé publique au plus tard pour le 31 décembre de l'année qui suit l'année concernée au moyen de l'encodage des informations demandées dans le `Rapport B', dont le modèle est mis à disposition des hôpitaux sur le site du SPF Santé publique. L'organe local de concertation sociale atteste que les informations transmises au SPF sont celles qui lui ont été transmises, en signant la version imprimée.
   d) Dans le cadre de la concertation sociale locale, il est mis en place une évaluation annuelle du nombre de soignants et de personnel de soutien par unité et les conséquences sur l'encadrement au chevet du patient.
   Cette évaluation doit avoir lieu au plus tard en même temps que la concertation sociale locale préalable sur l'affectation des moyens de l'année 2023 et des années suivantes.
   § 2. [2 [4 Du 1er janvier au 31 décembre 2024, le solde prévu au § 1er, 2°, est de 312.011.142,98 euros (valeur au 1er janvier 2024).]4
   Le budget disponible est réparti entre tous les hôpitaux, par secteur budgétaire et par catégorie d'hôpitaux, selon les modalités définies ci-dessous.
   1° Pour le secteur budgétaire aigu des hôpitaux généraux, à l'exception des hôpitaux visés à l'article 33, § 1er, et des hôpitaux visés à l'article 33, § 2, un montant par hôpital est calculé selon la formule suivante :
   A x 10 % x P
   où :
   A = points de base tels que déterminés dans la sous-partie B2 au 1er juillet n-1 pour le personnel des lits C, D, E, G, I, M, NIC, Urgence, quartier opératoire, hôpital de jour chirurgical, lits A, Aj, An, K, Kj et Kn, étant entendu que les points du personnel du quartier opératoire sont utilisés sans appliquer le coefficient qui limite aux points disponibles. Les points relatifs aux produits médicaux et à la stérilisation ne sont pas utilisés dans le calcul. Les points supplémentaires accordés pour les lits C, D et E ne sont pas pris en compte, à l'exception des points pour les lits de soins intensifs.
   P = la valeur du point de la sous-partie B2 au 1er juillet de l'année N-1, à l'index au 1er juillet de l'année concernée par le calcul.
   2° Pour les hôpitaux généraux visés à l'article 33, § 1er, un montant par hôpital est calculé selon la formule suivante :
   A x 10 % x P
   où :
   [4 A = (nombre de lits agréés au 1er janvier de l'année N-1 hormis les lits intensifs existants x points par lit tels que calculés au 1er juillet N-1 dans la sous-partie B2 des hôpitaux généraux de type budgétaire aigu) + (lits intensifs existants au 1er janvier de l'année N-1 x 5 avec un minimum de 6 lits) + (nombre de salles d'opération existantes au 1er janvier de l'année N-1 x 7,5) + (points d'urgence calculés au 1er juillet N-1 dans la sous-partie B2 de ces hôpitaux avec un minimum de 15 points en cas d'agrément d'une Fonction 'première prise en charge des urgences' ou d'une Fonction 'soins urgents spécialisés') + (lits existants au 1er janvier de l'année N-1 d'hôpital de jour chirurgical x 1) ;]4
   P = la valeur du point de la sous-partie B2 au 1er juillet de l'année N-1, à l'index au 1er juillet de l'année concernée par le calcul.
   3° Pour les lits des secteurs budgétaires Sp PAL, GB, PSY, SP et G un montant par secteur budgétaire est calculé comme suit :
   A*P
   où :
   [4 A = nombre de lits agréés au 1er janvier de l'année N-1 divisé par le nombre de lits par service x 2,5, étant entendu que ce nombre de lits par service est le suivant :
   - 30 lits pour les indices A, Aj, An, T, Tj, Tn, Tg,
   - 24 lits pour l'indice G,
   - 20 lits pour les indices K, Kj, Kn, Psp, Sp,
   - 8 lits pour l'indice IB,
   - 6 lits pour les indices PAL et Grands Brûlés ;]4

   P = la valeur du point de la sous-partie B2 au 1er juillet de l'année N-1, à l'index au 1er juillet de l'année concernée par le calcul.
   Afin d'utiliser tout le budget disponible, les montants calculés en vertu des points 1°, 2° et 3° peuvent être adaptés d'un coefficient multiplicateur.]2
]1

  
Art. 79terdecies. [1 [2 Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen bevat vanaf 1 juli 2024 ter ondersteuning van de opleiding van kandidaat-artsen-specialisten een financiering van 41.162.545,72 euro (index 1 januari 2024) verdeeld over de ziekenhuizen naar rato van het aantal voltijdse equivalente kandidaat-artsen-specialisten die een stage afronden bij een erkende stagemeester in een ziekenhuis of een specifieke stage bij een coördinerende stagemeester.
   Elk jaar wordt de financiering geactualiseerd op basis van het aantal FTE's van artsen-specialisten in opleiding op wie de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is en die in het ziekenhuis hebben gewerkt in de periode van 1 oktober van het jaar N-2 tot en met 30 september van het jaar N-1. Dit aantal wordt verstrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.]2

   Voorwaarde voor de financiering is dat het ziekenhuis voldoet aan de verplichte minimumvoorwaarden die zijn opgenomen in de collectieve overeenkomst die op 19 mei 2021 is gesloten in de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen, over de minimale voorwaarden die moeten opgenomen worden in de opleidingsovereenkomsten van de artsen-specialisten in opleiding (ASO), verplicht gesteld door het koninklijk besluit van 19 juli 2021 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve overeenkomst van 19 mei 2021, gesloten binnen de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen, over de minimale voorwaarden die moeten opgenomen worden in de opleidingsovereenkomsten die met artsen-specialisten in opleiding worden afgesloten.
   De financiering wordt gewogen op basis van de volgende beoordelingscriteria:
   - Volledigheid omschrijving voorwerp (1 punt);
   - Volledigheid omschrijving verplichtingen van alle betrokken partijen (1 punt);
   - Volledigheid bepalingen arbeidsduur (3 punten);
   o Vermelden van planning vier weken op voorhand (1 punt);
   o Gemiddeld 48u/week met max. 60u/week (1 punt);
   o Optie opting-out te ondertekenen: (1 punt);
   - Rusttijden en oproepbare wachten (2 punten):
   o Vermelden van minstens 12 uur tussen shifts (1 punt);
   o Vermelden van bepalingen in overeenkomst omtrent intramurale wachten (< 20 min.) (1 punt);
   - Vergoeding (3 punten):
   o Basisvergoeding (1 punt);
   o Vermelden bepalingen toeslag oncomfortabele (125%/150%) en opt-out uren (110%) (1 punt);
   o Vermelden forfaits wacht (1 punt) ;
   - Vermelden onkostenvergoeding en vergoeding wetenschappelijk verlof (2 punten);
   o Vermelden minstens 100 euro onkosten (1 punt);
   o Reële vergoeding of bepaald bedrag voor besteding wetenschappelijke activiteiten (1 punt);
   - Verlof (3 punten):
   o Vermelden minstens 20 dagen verlof (1 punt);
   o Vermelden 10 wettelijke feestdagen (1 punt);
   o Vermelden minstens 10 volle dagen wetenschappelijk verlof (1 punt);
   - Vertrouwenspersoon (2 punten):
   o Vermeld (1 punt);
   o Contactgegevens vertrouwenspersoon in opleidingsovereenkomst (1 punt);
   - Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid (2 punten):
   o Vermelding naam verzekeraar in opleidingsovereenkomst (1 punt);
   o Vermelding polisnummer verzekeraar in opleidingsovereenkomst (1 punt);
   - Volledigheid omschrijving relatie stagemeester en arts-specialist in opleiding (1 punt).
   Dit brengt het maximaal te behalen resultaat op 20 punten.
   De resultaten werden op volgende manier berekend:
   - 20/20: Financiering aan 100% pro rata VTE ASO zonder opmerkingen;
   - 18-19/20: Financiering aan 100% pro rata VTE ASO met opmerking(en);
   - 16-17/20: Financiering aan 80% pro rata VTE ASO met opmerking(en);
   - 14-15/20: Financiering aan 60% pro rata VTE ASO met opmerking(en);
   - 12-13/20: Financiering aan 40% pro rata VTE ASO met opmerking(en);
   - <12/20: Financiering aan 0% pro rata VTE ASO met opmerking(en).]1

  
Art. 79terdecies. [1 [2 A partir du 1er juillet 2024, en vue de soutenir la formation des candidats médecins spécialistes, la sous-partie B4 du budget des moyens financiers comprend un financement de 41.162.545,72 euros (index 1er janvier 2024) réparti entre les hôpitaux au prorata du nombre d'équivalents temps plein de candidats médecins spécialistes qui effectuent un stage auprès d'un maître de stage reconnu dans un hôpital ou un stage spécifique auprès d'un maître de stage coordinateur.
   Chaque année, une actualisation du financement est effectuée sur base du nombre d'ETP de médecins spécialistes en formation auxquels s'applique la convention collective et qui travaillaient dans l'hôpital au cours de la période allant du 1er octobre de l'année N-2 jusqu'au 30 septembre de l'année N-1. Ce nombre est fourni par l'Office national de Sécurité sociale.]2

   Le financement est conditionné au respect par l'hôpital des conditions obligatoires minimales fixées par la convention collective conclue le 19 mai 2021 au sein de la Commission paritaire nationale médecins-hôpitaux sur les conditions minimales qui doivent figurer dans les conventions de formation des médecins spécialistes en formation (MSF) rendue obligatoire par l'arrêté royal du 19 juillet 2021 rendant obligatoire la convention collective du 19 mai 2021, conclue au sein de la Commission paritaire nationale médecins-hôpitaux, sur les conditions minimales qui doivent figurer dans les conventions de formation conclues avec les médecins spécialistes en formation.
   Le financement est pondéré en fonction des critères de cotation suivants :
   - Exhaustivité de la description de l'objet (1 point) ;
   - Exhaustivité de la description des obligations de toutes les parties concernées (1 point) ;
   - Exhaustivité des dispositions relatives au temps de travail (3 points) :
   o Indication d'une planification quatre semaines à l'avance (1 point) ;
   o Moyenne de 48 heures/semaine avec un maximum de 60 heures/semaine (1 point) ;
   o Option d'opting-out à signer : (1 point) ;
   - Temps de repos et gardes appelables (2 points) :
   o Indication d'au moins 12 heures entre les shifts (1 point) ;
   o Indication des dispositions de la convention relatives aux gardes intra-muros (< 20 min.) (1 point) ;
   - Indemnité (3 points) :
   o Indemnité de base (1 point) ;
   o Indication des dispositions relatives aux suppléments pour les heures inconfortables (125%/150%) et les heures d'opting out (110%) (1 point) ;
   o Indication des forfaits de garde (1 point) ;
   - Indication de l'indemnité de frais et l'indemnité de congé scientifique (2 points) :
   o Indication d'au moins 100 euros pour les frais (1 point) ;
   o Indemnité réelle ou montant établi pour les activités scientifiques (1 point) ;
   - Congé (3 points) :
   o Indication d'au moins 20 jours de congé (1 point) ;
   o Indication de 10 jours fériés légaux (1 point) ;
   o Indication d'au moins 10 jours complets de congé scientifique (1 point) ;
   - Personne de confiance (2 points) :
   o Mentionnée (1 point) ;
   o Coordonnées de la personne de confiance dans convention de formation (1 point) ;
   - Assurance responsabilité civile (2 points) :
   o Indication du nom de l'assureur dans la convention de formation (1 point) ;
   o Indication du numéro de police de l'assureur dans la convention de formation (1 point) ;
   - Exhaustivité de la description de la relation entre le maître de stage et le médecin spécialiste en formation (1 point).
   Il est dès lors possible d'obtenir au maximum 20 points.
   Les résultats sont calculés de la manière suivante :
   - 20/20 : financement à 100% au prorata ETP MSF sans remarque ;
   - 18-19/20 : financement à 100% au prorata ETP MSF avec remarque(s) ;
   - 16-17/20 : financement à 80% au prorata ETP MSF avec remarque(s) ;
   - 14-15/20 : financement à 60% au prorata ETP MSF avec remarque(s) ;
   - 12-13/20 : financement à 40% au prorata ETP MSF avec remarque(s) ;
   - <12-20 : financement à 0% au prorata ETP MSF avec remarque(s).]1

  
Art. 79quaterdecies. [1 Vanaf 1 januari 2022 wordt een budget van 6.819.138,38 euro (index op 1 januari 2022) toegekend aan de privéziekenhuizen met het oog op de HR-versterking door de introductie van een nieuwe medewerker of bijkomende arbeidstijd ter ondersteuning van de uitvoering en invulling van overeengekomen kwalitatieve maatregelen ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden in de zorgsector.
   Dit budget wordt verdeeld aan privéziekenhuizen op basis van een simulatie die rekening houdt met de volgende toewijzingen:
   1° minder dan 90 VTE's: 0 VTE;
   2° minimum 90 VTE's en maximum 300 VTE's: 0,5 VTE;
   3° boven 300 VTE's en tot 900 VTE's: 0,75 VTE;
   4° meer dan 900 VTE's: 1 VTE.
   Dit budget wordt berekend op basis van de waardering van één VTE tegen een bedrag van 77.933,01 euro (dat wil zeggen in de IFIC-categorie 16 met 10 jaar anciënniteit en uitgedrukt aan de index op 1 januari 2022) en op basis van het aantal betaalde VTE's in de kostenplaatsen 020 tot 899 exclusief artsen, zoals aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of 2018 indien 2019 niet beschikbaar was.
   Het budget per ziekenhuis wordt elke twee jaar bijgewerkt vanaf 1 juli 2024 op basis van de betaalde VTE's in jaar N-2.]1

  
Art. 79quaterdecies. [1 A partir du 1er janvier 2022, un budget de 6.819.138,38 euros (index au 1er janvier 2022) est octroyé aux hôpitaux privés en vue du renforcement des ressources humaines par l'introduction d'un nouveau collaborateur ou de temps de travail supplémentaire visant à accompagner la mise en oeuvre et la réalisation de mesures qualitatives convenues pour l'amélioration des conditions de travail dans le secteur des soins.
   Ce budget est réparti entre les hôpitaux privés en fonction d'une simulation qui tient compte des attributions suivantes :
   1° moins de 90 ETP : 0 ETP ;
   2° minimum 90 ETP et maximum 300 ETP : 0,5 ETP ;
   3° plus de 300 ETP et maximum 900 ETP : 0,75 ETP ;
   4° plus de 900 ETP : 1 ETP.
   Ce budget est calculé sur base de la valorisation d'un ETP à hauteur d'un montant de 77.933,01 euros (c'est-à-dire de catégorie IFIC 16 avec 10 ans d'ancienneté et exprimé à l'index au 1er janvier 2022) et sur base du nombre d'ETP payés dans les centres de frais 020 à 899 hors médecins, tels qu'issus de la collecte FINHOSTA 2019, ou 2018 quand 2019 n'était pas disponible.
   L'actualisation du budget par hôpital s'effectue tous les deux ans à partir du 1er juillet 2024 sur base des ETP payés de l'année N-2.]1

  
Art. 79quinquiesdecies. [1 Om de arbeidsomstandigheden van het zorgpersoneel te verbeteren met het oog op het verhogen van de aantrekkelijkheid van de sector, wordt voor het jaar 2023 een éénmalige financiering toegekend ter waarde van 21.000.000 euro (waarde 1 januari 2023).
   Dit budget wordt als volgt toegewezen:
   - een budget van 17.955.000 euro voor de algemene ziekenhuizen;
   - een budget van 3.045.000 euro voor de psychiatrische ziekenhuizen.
   Binnen elke enveloppe vindt de verdeling tussen de ziekenhuizen plaats op basis van het aantal bedden. Onder bedden wordt verstaan de verantwoorde bedden of de erkende bedden voor de bed-indexen waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de in artikel 33, §§ 1 en 2 bedoelde ziekenhuizen. Het aantal verantwoorde bedden en het aantal erkende bedden is het aantal dat aan de ziekenhuizen wordt meegedeeld in hun budget van financiële middelen van 1 juli 2022.
   De financiering dekt alle aankopen die bedoeld zijn om het zorgpersoneel te helpen en te ontlasten.
   Ze is afhankelijk van:
   - een bijdrage van het ziekenhuis in de helft van de kosten van daadwerkelijk gedane aankopen;
   - voorlegging van een aankoopfactuur gedateerd tussen 8 juli 2022 en 31 december 2023;
   - het opstellen van een samenvattend verslag met een overzicht van de gedane uitgaven. Dit samenvattend verslag moet uiterlijk op 31 maart 2024 in ondertekend PDF-formaat en in Excel-formaat worden ingediend.]1

  
Art. 79quinquiesdecies. [1 Afin d'améliorer les conditions de travail du personnel de soins en vue d'accroître l'attractivité du secteur, un financement unique d'une valeur de 21.000.000 euros (valeur 1er janvier 2023) est octroyé pour l'année 2023.
   Ce budget est réparti selon les modalités suivantes :
   - un budget de 17.955.000 euros pour les hôpitaux généraux ;
   - un budget de 3.045.000 euros pour les hôpitaux psychiatriques.
   A l'intérieur de chaque enveloppe, la répartition s'effectue entre les hôpitaux sur la base du nombre de lits. On entend par lit, les lits justifiés ou les lits agréés pour les indices de lits pour lesquels des lits justifiés ne sont pas calculés ou pour les hôpitaux visés à l'article 33, §§ 1er et 2. Le nombre de lits justifiés et le nombre de lits agréés est celui qui a été notifié aux hôpitaux dans leur budget des moyens financiers du 1er juillet 2022.
   Le financement couvre tout achat visant à aider et à soulager le personnel de soins.
   Il est conditionné à :
   - une intervention de l'hôpital à hauteur de la moitié des coûts des acquisitions effectivement réalisées ;
   - la production d'une facture d'achat dont la date se situe entre le 8 juillet 2022 et le 31 décembre 2023 ;
   - l'établissement d'un rapport de synthèse listant les dépenses effectuées. Ce rapport de synthèse devra être envoyé sous format PDF signé et sous format Excel pour le 31 mars 2024.]1

  
Art.79sexiesdecies. [1 Vanaf 1 januari 2024 wordt een budget van 2.764.652,84 euro (index op 1 januari 2024) toegekend aan de openbare ziekenhuizen met het oog op de HR-versterking door de introductie van een nieuwe medewerker of bijkomende arbeidstijd ter ondersteuning van de uitvoering en invulling van overeengekomen kwalitatieve maatregelen ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden in de zorgsector.
   Dit budget wordt verdeeld tussen de openbare ziekenhuizen op basis van een simulatie die rekening houdt met de volgende toewijzingen:
   1° minder dan 90 VTE: 0 VTE ;
   2° minimum 90 VTE en maximum 300 VTE: 0,5 VTE ;
   3° boven 300 VTE en maximum 900 VTE: 0,75 VTE ;
   4° meer dan 900 VTE: 1 VTE.
   Dit budget wordt berekend op basis van de waardering van één VTE tegen een bedrag van 77.933,01 euro (dat wil zeggen in de IFIC-categorie 16 met 10 jaar anciënniteit en uitgedrukt aan de index op 1 januari 2022) en op basis van het aantal betaalde VTE's in de kostenplaatsen 020 tot 899 exclusief artsen, zoals aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of 2018 indien 2019 niet beschikbaar was.
   De actualisering van het budget per ziekenhuis wordt elke twee jaar uitgevoerd vanaf 1 juli 2026 op basis van de betaalde VTE's in jaar N-2.]1

  
Art.79sexiesdecies. [1 A partir du 1er janvier 2024, un budget de 2.764.652,84 euros (index 1er janvier 2024) est octroyé aux hôpitaux publics en vue du renforcement des ressources humaines par l'introduction d'un nouveau collaborateur ou de temps de travail supplémentaire visant à accompagner la mise en oeuvre et la réalisation de mesures qualitatives convenues pour l'amélioration des conditions de travail dans le secteur des soins.
   Ce budget est réparti entre les hôpitaux publics en fonction d'une simulation qui tient compte des attributions suivantes :
   1° moins de 90 ETP : 0 ETP ;
   2° minimum 90 ETP et maximum 300 ETP : 0,5 ETP ;
   3° plus de 300 ETP et maximum 900 ETP : 0,75 ETP ;
   4° plus de 900 ETP : 1 ETP.
   Ce budget est calculé sur base de la valorisation d'un ETP à hauteur d'un montant de 77.933,01 euros (c'est-à-dire de catégorie IFIC 16 avec 10 ans d'ancienneté et exprimé à l'index au 1er janvier 2022) et sur base du nombre d'ETP payés dans les centres de frais 020 à 899 hors médecins, tels qu'issus de la collecte FINHOSTA 2019, ou 2018 quand 2019 n'était pas disponible.
   L'actualisation du budget par hôpital s'effectue tous les deux ans à partir du 1er juillet 2026 sur base des ETP payés de l'année N-2.]1

  
Art.79septiesdecies. [1 In de ziekenhuizen van de publieke sector, wordt een budget van 5.248.937,22 euro voor het jaar 2022 en van 5.568.271,56 euro voor het jaar 2023 verdeeld over de ziekenhuizen volgens dezelfde modaliteiten als die voorzien in artikel 79sexiesdecies. Dit voor één jaar toegekende budget moet lokaal worden gebruikt voor de implementatie van maatregelen inzake het beheer van agressie en/of projecten gericht op teamcoaching en leiderschapstrajecten.
   Het behoud van de toegekende financiering is afhankelijk van de verzending aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu tegen 31 maart 2025 van een kopie van de notulen waarin wordt bevestigd dat het lokaal sociaal overleg over voormelde maatregelen heeft plaatsgevonden.]1

  
Art.79septiesdecies. [1 Dans les hôpitaux du secteur public, un budget de 5.248.937,22 euros pour l'année 2022 et de 5.568.271,56 euros pour l'année 2023 est réparti entre les hôpitaux selon les mêmes modalités que celles prévues à l'article 79sexiesdecies. Ce budget, octroyé une seule année, doit être utilisé pour mettre en oeuvre localement des mesures concernant la gestion de l'agression et/ou des projets axés sur le coaching d'équipe et les trajets de leadership.
   Le maintien du financement octroyé est soumis à l'envoi, au SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement pour le 31 mars 2025, d'une copie du procès-verbal qui confirme que la concertation sociale locale sur les mesures précitées a bien eu lieu.]1

  
Afdeling IIbis. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B, met uitzondering van B6, van het budget.
Section IIbis. - Dispositions communes à la partie B, hors B6, du budget.
Art.80. <KB 2006-05-12/30, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen 80bis> [§ 1.] Teneinde de baremieke verhogingen te dekken, voortvloeiend uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten zoals bepaald in uitvoering van de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 79 en 80, 1°, verhoogd met 0,39 %. <KB 2004-03-16/37, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [§ 2. Teneinde de baremieke verhogingen te dekken, voortvloeiend uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten zoals bepaald in uitvoering van de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 76bis, 76ter, 76quater, 77, 79 en 80, 1°, verhoogd met 0,75 %.] <KB 2004-03-16/37, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [2 Teneinde de baremieke verhogingen te dekken, voortvloeiend uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten zoals bepaald in uitvoering van de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 74, 75, 76, 76bis, 76ter, 76quater, 76quinquies, 77, 79 en 80 verhoogd vanaf 1 juli 2005 met 0,36 %.]2
  [§ 4. Teneinde de baremieke verhogingen te dekken, voortvloeiend uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten zoals bepaald in uitvoering van de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 72, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies en 79sexies verhoogd vanaf 1 juli 2007 met 0,39 %.] <KB 2007-06-19/33, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  [1 § 5. Om de schaalverhogingen te dekken die voortvloeien uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten bepaald overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies, 79sexies en 79septies vanaf 1 januari 2008 met 0,78 % verhoogd.]1
  [1 § 6. Om de schaalverhogingen te dekken die voortvloeien uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit worden vanaf 1 januari 2009 de budgetten, bepaald overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 47bis, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 64 § § 1 tot 3, 65, 66, 67, 68, 70, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies, 79sexies, 79septies, 88, 89, 90, 91, 91quater en 95 met 0,78 % verhoogd.]1
  [1 § 7. Om de schaalverhogingen te dekken die voortvloeien uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit worden vanaf 1 januari 2010 de budgetten, bepaald overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 47bis, 48, 48bis, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 64 § § 1 tot 3, 65, 66, 67, 68, 73, 73bis, 73ter, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quinquies, 79sexies, 79septies, 79octies, 88, 89, 90, 91, 91quater en 95 met 0,78 % voor de algemene ziekenhuizen en met 0,84 % voor de psychiatrische ziekenhuizen verhoogd.]1
  
Art.80. <AR 2006-05-12/30, art. 23, 015; En vigueur : 01-01-2006; ancien art. 80bis> [§ 1er.] En vue de couvrir les augmentations barémiques découlant de l'évolution de l'ancienneté pécuniaire, les budgets fixés en application des articles 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 79 et 80, 1°, sont augmentés de 0,39 %. <AR 2004-03-16/37, art. 9, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  [§ 2. En vue de couvrir les augmentations barémiques découlant de l'évolution de l'ancienneté pécuniaire, les budgets fixés en application des articles 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 76bis, 76ter, 76quater, 77, 79 et 80, 1°, sont augmentés de 0,75 %.] <AR 2004-03-16/37, art. 9, 007; En vigueur : 01-01-2004>
  [2 § 3. En vue de couvrir les augmentations barémiques découlant de l'évolution de l'ancienneté pécuniaire, les budgets fixés en application des articles 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 74,74bis,74ter, 74quater, 74quinquies, 75, 76, 76bis, 76ter, 76quater, 76quinquies, 77, et 79, sont augmentés à partir du 1er juillet 2005 de 0,36 %.]2
  [§ 4. En vue de couvrir les augmentations barémiques découlant de l'évolution de l'ancienneté pécuniaire, les budgets fixés en application des articles 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 72, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies et 79sexies sont augmentés à partir du 1er juillet 2007 de 0,39 %.] <AR 2007-06-19/33, art. 23, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  [1 § 5. En vue de couvrir les augmentations barémiques découlant de l'évolution de l'ancienneté pécuniaire, les budgets fixés en application des articles 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies, 79sexies et 79septies sont augmentés à partir du 1er janvier 2008 de 0,78 %.]1
   [1 § 6. A partir du 1er janvier 2009, en vue de couvrir les augmentations barémiques découlant de l'évolution de l'ancienneté pécuniaire, les budgets fixés en application des articles 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 47bis, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 64 § § 1er à 3, 65, 66, 67, 68, 70, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies, 79sexies, 79septies, 88, 89, 90, 91, 91quater et 95 sont augmentés de 0,78 %.]1
   [1 § 7. A partir du 1er janvier 2010, en vue de couvrir les augmentations barémiques découlant de l'évolution de l'ancienneté pécuniaire, les budgets fixés en application des articles 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 47bis, 48, 48bis, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 64 § § 1er à 3, 65, 66, 67, 68, 73, 73bis, 73ter, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quinquies, 79sexies, 79septies, 79octies, 88, 89, 90, 91, 91quater et 95 sont augmentés de 0,78 % pour les hôpitaux généraux et de 0,84 % pour les hôpitaux psychiatriques.]1
  
Art. 80/1. [1 Als gevolg van de COVID-19-pandemie worden alle berekeningen opgenomen in dit besluit waarbij in toepassing van de bepaling [2 activiteits]2 gegevens met betrekking tot de jaren 2020 en 2021 moeten worden gebruikt, in afwijking daarvan uitgevoerd op basis van de overeenkomstige gegevens met betrekking tot het jaar 2019, met uitzondering van de berekeningen voor de herzieningen bepaald in de artikelen 74undecies en 92, 2., 10. en 14.]1
  
Art. 80/1. [1 En raison de la pandémie de coronavirus COVID-19, tous les calculs prévus dans le présent arrêté, pour lesquels des données [2 d'activité]2 relatives aux années 2020 et 2021 doivent être utilisées en application de la disposition, sont, par dérogation, effectués sur base des données concernées relatives à l'année 2019, à l'exception des calculs relatifs aux révisions prévues dans les articles 74undecies et 92, 2., 10. et 14]1
  
Afdeling III. - Deel C van het budget.
Section III. - Partie C du budget.
Onderafdeling 1. - Onderdeel C1 van het budget.
Sous-section 1. - Sous-partie C1 du budget.
Onderafdeling 2. - Onderdeel C2 van het budget.
Sous-section 2. - Sous-partie C2 du budget.
Art.82. De inhaalbedragen [1 voor zover zij betrekking hebben op herzieningen]1 worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen voorzien in Hoofdstuk 10.
  
Art.82. Les montants de rattrapage [1 en ce qu'ils concernent des révisions sont]1 conformément aux dispositions du Chapitre 10.
  
Onderafdeling 3. - Onderdeel C3 van het budget.
Sous-section 3. - Sous-partie C3 du budget.
Art.83.   § 1. [1 Op 1 januari 2010 wordt onderdeel C3 van het budget van financiële middelen vastgesteld door onder alle ziekenhuizen het bedrag van onderdeel C3 op 31 december 2009 te verdelen, waaraan een bedrag van 18.750.000 euro wordt toegevoegd om het verlies aan inkomsten te compenseren die het gevolg zijn van het verbod, vanaf 1 januari 2010, om kamersupplementen te factureren aan patiënten die op een tweepersoonskamer verblijven, naar rata van het totaal van de voor het jaar 2005 gefactureerde supplementen voor eenpersoons kamers.]1
  § 2. [1 Voor de ziekenhuizen waarvoor voor een bepaald dienstjaar de waarde van onderdeel C3 hoger ligt dan de tijdens dit boekjaar gefactureerde bedragen van de supplementen voor éénpersoons kamers, kan een herziening van onderdeel C3 worden uitgevoerd.
   Die herziening moet het voorwerp uitmaken van een expliciet verzoek van de betrokken ziekenhuisbeheerder.
   Na die herziening mag onderdeel C3 een bedrag van 80 % van de inkomsten, afkomstig uit supplementen voor éénpersoonskamers die tijdens het boekjaar waarvoor dit verzoek is ingediend werden geboekt, niet overschrijden.
   Het verzoek om herziening met betrekking tot een bepaald dienstjaar leidt de facto tot de herziening van onderdeel C3 voor de vier daaropvolgende dienstjaren.]1

  § 3. [1 impliciet opgeheven.]1
  § 4. [2 ...]2
  
Art.83.   § 1er. [1 Au 1er janvier 2010, la sous-partie C3 du budget des moyens financiers est fixée en répartissant, entre tous les hôpitaux, le montant de la sous-partie C3 au 31 décembre 2009, auquel est ajouté un montant de 18.750.000 euros en vue de compenser la perte de recettes résultant de l'interdiction, à partir du 1er janvier 2010, de facturer des suppléments de chambre aux patients séjournant dans des chambres à deux lits, au prorata du total des suppléments de chambres à un lit facturés pour l'année 2005.]1
  § 2. [1 Pour les hôpitaux dont la valeur de la sous-partie C3, pour un exercice déterminé, est supérieure aux montants des suppléments de chambres à un lit facturés durant cet exercice comptable, une révision de la sous-partie C3 peut être effectuée.
   Cette révision doit faire l'objet d'une demande explicite du gestionnaire de l'hôpital concerné.
   Au terme de cette révision, la sous-partie C3 ne peut dépasser un montant de 80 % des recettes en suppléments de chambres à un lit comptabilisées durant l'exercice comptable pour lequel cette demande est introduite.
   La demande de révision pour un exercice déterminé induit, de facto, la révision de la sous-partie C3 pour les quatre exercices suivants.]1

  § 3. [1 Abrogé implicitement.]1
  § 4. [2 ...]2.
  
Onderafdeling 4.
Sous-section 4.
Afdeling IV. - Indexering van de delen van het budget.
Section IV. - Indexation des parties du budget.
Art.85. § 1. [1 a) Het deel B [2 ...]2 wordt gekoppeld aan de " gezondheidsindex " zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1983 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
   Niettemin moet de indexering van de financieringen, toegekend overeenkomstig de bepalingen van een contract afgesloten met de minister bevoegd voor volksgezondheid of zijn afgevaardigd ambtenaar, expliciet voorzien zijn in de bewoordingen van het contract.
  [3 In afwijking van het voorgaande lid worden de financieringen die zijn verleend in overeenstemming met de bepalingen van een overeenkomst gesloten met de Minister van Volksgezondheid, of zijn afgevaardigd ambtenaar, automatisch geïndexeerd, voor zover deze betrekking hebben op personeels- of werkingskosten. De indexering is van toepassing vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de aanvang van de betrokken overeenkomst.]3
   b) Het deel B dat bij het begin van elk dienstjaar wordt vastgesteld, wordt opgesteld in functie van het geldende indexcijfer van de consumptieprijzen en van de indexhypothesen, die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de Staatsbegroting, bekend op het ogenblik van de betekening.
   Na beëindiging van het dienstjaar wordt er een positieve of negatieve aanpassing uitgevoerd in functie van de werkelijke indexgegevens.]1

  § 2. De delen A en C van het budget worden niet geïndexeerd.
  
Art.85. § 1. [1 § 1er. a) La partie B [2 ...]2 est liée à " l'indice santé " tel que défini à l'article 2 de l'arrêté royal du 24 décembre 1983, portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays.
   Cependant, en ce qui concerne l'indexation des financements octroyés conformément aux dispositions d'un contrat conclu avec le ministre ayant la santé publique dans ses attributions, ou son fonctionnaire délégué, elle doit être explicitement prévue dans les termes du contrat.
  [3 Par dérogation à l'alinéa précédent, sont d'office indexés les financements octroyés conformément aux dispositions d'un contrat conclu avec le Ministre ayant la santé publique dans ses attributions, ou son fonctionnaire délégué, qui portent sur des frais de personnel ou de fonctionnement. L'indexation s'applique à partir du 1er janvier de l'année qui suit le début du contrat concerné.]3
   b) La partie B, communiquée au début de chaque exercice, est établie en fonction de " l'indice santé " en vigueur et en fonction des hypothèses d'indexation retenues pour le calcul du budget de l'Etat, connues au moment de la communication.
   L'exercice terminé, un ajustement positif ou négatif selon le cas, est opéré en fonction des dates réelles d'indexation.]1

  § 2. Les parties A et C du budget ne seront pas indexées.
  
HOOFDSTUK VII. - Vaststelling van het vaste en variabele gedeelte van het budget.
CHAPITRE VII. - Fixation des parties fixe et variable du budget.
Art.86. § 1. Het vaste gedeelte van het budget van de financiële middelen wordt gevormd :
  door het budget van de Onderdelen A1, A2, A3, B3, B4, B5, B6, B7, B8, [1 ...]1, C2 [2 en C3]2. Dat laatste Onderdeel betreft enkel de palliatieve ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve verzorging, de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen;
  80 % van de budgetten van de Onderdelen B1 en B2.
  § 2. Het variabel gedeelte van het budget van de financiële middelen wordt gevormd door 20 % van de budgetten van de Onderdelen B1 en B2.
  § 3. Het vaste en variabele gedeelte bepaald overeenkomstig §§ 1, en 2, wordt in twee gedeelten opgesplitst, waarbij het ene berekend wordt op basis van het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar voor de in artikel 99, § 2, bedoelde patiënten en het andere op basis van het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar voor de in artikel 100 bedoelde patienten.
  Zodra het dienstjaar is beëindigd wordt de bovengenoemde opsplitsing op basis van de specifieke gegevens van dit dienstjaar herzien.
  
Art.86. § 1. La partie fixe du budget des moyens financiers est constituée :
  du budget des Sous-parties A1, A2, A3, B3, B4, B5, B6, B7, B8, [1 ...]1, C2 [2 et C3]2. Cette dernière Sous-partie ne concerne que les hôpitaux et services Sp palliatifs, grands brûlés et psychiatriques;
  80 % des budgets des Sous-parties B1 et B2.
  § 2. La partie variable du budget des moyens financiers est constituée de 20 % des budgets des Sous-parties B1 et B2.
  § 3. Les parties fixes et variables déterminées conformément aux §§ 1, et 2, sont scindées en deux parties, l'une calculée sur base du nombre de journées d'hospitalisation du dernier exercice connu pour les patients visés à l'article 99, § 2, l'autre calculée sur base du nombre de journées d'hospitalisation du dernier exercice connu pour les patients visés par l'article 100.
  L'exercice considéré terminé, la scission précitée est revue sur base des données propres à cet exercice.
  
Art. 86 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
   § 1. Het vaste gedeelte van het budget van de financiële middelen wordt gevormd :
  door het budget van de Onderdelen [2 ...]2 A2, [2 ...]2 B3, B4, B5, B6, B7, B8, [1 ...]1, C2, C3 en C4. Dat laatste Onderdeel betreft enkel de palliatieve ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve verzorging, de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen;
  80 % van de budgetten van de Onderdelen B1 en B2.
  § 2. Het variabel gedeelte van het budget van de financiële middelen wordt gevormd door 20 % van de budgetten van de Onderdelen B1 en B2.
  § 3. Het vaste en variabele gedeelte bepaald overeenkomstig §§ 1, en 2, wordt in twee gedeelten opgesplitst, waarbij het ene berekend wordt op basis van het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar voor de in artikel 99, § 2, bedoelde patiënten en het andere op basis van het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar voor de in artikel 100 bedoelde patienten.
  Zodra het dienstjaar is beëindigd wordt de bovengenoemde opsplitsing op basis van de specifieke gegevens van dit dienstjaar herzien.
Art. 86 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
   § 1. La partie fixe du budget des moyens financiers est constituée :
  du budget des Sous-parties [2 ...]2, A2,[2 ...]2, B3, B4, B5, B6, B7, B8, [1 ...]1, C2, C3 et C4. Cette dernière Sous-partie ne concerne que les hôpitaux et services Sp palliatifs, grands brûlés et psychiatriques;
  80 % des budgets des Sous-parties B1 et B2.
  § 2. La partie variable du budget des moyens financiers est constituée de 20 % des budgets des Sous-parties B1 et B2.
  § 3. Les parties fixes et variables déterminées conformément aux §§ 1, et 2, sont scindées en deux parties, l'une calculée sur base du nombre de journées d'hospitalisation du dernier exercice connu pour les patients visés à l'article 99, § 2, l'autre calculée sur base du nombre de journées d'hospitalisation du dernier exercice connu pour les patients visés par l'article 100.
  L'exercice considéré terminé, la scission précitée est revue sur base des données propres à cet exercice.
HOOFDSTUK VIII. - Vaststelling van het referentieaantal bedoeld in artikel 97, § 1, e), van de wet op de ziekenhuizen.
CHAPITRE VIII. - Fixation du nombre de référence visé à l'article 97, § 1, e), de la loi sur les hôpitaux.
Art.87. § 1. Voor de acute ziekenhuizen en de Sp-diensten, buiten de Sp-diensten voor palliatieve verzorging, wordt geen referentieaantal vastgesteld.
  § 2. Voor palliatieve ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve verzorging en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden wordt er een enkel referentieaantal vastgesteld, en dit op volgende wijze :
  Aantal bedden x 365 x 0,8.
  § 3. Voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt er een enkel referentieaantal vastgesteld, en dat op de volgende wijze :
  (Σ (aantal bedden dag en nacht per dienst op 1 januari x 365 x T) + (aantal dag-bedden of nacht-bedden per dienst op 1 januari x 251 x T)) <KB 2004-06-07/32, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  waarbij :
  T = A, T, Tf (T Vp) = 80 %; <KB 2006-11-10/43, art. 19, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  (Ad, An, Td, Tn = 80 %;) <KB 2004-06-07/32, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  K = 70 %;
  (Kd = 70 %;) <KB 2004-06-07/32, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (Kn = 70 %.) <KB 2004-06-07/32, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
Art.87. § 1er. Pour les hôpitaux aigus et les services Sp, hors les services Sp soins palliatifs, il n'est pas fixé de nombre de référence.
  § 2. Pour les hôpitaux et services Sp palliatifs et les unités de grands brûlés, un seul nombre de référence est fixé qui est constitué de la manière suivante :
  Nombre de lits x 365 x 0,8.
  § 3. Pour les hôpitaux psychiatriques, un seul nombre de référence est fixé qui est constitué de la manière suivante :
  (Σ (nombre de lits de jour et de nuit par service au 1er janvier x 365 x T) + (nombre de lits de jour ou lits de nuit par service au 1er janvier x 251 x T)) <AR 2004-06-07/32, art. 8, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  où :
  T = A, T, Tf (T Vp) = 80 %; <AR 2006-11-10/43, art. 19, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  (Aj, An, Tj, Tn = 80 %) <AR 2004-06-07/32, art. 8, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  K = 70 %;
  (Kj = 70 %;) <AR 2004-06-07/32, art. 8, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  (Kn = 70 %.) <AR 2004-06-07/32, art. 8, 008; En vigueur : 01-07-2004>
HOOFDSTUK IX. - Aanpassing van het budget.
CHAPITRE IX. - Adaptation du budget.
Afdeling 1. - Acute ziekenhuizen.
Section 1. - Hôpitaux aigus.
Onderafdeling 1. - Afschaffing van ziekenhuisbedden.
Sous-section 1. - Suppression de lits hospitaliers.
Art.88. § 1. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden, begrepen in het aantal verantwoorde bedden bedoeld in artikel 46, § 1, 1°, zijn de volgende regels van toepassing :
  1. Onderdeel A1 wordt, voor wat de afschrijvingslasten voor de [1 bij toepassing van artikel 29]1 vastgestelde medische en niet-medische uitrusting betreft, proportioneel aangepast in functie van de wijziging van de bedcapaciteit;
  2. de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget worden proportioneel verminderd in functie van de wijziging van de bedcapaciteit.
  [1 ...]1
  § 2. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden die niet begrepen zijn in het aantal verantwoorde bedden bedoeld in artikel 46, § 1,1°, wordt er geen enkele vermindering van het budget uitgevoerd, behalve voor wat de Onderdelen A1 en B5 waarop de bepalingen van § 1, van toepassing zijn, betreft.
  (§ 3. Gedurende de aanpassingsperiode bedoeld in artikel 45, § 9, worden de gesloten erkende bedden verdeeld in verantwoorde en niet-verantwoorde bedden prorata het in artikel 45, § 9 bedoelde aanpassingspercentage dat geldt tijdens het dienstjaar waarin de bedden worden gesloten.) <KB 2003-06-04/31, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  
Art.88. § 1. En cas de suppression de lits hospitaliers compris dans le nombre de lits justifiés dont question à l'article 46, § 1, 1°, les règles suivantes sont d'application :
  1. la Sous-partie A1 est, en ce qui concerne les charges d'amortissements de l'équipement médical et non médical qui sont fixées [1 en application de l'article 29,]1, adaptée proportionnellement en fonction de la modification de la capacité des lits;
  2. les Sous-parties B1, B2 et B5 du budget sont réduites proportionnellement en fonction de la modification de la capacité des lits.
  [1 ...]1
  § 2. En cas de suppression de lits hospitaliers non compris dans le nombre de lits justifiés dont question à l'article 46, § 1, 1°, aucune diminution du budget n'est appliquée sauf en ce qui concerne les Sous-parties A1 et B5 pour lesquelles les dispositions du § 1, sont d'application.
  (§ 3. Pendant la période d'ajustement visée à l'article 45, § 9, les lits agréés fermés sont répartis entre lits justifiés et lits non justifiés au prorata du pourcentage d'ajustement, dont question à l'article 45, § 9, en vigueur pendant l'exercice au cours duquel les lits sont fermés.) <AR 2003-06-04/31, art. 16, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  
Art. 88 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
   § 1. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden, begrepen in het aantal verantwoorde bedden bedoeld in artikel 46, § 1, 1°, zijn de volgende regels van toepassing :
  1. [2 ...]2
  2. de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget worden proportioneel verminderd in functie van de wijziging van de bedcapaciteit.
  [1 ...]1
  § 2. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden die niet begrepen zijn in het aantal verantwoorde bedden bedoeld in artikel 46, § 1,1°, wordt er geen enkele vermindering van het budget uitgevoerd, behalve voor wat de Onderdelen [2 ...]2 B5 waarop de bepalingen van § 1, van toepassing zijn, betreft.
  (§ 3. Gedurende de aanpassingsperiode bedoeld in artikel 45, § 9, worden de gesloten erkende bedden verdeeld in verantwoorde en niet-verantwoorde bedden prorata het in artikel 45, § 9 bedoelde aanpassingspercentage dat geldt tijdens het dienstjaar waarin de bedden worden gesloten.) <KB 2003-06-04/31, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
Art. 88 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
   § 1. En cas de suppression de lits hospitaliers compris dans le nombre de lits justifiés dont question à l'article 46, § 1, 1°, les règles suivantes sont d'application :
  1. [2 ...]2
  2. les Sous-parties B1, B2 et B5 du budget sont réduites proportionnellement en fonction de la modification de la capacité des lits.
  [1 ...]1
  § 2. En cas de suppression de lits hospitaliers non compris dans le nombre de lits justifiés dont question à l'article 46, § 1, 1°, aucune diminution du budget n'est appliquée sauf en ce qui concerne les Sous-parties [2 ...]2 B5 pour lesquelles les dispositions du § 1, sont d'application.
  (§ 3. Pendant la période d'ajustement visée à l'article 45, § 9, les lits agréés fermés sont répartis entre lits justifiés et lits non justifiés au prorata du pourcentage d'ajustement, dont question à l'article 45, § 9, en vigueur pendant l'exercice au cours duquel les lits sont fermés.) <AR 2003-06-04/31, art. 16, 005; En vigueur : 01-07-2003>
Onderafdeling 2. - Opening van ziekenhuisbedden.
Sous-section 2. - Ouverture de lits hospitaliers.
Art.89. In geval van opening van ziekenhuisbedden zijn volgende regels van toepassing.
  In geval het aantal ziekenhuisbedden vermeerderd wordt :
  - met een vermindering van het aantal verantwoorde bedden (of met een aantal bedden berekend met toepassing van artikel 88, § 3) in een ander ziekenhuis, wordt het budget van de onderdelen A1, B1, B2 en B5 vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met die waarvoor het budget van het andere ziekenhuis verminderd wordt bij toepassing van artikel 88, § 1. [1 ...]1; <KB 2003-06-04/31, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  - bij toepassing van artikel 31 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen worden de Onderdelen B1, B2 en B5 vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met het respectieve gedeelte van de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget van financiële middelen dat overeenstemt met het aantal uitgebate bedden;
  - [1 ...]1
  
Art.89. En cas d'ouverture de lits hospitaliers les règles suivantes sont d'application.
  Au cas où le nombre de lits hospitaliers est augmenté :
  - par une réduction d'un nombre de lits justifiés (ou d'un nombre de lits calculé en application de l'article 88, § 3) dans un autre hôpital le budget des Sous-parties A1, B1, B2 et B5 est augmenté d'un montant qui correspond à ceux par lequel le budget de l'autre hôpital est diminué en application de l'article 88, § 1. [1 ...]1; <AR 2003-06-04/31, art. 17, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  - par application de l'article 31 de la loi coordonnée sur les hôpitaux, les Sous-parties B1, B2 et B5 du budget sont augmentées d'un montant qui correspond à la partie respective des Sous-parties B1, B2 et B5 du budget des moyens financiers correspondant au nombre de lits mis en exploitation;
  - [1 ...]1
  
Art. 89 _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
   In geval van opening van ziekenhuisbedden zijn volgende regels van toepassing.
  In geval het aantal ziekenhuisbedden vermeerderd wordt :
  - met een vermindering van het aantal verantwoorde bedden (of met een aantal bedden berekend met toepassing van artikel 88, § 3) in een ander ziekenhuis, wordt het budget van de onderdelen [2 ...]2 B1, B2 en B5 vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met die waarvoor het budget van het andere ziekenhuis verminderd wordt bij toepassing van artikel 88, § 1. [1 ...]1; <KB 2003-06-04/31, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  - bij toepassing van artikel 31 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen worden de Onderdelen B1, B2 en B5 vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met het respectieve gedeelte van de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget van financiële middelen dat overeenstemt met het aantal uitgebate bedden;
  - [1 ...]1
Art. 89 _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.
   En cas d'ouverture de lits hospitaliers les règles suivantes sont d'application.
  Au cas où le nombre de lits hospitaliers est augmenté :
  - par une réduction d'un nombre de lits justifiés (ou d'un nombre de lits calculé en application de l'article 88, § 3) dans un autre hôpital le budget des Sous-parties [2 ...]2, B1, B2 et B5 est augmenté d'un montant qui correspond à ceux par lequel le budget de l'autre hôpital est diminué en application de l'article 88, § 1. [1 ...]1; <AR 2003-06-04/31, art. 17, 005; En vigueur : 01-07-2003>
  - par application de l'article 31 de la loi coordonnée sur les hôpitaux, les Sous-parties B1, B2 et B5 du budget sont augmentées d'un montant qui correspond à la partie respective des Sous-parties B1, B2 et B5 du budget des moyens financiers correspondant au nombre de lits mis en exploitation;
  - [1 ...]1
Onderafdeling 3. - Omschakeling van ziekenhuisbedden.
Sous-section 3. - Reconversion de lits hospitaliers.
Art.90. § 1. Indien één of meer acute diensten van een ziekenhuis naar één of meerdere andere acute diensten omgeschakeld worden, wordt Onderdeel B2 van het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis in min of in meer herzien, en dit in functie van de waarde van het aantal punten toegekend aan de gesloten dienst of diensten en aan de nieuwe dienst of diensten bij toepassing van artikel 46, § 2.
  § 2. Indien één of meer acute diensten van een ziekenhuis omgeschakeld worden naar één of meer Sp-diensten of diensten van een psychiatrische ziekenhuis, zijn de regels van onderafdeling 1 van toepassing.
Art.90. § 1. Si un ou plusieurs services aigus d'un hôpital sont convertis en un ou plusieurs autres services aigus, la Sous-partie B2 du budget des moyens financiers de l'hôpital est revue en moins ou en plus en fonction de la valeur du nombre de points attribués au(x) service(s) fermé(s) et au(x) nouveau(x) service(s) en application de l'article 46, § 2.
  § 2. Si un ou plusieurs services aigus d'un hôpital sont convertis en un ou plusieurs services Sp ou services d'hôpital psychiatrique, les règles reprises à la Sous-section 1 sont d'application.
Afdeling 2. - Sp-diensten, geïsoleerde G-diensten en Psychiatrische Ziekenhuizen.
Section 2. - Services Sp, Services G isolés et Hôpitaux psychiatriques.
Art.91. § 1. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden of in geval bijkomende bedden in gebruik genomen worden, zijn volgende regels van toepassing :
  1° het referentieaantal voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van artikel 87, § 3;
  2° ingeval van vermindering van het aantal bedden wordt Onderdeel A1 van het budget, voor wat de [1 bij toepassing van artikel 29]1 vastgestelde afschrijvingslasten betreft, proportioneel aangepast in functie van de wijziging van de bedcapaciteit. In geval van een beddenoverdracht wordt het erop betrekking hebbende bedrag overgedragen naar het budget van het ziekenhuis dat de overgedragen bedden verkrijgt;
  3° a) in geval het aantal ziekenhuisbedden verminderd wordt, worden de onderdelen B1, B2 en B5 verminderd met een bedrag in evenredigheid met de vermindering van de bedcapaciteit van het ziekenhuis;
  b) ingeval het aantal ziekenhuisbedden wordt vermeerderd :
  - door vermindering van een aantal bedden in een andere Sp-dienst of psychiatrisch ziekenhuis, worden de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget vermeerderd met het bedrag waarmee het budget in het ander ziekenhuis wordt verminderd; [1 ...]1. Indien de vermindering plaatsvindt in een acuut ziekenhuis is er enkel overdracht van budget indien het bedden betreft zoals bedoeld in artikel 46, § 1, 1°;
  - door toepassing van artikel 31 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen, worden de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget vermeerderd met het bedrag dat gelijk is aan het respektievelijk aandeel van de Onderdelen B1, B2 en B5 overeenstemmend met het aantal bedden dat in gebruik genomen wordt.
  § 2. Indien één of meerdere diensten van een psychiatrisch ziekenhuis omgeschakeld worden in één of meerdere andere diensten met andere personeelsnomen wordt Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen van het ziekenhuis, zowel naar beneden als naar boven, herzien. In dit laatste geval wordt de herziening slechts toegekend voor zover het bijkomend personeel effectief aangeworven wordt. De personeelsnormen zijn deze zoals bedoeld in artikel 48 van dit besluit.
  
Art.91. § 1. En cas de suppression de lits hospitaliers ou de mise en exploitation de lits supplementaires, les règles suivantes sont d'application :
  1° le nombre de reférence pour les hôpitaux psychiatriques est adapté conformément aux dispositions prévues à l'article 87, § 3;
  2° en cas de diminution du nombre de lits, la Sous-partie A1 du budget est, en ce qui concerne les charges d'amortissements qui sont fixees [1 en application de l'article 29,]1, adaptée proportionnellement en fonction de la modification de la capacité des lits. En cas d'un transfert des lits, le montant y afférent est transmis au budget de l'hôpital qui reçoit les lits transférés;
  3° a) au cas où le nombre de lits hospitaliers est diminué, les Sous-parties B1, B2 et B5 du budget sont réduites d'un montant proportionnel à la diminution de capacite en lits de l'hôpital;
  b) au cas où le nombre de lits hospitaliers est augmenté :
  - par une réduction du nombre de lits dans un autre service Sp ou hôpital psychiatrique, les Sous-parties B1, B2 et B5 du budget sont augmentées d'un montant qui correspond à celui par lequel le budget de l'autre hôpital est diminué; [1 ...]1. Si la réduction intervient dans un hopital aigu, il n'y a transfert de budget que s'il s'agit de lits visés à l'article 46, § 1, 1°;
  - par application de l'article 31 de la loi coordonnée sur les hôpitaux, les Sous-parties B1, B2 et B5 du budget sont augmentées d'un montant qui correspond à la part respective des Sous-parties B1, B2 et B5 correspondant au nombre de lits mis en exploitation.
  § 2. Si un ou plusieurs services d'un hôpital psychiatrique sont convertis en un ou plusieurs autres services avec d'autres normes de personnel, la Sous-partie B2 du budget des moyens financiers de l'hôpital est revue à la baisse comme à la hausse. Dans ce dernier cas, la révision n'est accordée que pour autant que le personnel supplémentaire soit réellement engagé. Les normes de personnel sont celles visées à l'article 48 du présent arrêté.
  
Afdeling III. - Budgettaire neutralisatie.
Section III. - Neutralisation budgétaire.
Art. 91bis. <INGEVOEGD bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> De bepalingen van afdeling I en afdeling II hebben geen weerslag op het beschikbare nationale budget voor de vaststelling van de onderdelen A1, B1, B2 en B5 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen.
Art. 91bis. Les dispositions des sections I et II n'ont pas d'incidence sur le budget national disponible pour la fixation des sous-parties A1, B1, B2 et B5 des hôpitaux généraux et psychiatriques.
Art. 91bis _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   <INGEVOEGD bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> De bepalingen van afdeling I en afdeling II hebben geen weerslag op het beschikbare nationale budget voor de vaststelling van de onderdelen [1 ...]1 B1, B2 en B5 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen.
  
Art. 91bis _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.   Les dispositions des sections I et II n'ont pas d'incidence sur le budget national disponible pour la fixation des sous-parties [1 ...]1 B1, B2 et B5 des hôpitaux généraux et psychiatriques.
  
Art. 91ter. <INGEVOEGD bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> Tot op het ogenblik dat de gegevens met betrekking tot zijn activiteit rekening houden met de aanpassing van de structuur van de bedden volgend op de sluiting, de opening of de reconversie van bedden, blijft het ziekenhuis deel uitmaken van de groep van ziekenhuizen zoals bedoeld in artikel 40, waartoe het behoorde voorafgaand aan de voormelde aanpassing van de structuur van de bedden.
Art. 91ter. Jusqu'au moment où les données relatives à son activité prennent en compte l'adaptation de la structure de lits consécutive à la fermeture, l'ouverture ou la reconversion de lits, l'hôpital continue à faire partie du groupe des hôpitaux, tel que visé à l'article 40, auquel il appartenait avant l'adaptation de la structure de lits susmentionnée.
Afdeling IV.
Section IV.
Onderafdeling 1.
Sous-section 1re.
Onderafdeling 2.
Sous-section 2.
Art. 91quinquies _DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    <INGEVOEGD bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> § 1. Om recht te hebben op het bijzonder bedrag bedoeld in artikel 91quater, dient de beheerder van het ziekenhuis een structurele vermindering van het budget van financiële middelen van de instelling aan te tonen. Deze vermindering moet het gevolg zijn van een interne herstructurering van de inrichting of het resultaat van een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met één of meerdere ziekenhuizen die leidt tot een specialisatie of een grotere concentratie van ziekenhuisactiviteiten.  § 2. Onder structurele vermindering wordt begrepen : een terugkerende en reële vermindering van het budget van het ziekenhuis binnen één of meerdere van onderdelen [1 ...]1 B1, B2, B3 of B5.
  
Art. 91quinquies _COMMUNAUTE_GERMANOPHONE.    § 1er. Pour pouvoir bénéficier du montant spécifique visé à l'article 91quater, le gestionnaire de l'hôpital doit faire la preuve d'une diminution structurelle du budget des moyens financiers de l'institution. Cette diminution doit être la conséquence d'une restructuration interne de l'établissement ou le résultat d'un accord de collaboration conclu avec un ou plusieurs hôpitaux dont il résulte une spécialisation ou une concentration accrue des activités hospitalières.  § 2. Par diminution structurelle, on entend une réduction récurrente et réelle du budget de l'hôpital dans une ou plusieurs des sous-parties[1 ...]1 B1, B2, B3 ou B5.
  
Onderafdeling 3.
Sous-section 3.
Onderafdeling 4.
Sous-section 4.
Onderafdeling 5.
Sous-section 5.
HOOFDSTUK X. - Voorwaarden en regelen voor de herziening van het budget.
CHAPITRE X. - Conditions et règles de la révision du budget.
Afdeling 1. - Herziening van sommige bestanddelen.
Section 1. - Révision de certains éléments.
Art.92. Worden na beëindiging van het boekjaar van ambtswege herzien, rekening houdend met de regelen voorzien in Hoofdstuk VI :
  1. [2 [8 onderdeel A1, met uitzondering van de afschrijvings-lasten dewelke forfaitair worden bepaald overeenkomstig artikel 29, uitgezonderd deze bepaald in artikel 26bis voor de periode van 1 januari 2011 tot 31 december 2015, en het onderdeel A3;]8 ]2
  2. de maatregel betreffende de uitgaven van de [in artikel 79] bedoelde verstrekkingen alsmede de naleving van de verschillende maatregelen betreffende de toename van het personeel in de ziekenhuisdiensten; <KB 2006-05-12/30, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  3. Onderdeel B4 voor wat de activiteiten betreft waarvoor een rapport wordt gevraagd;
  4. de splitsing van het vast en variabel gedeelte zoals bedoeld in artikel 86, § 3;
  5. voor de Sp-diensten voor palliatieve verzorging, de eenheden voor zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen, de vergoeding, overeenkomstig Afdeling 2, van de activiteiten ten opzichte van het referentieaantal die in meer worden gerealiseerd of die niet gerealiseerd worden;
  6. de aanpassing aan de werkelijkheid voor de indexhypothesen van Deel B, gebruikt bij de betekening van het budget zoals bedoeld in artikel 85, § 1,b;
  7. de correcties aan de budgetten van de Onderdelen B1, B2 en B5 zoals bedoeld in de artikelen 88, §§ 1, 2 en 8.
  8. [9 ...]9
  [9. de financiering van de zorgprogramma's reproductieve geneeskunde B zoals bedoeld [in artikel 74bis].] <KB 2003-06-04/31, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2006-05-12/30, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  10. [7 [11 onderdeel B9, wat betreft de artikelen 79bis, [12 79bis/1,]12 79quater en 79septies]11;]7
  [1 1. Onderdeel C3 van de ziekenhuizen die expliciet om de herziening van dit onderdeel hebben verzocht.] <KB 2006-11-10/43, art. 21, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  12. [5 Voor het Kankerplan, de financieringen voorzien in artikel 64, § 1 en § 2, volgens de modaliteiten die erin zijn vastgelegd;]5
   13.[6 Vanaf het jaar 2010, en vervolgens om de drie jaar, de financiering van de vervangingskost van langdurig afwezige statutaire personeelsleden, volgens de voorwaarden bepaald in artikel 73ter; ]6
  [3 14. [10 de financiering van een jaarlijkse premie toegekend aan bepaalde verpleegkundigen volgens de voorwaarden zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties;]1
0]3
  [4 15. de kwalificatie en de effectieve toewijzing in een zorgprogramma voor oncologische basiszorg of een zorgprogramma voor oncologie van de diëtisten die gefinancierd worden krachtens artikel 64, § 7;]4
  [12 16. de financiering van een specialisatiecomplement toegekend aan bepaalde verpleegkundigen volgens de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden.]12
  
Art.92. Sont revues d'office l'exercice terminé en tenant compte des règles prévues au Chapitre VI :
  1. [2 [8 la sous-partie A1, sauf les charges d'amortissement fixées forfaitairement conformément à l'article 29, hormis celles définies dans l'article 26bis pour la période du 1er janvier 2011 au 31 décembre 2015, et la sous-partie A3;]8 ]2
  2. la mesure relative aux dispenses de prestations visées [à l'article 79] ainsi que le respect des différentes mesures relatives à l'augmentation du personnel dans les services hospitaliers; <AR 2006-05-12/30, art. 28, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  3. la Sous-partie B4 en ce qui concerne les activités pour lesquelles un rapport est demandé;
  4. la scission des parties fixes et variables telle que visée à l'article 86, § 3;
  5. pour les services Sp palliatifs, les unités de grands brûlés et les hôpitaux psychiatriques, l'indemnisation des activités par rapport au nombre de référence qui sont réalisées en plus ou qui ne sont pas réalisées tel que visée à la Section 2;
  6. l'ajustement à la réalité pour les hypothèses d'indexation de la Partie B utilisées lors de la communication du budget tel que visé à l'article 85, § 1, b;
  7. les corrections aux budgets des Sous-parties B1, B2 et B5 telles que visées aux articles 88, §§ 1, 2 et 8.
  8. [9 ...]9
  [9. le financement des programmes de soins de médecine de reproduction B comme visé [à l'article 74bis].] <AR 2003-06-04/31, art. 18, 005; En vigueur : 01-07-2003> <AR 2006-05-12/30, art. 28, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  10. [11 la sous-partie B9, en ce qui concerne les articles 79bis, [12 79bis/1,]12 79quater et 79septies ; ]11
  [1 1. La sous-partie C3 des hôpitaux qui ont demandé explicitement la révision de cette sous-partie.] <AR 2006-11-10/43, art. 21, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  12. [5 Pour le Plan Cancer, les financements visés à l'article 64, §§ 1er et 2 selon les modalités qui y sont définies;]5
   13. [6 A partir de l'année 2010, et ensuite tous les trois ans, le financement du coût du remplacement du personnel statutaire en absence de maladie de longue durée, selon les conditions définies dans l'article 73ter;]6
  [3 14. [10 le financement d'une prime annuelle octroyée à certains infirmiers selon les conditions définies dans l'arrêté royal du 28 décembre 2011 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans certains secteurs fédéraux de la santé, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers et les prestations inconfortables ;]1
0]3
  [4 15. la qualification et l'affectation effective dans un programme de soins de base en oncologie ou un programme de soins d'oncologie des diététiciens financés en vertu de l'article 64, § 7;]4
  [12 16. le financement d'un complément de spécialisation octroyé à certains infirmiers selon les conditions définies dans l'arrêté royal du 17 juillet 2022 instaurant un complément de spécialisation et modifiant l'arrêté royal du 28 décembre 2011 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans certains secteurs fédéraux de la santé, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers et les prestations inconfortables et l'arrêté royal du 25 septembre 2014 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans les soins infirmières à domicile, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers.]12
  
Art. 92_VLAAMS_GEWEST.    Worden na beëindiging van het boekjaar van ambtswege herzien, rekening houdend met de regelen voorzien in Hoofdstuk VI :
  1. [2 [8 onderdeel A1, met uitzondering van de afschrijvings-lasten dewelke forfaitair worden bepaald overeenkomstig artikel 29, uitgezonderd deze bepaald in artikel 26bis voor de periode van 1 januari 2011 tot 31 december 2015, en het onderdeel A3;]8 ]2
  2. de maatregel betreffende de uitgaven van de [in artikel 79] bedoelde verstrekkingen alsmede de naleving van de verschillende maatregelen betreffende de toename van het personeel in de ziekenhuisdiensten; <KB 2006-05-12/30, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  3. Onderdeel B4 voor wat de activiteiten betreft waarvoor een rapport wordt gevraagd;
  4. de splitsing van het vast en variabel gedeelte zoals bedoeld in artikel 86, § 3;
  5. voor de Sp-diensten voor palliatieve verzorging, de eenheden voor zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen, de vergoeding, overeenkomstig Afdeling 2, van de activiteiten ten opzichte van het referentieaantal die in meer worden gerealiseerd of die niet gerealiseerd worden;
  6. de aanpassing aan de werkelijkheid voor de indexhypothesen van Deel B, gebruikt bij de betekening van het budget zoals bedoeld in artikel 85, § 1,b;
  7. de correcties aan de budgetten van de Onderdelen B1, B2 en B5 zoals bedoeld in de artikelen 88, §§ 1, 2 en 8.
  8. [9 ...]9
  [9. de financiering van de zorgprogramma's reproductieve geneeskunde B zoals bedoeld [in artikel 74bis].] <KB 2003-06-04/31, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2006-05-12/30, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  10. [7 onderdeel B9, wat betreft de artikelen 79bis [11 79bis/1,]11 en 79septies;]7
  [11 . Onderdeel C3 van de ziekenhuizen die expliciet om de herziening van dit onderdeel hebben verzocht.] <KB 2006-11-10/43, art. 21, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  12. [5 Voor het Kankerplan, de financieringen voorzien in artikel 64, § 1 en § 2, volgens de modaliteiten die erin zijn vastgelegd;]5
   13.[6 Vanaf het jaar 2010, en vervolgens om de drie jaar, de financiering van de vervangingskost van langdurig afwezige statutaire personeelsleden, volgens de voorwaarden bepaald in artikel 73ter; ]6
  [3 14. [10 ...]10]3
  [4 15. de kwalificatie en de effectieve toewijzing in een zorgprogramma voor oncologische basiszorg of een zorgprogramma voor oncologie van de diëtisten die gefinancierd worden krachtens artikel 64, § 7;]4
  [11 16. de financiering van een specialisatiecomplement toegekend aan bepaalde verpleegkundigen volgens de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden.]11
Art. 92 _REGION_FLAMANDE.
   Sont revues d'office l'exercice terminé en tenant compte des règles prévues au Chapitre VI :
  1. [2 [8 la sous-partie A1, sauf les charges d'amortissement fixées forfaitairement conformément à l'article 29, hormis celles définies dans l'article 26bis pour la période du 1er janvier 2011 au 31 décembre 2015, et la sous-partie A3;]8 ]2
  2. la mesure relative aux dispenses de prestations visées [à l'article 79] ainsi que le respect des différentes mesures relatives à l'augmentation du personnel dans les services hospitaliers; <AR 2006-05-12/30, art. 28, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  3. la Sous-partie B4 en ce qui concerne les activités pour lesquelles un rapport est demandé;
  4. la scission des parties fixes et variables telle que visée à l'article 86, § 3;
  5. pour les services Sp palliatifs, les unités de grands brûlés et les hôpitaux psychiatriques, l'indemnisation des activités par rapport au nombre de référence qui sont réalisées en plus ou qui ne sont pas réalisées tel que visée à la Section 2;
  6. l'ajustement à la réalité pour les hypothèses d'indexation de la Partie B utilisées lors de la communication du budget tel que visé à l'article 85, § 1, b;
  7. les corrections aux budgets des Sous-parties B1, B2 et B5 telles que visées aux articles 88, §§ 1, 2 et 8.
  8. [9 ...]9
  [9. le financement des programmes de soins de médecine de reproduction B comme visé [à l'article 74bis].] <AR 2003-06-04/31, art. 18, 005; En vigueur : 01-07-2003> <AR 2006-05-12/30, art. 28, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  10. [7 la sous-partie B9, en ce qui concerne les articles 79bis [11 , 79bis/1]11 et 79septies;]7
  [11 . La sous-partie C3 des hôpitaux qui ont demandé explicitement la révision de cette sous-partie.] <AR 2006-11-10/43, art. 21, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  12. [5 Pour le Plan Cancer, les financements visés à l'article 64, §§ 1er et 2 selon les modalités qui y sont définies;]5
   13. [6 A partir de l'année 2010, et ensuite tous les trois ans, le financement du coût du remplacement du personnel statutaire en absence de maladie de longue durée, selon les conditions définies dans l'article 73ter;]6
  [3 14. [10 ...]10]3
  [4 15. la qualification et l'affectation effective dans un programme de soins de base en oncologie ou un programme de soins d'oncologie des diététiciens financés en vertu de l'article 64, § 7;]4
  [11 16. le financement d'un complément de spécialisation octroyé à certains infirmiers selon les conditions définies dans l'arrêté royal du 17 juillet 2022 instaurant un complément de spécialisation et modifiant l'arrêté royal du 28 décembre 2011 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans certains secteurs fédéraux de la santé, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers et les prestations inconfortables et l'arrêté royal du 25 septembre 2014 relatif à l'exécution du plan d'attractivité pour la profession infirmière, dans les soins infirmières à domicile, en ce qui concerne les primes pour des titres et qualifications professionnels particuliers.]11
Afdeling 2. - Herziening van de budgetten B1 en B2 ingevolge de niet-realisatie of overschrijding van het referentieaantal.
Section 2. - Révision des budgets B1 et B2 en raison de la non-réalisation ou du dépassement du nombre de référence.
Art.93. § 1. Op de Sp-diensten voor palliatieve verzorging en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden zijn de volgende regels van toepassing :
  1° voor de verpleegdagen die ten opzichte van het referentieaantal niet gerealiseerd worden, wordt er een bedrag toegekend dat overeenstemt met de waarde per referentieaantal van het variabele gedeelte van de budgetten B1 en B2, vermenigvuldigd met het aantal niet-gerealiseerde verpleegdagen;
  2° er wordt geen enkel bedrag toegekend voor de verpleegdagen die boven het referentieaantal gerealiseerd worden, en dat met inbegrip van de verpleegdagen die boven een bezetting van meer dan 100 % gerealiseerd worden.
  § 2. Voor de psychiatrische ziekenhuizen is de volgende regel van toepassing :
  - er wordt geen enkel bedrag toegekend voor de verpleegdagen die niet of ten opzichte van het referentieaantal in plus gerealiseerd worden, en dat met inbegrip van de dagen die boven een bezetting van meer dan 100 % gerealiseerd worden.
Art.93. § 1. Pour les services Sp palliatifs et les unités de grands brûlés, les règles suivantes sont d'application :
  1° pour les journées d'hospitalisation non réalisées par rapport au nombre de référence, il est accordé un montant correspondant à la valeur par nombre de référence de la partie variable des budgets B1 et B2 multiplié par le nombre de journées non réalisées;
  2° aucun montant n'est accordé pour les journées d'hospitalisation réalisées au-delà du nombre de référence, y compris les journées réalisées au-delà de 100 % d'occupation.
  § 2. Pour les hôpitaux psychiatriques, la règle suivante est d'application :
  - aucun montant n'est accordé pour les journées d'hospitalisation non réalisées ou réalisées en plus par rapport au nombre de référence, y compris pour les journées réalisées au-delà de 100 % d'occupation.
HOOFDSTUK XI. - Nieuwbouw of belangrijke structurele wijzigingen.
CHAPITRE XI. - Construction nouvelle ou importantes modifications structurelles.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Section 1. - Dispositions générales.
Art.94. Dit hoofdstuk bepaalt voor alle ziekenhuizen de regelen met betrekking tot de vaststelling van het budget voor de hiernavolgende gevallen :
  1. nieuwbouw;
  2. fusie van twee of meerdere ziekenhuizen.
Art.94. Ce chapitre détermine pour tous les hôpitaux, les règles concernant la fixation du budget pour les cas suivants :
  1. construction nouvelle;
  2. fusion de deux ou plusieurs hôpitaux.
Afdeling 2. - Nieuwbouw.
Section 2. - Construction nouvelle.
Art.95. (§ 1.) In geval van uitbating zonder opening van bijkomende bedden, van een nieuw gebouw of een nieuwe vleugel van een ziekenhuis, welke betrekking heeft op minstens de helft van de bedden, en voorzover er in de in artikel 8 bedoelde diensten een vermeerdering van de oppervlakte van minstens 10 % toegepast wordt, wordt Onderdeel B1 vermeerderd met een bedrag berekend door de toename van de oppervlakte te vermenigvuldigen met het totaal van de gemiddelde kosten per werkeenheid van de ziekenhuizen van de groep betreffende de algemene kosten, het onderhoud en de verwarming met dien verstande dat de psychiatrische ziekenhuizen één enkele groep vormen. Onderdeel B2 wordt niet gewijzigd. <KB 2006-11-10/43, art. 22, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  (§ 2. Voor ziekenhuizen die investeringen doen die leiden tot rationalisering van het zorgaanbod en die door de federale en de voor de erkenning bevoegde overheid, volgens de regels ingesteld krachtens artikelen 46 en 46bis van de wet van de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, als prioritair worden beschouwd, en voorzover uit deze investeringen voor de in artikel 8 bedoelde diensten een toename van hun oppervlakte resulteert, wordt het onderdeel B1 verhoogd met een bedrag berekend door de oppervlaktetoename te vermenigvuldigen met de per werkeenheid van de ziekenhuizen van de groep berekende totale gemiddelde kost met betrekking tot algemene kosten, onderhouds- en verwarmingskosten, met dien verstande dat de psychiatrische ziekenhuizen één enkele groep vormen.) <KB 2006-11-10/43, art. 22, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art.95. (§ 1.) En cas de mise en exploitation, sans ouverture de lits supplémentaires, d'un nouveau bâtiment ou d'une nouvelle aile d'un hôpital ayant trait à au moins la moitie des lits et pour autant qu'il y ait, pour les services visés à l'article 8, une augmentation de la superficie d'au moins 10 % de ces services, la Sous-partie B1 est augmentée d'un montant calculé en multipliant l'augmentation de surface par le total des coûts moyens par unité d'oeuvre des hôpitaux du groupe relatifs aux frais généraux, à l'entretien et au chauffage étant entendu que les hôpitaux psychiatriques constituent un seul groupe. La Sous-partie B2 n'est pas modifiée. <AR 2006-11-10/43, art. 22, 016; En vigueur : 01-07-2006>
  (§ 2. Pour les hôpitaux qui réalisent des investissements conduisant à des rationalisations de l'offre de soins et considérés, en vertu des articles 46 et 46bis de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, comme prioritaires par l'autorité fédérale et par l'autorité ayant le pouvoir d'agréation, et pour autant qu'il résulte de ces investissements pour les services visés à l'article 8 une augmentation de la superficie de ces services, la sous-partie B1 est augmentée d'un montant calculé en multipliant l'augmentation de surface par le total des coûts moyens par unité d'oeuvre des hôpitaux du groupe relatifs aux frais généraux, à l'entretien et au chauffage considérant que les hôpitaux psychiatriques constituent un seul groupe.) <AR 2006-11-10/43, art. 22, 016; En vigueur : 01-07-2006>
Art.96. De onderdelen A en C en de onderdelen B3, B4, B5 en B6 van het budget worden vastgesteld overeenkomstig de regels van Hoofdstuk VI.
Art.96. Les Parties A et C et les Sous-parties B3, B4, B5 et B6 du budget sont fixées conformément aux règles prevues au Chapitre VI.
Afdeling 3. - Fusie van ziekenhuizen.
Section 3. - Fusion d'hôpitaux.
Art.97. § 1. Ingeval van fusie tussen twee of meer ziekenhuizen gelden de volgende regelen :
  1. Onderdelen B1 en B2 van het budget van de nieuwe entiteit worden vastgesteld door optelling van de respectievelijke Onderdelen B1 en B2 van de betrokken ziekenhuizen;
  2. in voorkomend geval worden de referentieaantallen van de nieuwe eenheid verkregen overeenkomstig de regels van artikel 87.
  § 2. (a) De ziekenhuizen die fusioneerden op of later dan 1 januari 2004 krijgen een bedrag toegekend dat berekend wordt zoals aangegeven in punt b), voorzover ze aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
  1° het tijdens het eerste volledige jaar na de fusie toegekende totale aantal punten ligt voor onderdeel B2 lager dan het totaal aantal punten toegekend op 1 juli van het dienstjaar tijdens hetwelk de fusie plaatsvond aan de ziekenhuizen die het voorwerp van de fusie waren;
  Het puntenverschil vastgesteld bij toepassing van het vorige lid, is te wijten aan de onderstaande diensten :
  - C-, D- en E-bedden wat betreft het aantal bijkomende punten per verantwoord bed, chirurgisch dagziekenhuis niet meegerekend;
  - medische producten van de verpleegeenheden : wat betreft het aantal punten per verantwoord bed, chirurgisch dagziekenhuis niet meegerekend;
  - operatiekwartier : wat betreft de waarborg van financiering van twee operatiezalen per vestigingsplaats waar de erkende chirurgische bedden zich bevinden;
  - spoedgevallen : wegens het verschil tussen de punten toegekend vóór en na de fusie;
  - pediatrie : wat betreft de waarborg van de toekenning van 17,5 punten voor 15 erkende bedden.
  Het puntenverschil dat voor de berekening van het bedrag in aanmerking wordt genomen, is gelijk aan :
  - datgene berekend bij toepassing van 1°, 1e lid, indien dat aantal lager ligt dan dat berekend voor de in 1°, 2e lid, bedoelde diensten;
  - datgene berekend voor de in 1°, 2e lid, bedoelde diensten, indien dat aantal lager ligt dan dat berekend bij toepassing van 1°, 1e lid.
  2° Het onderdeel B8 van het budget van financiële middelen dat aan het fusieziekenhuis is toegekend tijdens het eerste dienstjaar na de fusie ligt lager dan de som van de onderdelen B8 van het budget van financiële middelen die zijn toegekend aan elk van de ziekenhuizen die het voorwerp van een fusie waren op 1 juli van het dienstjaar tijdens hetwelk de fusie plaatsvond.
  b) Het bedrag bedoeld onder a), wordt berekend als volgt :
  ((PAF - PHF) x V) + 'Delta'B8
  Waarbij :
  PAF = het totaal van de punten toegekend aan de ziekenhuizen vóór fusie voor de betrokken diensten tijdens het jaar vóór de fusie;
  PHF = de punten toegekend aan het gefusioneerde ziekenhuis voor de betrokken diensten tijdens het jaar na de fusie;
  V = de aan de PHF toegekende waarde per punt;
  'Delta'B8 = het positief verschil tussen de som van de onderdelen B8 van het budget van financiële middelen die aan elk van de ziekenhuizen van de fusie waren toegekend op 1 juli van het dienstjaar tijdens hetwelk de fusie plaatsvond en het onderdeel B8 van het budget van financiële middelen dat is toegekend aan het fusieziekenhuis tijdens het eerste dienstjaar na de fusie.
  c) Het in punt a) bedoelde bedrag zal aan de rechthebbende ziekenhuizen worden toegekend, naar rata van 100 % het eerste jaar, 65 % het tweede jaar, 30 % het derde jaar en 0 % het vierde jaar.
  Het bedrag zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen worden toegekend.) <KB 2004-06-07/32, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
Art.97. § 1. En cas de fusion de deux ou de plusieurs hôpitaux, les règles suivantes seront d'application :
  1. les Sous-parties B1 et B2 du budget de la nouvelle entite seront fixees par l'addition des Sous-parties B1 et B2 des hôpitaux concernées;
  2. le cas échéant, les nombres de référence de la nouvelle entité, sont obtenus conformément au règles prévues dans l'article 87.
  § 2. (a) Il est accordé aux hôpitaux fusionnés à partir du 1er janvier 2004 un montant calculé comme repris au point b), pour autant qu'ils répondent à l'une des conditions suivantes :
  1° le nombre de points total accordé pour le premier exercice complet après la fusion pour la sous-partie B2 est inférieur au total des nombres de points attribués, au 1er juillet de l'exercice au cours duquel la fusion est intervenue, aux hôpitaux ayant fait l'objet de la fusion;
  Le différentiel de points constaté en application de l'alinéa précédent est dû aux services ci-après :
  - lits C, D et E en ce qui concerne le nombre de points supplémentaires exprimés par lit justifié, hors hôpital de jour chirurgical;
  - produits médicaux des unités de soins : en ce qui concerne le nombre de points par lit justifié, hors hôpital de jour chirurgical;
  - quartier opératoire : en ce qui concerne la garantie de financement de 2 salles d'opération par site où sont situés les lits agréés de chirurgie;
  - urgences : à raison de la différence entre les points attribués avant et après fusion;
  - pédiatrie : en ce qui concerne la garantie de l'octroi de 17,5 points pour 15 lits agréés.
  Le différentiel de points retenu pour le calcul du montant est égal à :
  - celui calculé en application du 1°, 1er alinéa, si ce nombre est inférieur à celui calculé pour les services visés au 1°, 2e alinéa;
  - celui calculé pour les services visés au 1°, 2e alinéa, si ce nombre est inférieur à celui calculé en application du 1°, 1er alinéa.
  2° La sous-partie B8 du budget des moyens financiers allouée à l'entité hospitalière fusionnée le premier exercice après la fusion est inférieure à la somme des sous-parties B8 du budget des moyens financiers allouées à chacun des hôpitaux ayant fait l'objet de la fusion le 1er juillet de l'exercice au cours duquel la fusion est intervenue.
  b) Le montant visé au a), est calculé comme suit :
  ((PAF - PHF) x V) + 'Delta'B8
  Où :
  PAF = le total des points attribues aux hôpitaux avant fusion pour les services concernés, l'année avant la fusion;
  PHF = les points attribués à l'hôpital fusionné pour les services concernés, l'année après la fusion;
  V = la valeur du point appliquée à PHF;
  'Delta'B8 = la différence positive entre la somme des sous-parties B8 du budget des moyens financiers allouées à chacun des hôpitaux ayant fait l'objet de la fusion le 1er juillet de l'exercice au cours duquel la fusion est intervenue et la sous-partie B8 du budget des moyens financiers allouée à l'entité hospitalière fusionnée le premier exercice après la fusion.
  c) Le montant dont question au point a) sera accordé aux hôpitaux bénéficiaires à raison de 100 % la première année, 65 % la deuxième année, 30 % la troisième année et 0 % la quatrième année.
  Le montant sera alloué via la sous-partie C2 du budget des moyens financiers.) <AR 2004-06-07/32, art. 9, 008; En vigueur : 01-07-2004>
Afdeling 4.
Section 4.
HOOFDSTUK XII. - Gezinsplaatsing.
CHAPITRE XII. - Placement familial.
Art.98. § 1. Voor de erkende functie van gezinsplaatsing wordt jaarlijks een budget van financiële middelen, een afzonderlijk referentieaantal van verpleegdagen en een prijs per referentieaantal toegekend.
  § 2. Het in § 1, bedoeld budget van financiële middelen is gelijk aan een prijs van 37,61 EUR per dag vermenigvuldigd met een referentieaantal dat op jaarbasis gelijk is aan het aantal dagen gedurende dewelke de patiënten effectief in een gezin hebben verbleven evenwel beperkt tot een maximum aantal dagen gelijk aan een 100 % bezetting van de erkende plaatsen.
  § 3. Provisioneel wordt voor het referentieaantal, op jaarbasis, uitgegaan van een aantal dagen gelijk aan 95 % bezetting van het aantal erkende plaatsen.
  § 4. Het budget van financiële middelen voor de functie van gezinsplaatsing kan in min of in meer worden herzien om rekening te houden met een teveel of een tekort van ontvangsten ingevolge de toepassing van § 3, of ingevolge de toepassing van regelen die voor één of voor meerdere dienstjaren gelden.
  § 5. [1 Per dag verblijf in een pleeggezin wordt aan de inrichtende macht van het ziekenhuis dat voor de functie van psychiatrische gezinsverpleging werd erkend provisioneel een forfaitair bedrag van 26,21 euro (index 1 november 2023) ter beschikking gesteld om de kosten in het pleeggezin, andere dan deze verbonden aan de verzorging van de patiënt, te dekken. Hiervan wordt een forfaitair basisbedrag van 23,83 euro (index 1 november 2023) aan het pleeggezin toegekend, vermeerderd met bedragen toegewezen op grond van criteria van kwaliteit van de huisvesting, en van zorgbehoefte van de patiënt. Deze criteria worden door de inrichtende macht bepaald in het inwendig reglement dat dient goedgekeurd te worden door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft. Het globaal bedrag dat aan de pleeggezinnen wordt uitgekeerd mag voor alle patiënten samen nooit meer bedragen dan gemiddeld 45 euro (index 1 november 2023) per dag.]1
  § 6. De in §§ 2 en 5 bedoelde bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel tot koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 december 1989 en door de artikels 24 en 25 van de programmawet van 2 januari 2001.
  § 7. Voor de inrichtingen bedoeld in artikel 6 van de wet van 18 juni 1850 op de behandeling van de krankzinnigen, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1873, 7 april 1964 en 26 juni 1990, wordt het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen verminderd met het budget van financiële middelen en het referentieaantal dat voor de overeenstemmende periode wordt toegekend voor de functie van gezinsplaatsing.
  Bij de eerste toepassing van de §§ 1, 2, en 3, van dit artikel gebeurt deze aanpassing verhoudingsgewijs voor de resterende periode van het dienstjaar.
  
Art.98. § 1. Il est octroyé chaque année pour la fonction agréée de placement familial un budget des moyens financiers, un nombre de reférence de journées d'hospitalisation et un prix par nombre de référence distinct.
  § 2. Le budget des moyens financiers visé au § 1, est égal au prix de 37,61 EUR par jour multiplié d'un nombre de référence qui est, sur base annuelle, égal au nombre de journées durant lesquelles les patients ont effectivement séjourné dans une famille toutefois limité à un nombre maximum de jours égal à une occupation de 100 % des places agréées.
  § 3. Pour le nombre de référence il est tenu compte, en provision sur base annuelle, d'un nombre de journées égal à une occupation de 95 % du nombre de places agréées.
  § 4. Le budget des moyens financiers pour la fonction de placement familial peut être revu en moins ou en plus pour tenir compte des recettes en trop ou en moins, dues à l'application du § 3, ou par l'application des règles spécifiques pour un ou plusieurs exercices.
  § 5. [1 Par journée de séjour dans une famille d'accueil, il est octroyé, en provision, au pouvoir organisateur de l'hôpital qui est agréé pour la fonction de soins psychiatriques en milieu familial, un montant forfaitaire de 26,21 euros (index 1er novembre 2023) pour couvrir les coûts autres que ceux liés aux soins du patient. De ce montant, un montant de base forfaitaire de 23,83 euros (index 1er novembre 2023) est octroyé à la famille d'accueil, majoré des montants attribués sur base des critères de qualité du logement et des nécessités de soins du patient. Ces critères sont fixés par le pouvoir organisateur dans le règlement intérieur qui doit être approuvé par le Ministre qui a la fixation du budget des moyens financiers dans ses compétences. Le montant global qui est payé à toutes les familles d'accueil pour tous les patients ne peut jamais être supérieur à 45 euros (index 1er novembre 2023) en moyenne par jour.]1
  § 6. Les montants visés aux §§ 2 et 5 seront indexés conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaison à l'indice des prix à la consommation, modifiée par l'arrêté royal du 13 décembre 1989 et par les articles 24 et 25 de la loi-programme du 2 janvier 2001.
  § 7. Pour les établissements vises dans l'article 6 de la loi du 18 juin 1850 sur le régime des aliénés, modifiée par les lois des 28 décembre 1873, 7 avril 1964 et 26 juin 1990, le budget des moyens financiers et le quota de journées d'hospitalisation sont, diminués avec le budget des moyens financiers et le nombre de référence qui sont octroyés pour la période correspondante pour la fonction de placement familial.
  A la première application des §§ 1, 2, et 3, du présent article cette adaptation se fait proportionnellement pour la période restante de l'exercice.
  
HOOFDSTUK XIII. - Vereffening van het budget.
CHAPITRE XIII. - Liquidation du budget.
Afdeling 1. - Patiënten die vallen onder één van de verzekeringsinstellingen bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Section 1. - Patients relevant d'un des organismes assureurs visés dans la loi du 14 juillet 1994 relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités.
Art.99. § 1. Onder verzekeringsinstelling bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen wordt verstaan met :
  - de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten;
  - het Nationale Verbond van Socialistische Mutualiteiten;
  - het Nationale Verbond van Liberale Mutualiteiten;
  - de Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen;
  - de Landsbond van Neutrale Ziekenfondsen;
  - de Hulpkas voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering;
  - de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
  § 2. a) Voor de patiënten die vallen onder een van de verzekeringsinstellingen bedoeld in § 1, wordt het vaste gedeelte van het in artikel 86, § 1, bedoelde budget door de in § 1 bedoelde landsbonden van de verzekeringsinstellingen in twaalfden vereffend, en dat in evenredigheid met hun respectievelijk aandeel voor het betrokken ziekenhuis in de loop van het laatst bekende dienstjaar, binnen de termijn vastgesteld door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.
  b) Voor het variabele gedeelte van het budget, zoals bedoeld in artikel 86, § 2, wordt er als volgt een prijs per parameter vastgesteld
  * voor de acute ziekenhuizen [1 ...]1 :
  - 50 % van het variabele gedeelte wordt vereffend per opname. Het aantal in aanmerking genomen opnamen is datgene dat overeenstemt met de opnamen " grote poort ", gerealiseerd gedurende het dienstjaar op welke basis de verantwoorde activiteiten werden berekend;
  - [2 50 % van het variabele gedeelte wordt per verpleegdag vereffend. Er wordt rekening gehouden met het aantal verpleegdagen gerealiseerd gedurende het dienstjaar op welke basis de verantwoorde activiteiten werden berekend, met dien verstande dat, voor de jaren 2023 en 2024, het aantal in aanmerking genomen opnamen en het aantal verpleegdagen worden verhoogd met het aantal gefactureerde maxi-forfaits voor het referentiejaar waarin de verantwoorde activiteit werd berekend.]2
  Er zal geen bedrag vereffend worden voor de verblijven in de niet-intensieve neonatale verzorgingsfunctie.
  [1 * voor de geïsoleerde G- en Sp-diensten, buiten Sp-diensten voor palliatieve zorg : 100 % van het variabele gedeelte wordt per verpleegdag vereffend. Het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar wordt in aanmerking genomen.]1
  * voor de Sp-diensten voor palliatieve verzorging en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden :
  100 % van het variabele gedeelte wordt vereffend per parameter samengesteld door het referentieaantal zoals bedoeld in artikel 87, § 2;
  * voor de psychiatrische ziekenhuizen :
  100 % van het variabele gedeelte wordt vereffend door een parameter samengesteld per referentieaantal zoals bedoeld in artikel 87, § 3.
  
Art.99. § 1. Par organisme assureur visé dans la loi du 14 juillet 1994 relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, il y a lieu d'entendre :
  - l'Alliance nationale des Mutualités chrétiennes;
  - l'Union nationale des Mutualités socialistes;
  - l'Union nationale des Mutualités libérales;
  - l'Union nationale des Mutualités libres;
  - l'Union nationale des Mutualités Neutres;
  - la Caisse Auxiliaire Maladie-Invalidité;
  - la Société nationale des Chemins de fer belges.
  § 2. a) Pour les patients relevant d'un des organismes assureurs repris au § 1, la partie fixe du budget visée à l'article 86, § 1, est liquidée en douzièmes par les unions nationales des organismes assureurs visés au § 1, en proportion de leur part respective pour l'hôpital concerné au cours du dernier exercice connu et ce, dans le délai fixé par le Ministre qui a la fixation du budget des moyens financiers dans ses attributions.
  b) Pour la partie variable du budget, telle que visée à l'article 86, § 2, un prix par paramètre est fixé de la manière suivante :
  * pour les hôpitaux aigus, [1 ...]1 :
  - 50 % de la partie variable sont liquidés par admission. Le nombre d'admissions retenu est celui correspondant aux admissions " grande porte " réalisés pendant l'exercice sur base duquel les activités justifiées ont été calculées;
  - [2 50 % de la partie variable sont liquidés par journée d'hospitalisation. Il est retenu le nombre de journées d'hospitalisation réalisées pendant l'exercice sur base duquel les activités justifiées ont été calculées, étant entendu que, pour les années 2023 et 2024, le nombre d'admissions retenu et le nombre de journées d'hospitalisation sont augmentés du nombre de maxi-forfaits facturés de l'année de référence du calcul de l'activité justifiée.]2
  Aucun montant ne sera liquidé pour les séjours dans la fonction de soins néonatals non intensifs.
  [1 * pour les services G isolés et Sp, hors Sp-soins palliatifs : 100 % de la partie variable sont liquidés par journée d'hospitalisation. Il est retenu le nombre de journées d'hospitalisation du dernier exercice connu]1
  * pour les services Sp soins palliatifs et les unités de grands brûlés :
  100 % de la partie variable sont liquides par un paramètre constitué du nombre de référence visé à l'article 87, § 2;
  * pour les hôpitaux psychiatriques :
  100 % de la partie variable sont liquidés par un paramètre constitué du nombre de référence visé à l'article 87, § 3.
  
Afdeling 2. - Patiënten die niet onder een in Afdeling 1 bedoelde verzekeringsinstelling vallen.
Section 2. - Patients ne relevant pas d'un organisme assureur visé à la Section 1.
Art.100. Voor de patiënten die niet onder een in afdeling 1 bedoelde verzekeringsinstelling vallen, wordt als volgt een prijs per parameter vastgesteld :
  het vaste gedeelte van het budget en het variabele gedeelte van het budget, zoals bedoeld in artikel 86, worden opgeteld en gedeeld door het referentieaantal bedoeld in artikel 87, § 2, of artikel 87, § 3, naargelang het gaat om een palliatieve Sp-dienst of om eenheden voor de behandeling van zware brandwonden of een psychiatrisch ziekenhuis.
  Voor de acute ziekenhuizen en de geïsoleerde G- en Sp-diensten wordt de deler gevormd door de tijdens het laatste bekende dienstjaar gerealiseerde verpleegdagen.
  Er zal geen bedrag vereffend worden voor de verblijven in de niet-intensieve neonatale verzorgingsfunctie.
Art.100. Pour les patients ne relevant pas d'un organisme assureur visé à la Section 1, il est fixé un prix par paramètre de la manière suivante :
  la partie fixe du budget et la partie variable du budget, telles que visées à l'article 86, sont additionnées et divisées par le nombre de référence visé à l'article 87, § 2, ou à l'article 87, § 3, selon qu'il s'agisse d'un service Sp palliatifs ou unités de grands brûlés, ou d'un hôpital psychiatrique.
  Pour les hôpitaux aigus, le service Sp et G isolés, le diviseur est constitué par les journées d'hospitalisation réalisées pendant le dernier exercice connu.
  Aucun montant ne sera liquidé pour les séjours dans la fonction de soins néonatals non intensifs.
HOOFDSTUK XIV. - Slotbepalingen.
CHAPITRE XIV. - Dispositions finales.
Art.101. De Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft of de door hem gedelegeerde ambtenaar van het Bestuur der Verzorgingsinstellingen, kan aan de beheerder van het ziekenhuis alle gegevens opvragen die nuttig zijn voor de vaststelling van het budget en het referentieaantal.
  Indien het ziekenhuis binnen de toegemeten termijn de gevraagde gegevens niet indient, wordt hem een aangetekende brief gezonden waarin het een nieuwe termijn van 15 dagen wordt toegekend. Indien na het verstrijken van deze nieuwe termijn het ziekenhuis nog niets heeft meegedeeld, wordt het Onderdeel of worden de Onderdelen van het budget van financiële middelen dat betrekking heeft of die betrekking hebben op de ontbrekende elementen bij de berekening van het budget van financiële middelen gelijkgesteld aan nul. Het in die zin te nemen voorstel van beslissing wordt, overeenkomstig artikel 98 van de wet op de ziekenhuizen, medegedeeld aan de beheerder van het ziekenhuis.
Art.101. Le Ministre qui a la fixation du budget des moyens financiers dans ses attributions ou le fonctionnaire de l'Administration des Soins de santé délégué par lui, peut requérir du gestionnaire de l'hôpital toutes les données utiles à la fixation du budget et des nombres de référence.
  Si l'hôpital ne transmet pas les données demandées dans le délai imparti, il lui est adressé une lettre recommandée lui allouant un nouveau délai de 15 jours. Si, à l'expiration de ce nouveau délai, l'hôpital n'a rien communiqué, la ou les Sous-parties du budget des moyens financiers visées par les éléments manquants est/sont mise(s) à zéro dans le calcul du budget des moyens financiers. La proposition de décision à prendre en ce sens est communiquée, conformément à l'article 98 de la loi sur les hôpitaux, au gestionnaire de l'hôpital.
Art. 101bis. [1 Teneinde de facturatie niet te vertragen, kunnen de wijzigingen in de Lijst A In aanmerking genomen RIZIV-codes bij de identificatie van de gerealiseerde daghospitalisatie' zoals opgenomen in punt 6 van bijlage 3 onverwijld door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft ter kennis van de ziekenhuizen worden gebracht, voor zover die wijzigingen door de verschillende betrokken instellingen van het RIZIV zijn goedgekeurd.
   Eenmaal per jaar worden die wijzigingen in bijlage 3 ingevoegd.]1

  
Art. 101bis. [1 Dans le but de ne pas retarder la facturation, les modifications à la liste A codes INAMI retenus pour l'identification de l'hospitalisation de jour réalisée' reprise au point 6 de l'annexe 3 peuvent être portées, sans tarder, à la connaissance des hôpitaux par le Ministre qui a la fixation du budget des moyens financiers dans ses attributions, pour autant que ces modifications aient été approuvées par les différentes instances concernées de l'INAMI.
   Une fois par an, ces modifications sont insérées dans l'annexe 3.]1

  
Art. 101ter. [1 Voor de financieringen die niet opgenomen zijn in de in artikel 92 opgesomde elementen die voor herziening in aanmerking komen, waarvan de berekening uitgevoerd is op basis van de laatste, niet gecontroleerde en niet gevalideerde gegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn, kunnen de bedoelde financieringen vanaf de vaststelling van het budget van financiële middelen op 1 juli n+1 aangepast worden op basis van de laatste gegevens die door voormelde FOD gecontroleerd en gevalideerd zijn.]1
  
Art. 101ter. [1 Pour les financements, non repris dans les éléments révisables énumérés à l'article 92, dont le calcul a été réalisé sur la base des dernières données connues, non contrôlées et non validées, par le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement au moment du calcul, les financements visés peuvent être adaptés, à partir de la fixation du budget des moyens financiers au 1er juillet n+1, sur base des dernières données contrôlées et validées par le SPF précité.]1
  
Art.102. Het Ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten gewijzigd door de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991, 21 november 1991, 19 oktober 1992, 30 oktober 1992, 30 december 1993, 23 juni 1994, 19 juli 1994, 28 december 1994, 27 december 1995, 30 december 1996, 8 september 1997, 10 december 1997, 29 december 1997, 26 augustus 1998, 30 december 1998, 24 maart 1999, 15 juni 1999, 22 juni 1999, 25 september 2000, 12 januari 2001, 4 juli 2001, 4 oktober 2001 en... en het ministerieel besluit van 5 maart 2002 houdende vaststelling, voor het dienstjaar 2002, van de voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, worden opgeheven.
Art.102. L'arrêté ministériel du 2 août 1986 fixant pour les hôpitaux et les services hospitaliers les conditions et règles de fixation du prix de la journée d'hospitalisation, du budget et de ses éléments constitutifs, ainsi que les règles de comparaison du coût et de la fixation du quota des journées d'hospitalisation modifié par les arrêtés ministériels des 21 avril 1987, 11 août 1987, 7 novembre 1988, 12 octobre 1989, 20 décembre 1989, 23 juin 1990, 10 juillet 1990, 28 novembre 1990, 26 février 1991, 20 mars 1991, 10 avril 1991, 20 novembre 1991, 21 novembre 1991, 19 octobre 1992, 30 octobre 1992, 30 décembre 1993, 23 juin 1994, 19 juillet 1994, 28 décembre 1994, 27 décembre 1995, 30 décembre 1996, 8 septembre 1997, 10 décembre 1997, 29 décembre 1997, 26 août 1998, 30 décembre 1998, 24 mars 1999, 15 juin 1999, 22 juin 1999, 25 septembre 2000, 12 janvier 2001, 4 juillet 2001, 4 octobre 2001 et l'arrêté ministériel du 5 mars 2002 fixant pour l'exercice 2002 les conditions et les règles spécifiques qui régissent la fixation du prix de la journée d'hospitalisation, le budget des moyens financiers et le quota de journées d'hospitalisation des hôpitaux et services hospitaliers sont abrogés;
Art.103. § 1. De artikelen 81 tot 83, 87 tot 96 en 98 tot 104 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg, treden in werking op 1 juli 2002.
  § 2. Artikel 97 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg treedt in werking op 1 januari 2003.
Art.103. § 1. Les articles 81 à 83, 87 à 96 et 98 à 104 de la loi du 14 janvier 2002 portant des mesures en matière de soins de santé entrent en vigueur le 1er juillet 2002.
  § 2. L'article 97 de la loi du 14 janvier 2002 portant des mesures en matière de soins de santé entre en vigueur le 1er janvier 2003.
Art.104. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2002.
Art.104. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er juillet 2002.
BIJLAGEN.
ANNEXES.
Art. N1. Bijlage 1. Criteria inzake de behandelingseenheden voor zware brandwonden.
  Om als behandelingseenheid voor zware brandwonden bedoeld in artikel 5, § 1, 3° van het koninklijk besluit van (....) te worden beschouwd, moeten de eenheden :
  - deel uitmaken van een algemeen ziekenhuis dat beschikt over erkende bedden onder kenletters C en D, over een functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg alsook over een dienst voor plastische chirurgie;
  - over minstens 6 erkende hospitalisatiebedden beschikken die samen een afzonderlijke architectonische eenheid vormen met een aangepaste structuur met minstens 3 individuele isoleerkamers die bestemd zijn voor verbranden die er bijzonder erg aan toe zijn of in shocktoestand verkeren.
  - over een autonome interventiezaal beschikken om er huidtransplantaties uit te voeren. Die interventiezaal moet het ook mogelijk maken courante traumatologische ingrepen uit te voeren er moet minstens een waterbed zijn om de verbranden te wassen alvorens de transplantatie wordt verricht.
  - de dienstlokalen moeten geventileerd en geklimatiseerd zijn. Lucht die van buiten wordt genomen moet door filterering stofvrij worden gemaakt.
  - de dienst moet met een toegangssas zijn uitgerust.
  - de dienst staat onder leiding van een geneesheer-specialist in de heelkunde of in de inwendige geneeskunde met bijzondere bekwaming in de intensieve zorg.
  - per 6 bedden dient de dienst over 2 FTE-artsen te beschikken waarvan één chirurg met een opleiding in de traumatologie en een internist die een opleidingscyclus van infectioloog heeft gevolgd.
  - over een verpleeg- en verzorgingsteam beschikken dat exclusief aan de eenheid verbonden is en uit minstens 3 FTE's per bed bestaat.
Art. N1. Annexe 1. Critères relatifs aux unités des grands brûlés.
  Pour être considérée comme unité de traitement de grands brûlés visée à l'article 5, § 1, 3° de l'arrêté royal du (...), les unites doivent :
  - faire partie d'un hôpital général comptant des lits agreés sous les indices C et D et disposant d'une fonction de soins urgents spécialisés ainsi que d'un service de chirurgie plastique;
  - compter au minimum 6 lits d'hospitalisation agréés constituant une unité architecturalement distincte avec une structure appropriée dont au moins 3 chambres individuelles d'isolement, qui sont affectées aux brûlés particulièrement atteints ou choqués;
  - le service des grands brûlés doit disposer d'une salle d'intervention autonome afin d'y pratiquer des greffes cutanées. Cette salle d'intervention doit également permettre d'y pratiquer des interventions de traumatologie courante et doit être dotée, d'au moins, un " lit d'eau ", permettant de nettoyer les brûlés avant de les greffer;
  - les locaux du service devront être ventilés et climatisés. L'air pris à l'extérieur sera dépoussiéré par filtrage;
  - le service doit être doté d'un sas d'entrée;
  - le service sera placé sous la direction d'un médecin-spécialiste en chirurgie ou en médecine interne, ayant des compétences particulières en soins intensifs;
  - par tranche de 6 lits, le service disposera de 2 médecins ETP dont un chirurgien, formé en traumatologie et un médecin-interniste qui a suivi un cycle de formation d'infectiologue;
  - avoir une équipe infirmière et soignante liée exclusivement à l'unité comprenant au moins 3 ETP par lit.
Art. N2. [1 Bijlage 2 - Lijst van de VTE's contractuelen vallend onder het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter Bevordering van de werkgelegenheid.
Art. N2. [1 Annexe 2 - Liste des ETP contractuels relevant du Fonds Budgétaire Interdépartemental de promotion de l'Emploi.
1 - CONTRACTUELEN IBF - ALGEMENE ZIEKENHUIZEN EN ANDEREN DAN DIE HERNOMEN IN TABEL 2
ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE
004 8,75 117 75 371 80,50
006 41 124 22,75 378 14,50
007 34,25 126 69 392 31
009 224,75 134 12 395 21,75
010 105 140 37,85 396 63,40
012 31,54 143 68,75 397 21,50
015 15,25 146 63 403 95,75
017 43,75 150 13 406 87,75
020 38,25 152 70,25 409 14,78
023 6,50 158 18,08 410 39,75
026 55,69 164 20 412 80
032 40,75 166 22,05 525 40,50
037 43,75 168 27,50 534 100,75
038 8 170 19,25 536 13,25
039 36,50 176 47,25 547 18,75
042 38,50 204 34,25 550 24,75
043 35 217 22 595 77,25
049 114,50 242 2 670 91,50
057 22,75 243 91,50 682 35,75
063 53,25 246 29 689 39,75
068 21,50 247 23,25 706 23
076 50,37 249 10,25 707 24,75
077 70,25 254 29,08 709 26,75
079 14,75 257 5,75 710 56
087 35,50 264 22 712 19
096 49,50 265 13,25 713 7,25
097 28,75 266 25,75 714 20,75
099 99,50 290 59,75 715 32,50
102 11 300 47,75 716 40,50
103 43 308 18,75 717 24
104 15,56 310 17,75 718 94,89
106 22,17 314 25,50 719 30,25
108 25,25 322 178,25 723 2,25
109 30,50 325 78,75 724 29,75
110 34,80 332 1,60   
111 54,25 346 20  
1 - CONTRACTUELEN IBF - ALGEMENE ZIEKENHUIZEN EN ANDEREN DAN DIE HERNOMEN IN TABEL 2ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE004 8,75 117 75 371 80,50006 41 124 22,75 378 14,50007 34,25 126 69 392 31009 224,75 134 12 395 21,75010 105 140 37,85 396 63,40012 31,54 143 68,75 397 21,50015 15,25 146 63 403 95,75017 43,75 150 13 406 87,75020 38,25 152 70,25 409 14,78023 6,50 158 18,08 410 39,75026 55,69 164 20 412 80032 40,75 166 22,05 525 40,50037 43,75 168 27,50 534 100,75038 8 170 19,25 536 13,25039 36,50 176 47,25 547 18,75042 38,50 204 34,25 550 24,75043 35 217 22 595 77,25049 114,50 242 2 670 91,50057 22,75 243 91,50 682 35,75063 53,25 246 29 689 39,75068 21,50 247 23,25 706 23076 50,37 249 10,25 707 24,75077 70,25 254 29,08 709 26,75079 14,75 257 5,75 710 56087 35,50 264 22 712 19096 49,50 265 13,25 713 7,25097 28,75 266 25,75 714 20,75099 99,50 290 59,75 715 32,50102 11 300 47,75 716 40,50103 43 308 18,75 717 24104 15,56 310 17,75 718 94,89106 22,17 314 25,50 719 30,25108 25,25 322 178,25 723 2,25109 30,50 325 78,75 724 29,75110 34,80 332 1,60 111 54,25 346 20
1 - CONTRACTUELS FBI - HOPITAUX GENERAUX ET AUTRES QUE CEUX REPRIS DANS LE TABLEAU 2
AGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP
004 8,75 117 75 371 80,50
006 41 124 22,75 378 14,50
007 34,25 126 69 392 31
009 224,75 134 12 395 21,75
010 105 140 37,85 396 63,40
012 31,54 143 68,75 397 21,50
015 15,25 146 63 403 95,75
017 43,75 150 13 406 87,75
020 38,25 152 70,25 409 14,78
023 6,50 158 18,08 410 39,75
026 55,69 164 20 412 80
032 40,75 166 22,05 525 40,50
037 43,75 168 27,50 534 100,75
038 8 170 19,25 536 13,25
039 36,50 176 47,25 547 18,75
042 38,50 204 34,25 550 24,75
043 35 217 22 595 77,25
049 114,50 242 2 670 91,50
057 22,75 243 91,50 682 35,75
063 53,25 246 29 689 39,75
068 21,50 247 23,25 706 23
076 50,37 249 10,25 707 24,75
077 70,25 254 29,08 709 26,75
079 14,75 257 5,75 710 56
087 35,50 264 22 712 19
096 49,50 265 13,25 713 7,25
097 28,75 266 25,75 714 20,75
099 99,50 290 59,75 715 32,50
102 11 300 47,75 716 40,50
103 43 308 18,75 717 24
104 15,56 310 17,75 718 94,89
106 22,17 314 25,50 719 30,25
108 25,25 322 178,25 723 2,25
109 30,50 325 78,75 724 29,75
110 34,80 332 1,60   
111 54,25 346 20  
1 - CONTRACTUELS FBI - HOPITAUX GENERAUX ET AUTRES QUE CEUX REPRIS DANS LE TABLEAU 2AGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP004 8,75 117 75 371 80,50006 41 124 22,75 378 14,50007 34,25 126 69 392 31009 224,75 134 12 395 21,75010 105 140 37,85 396 63,40012 31,54 143 68,75 397 21,50015 15,25 146 63 403 95,75017 43,75 150 13 406 87,75020 38,25 152 70,25 409 14,78023 6,50 158 18,08 410 39,75026 55,69 164 20 412 80032 40,75 166 22,05 525 40,50037 43,75 168 27,50 534 100,75038 8 170 19,25 536 13,25039 36,50 176 47,25 547 18,75042 38,50 204 34,25 550 24,75043 35 217 22 595 77,25049 114,50 242 2 670 91,50057 22,75 243 91,50 682 35,75063 53,25 246 29 689 39,75068 21,50 247 23,25 706 23076 50,37 249 10,25 707 24,75077 70,25 254 29,08 709 26,75079 14,75 257 5,75 710 56087 35,50 264 22 712 19096 49,50 265 13,25 713 7,25097 28,75 266 25,75 714 20,75099 99,50 290 59,75 715 32,50102 11 300 47,75 716 40,50103 43 308 18,75 717 24104 15,56 310 17,75 718 94,89106 22,17 314 25,50 719 30,25108 25,25 322 178,25 723 2,25109 30,50 325 78,75 724 29,75110 34,80 332 1,60 111 54,25 346 20
2 - CONTRACTUELEN IBF - PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN
ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE
528 10 939 54,82 963 38,75
900 29,25 942 16,50 970 59,50
901 14 943 79,50 972 39
902 67,25 944 15,25 975 36,75
904 35,25 946 20,75 978 23
909 35,50 947 22,25 982 45,75
911 2 950 12 985 15,50
912 13 952 35 986 36
915 5 954 19,50 987 5,75
918 20,50 955 35 988 21,80
922 5,21 956 23 991 61,50
925 18 959 31 992 24,25
930 5 960 28,25 997 4 ".
935 1,25 961 33,75   
937 60,25 962 13,50  
2 - CONTRACTUELEN IBF - PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZENERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE528 10 939 54,82 963 38,75900 29,25 942 16,50 970 59,50901 14 943 79,50 972 39902 67,25 944 15,25 975 36,75904 35,25 946 20,75 978 23909 35,50 947 22,25 982 45,75911 2 950 12 985 15,50912 13 952 35 986 36915 5 954 19,50 987 5,75918 20,50 955 35 988 21,80922 5,21 956 23 991 61,50925 18 959 31 992 24,25930 5 960 28,25 997 4 ".935 1,25 961 33,75 937 60,25 962 13,50
]1
  
2 - CONTRACTUELS FBI - HOPITAUX PSYCHIATRIQUES
AGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP
528 10 939 54,82 963 38,75
900 29,25 942 16,50 970 59,50
901 14 943 79,50 972 39
902 67,25 944 15,25 975 36,75
904 35,25 946 20,75 978 23
909 35,50 947 22,25 982 45,75
911 2 950 12 985 15,50
912 13 952 35 986 36
915 5 954 19,50 987 5,75
918 20,50 955 35 988 21,80
922 5,21 956 23 991 61,50
925 18 959 31 992 24,25
930 5 960 28,25 997 4
935 1,25 961 33,75   
937 60,25 962 13,50  
2 - CONTRACTUELS FBI - HOPITAUX PSYCHIATRIQUESAGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP528 10 939 54,82 963 38,75900 29,25 942 16,50 970 59,50901 14 943 79,50 972 39902 67,25 944 15,25 975 36,75904 35,25 946 20,75 978 23909 35,50 947 22,25 982 45,75911 2 950 12 985 15,50912 13 952 35 986 36915 5 954 19,50 987 5,75918 20,50 955 35 988 21,80922 5,21 956 23 991 61,50925 18 959 31 992 24,25930 5 960 28,25 997 4935 1,25 961 33,75 937 60,25 962 13,50
]1
  
Art. N3. [1 Bijlage 3 - Vaststelling van een gemiddelde ligduur per diagnosegroep en berekening van een aantal verantwoorde bedden
   1. INLEIDING
   1.1. Begrippen en afkortingen
   - MZG-registratie: de registratie van de Minimale Ziekenhuisgegevens zoals bedoeld in het Koninklijk Besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde statistische gegevens moeten worden meegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.
   - ICD-10-BE: International Classification of Diseases -10th edition- Clinical Modification.
   - MDC: Major Diagnostic Category, grote diagnosegroepen die elk een systeem of een orgaan omvatten, zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;
   - APR-DRG: Diagnosis Related Groups, diagnosegroepen zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;
   - Klinische ernst of "severity of illness": Omvang van de fysiologische decompensatie of van verlies van orgaanfunctie zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;
   - Sterftrisico: waarschijnlijkheid van overlijden, zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
   1.2. Diagnosegroepen
   De diagnosegroepen worden gevormd op grond van '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Op basis van de hoofddiagnose wordt een eerste indeling gemaakt in grote diagnosegroepen, hierna MDC's genoemd, die elk betrekking hebben op een systeem of orgaan.
   Elke MDC wordt vervolgens verder verdeeld in een medische subgroep en een chirurgische subgroep op basis van het al dan niet voorkomen van een chirurgische ingreep.
   Binnen deze subgroepen worden de eigenlijke diagnosegroepen, namelijk de APR-DRG's, onderscheiden, rekening houdend met de volgende elementen: hoofddiagnose, nevendiagnoses, chirurgische ingrepen, speciale technieken, leeftijd, geslacht en aard van ontslag overeenkomstig '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Op die manier worden 322 basis-APR-DRG's verkregen.
   Elke basis-APR-DRG (met uitzondering van de APR-DRG's MMM, AAA, 955 en 956) wordt vervolgens opgesplitst in 4 niveaus van klinische ernst. De bepaling van het niveau van klinische ernst van een verblijf gebeurt in 3 fasen waarbij met name rekening wordt gehouden met de gevolgen op de klinische ernst van de nevendiagnosen die geen verband houden met de hoofddiagnose en niet onderling verbonden zijn, de leeftijd, de hoofddiagnose, het bestaan van bepaalde niet-operatieve procedures,... (Cf. '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is).
   De 4 verkregen "severities of illness" zijn :
   - niveau 1 : zwak niveau van klinische ernst;
   - niveau 2 : gematigd niveau van klinische ernst;
   - niveau 3 : groot niveau van klinische ernst;
   - niveau 4 : extreem niveau van klinische ernst.
   Patiënten zonder vermelding van een hoofddiagnose (APR-DRG 955) of met vermelding van een diagnose die niet als hoofddiagnose gebruikt mag worden (APR-DRG 956) worden verder de `rest diagnosegroepen type I' genoemd.
   Patiënten met een belangrijke chirurgische ingreep die niet overeenkomt met de hoofddiagnose (APR-DRG 950, 951, 952) worden verder de `restdiagnosegroepen type II' genoemd.
   Voor de patiënten waarvoor tijdens eenzelfde ziekenhuisverblijf de MZG per specialisme wordt geregistreerd, kiest men een enkele hoofddiagnose voor de hele duur van het ziekenhuisverblijf, overeenkomstig de in punt 1.3. beschreven techniek.
   1.3. Concatenatie
   De hoofddiagnose is de hoofddiagnose van het eerste specialisme tenzij dit het psychiatrisch specialisme is.
   1.4. Bepaling van de APR-DRG subgroepen
   De verblijven zoals geregistreerd in de MZG-registratie worden ondergebracht in groepen, APR-DRG's genoemd, op basis van de techniek beschreven in punt 1.2.
   Elk van die groepen wordt vervolgens opgesplitst in 4 niveau's van severity of illness zoals beschreven in punt 1.2.
   Vervolgens worden de severity of illness niveau's opgesplitst in vier leeftijdscategorieën:
   1) G: Gfin-patiënten
   Om tot deze groep te behoren, dient de patiënt aan drie voorwaarden te voldoen:
   a) minimaal 10 dagen in een G bedindex verbleven hebben;
   b) de gemiddelde leeftijd van de patiënten die verblijven in een G bedindex van het ziekenhuis 75 jaar of ouder bedraagt of de patiënt is minstens 75 jaar;
   c) en minstens 30 % langer in het ziekenhuis verbleven hebben dan de gemiddelde standaardligduur van de inlier patiënten van 75 jaar of ouder met een zelfde pathologie en een zelfde klinische ernst die niet of minder dan 10 dagen in een G bedindex verbleven hebben.
   2) L: patiënten onder 75 jaar (uitgezonderd Gfin-patiënten) met graad van ernst 1 of 2;
   3) H: patiënten van 75 jaar en ouder (uitgezonderd Gfin-patiënten) met graad van ernst 1 of 2;
   4) A: Graad van ernst 3 of 4 (uitgezonderd Gfin-patiënten).
   Hieronder wordt de kruising APR-DRG, severitygraad en leeftijdscategorie als APR-DRG-subgroep aangeduid.
   1.5. Aantal aangetaste systemen
   Voor de berekening van het aantal aangetaste systemen wordt het systeem van de hoofddiagnose beschouwd als het eerste aangetaste systeem en wordt het aantal systemen (verschillend van dat van de hoofddiagnose) van de vermelde complicaties hieraan toegevoegd, zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
   2. BEREKENING VAN GEMIDDELDE STANDAARDLIGDUREN
   2.1. Doelstelling
   Het doel bestaat erin om een gemiddelde standaardligduur per APR-DRG, severity of illness en leeftijdscategorie te berekenen.
   2.2. Toepassingsgebied
   De totale gefactureerde ligduren per verblijf van de laatste drie gekende dienstjaren van de MZG-registratie dienen als basis voor de berekening van de gemiddelde standaardligduren.
   Er wordt rekening gehouden met alle klassieke verblijven H in acute ziekenhuizen uitgezonderd:
   1) patiënten die minstens één dag van hun verblijf op een Sp-, A- of K-dienst verbleven hebben;
   2) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen;
   3) verblijven die als "oneigenlijk" klassieke verblijven worden beschouwd (zie punt 4.2.2.);
   4) de zware brandwonden verblijven: verblijven van ziekenhuizen met behandelings-eenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC = 22 of de APR-DRG = 004 of = 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan ICD-10-BE : >= T20 en <= T32;
   5) de patiënten die na één dag in het ziekenhuis naar een ander ziekenhuis worden overgebracht;
   6) verblijven van de APR-DRG 693 `chemotherapie' waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag;
   7) de verblijven die behoren tot APR-DRG's 950, 951, 952, 955 en 956;
   8) de verblijven waarbij de patiënt binnen 3 dagen overleden is;
   9) de foutieve verblijven, met name de verblijven met een ongeldige verblijfsduur (negatief, niet in overeenstemming met de dag, maand en jaar van opname en ontslag of niet ingevuld, incoherentie tussen de berekende verblijfsduur, de gefactureerde verblijfsduur en de som van de verblijfsduren per bedindex), ongeldige leeftijd (niet tussen 0 en 120 jaar);
   10) de deelnemende verblijven aan het project `bevalling met verkorte ligduur'.
   De overblijvende verblijven worden pure verblijven genoemd.
   2.3. Outliers
   Pure verblijven worden als kleine outliers (categorie 2) beschouwd als die patiënten betreffen met een gefactureerde ligduur die gelijk is aan of korter is dan de benedengrens van zijn APR-DRG-subgroep, waarvoor de benedengrens gelijk is aan de afgeronde waarde van EXP [lnQ1 - 2x (lnQ3-lnQ1)].
   In elk geval stemt de benedengrens overeen met een waarde die tenminste drie dagen lager ligt dan de gemiddelde standaardligduur.
   Die benedengrens moet bovendien minstens 10 % van de gemiddelde standaardligduur van de beschouwde APR-DRG-subgroep vertegenwoordigen, indien die duur minstens gelijk is aan of langer is dan 10 dagen.
   De kleine outlierverblijven met APR-DRG 560 `vaginale bevalling' waarbij de moeder naar huis terugkeert en die niet deelneemt aan het pilootproject `bevalling met verkorte ligduur' worden apart aangeduid namelijk als categorie 2b.
   Met de kleine outliers wordt er bij de berekening van de gemiddelden geen rekening gehouden.
   Er worden twee soorten grote outliers gedefinieerd: de outliers type 1 en type 2.
   De outliers type 2 (categorie 4) zijn de pure verblijven die binnen hun APR-DRG-subgroep de volgende afgeronde bovengrens overschrijden: Q3 + 2 x (Q3-Q1), maar die onder de bovengrens van de outliers type 1 liggen.
   De bovengrens van de outliers type 2 ligt minstens 8 dagen hoger dan de gemiddelde standaardligduur van de APR-DRG-subgroep.
   Aan de outliers type 2 wordt een begrensde ligduur toegekend die gelijk is aan hun bovengrens.
   Met de begrensde ligduur van outliers type 2 wordt rekening gehouden bij de berekening van de gemiddelde ligduren per APR-DRG-subgroep.
   De outliers type 1 (categorie 3) zijn de pure verblijven die binnen hun APR-DRG-subgroep de volgende afgeronde bovengrens overschrijden: Q3 + 4 x (Q3-Q1) en die minstens gelijk moet zijn aan de bovengrens van de outliers van type 2.
   Met die outliers type 1 wordt bij de berekening van de gemiddelde ligduren per APR-DRG-subgroep geen rekening gehouden.
   De boven- en benedengrenzen worden op nationaal niveau berekend, waarbij:
   Q1 = de ligduur die overeenstemt met de drempel waaronder de ligduur van 25 % van de verblijven van de APR-DRG-subgroep gelegen is en
   Q3 = de ligduur die overeenstemt met de drempel waarboven de ligduur van 25 % van de verblijven van de APR-DRG-subgroep gelegen is.
   De pure verblijven die geen outliers (categorieën 2, 2b, 3 en 4) zijn, worden normale verblijven (categorie 1) genoemd.
   2.4. Berekening van een gemiddelde standaardligduur per APR-DRG-subgroep
   Per APR-DRG-subgroep (cf. punt 1.4.) wordt een gemiddelde standaardligduur berekend, hierna afgekort `NGL'.
   Deze NGL wordt per APR-DRG-subgroep berekend door de deling van de som van de gefactureerde dagen (categorie 1) van de normale verblijven met de begrensde ligduren van de outliers van type 2 (categorie 4) door hun aantal verblijven.
   De APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur wordt toegekend zijn:
   0a) de subgroepen van APR-DRG 003 `Beenmergtransplantatie';
   0b) de subgroepen van APR-DRG 004 `Ecmo of tracheostomie met langdurige mechanisme ventilatie met extensieve procedure';
   0c) de subgroepen van APR-DRG 005 `Tracheostomie met langdurige mecanische ventilatie zonder extensieve procedure';
   0d) de subgroepen van APR-DRG waarin er nationaal minder dan 30 verblijven overblijven na toepassing van bovenvermelde criteria;
   0e) de subgroepen van het extreme niveau van klinische ernst indien dit niveau minder dan 20 % van de APR-DRG-verblijven vertegenwoordigt.
   2.5. De waargenomen gemiddelde ligduur in het ziekenhuis
   De waargenomen gemiddelde ligduur in het ziekenhuis wordt berekend als de gemiddelde ligduur (begrensde ligduur voor categorie 4 en gefactureerde ligduur voor categorie 1) van zijn normale en grote outlier type 2 verblijven uit het meest recent beschikbare MZG registratiejaar.
   2.6. Verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht.
   Men verdeelt de verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht volgens de categorieën (0a, 0b, 0c, 0d, 0e, 1, 2, 2b, 3, 4) van de APR-DRG subgroep waartoe deze behoort.
   Verblijven met een APR-DRG subgroep verschillend van deze die volgen uit de berekening van de gemiddelde standaardligduren (op basis van de pure verblijven) worden geklasseerd in categorie 0f.
   3. BEREKENING VAN EEN AANTAL VERANTWOORDE DAGEN PER ZIEKENHUIS VOOR DE KLASSIEKE (H) EN LANGDURIGE VERBLIJVEN (F, M, L) VAN ACUTE ZIEKENHUIZEN
   3.1. Verblijven die niet deelnemen aan de berekening
   1) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen;
   2) de zware brandwonden verblijven: verblijven van ziekenhuizen met behandelings-eenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC = 22 of de APR-DRG = 004 of = 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan ICD-10-BE : >= T20 en <= T32;
   3) de verblijven zonder facturatie in de bedindexen (cf. punt 3.3.) waarvoor een aantal verantwoorde bedden wordt berekend.
   3.2. Verschuivingen van de gefactureerde ligduur
   De gefactureerde ligduur van een patiënt die verblijft in een M bedindex van een ziekenhuis dat niet over een erkende M-dienst beschikt of voor een andere reden dan bevalling (buiten MDC 14) zal aan de CD-bedindexen worden toegekend, terwijl de gefactureerde ligduur in een gefinancierde bedindex (cf. punt 3.3.) van een verblijf in een ziekenhuis met erkende M bedden die is opgenomen voor een reden die verband houdt met de bevalling (MDC 14), aan een M bedindex zal worden toegekend.
   3.3. Bedindexen waarvoor een aantal verantwoorde bedden wordt berekend
   Het doel bestaat erin voor de hierna vermelde gefinancierde bedkenletters een aantal verantwoorde bedden te berekenen:
   CD : C, D, I, L, B
   E : E
   G : G
   M : M
   NI : NI
   Per verblijf worden de verhoudingen van de gefactureerde verblijfsduren in bovenstaande bedindexen op het totaal van de verblijfsduren berekend.
   Wat de A-, K-, Sp-, Z en BR-bedden betreft, zullen geen verantwoorde bedden worden berekend. De erkende bedden op 1 januari van het betrokken jaar zullen worden geassimileerd met de verantwoorde activiteiten.
   3.4. Bepaling van de financiële waarde
   A. Voor de normale verblijven (categorie 1) en de verblijven die deelnemen aan een pilootproject `bevalling met verkorte ligduur': de financiële waarde is de gemiddelde standaardligduur van de APR-DRG-subgroep waartoe hij behoort.
   B. Voor de verblijven:
   - ingedeeld bij de rest-APR-DRG's type I (955 en 956, categorie 6a) als de gefactureerde ligduur gelijk of lager is dan de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen,
   - ingedeeld bij de APR-DRG-restgroep type II (950, 951 en 952, categorie 6b),
   - van de APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur werd toegekend (categorieën 0a, 0b, 0c, 0d, 0e en 0f),
   - van patiënten die na een verblijf van één dag naar een ander ziekenhuis worden overgebracht (categorie 2t),
   - van de APR-DRG 693 chemotherapie waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag (categorie 2c),
   - van de kleine outliers (categorie 2),
   - van de grote outliers van type 1 (categorie 3),
   - van lange duur (categorie 5),
   - waarbij de patiënten meer dan de helft van hun verblijf in een A-, K- of Sp-dienst hebben doorgebracht (categorie 7),
   - waarbij de patiënt binnen 3 dagen is overleden (categorie 8),
   de financiële waarde is gelijk aan de gefactureerde ligduur.
   C. Voor de kleine outlierverblijven van APR-DRG 560 "vaginale bevalling" waarbij de moeder naar huis terugkeert (categorie 2b), wordt de financiële waarde gelijkgesteld aan de benedengrens van de APR-DRG-subgroep.
   D. Voor de verblijven grote outliers type 2 (categorie 4, teruggebracht tot de bovengrens): de financiële waarde is de som van de gemiddelde standaardligduur van de APR-DRG-subgroep en het verschil tussen de gefactureerde duur en de grens van type 2 outliers.
   E. Voor de verblijven ingedeeld bij de rest-APR-DRG's type I (955 en 956) waarvan de ligduur hoger is dan de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen.
   De financiële waarde wordt teruggebracht tot de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen.
   F. Voor de foutieve verblijven (categorie 9): de financiële waarde is de waargenomen gemiddelde ligduur in het ziekenhuis.
   De financiële waarde wordt verdeeld pro rata (= volgens de verhoudingen van) de gefactureerde ligduur in de bedindexen, behalve voor de foutieve verblijven (categorie 9) waarvoor deze volledig aan bedindex CD wordt toegekend.
   3.5. Een verantwoorde ligduur per verblijf
   A. h. v. de resultaten uit de vorige onderdelen 3.3 en 3.4. wordt een verantwoord aantal ligdagen per verblijf berekend.
   a. Langdurige verblijven
   De verantwoorde ligduur per verblijf is de som van de gefactureerde ligduren van de gefinancierde bedindexen:
   - van het jaar voor de M en L verblijven
   - sinds het begin van het verblijf voor F.
   b. MDC = 14
   Verblijven van ziekenhuizen met erkende M bedden waarbij MDC = 14 krijgen hun financiële waarde maal de verhouding in bedindex M als verantwoorde verblijfsduur (toegekend aan bedindex M).
   c. G potentieel
   Een verblijf wordt aangeduid als een potentieel G verblijf indien:
   - de patiënt minimum 70 jaar is;
   - de patiënt minimum 2 aangetaste systemen heeft;
   - het verblijf een totale ligduur heeft die hoger is dan het gemiddelde Gfin*0,5;
   - de leeftijdscategorie verschillend is van G;
   - het aantal gefactureerde dagen in G gelijk is aan 0;
   - de patiënt behoort niet tot categorie 9 (de foutieve verblijven).
   De verantwoorde ligduur wordt berekend als volgt:
Art. N3. [1 Annexe 3 - Fixation d'une durée de séjour moyenne par groupe de diagnostics et calcul d'un nombre de lits justifiés
   1. INTRODUCTION
   1.1. Concepts et abréviations
   - Enregistrement RHM: l'enregistrement du Résumé Hôpital Minimum tel que visé à l'arrêté royal du 27 avril 2007 déterminant les règles suivant lesquelles certaines données statistiques doivent être communiquées au Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions;
   - ICD-10-BE: International Classification of Diseases -10th Edition - Clinical Modification;
   - MDC: Major Diagnostic Category, grands groupes de diagnostics qui concernent chacun un système ou un organe, tels que décrits dans '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' dans la version connue au moment du calcul;
   - APR-DRG : Diagnosis Related Groups, groupes de diagnostic tels que décrits dans '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' dans la version connue au moment du calcul;
   - Gravité clinique ou " severity of illness " : Etendue de la dégradation physiologique ou de la perte de fonction d'un système clinique, telle que décrite dans '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' dans la version connue au moment du calcul;
   - Risque de mortalité : probabilité de décès, tel que décrit dans '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' dans la version connue au moment du calcul.
   1.2. Groupes de diagnostics
   Les groupes de diagnostic sont constitués sur base de '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' dans la version connue au moment du calcul.
   Sur base du diagnostic principal, on effectue une première subdivision en groupes de diagnostics principaux, appelés MDC's, qui portent chacun sur un système ou un organe.
   Chaque MDC est ensuite scindé en un sous-groupe médical et un sous-groupe chirurgical selon qu'il y ait intervention chirurgicale ou non.
   A l'intérieur de ces sous-groupes, on distingue les groupes de diagnostics proprement dits, c'est-à-dire les APR-DRG, en tenant compte des éléments suivants : diagnostic principal, diagnostics associés, interventions chirurgicales, techniques spéciales, âge, sexe et type de sortie, conformément à '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' dans la version connue au moment du calcul.
   322 APR-DRG de base sont ainsi obtenus.
   Chaque APR-DRG de base (à l'exception des APR-DRG MMM, AAA, 955 et 956) est ensuite scindé en 4 niveaux de sévérité clinique. La détermination du niveau de sévérité clinique d'un séjour s'effectue en 3 étapes qui prennent notamment en compte les effets sur la gravité clinique des diagnostics secondaires non associés avec le diagnostic principal et non inter reliés entre eux, de l'âge, du diagnostic principal, de l'existence de certaines procédures non opératoires,... (Cfr '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' dans la version connue au moment du calcul.)
   Les quatre " niveaux de sévérité " obtenus sont :
   - niveau 1 : niveau de sévérité faible ;
   - niveau 2 : niveau de sévérité modéré ;
   - niveau 3 : niveau de sévérité majeur ;
   - niveau 4 : niveau de sévérité extrême.
   Les patients pour lesquels il n'est pas fait mention d'un diagnostic principal (APR-DRG 955) ou pour lesquels il est fait mention d'un diagnostic ne pouvant être utilisé comme diagnostic principal (APR-DRG 956) constituent ce que l'on appelle, plus loin, le `groupe de diagnostics résiduels type I'.
   Les patients pour lesquels il y a une importante intervention chirurgicale ne correspondant pas au diagnostic principal (APR-DRG 950, 951, 952) constituent ce que l'on appelle, plus loin, le `groupe de diagnostics résiduels type II'.
   En ce qui concerne les patients pour lesquels un enregistrement RHM par spécialité est effectué au cours d'un même séjour à l'hôpital, on choisit un diagnostic principal unique pour toute la durée du séjour hospitalier, conformément à la technique décrite au point 1.3.
   1.3. Concaténation
   Le diagnostic principal est le diagnostic principal de la première spécialité à moins que celle-ci ne soit la spécialité psychiatrique.
   1.4. Constitution des sous-groupes d'APR-DRG
   Les séjours enregistrés dans le cadre du RHM sont répartis dans des groupes, appelés APR-DRG's au moyen de la technique décrite au point 1.2.
   Chacun de ces groupes est ensuite scindé en 4 niveaux de sévérité, tel que décrit au point 1.2.
   Les niveaux de sévérité sont ensuite scindés en quatre sous-groupes d'âge :
   1) G : les patients Gfin
   Pour appartenir à ce groupe, les patients doivent satisfaire à trois conditions :
   a) avoir été hospitalisés pendant 10 jours au moins dans un lit d'index G ;
   b) l'âge moyen des patients qui ont séjourné dans un index de lit G de l'hôpital est d'au moins 75 ans ou l'âge du patient est d'au moins 75 ans ;
   c) et avoir une durée de séjour à l'hôpital qui excède de 30 % au moins la durée de séjour moyenne standard des patients inliers de 75 ans et plus présentant la même pathologie et la même gravité clinique mais n'ayant pas séjourné ou ayant séjourné moins de 10 jours dans un index de lit G.
   2) L : les patients de moins de 75 ans (hormis les patients Gfin) avec niveau de sévérité 1 ou 2 ;
   3) H : les patients de 75 ans ou plus (hormis les patients Gfin) avec niveau de sévérité 1 ou 2 ;
   4) A : Niveau de sévérité 3 ou 4 (hormis les patients Gfin).
   Ci-après, on nommera sous-groupe d'APR-DRG : le croisement APR-DRG, niveau de sévérité et classe d'âge.
   1.5. Nombre de systèmes atteints
   Pour le calcul du nombre de systèmes atteints, le système du diagnostic principal est considéré comme étant le premier système atteint et on y ajoute le nombre de systèmes (différents de celui du diagnostic principal) des complications mentionnées, tels que décrits dans le '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' dans la version connue au moment du calcul.
   2. CALCUL DES DUREES DE SEJOUR MOYENNES STANDARDS
   2.1. Objectif
   L'objectif est de calculer une durée de séjour moyenne standard par APR-DRG, niveau de sévérité et groupe d'âge.
   2.2. Champ d'application
   Les durées facturées totales par séjour des trois derniers exercices connus d'enregistrement RHM serviront de base pour le calcul des durées de séjour moyenne standard.
   On tient compte de tous les séjours classiques H des patients admis dans des hôpitaux aigus à l'exception :
   1) des patients ayant séjourné au moins une journée de leur séjour dans un service Sp, A ou K ;
   2) des nouveau-nés (0-7 jours) ayant séjournés exclusivement dans les index de lits M et N* ;
   3) des séjours qui sont considérés comme séjours classiques inappropriés (voir point 4.2.2.) ;
   4) des séjours des grands brûlés : séjours des hôpitaux avec des unités des grands brûlés pour lesquels MDC=22, soit l'APR-DRG=004 ou 005 et les 3 premiers chiffres du diagnostic principal sont égaux à ICD-10-BE : >= T20 et < = T32 ;
   5) des patients qui séjournent un jour dans l'hôpital et qui sont transférés vers un autre hôpital ;
   6) des séjours de l'APR-DRG 693 `chimiothérapie' dont la date de sortie moins la date d'admission est égale à 1 jour ;
   7) des séjours appartenant aux APR-DRG's 950, 951, 952, 955 et 956 ;
   8) des séjours dont le patient est décédé endéans les 3 jours ;
   9) des séjours fautifs soit les séjours pour lesquels la durée de séjour est non valable (négative, pas en concordance avec le jour, le mois et l'année d'admission et de sortie ou non mentionnée, non concordance entre la durée de séjour calculée, la durée de séjour facturée et la somme des durées par index de lit), l'âge est non valable (pas entre 0 et 120 ans) ;
   10) des séjours participant au projet pilote " accouchement avec séjour hospitalier écourté ".
   On appelle les séjours restants des séjours purs.
   2.3. Outliers
   Les séjours purs sont considérés comme outliers petits (catégorie 2) s'ils concernent des patients qui ont une durée de séjour facturée plus petite ou égale à la limite inférieure de son sous-groupe d'APR-DRG pour lequel sa limite inférieure est égale à la valeur arrondie de EXP [lnQ1 - 2x (lnQ3-lnQ1)].
   Dans chaque cas, la limite inférieure correspond avec une valeur qui, au minimum, se situe 3 jours en dessous de la durée de séjour moyenne standard.
   En outre, cette limite inférieure doit représenter au moins 10 % de la durée de séjour moyenne standard du sous-groupe d'APR-DRG concerné si cette durée est au moins égale ou supérieure à 10 jours.
   Les séjours outliers petits de l'APR-DRG 560 `accouchement par voie vaginale' avec retour de la mère à domicile et ne participant pas au projet pilote `accouchement avec séjour hospitalier écourté' sont classés à part comme catégorie 2b.
   Les outliers petits ne sont pas pris en compte pour les calculs des moyennes.
   Deux types d'outliers grands sont définis: les outliers type 1 et type 2.
   Les outliers type 2 (catégorie 4) sont les séjours purs qui, à l'intérieur de leur sous-groupe d'APR-DRG, dépassent la valeur arrondie de la limite suivante: Q3 + 2 x (Q3-Q1), mais se situent sous la limite inférieure des outliers type 1.
   La limite supérieure des outliers type 2 se situe au moins 8 jours plus haut que la durée de séjour moyenne standard du sous-groupe d'APR-DRG.
   Les outliers type 2 reçoivent une durée de séjour limitée qui est égale à leur limite supérieure.
   On tient compte des durées limitées des outliers type 2 pour le calcul des durées moyennes de séjour par sous-groupe d'APR-DRG.
   Les outliers type 1 (catégorie 3) sont les séjours purs qui, à l'intérieur de leur sous-groupe d'APR-DRG, dépassent la valeur arrondie de la limite supérieure suivante: Q3 + 4 x (Q3-Q1) qui au minimum est égal à la limite supérieure des outliers type 2.
   Ces outliers type 1 ne sont pas pris en compte pour le calcul des durées moyennes de séjour par sous-groupe d'APR-DRG.
   Les limites inférieure et supérieure sont calculées au niveau national, où :
   Q1 = la durée de séjour correspondant au seuil -sous lequel se situe la durée de séjour de 25 % des séjours du sous-groupe d'APR-DRG et
   Q3 = la durée de séjour correspondant au seuil au-delà duquel se situe la durée de séjour de 25 % des séjours du sous-groupe d'APR-DRG.
   Les séjours purs n'étant pas outliers (catégories 2, 2b, 3 et 4) sont appelés des séjours normaux (catégorie 1).
   2.4. Calcul de la durée de séjour moyenne standard par sous-groupe d'APR-DRG
   On calcule par sous-groupe d'APR-DRG (cf. point 1.4.) une durée de séjour moyenne standard, en abrégé `NGL'.
   Cette NGL est calculée par sous-groupe d'APR-DRG en divisant la somme des journées facturées des séjours normaux (catégorie 1) et des durées limitées des outliers type 2 (catégorie 4) par leur nombre de séjours.
   Les sous-groupes d'APR-DRG auxquels on n'attribue pas une durée de séjour moyenne sont :
   0a) les sous-groupes de l'APR-DRG 003 `Transplantation de moelle osseuse';
   0b) les sous-groupe d'APR-DRG 004 `Ecmo ou trachéostomie avec ventilation mécanique de longue durée et procédure extensive';
   0c) les sous-groupes de l'APR-DRG 005 " Trachéostomie avec ventilation mécanique de longue durée sans intervention extensive ";
   0d) les sous-groupes d'APR-DRG, composés au niveau national, de moins de 30 séjours après l'application des critères mentionnés ci-dessus;
   0e) les sous-groupes de niveau de sévérité extrême si ce niveau représente moins de 20 % des séjours de l'APR-DRG.
   2.5. La durée de séjour moyenne observée dans l'hôpital
   La durée de séjour moyenne observée dans l'hôpital est calculée comme étant la durée de séjour moyenne des séjours normaux et des outliers grands de type 2 (durée facturée pour catégorie 1 et durée limitée pour catégorie 4) de la dernière année disponible de données RHM.
   2.6. Séjours des patients qui sont restés la moitié ou moins de la moitié de leur durée de séjour dans un service A, K ou Sp.
   On répartit les séjours des patients qui sont restés la moitié ou moins de la moitié de leur durée de séjour dans un service A, K ou Sp selon les catégories (0a, 0b, 0c, 0d, 0e, 1, 2, 2b, 3, 4) du sous-groupe d'APR-DRG auquel ils font partie.
   Les séjours avec un sous-groupe d'APR-DRG qui est différent de ceux résultant du calcul des durées de séjour moyennes standards (basé sur les séjours purs) sont classés dans la catégorie 0f.
   3. CALCUL D'UN NOMBRE DE LITS JUSTIFIES PAR HOPITAL POUR LES SEJOURS CLASSIQUES (H) ET DE LONGUE DUREE (F, M, L) DES HOPITAUX AIGUS
   3.1. Séjours exclus du calcul
   1) les nouveau-nés (0-7 jours) ayant séjournés exclusivement dans les index de lits M et N* ;
   2) les séjours des grands brûlés : séjours des hôpitaux avec des unités des grands brûlés pour lesquels soit le MDC=22, soit l'APR-DRG = 004 ou = 005 et les 3 premiers chiffres du diagnostic principal sont égaux à ICD-10-BE : > = T20 et < = T32 ;
   3) les séjours sans facturation en index de lits (cf. point 3.3) pour lesquels un nombre de lits justifiés est calculé.
   3.2. Déplacements de la durée de séjour facturée
   La durée de séjour facturée d'un patient séjournant en index de lit M, dans un hôpital sans service M agréé ou pour une raison autre que l'accouchement (hors MDC 14), sera attribuée aux index de lits CD, tandis que la durée de séjour facturée en index de lit financé (cf. point 3.3) pour une raison liée à l'accouchement (MDC 14) sera attribuée à l'index de lit M pour autant que l'hôpital ait un service M agréé.
   3.3. Index de lits pour lesquels un nombre de lits justifiés est calculé
   L'objectif est de calculer un nombre de lits justifiés pour les index de lits financés ci-après :
   CD : C, D, I, L, B
   E : E
   G : G
   M : M
   NI : NI
   On détermine, par séjour dans les index de lits repris ci-dessus, les rapports entre les durées de séjours facturés et le total de la durée de séjour.
   En ce qui concerne les lits A, K, Sp, Z et BR, on ne calculera pas de lits justifiés. Les lits agréés au 1er janvier de l'année concernée seront assimilés aux activités justifiées.
   3.4. Détermination de la valeur financière
   A. Pour les séjours normaux (catégorie 1) et les séjours participant à un projet pilote " accouchement avec séjour hospitalier écourté " : la valeur financière est la durée de séjour moyenne standard du sous-groupe d'APR-DRG dont il fait partie.
   B. Pour les séjours :
   - des APR-DRG's résiduels type I (955 et 956, catégorie 6a) si la durée facturée est inférieure ou égale à la durée de séjour moyenne observée de l'hôpital moins 2 jours,
   - classés dans les APR-DRG's résiduels type II (950, 951, et 952, catégorie 6b),
   - compris dans les sous-groupes d'APR-DRG auxquels aucune durée de séjour moyenne n'est attribuée (catégories 0a, 0b, 0c, 0d, 0e et 0f),
   - des patients qui séjournent un jour dans l'hôpital et qui sont transférés vers un autre hôpital (catégorie 2t),
   - des séjours de l'APR-DRG 693 chimiothérapie dont la date de sortie moins la date d'admission est égale à 1 jour (catégorie 2c),
   - des outliers petits (catégorie 2),
   - des outliers grands de type 1 (catégorie 3),
   - de longue durée (categorie 5),
   - pour lesquels les patients sont restés plus de la moitié de leur durée de séjour dans un service A, K ou Sp (catégorie 7),
   - dont le patient est décédé endéans les 3 jours (catégorie 8),
   la valeur financière est égale à la durée de séjour facturée.
   C. Pour les séjours outliers petits de l'APR-DRG 560 `accouchement par voie vaginale' avec retour de la mère à domicile (catégorie 2b), la valeur financière est égale à la limite inférieure de l'APR-DRG sous-groupe.
   D. Pour les séjours outliers grands de type 2 (catégorie 4, remis à la limite) : la valeur financière est la somme de la durée de séjour moyenne standard du sous-groupe d'APR-DRG et de la différence entre la durée facturée et la borne d'outliers de type 2.
   E. Pour les séjours classés dans les APR-DRG's résiduels type I (955 et 956) dont la durée de séjour facturée est supérieure à la durée de séjour moyenne observée dans l'hôpital moins 2 jours.
   La valeur financière sera remise à la durée de séjour moyenne observée de l'hôpital moins 2 jours.
   F. Pour les séjours fautifs (catégorie 9) : la valeur financière est la durée de séjour moyenne observée dans l'hôpital.
   On répartira la valeur financière au prorata ( = selon les rapports) de la durée de séjour facturée dans les index de lits, sauf pour les séjours fautifs (catégorie 9) où l'on attribuera l'entièreté de la valeur financière à l'index CD.
   3.5. La durée de séjour justifiée par séjour
   A partir des résultats des points 3.3. et 3.4., une durée de séjour justifiée est calculée par séjour.
   a. Séjours de longue durée
   La durée de séjour justifiée des séjours de longue durée est égale à la somme des durées facturées des index de lits financés :
   - de l'année pour les séjours M et L
   - depuis le début du séjour pour les séjours F.
   b. MDC = 14
   Les séjours des hôpitaux qui possèdent des lits M agréés et dont MDC = 14 reçoivent une durée de séjour justifiée égale à leur valeur financière fois le rapport en index de lit M (attribué à l'index de lit M).
   c. G potentiel
   Pour qu'un séjour soit considéré comme potentiellement G :
   - le patient doit avoir au minimum 70 ans ;
   - le patient doit avoir au minimum 2 systèmes atteints ;
   - le séjour doit avoir une durée de séjour facturée totale supérieure à la moyenne Gfin * 0,5 ;
   - la catégorie d'âge est différente de G ;
   - le nombre de jours facturés en index G est égal à 0 ;
   - le patient ne fait pas partie de la catégorie 9 (les séjours fautifs).
   La durée de séjour justifiée est calculée de la façon suivante :
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G
70-74 0,55 x fw x verh 0,45 x fw x verhCD 70-74 0,55 x vf x rapport 0,45 x vf x rapportCD
75-79 0,35 x fw x verh 0,65 x fw x verhCD 75-79 0,35 x vf x rapport 0,65 x vf x rapportCD
80-84 0,25 x fw x verh 0,75 x fw x verhCD 80-84 0,25 x vf x rapport 0,75 x vf x rapportCD
85+ 0,10 x fw x verh 0,90 x fw x verhCD 85+ 0,10 x vf x rapport 0,90 x vf x rapportCD
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G 70-74 0,55 x fw x verh 0,45 x fw x verhCD 70-74 0,55 x vf x rapport 0,45 x vf x rapportCD 75-79 0,35 x fw x verh 0,65 x fw x verhCD 75-79 0,35 x vf x rapport 0,65 x vf x rapportCD 80-84 0,25 x fw x verh 0,75 x fw x verhCD 80-84 0,25 x vf x rapport 0,75 x vf x rapportCD 85+ 0,10 x fw x verh 0,90 x fw x verhCD 85+ 0,10 x vf x rapport 0,90 x vf x rapportCD
fw: financiële waarde, verh: verhouding
   d. G reëel
   Een verblijf wordt aangeduid als een reëel G verblijf indien:
   - de patiënt minimum 70 jaar is;
   - de patiënt minimum 2 aangetaste systemen heeft;
   - het verblijf een totale ligduur heeft die hoger is dan het gemiddelde Gfin * 0,5;
   - de leeftijdscategorie verschillend is van G;
   - het aantal gefactureerde dagen in G groter is dan 0;
   - de patiënt behoort niet tot categorie 9 (de foutieve verblijven).
   Zijn verantwoorde ligduur wordt berekend als:
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G
70-74 0,55 x fw x verh 0,45 x fw x verhCD 70-74 0,55 x vf x rapport 0,45 x vf x rapportCD
75-79 0,35 x fw x verh 0,65 x fw x verhCD 75-79 0,35 x vf x rapport 0,65 x vf x rapportCD
80-84 0,25 x fw x verh 0,75 x fw x verhCD 80-84 0,25 x vf x rapport 0,75 x vf x rapportCD
85+ 0,10 x fw x verh 0,90 x fw x verhCD 85+ 0,10 x vf x rapport 0,90 x vf x rapportCD
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G 70-74 0,55 x fw x verh 0,45 x fw x verhCD 70-74 0,55 x vf x rapport 0,45 x vf x rapportCD 75-79 0,35 x fw x verh 0,65 x fw x verhCD 75-79 0,35 x vf x rapport 0,65 x vf x rapportCD 80-84 0,25 x fw x verh 0,75 x fw x verhCD 80-84 0,25 x vf x rapport 0,75 x vf x rapportCD 85+ 0,10 x fw x verh 0,90 x fw x verhCD 85+ 0,10 x vf x rapport 0,90 x vf x rapportCD
vf : valeur financière
   d. G réel
   Afin d'être considéré comme G réel :
   - le patient doit avoir au minimum 70 ans ;
   - le patient doit avoir au minimum 2 systèmes atteints ;
   - le séjour doit avoir une durée de séjour totale facturée supérieure à la moyenne Gfin * 0,5 ;
   - la catégorie d'âge est différente de G ;
   - le nombre de jours facturés en index G dépasse 0 ;
   - le patient ne fait pas partie de la catégorie 9 (les séjours fautifs).
   La durée de séjour justifiée est calculée de la façon suivante :
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G
70-74 0,55 x fw x verh fw x 0,45 x verhCD + verhG 70-74 0,55 x vf x rapport vf x 0,45 x rapportCD + rapportG
75-79 0,35 x fw x verh fw x 0,65 x verhCD + verhG 75-79 0,35 x vf x rapport vf x 0,65 x rapportCD + rapportG
80-84 0,25 x fw x verh fw x 0,75 x verhCD + verhG 80-84 0,25 x vf x rapport vf x 0,75 x rapportCD + rapportG
85+ 0,10 x fw x verh fw x 0,90 x verhCD + verhG 85+ 0,10 x vf x rapport vf x 0,90 x rapportCD + rapportG
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G 70-74 0,55 x fw x verh fw x 0,45 x verhCD + verhG 70-74 0,55 x vf x rapport vf x 0,45 x rapportCD + rapportG 75-79 0,35 x fw x verh fw x 0,65 x verhCD + verhG 75-79 0,35 x vf x rapport vf x 0,65 x rapportCD + rapportG 80-84 0,25 x fw x verh fw x 0,75 x verhCD + verhG 80-84 0,25 x vf x rapport vf x 0,75 x rapportCD + rapportG 85+ 0,10 x fw x verh fw x 0,90 x verhCD + verhG 85+ 0,10 x vf x rapport vf x 0,90 x rapportCD + rapportG
fw: financiële waarde, verh: verhouding
   e. Overige
   De verantwoorde ligduur wordt berekend als:
   Overigen: fw x verhouding
   3.6. Verantwoorde bedden per ziekenhuis
   3.6.1. Normatieve bezettingsgraden
   Per bedindex (of groep van bedindexen) wordt het aantal verantwoorde ligdagen gedeeld door de normatieve bezettingsgraad van de dienst vermenigvuldigd met 365 om een aantal bedden te verkrijgen.
   De normatieve bezettingsgraden zijn:
   - voor de E- en M-bedindexen: 70 %;
   - voor de CD bedindexen: 80 %;
   - voor de G bedindexen: 90 %;
   - voor de NI bedindexen: 75 %.
   3.6.2. Beperking van de G dagen van de GR en GP patiënten tot 6 bedden
   Voor de GR en GP-patiënten wordt er een aantal G-bedden toegekend, ten belope van maximum 1/4 van de capaciteit van een complete eenheid G-bedden (namelijk 6 bedden).
   Het overschot van ligdagen (> 6 bedden) wordt verschoven naar bedindex CD.
   3.6.3. Geografische uitzonderingen
   Er dient rekening gehouden te worden met de geografische afwijkingen voorzien in het Koninklijk Besluit van 30 januari 1989.
   3.6.4. Vergelijking van het aantal ontslagen
   Bij de berekening van de verantwoorde activiteit wordt per ziekenhuis uitgegaan van het aantal geregistreerde MZG-verblijven voor het referentiejaar.
   De volledigheid van de registratie wordt voor de betrokken bedindexen (C, CD, D, I, L, B, E, G, M en NI) nagegaan door middel van de vergelijking van het aantal geregistreerde MZG-ontslagen met het aantal ontslagen opgegeven aan de Administratie in het kader van de financiële statistieken.
   Het laagste aantal zal worden weerhouden bij de aanpassing van het aantal ligdagen in bedindex CD.
   De correctie die moet worden doorgevoerd, gebeurt aan de hand van de hierna volgende formule.
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G
70-74 0,55 x fw x verh fw x 0,45 x verhCD + verhG 70-74 0,55 x vf x rapport vf x 0,45 x rapportCD + rapportG
75-79 0,35 x fw x verh fw x 0,65 x verhCD + verhG 75-79 0,35 x vf x rapport vf x 0,65 x rapportCD + rapportG
80-84 0,25 x fw x verh fw x 0,75 x verhCD + verhG 80-84 0,25 x vf x rapport vf x 0,75 x rapportCD + rapportG
85+ 0,10 x fw x verh fw x 0,90 x verhCD + verhG 85+ 0,10 x vf x rapport vf x 0,90 x rapportCD + rapportG
Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G 70-74 0,55 x fw x verh fw x 0,45 x verhCD + verhG 70-74 0,55 x vf x rapport vf x 0,45 x rapportCD + rapportG 75-79 0,35 x fw x verh fw x 0,65 x verhCD + verhG 75-79 0,35 x vf x rapport vf x 0,65 x rapportCD + rapportG 80-84 0,25 x fw x verh fw x 0,75 x verhCD + verhG 80-84 0,25 x vf x rapport vf x 0,75 x rapportCD + rapportG 85+ 0,10 x fw x verh fw x 0,90 x verhCD + verhG 85+ 0,10 x vf x rapport vf x 0,90 x rapportCD + rapportG
vf : valeur financière
   e. Autre
   La durée de séjour justifiée est calculée de la façon suivante :
   Autres : vf x rapport
   3.6. Les lits justifiés par hôpital
   3.6.1. Taux d'occupation normatifs
   Par index de lit (ou groupe d'index de lits), le nombre de journées justifiées est divisé par le taux d'occupation normatif du service multiplié par 365 pour obtenir un nombre de lits.
   Les taux d'occupation normatifs sont :
   - pour les index de lits E et M : 70 % ;
   - pour les index de lits CD : 80 % ;
   - pour les index de lits G : 90 % ;
   - pour les index de lits NI : 75 %.
   3.6.2. Limitation des jours G des patients GR et GP à 6 lits
   Pour les patients GR et GP, un nombre de lits G sera attribué, à concurrence maximum d'1/4 de la capacité d'une unité complète de lits G (soit 6 lits).
   Le surplus (> 6 lits) est déplacé vers l'index de lit CD.
   3.6.3. Exceptions géographiques
   Il y a lieu de tenir compte des dérogations géographiques prévues dans l'arrêté royal du 30 janvier 1989.
   3.6.4. Comparaison des sorties
   Lors du calcul de l'activité justifiée, on se base, par hôpital, sur le nombre de séjours RHM enregistrés pour l'année de référence.
   L'exhaustivité de l'enregistrement sera vérifiée pour les index de lits concernés (C, CD, D, I, L, B, E, G, M et NI) sur base de la comparaison entre le nombre de sorties RHM et le nombre de sorties communiqué à l'Administration dans le cadre des statistiques financières.
   On retiendra le plus petit nombre pour adapter le nombre de journées justifiées en index de lit CD.
   La correction qui doit être effectuée à cet égard se fait à l'aide de la formule suivante.
   ALZH nd = [ALZH - max (aantal MZG-ontslagen -aantal ontslagen FINHOSTA,0) *
   waarbij :
   ALZH nd : aantal ligdagen in bedindex CD van het ziekenhuis na datacorrectie;
   AL ZH: aantal ligdagen in bedindex CD van het ziekenhuis vóór de datacorrectie;
   GLZH : het gemiddeld aantal ligdagen van het ziekenhuis vóór de datacorrectie.
   3.6.5. Vergelijking met de erkende bedden
   Per ziekenhuis berekent men 112 % van de erkende bedden. De verantwoorde activiteit die zich boven deze grens bevind, wordt voor 50 % meegenomen. Men vermindert dus het aantal verantwoorde bedden met 50 % voor de activiteit boven deze grens pro rata van het aantal bedden van de betrokken bedindexen.
   4. BEREKENING VAN EEN AANTAL VERANTWOORDE DAGEN IN CHIRURGISCHE DAGHOSPITALISATIE PER ZIEKENHUIS
   4.1. Gegevensbronnen
   De facturatiegegevens van het laatst gekende jaar komen van het R.I.Z.I.V.
   De RIZIV-gegevens die gebruikt worden bij de bepaling van de lijst A bevatten informatie in verband met de behandelingsplaats (artsenkabinet, polikliniek, daghospitalisatie), de frequentie van de ingreep op deze plaatsen en de mate waarin een ingreep in daghospitalisatie evolueert.
   4.2. Bepaling van de verantwoorde ziekenhuisactiviteit in chirurgische daghospitalisatie
   4.2.1 Gerealiseerde verblijven in chirurgische daghospitalisatie
   Bij de bepaling van de verantwoorde gerealiseerde dagactiviteit wordt gebruik gemaakt van de MZG van het laatst gekende registratiejaar.
   Alle in MZG geregistreerde dagverblijven waarvoor ten minste 1 heelkundige RIZIV-nomenclatuurcode uit de lijst A (cf. punt 5.) werd geregistreerd, worden weerhouden als een verantwoorde gerealiseerde daghospitalisatie.
   Indien een verblijf meerdere RIZIV-nomenclatuurcodes uit de lijst bevat, dan wordt dit verblijf slechts éénmaal weerhouden als verantwoorde daghospitalisatie.
   4.2.2. Bepaling van het aantal verantwoorde verblijven in chirurgische daghospitalisatie per ziekenhuis
   Elk verantwoord verblijf in chirurgische daghospitalisatie krijgt een verantwoorde verblijfsduur van 0,81 dagen (= multiplicator) toegemeten.
   5. WEERHOUDEN RIZIV-CODES BIJ DE IDENTIFICATIE VAN DE GEREALISEERDE DAGHOSPITALISATIE (LIJST A)
   ALZH nd = [ALZH - max (nombre de sorties RHM - nombre de sorties FINHOSTA,0) *
   où :
   ALZH nd : nombre de journées d'hospitalisation en index de lit CD pour l'hôpital après correction des données ;
   AL ZH : nombre de journées d'hospitalisation en index de lit CD de l'hôpital avant correction des données ;
   GLZH : le nombre de journées moyenne d'hospitalisation de l'hôpital avant correction des données.
   3.6.5. Comparaison avec les lits agréés
   Par hôpital, on calcule 112 % du nombre de lits agréés. L'activité justifiée se situant au-dessus de ce seuil est prise en considération pour 50 %. On diminue donc le nombre de lits justifiés de 50 % de l'activité se situant au-dessus du seuil de 112 % au prorata du nombre de lits dans les index concernés par le dépassement.
   4. CALCUL D'UN NOMBRE DE JOURNEES JUSTIFIEES PAR HOPITAL EN HOSPITALISATION DE JOUR CHIRURGICALE
   4.1. Sources de données
   Les données de facturation sur la dernière année connue proviennent de l'INAMI.
   Les données INAMI utilisées lors de la fixation de la liste A comprennent des informations concernant le lieu du traitement (cabinet du médecin, polyclinique, hospitalisation de jour), la fréquence de l'intervention dans ce lieu et la mesure dans laquelle une intervention en hospitalisation de jour évolue.
   4.2. Fixation de l'activité hospitalière justifiée en hospitalisation chirurgicale de jour
   4.2.1. Séjours réalisés en hospitalisation chirurgicale de jour
   Pour la fixation de l'activité de jour justifiée, on utilise le RHM de la dernière année connue.
   Tous les séjours en hospitalisation de jour enregistrés, pour lesquels au moins un code chirurgical de nomenclature INAMI de la liste A (cf. point 5.) a été enregistré, sont retenus comme hospitalisations de jour justifiées.
   Si un séjour comprend plusieurs codes de nomenclature INAMI de la liste, ce séjour n'est retenu qu'une fois comme hospitalisation de jour justifiée.
   4.2.2. Détermination du nombre de séjours justifiés en hospitalisation chirurgicale de jour par hôpital
   Chaque séjour justifié en hospitalisation chirurgicale de jour obtient une durée de séjour justifiée de 0,81 jours (= multiplicateur).
   5. CODES INAMI RETENUS POUR L'IDENTIFICATION DE L'HOSPITALISATION DE JOUR REALISEE (LISTE A)
Nomenclatuurcode Code de nomenclature
220231 246595 256513 275553 280571 300311 220231 246595 256513 275553 280571 300311
220275 246610 256653 275656 280674 310354 220275 246610 256653 275656 280674 310354
220290 246632 256815 275671 280711 310376 220290 246632 256815 275671 280711 310376
220312 246654 256830 275693 280755 310391 220312 246654 256830 275693 280755 310391
220334 246676 256852 275715 280792 310413 220334 246676 256852 275715 280792 310413
221152 246772 257390 275752 284911 310575 221152 246772 257390 275752 284911 310575
228152 246831 257434 275811 285235 310715 228152 246831 257434 275811 285235 310715
229176 246912 257876 275833 285390 310774 229176 246912 257876 275833 285390 310774
230613 246934 257891 275855 285670 310796 230613 246934 257891 275855 285670 310796
232013 247575 257994 275951 285692 310811 232013 247575 257994 275951 285692 310811
232035 247590 258090 276275 285972 310855 232035 247590 258090 276275 285972 310855
235174 247612 258112 276334 287431 310951 235174 247612 258112 276334 287431 310951
238114 247634 258156 276356 287453 310973 238114 247634 258156 276356 287453 310973
238173 247656 258171 276371 287475 310995 238173 247656 258171 276371 287475 310995
238195 250176 258635 276452 287490 311312 238195 250176 258635 276452 287490 311312
238210 250191 258650 276474 287512 311334 238210 250191 258650 276474 287512 311334
241091 250213 258731 276496 287534 311452 241091 250213 258731 276496 287534 311452
241150 251274 260315 276511 287696 311835 241150 251274 260315 276511 287696 311835
241312 251311 260470 276555 287711 311990 241312 251311 260470 276555 287711 311990
241872 251370 260676 276636 287755 312314 241872 251370 260676 276636 287755 312314
241916 251650 260691 276776 287792 312410 241916 251650 260691 276776 287792 312410
241931 253153 260735 276931 287814 312432 241931 253153 260735 276931 287814 312432
244193 253234 260794 277034 287836 317214 244193 253234 260794 277034 287836 317214
244311 253256 260853 277093 291992 350512 244311 253256 260853 277093 291992 350512
244436 253551 260875 277152 292014 353253 244436 253551 260875 277152 292014 353253
244473 253573 260890 277211 292633 354056 244473 253573 260890 277211 292633 354056
244495 254752 260912 277233 292795 354351 244495 254752 260912 277233 292795 354351
244554 254774 260934 277270 292810 431056 244554 254774 260934 277270 292810 431056
244635 254796 260956 277476 292854 431071 244635 254796 260956 277476 292854 431071
245534 254811 261214 277616 293016 431513 245534 254811 261214 277616 293016 431513
245571 255172 261236 277631 293274 432191 245571 255172 261236 277631 293274 432191
245630 255194 262216 278390 293296 432213 245630 255194 262216 278390 293296 432213
245733 255231 262231 278832 293311 432316 245733 255231 262231 278832 293311 432316
245755 255253 275015 279451 293370 432434 245755 255253 275015 279451 293370 432434
245814 255695 275096 279473 294210 432692 245814 255695 275096 279473 294210 432692
245851 255894 275111 279495 294232 475996 245851 255894 275111 279495 294232 475996
245873 256115 275133 280055 294475  245873 256115 275133 280055 294475  
246094 256130 275236 280070 294674  246094 256130 275236 280070 294674  
246212 256174 275251 280092 294711  246212 256174 275251 280092 294711  
246514 256314 275494 280136 300252  246514 256314 275494 280136 300252  
246551 256336 275516 280151 300274  246551 256336 275516 280151 300274  
246573 256491 275531 280534 300296  246573 256491 275531 280534 300296
Nomenclatuurcode Code de nomenclature 220231 246595 256513 275553 280571 300311 220231 246595 256513 275553 280571 300311 220275 246610 256653 275656 280674 310354 220275 246610 256653 275656 280674 310354 220290 246632 256815 275671 280711 310376 220290 246632 256815 275671 280711 310376 220312 246654 256830 275693 280755 310391 220312 246654 256830 275693 280755 310391 220334 246676 256852 275715 280792 310413 220334 246676 256852 275715 280792 310413 221152 246772 257390 275752 284911 310575 221152 246772 257390 275752 284911 310575 228152 246831 257434 275811 285235 310715 228152 246831 257434 275811 285235 310715 229176 246912 257876 275833 285390 310774 229176 246912 257876 275833 285390 310774 230613 246934 257891 275855 285670 310796 230613 246934 257891 275855 285670 310796 232013 247575 257994 275951 285692 310811 232013 247575 257994 275951 285692 310811 232035 247590 258090 276275 285972 310855 232035 247590 258090 276275 285972 310855 235174 247612 258112 276334 287431 310951 235174 247612 258112 276334 287431 310951 238114 247634 258156 276356 287453 310973 238114 247634 258156 276356 287453 310973 238173 247656 258171 276371 287475 310995 238173 247656 258171 276371 287475 310995 238195 250176 258635 276452 287490 311312 238195 250176 258635 276452 287490 311312 238210 250191 258650 276474 287512 311334 238210 250191 258650 276474 287512 311334 241091 250213 258731 276496 287534 311452 241091 250213 258731 276496 287534 311452 241150 251274 260315 276511 287696 311835 241150 251274 260315 276511 287696 311835 241312 251311 260470 276555 287711 311990 241312 251311 260470 276555 287711 311990 241872 251370 260676 276636 287755 312314 241872 251370 260676 276636 287755 312314 241916 251650 260691 276776 287792 312410 241916 251650 260691 276776 287792 312410 241931 253153 260735 276931 287814 312432 241931 253153 260735 276931 287814 312432 244193 253234 260794 277034 287836 317214 244193 253234 260794 277034 287836 317214 244311 253256 260853 277093 291992 350512 244311 253256 260853 277093 291992 350512 244436 253551 260875 277152 292014 353253 244436 253551 260875 277152 292014 353253 244473 253573 260890 277211 292633 354056 244473 253573 260890 277211 292633 354056 244495 254752 260912 277233 292795 354351 244495 254752 260912 277233 292795 354351 244554 254774 260934 277270 292810 431056 244554 254774 260934 277270 292810 431056 244635 254796 260956 277476 292854 431071 244635 254796 260956 277476 292854 431071 245534 254811 261214 277616 293016 431513 245534 254811 261214 277616 293016 431513 245571 255172 261236 277631 293274 432191 245571 255172 261236 277631 293274 432191 245630 255194 262216 278390 293296 432213 245630 255194 262216 278390 293296 432213 245733 255231 262231 278832 293311 432316 245733 255231 262231 278832 293311 432316 245755 255253 275015 279451 293370 432434 245755 255253 275015 279451 293370 432434 245814 255695 275096 279473 294210 432692 245814 255695 275096 279473 294210 432692 245851 255894 275111 279495 294232 475996 245851 255894 275111 279495 294232 475996 245873 256115 275133 280055 294475 245873 256115 275133 280055 294475 246094 256130 275236 280070 294674 246094 256130 275236 280070 294674 246212 256174 275251 280092 294711 246212 256174 275251 280092 294711 246514 256314 275494 280136 300252 246514 256314 275494 280136 300252 246551 256336 275516 280151 300274 246551 256336 275516 280151 300274 246573 256491 275531 280534 300296 246573 256491 275531 280534 300296
Bij de selectie van de RIZIV-nomenclatuurcodes werd uitgegaan van de nominatieve lijst van prestaties welke recht geven op een maxi-, super-, A-, B-, C- of D-forfait, zoals bedoeld in de nationale overeenkomst van 24 januari 1996 tussen de verplegingsinrichtingen en de verzekeringsinstellingen.
   Een prestatie werd weerhouden indien ze gelijktijdig aan alle hiernavermelde criteria voldeed :
   - het betreft een bloederige heelkundige ingreep, zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit betreffende de forfaitarisering van de antibiotica-profylaxie in de heelkunde en
   - het aantal intramurale prestaties moet minstens 60 % zijn van het totaal aantal ambulant gerealiseerde prestaties waar intramuraal = in ziekenhuisverband, hetzij in daghospitalisatie hetzij poliklinisch.]1
Nomenclatuurcode Code de nomenclature
220231 246595 256513 275553 280571 300311 220231 246595 256513 275553 280571 300311
220275 246610 256653 275656 280674 310354 220275 246610 256653 275656 280674 310354
220290 246632 256815 275671 280711 310376 220290 246632 256815 275671 280711 310376
220312 246654 256830 275693 280755 310391 220312 246654 256830 275693 280755 310391
220334 246676 256852 275715 280792 310413 220334 246676 256852 275715 280792 310413
221152 246772 257390 275752 284911 310575 221152 246772 257390 275752 284911 310575
228152 246831 257434 275811 285235 310715 228152 246831 257434 275811 285235 310715
229176 246912 257876 275833 285390 310774 229176 246912 257876 275833 285390 310774
230613 246934 257891 275855 285670 310796 230613 246934 257891 275855 285670 310796
232013 247575 257994 275951 285692 310811 232013 247575 257994 275951 285692 310811
232035 247590 258090 276275 285972 310855 232035 247590 258090 276275 285972 310855
235174 247612 258112 276334 287431 310951 235174 247612 258112 276334 287431 310951
238114 247634 258156 276356 287453 310973 238114 247634 258156 276356 287453 310973
238173 247656 258171 276371 287475 310995 238173 247656 258171 276371 287475 310995
238195 250176 258635 276452 287490 311312 238195 250176 258635 276452 287490 311312
238210 250191 258650 276474 287512 311334 238210 250191 258650 276474 287512 311334
241091 250213 258731 276496 287534 311452 241091 250213 258731 276496 287534 311452
241150 251274 260315 276511 287696 311835 241150 251274 260315 276511 287696 311835
241312 251311 260470 276555 287711 311990 241312 251311 260470 276555 287711 311990
241872 251370 260676 276636 287755 312314 241872 251370 260676 276636 287755 312314
241916 251650 260691 276776 287792 312410 241916 251650 260691 276776 287792 312410
241931 253153 260735 276931 287814 312432 241931 253153 260735 276931 287814 312432
244193 253234 260794 277034 287836 317214 244193 253234 260794 277034 287836 317214
244311 253256 260853 277093 291992 350512 244311 253256 260853 277093 291992 350512
244436 253551 260875 277152 292014 353253 244436 253551 260875 277152 292014 353253
244473 253573 260890 277211 292633 354056 244473 253573 260890 277211 292633 354056
244495 254752 260912 277233 292795 354351 244495 254752 260912 277233 292795 354351
244554 254774 260934 277270 292810 431056 244554 254774 260934 277270 292810 431056
244635 254796 260956 277476 292854 431071 244635 254796 260956 277476 292854 431071
245534 254811 261214 277616 293016 431513 245534 254811 261214 277616 293016 431513
245571 255172 261236 277631 293274 432191 245571 255172 261236 277631 293274 432191
245630 255194 262216 278390 293296 432213 245630 255194 262216 278390 293296 432213
245733 255231 262231 278832 293311 432316 245733 255231 262231 278832 293311 432316
245755 255253 275015 279451 293370 432434 245755 255253 275015 279451 293370 432434
245814 255695 275096 279473 294210 432692 245814 255695 275096 279473 294210 432692
245851 255894 275111 279495 294232 475996 245851 255894 275111 279495 294232 475996
245873 256115 275133 280055 294475  245873 256115 275133 280055 294475  
246094 256130 275236 280070 294674  246094 256130 275236 280070 294674  
246212 256174 275251 280092 294711  246212 256174 275251 280092 294711  
246514 256314 275494 280136 300252  246514 256314 275494 280136 300252  
246551 256336 275516 280151 300274  246551 256336 275516 280151 300274  
246573 256491 275531 280534 300296  246573 256491 275531 280534 300296
Nomenclatuurcode Code de nomenclature 220231 246595 256513 275553 280571 300311 220231 246595 256513 275553 280571 300311 220275 246610 256653 275656 280674 310354 220275 246610 256653 275656 280674 310354 220290 246632 256815 275671 280711 310376 220290 246632 256815 275671 280711 310376 220312 246654 256830 275693 280755 310391 220312 246654 256830 275693 280755 310391 220334 246676 256852 275715 280792 310413 220334 246676 256852 275715 280792 310413 221152 246772 257390 275752 284911 310575 221152 246772 257390 275752 284911 310575 228152 246831 257434 275811 285235 310715 228152 246831 257434 275811 285235 310715 229176 246912 257876 275833 285390 310774 229176 246912 257876 275833 285390 310774 230613 246934 257891 275855 285670 310796 230613 246934 257891 275855 285670 310796 232013 247575 257994 275951 285692 310811 232013 247575 257994 275951 285692 310811 232035 247590 258090 276275 285972 310855 232035 247590 258090 276275 285972 310855 235174 247612 258112 276334 287431 310951 235174 247612 258112 276334 287431 310951 238114 247634 258156 276356 287453 310973 238114 247634 258156 276356 287453 310973 238173 247656 258171 276371 287475 310995 238173 247656 258171 276371 287475 310995 238195 250176 258635 276452 287490 311312 238195 250176 258635 276452 287490 311312 238210 250191 258650 276474 287512 311334 238210 250191 258650 276474 287512 311334 241091 250213 258731 276496 287534 311452 241091 250213 258731 276496 287534 311452 241150 251274 260315 276511 287696 311835 241150 251274 260315 276511 287696 311835 241312 251311 260470 276555 287711 311990 241312 251311 260470 276555 287711 311990 241872 251370 260676 276636 287755 312314 241872 251370 260676 276636 287755 312314 241916 251650 260691 276776 287792 312410 241916 251650 260691 276776 287792 312410 241931 253153 260735 276931 287814 312432 241931 253153 260735 276931 287814 312432 244193 253234 260794 277034 287836 317214 244193 253234 260794 277034 287836 317214 244311 253256 260853 277093 291992 350512 244311 253256 260853 277093 291992 350512 244436 253551 260875 277152 292014 353253 244436 253551 260875 277152 292014 353253 244473 253573 260890 277211 292633 354056 244473 253573 260890 277211 292633 354056 244495 254752 260912 277233 292795 354351 244495 254752 260912 277233 292795 354351 244554 254774 260934 277270 292810 431056 244554 254774 260934 277270 292810 431056 244635 254796 260956 277476 292854 431071 244635 254796 260956 277476 292854 431071 245534 254811 261214 277616 293016 431513 245534 254811 261214 277616 293016 431513 245571 255172 261236 277631 293274 432191 245571 255172 261236 277631 293274 432191 245630 255194 262216 278390 293296 432213 245630 255194 262216 278390 293296 432213 245733 255231 262231 278832 293311 432316 245733 255231 262231 278832 293311 432316 245755 255253 275015 279451 293370 432434 245755 255253 275015 279451 293370 432434 245814 255695 275096 279473 294210 432692 245814 255695 275096 279473 294210 432692 245851 255894 275111 279495 294232 475996 245851 255894 275111 279495 294232 475996 245873 256115 275133 280055 294475 245873 256115 275133 280055 294475 246094 256130 275236 280070 294674 246094 256130 275236 280070 294674 246212 256174 275251 280092 294711 246212 256174 275251 280092 294711 246514 256314 275494 280136 300252 246514 256314 275494 280136 300252 246551 256336 275516 280151 300274 246551 256336 275516 280151 300274 246573 256491 275531 280534 300296 246573 256491 275531 280534 300296
Pour la sélection des codes de nomenclature Inami, on s'est fondé sur la liste nominative des prestations donnant droit à un maxiforfait, un superforfait, un forfait A, B, C ou D, tels que visés dans la convention nationale du 24 janvier 1996 entre les institutions de soins et les organismes assureurs.
   Ont été retenues les prestations répondant simultanément à tous les critères de sélection mentionnés ci-après :
   - il s'agit d'une intervention chirurgicale sanglante, telle que définie dans l'arrêté royal concernant la forfaitarisation de l'antibioprophylaxie en chirurgie et
   - le nombre de prestations en intra-muros doit représenter au moins 60 % du nombre total de prestations réalisées en ambulatoire où intra-muros = dans un cadre hospitalier, soit en hospitalisation de jour, soit en polyclinique.]1
  Gewijzigd door:
  Gewijzigd door:
Art. N4. Bijlage 4. [2 Lijst van de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 46.]2
  1) [3 Artikel 46, § 2, 2°, c 1): reanimatieverstrekkingen aan patiënten opgenomen in C, D, E:
   Nummers : 211024 - 211046 - 211223 - 211245 - 212122 - 214023 - 214045 [4 211282 - 211304]4 .]3

  2) Artikel 46, § 2, 2°, a) heelkundige verstrekkingen aan patiënten opgenomen in C-bedden.
  Heelkundige verstrekkingen in de C-bedden, zoals bedoeld in de artikelen 14 en 16 van de nomenclatuur van de gezondheidsverstrekkingen.
  3) Artikel 46, § 2, a) en b ) : geneeskundige verstrekkingen met uitzondering van heelkundige verstrekkingen in de C-bedden van klinische biologie van radiologie, van fysiotherapie en van de forfaitaire honoraria.
  De verstrekkingen van alle diensten, met uitzondering van de Sp-dienst, bedoeld in :
  - artikel 9;
  - artikel 11, §§ 1 en 2;
  - artikel 12;
  - artikel 13, § 1;
  - artikel 18, met uitsluiting van § 2, B, 2°;
  - [1 - artikel 20, § 1, a) tot g)]1;
  - artikel 21;
  - artikel 25;
  - artikel 26, § 1;
  - artikel 32 en 33,
  en de heelkundige verstrekkingen buiten die in de C-bedden.
  4) Artikel 43, § 3, 2°, a) : Heelkundige verstrekkingen voor opgenomen patiënten.
  Heelkundige verstrekkingen van alle diensten van de instelling, met uitzondering van de Sp-dienst, zoals bedoeld in de artikelen 14 en 16 van de nomenclatuur van de gezondheidsverstrekkingen.
  5) Artikel 46, § 3, 2°, b) : Supplementen voor verstrekkingen van urgentiegeneeskunde aan opgenomen patiënten.
  Ereloonsupplementen voor technische urgentieverstrekkingen 's nachts, in het weekend of op een officiële feestdag, bedoeld in artikel 26, § 1, van de nomenclatuur van de gezondheidsverstrekkingen.
  6) Artikel 43, § 3, 2°, c) : Geneeskundige verstrekkingen met uitzondering van de verstrekkingen van klinische biologie, van radiologie, van fysiotherapie en van de forfaitaire honoraria.
  Totaal van de in punten 2, 3 en 4 bedoelde verstrekkingen.
  [2 7) De verstrekkingen vermeld in dienstcode 002 zullen worden toegekend aan het ziekenhuis dat de verstrekking heeft uitgevoerd op basis van de code 'plaats van prestatie'.]2
  
Art. N4. Annexe 4.[2 Liste des prestations médicales visées à l'article 46.]2
  1) [3 Article 46, § 2, 2°, c.1): prestations de réanimation octroyées aux patients hospitalisés en C, D, E:
   Numéros : 211024 - 211046 - 211223 - 211245 - 212122 - 214023 - 214045 [4 211282 - 211304]4.]3

  2) Article 46, § 2, 2°, a ) : prestations chirurgicales pour les patients hospitalisés dans les lits C.
  Prestations de chirurgie dans les lits C telles que reprises dans les articles 14 et 16 de la nomenclature des prestations de santé.
  3) Article 46, § 2, 2°, a) et b ) : prestations médicales à l'exception des prestations de chirurgie dans les lits C, de biologie clinique, de radiologie, de physiothérapie et des honoraires forfaitaires.
  Les prestations de tous les services, à l'exclusion du service Sp, reprises aux :
  - article 9;
  - article 11, §§ 1 et 2;
  - article 12;
  - article 13, § 1;
  - article 18, à l'exclusion du § 2, B, 2;
  - [1 article 20, § 1er, a) à g) ;]1
  - article 21;
  - article 25;
  - article 26 § 1;
  - article 32 et 33,
  plus les prestations de chirurgie hormis les prestations de chirurgie dans les lits C.
  4) Article 46, § 3, 2°, a ) : Prestations chirurgicales pour des patients hospitalisés.
  Prestations de chirurgie de tous les services de l'établissement, à l'exclusion du service Sp, telles que reprises dans les articles 14 et 16 de la nomenclature des prestations de santé.
  5) Article 46, § 3, 2°, b) : Suppléments pour les prestations médicales d'urgence pour des patients hospitalisés.
  Suppléments d'honoraires pour prestations techniques urgentes effectuées pendant la nuit ou le week-end ou durant un jour férié, figurant à l'article 26, § 1 de la nomenclature des prestations de santé.
  6) Article 46, § 3, 2°, c ) : Prestations médicales à l'exception des prestations de biologie clinique, de radiologie, de physiothérapie et des honoraires forfaitaires.
  Total des prestations visées aux points 2, 3 et 4.
  [2 7) Les prestations mentionnées dans le code service 002 seront attribuées à l'hôpital qui a réalisé la prestation sur base du code 'lieu de prestation'.]2
  
Art. N6. Bijlage 6. - [1 Bepalingen van het aantal units spoedgevallen (US) in heel het land.
   A. [3 Er wordt een weging van 1 toegekend (units spoedgevallen of US) aan alle patiënten die aanleiding geven tot een registratie van een dringende opname via de spoedgevallendienst.
   Een dringende opname via de spoedgevallendienst wordt in de registratie van de Minimale Ziekenhuis Gegevens op één van de volgende manieren gedefinieerd :
   - eerste verblijf via de spoedgevallendienst voor een niet geplande opname;
   - dringende opname via de spoedgevallendienst.
   Zijn niet begrepen hieronder de opnamen die een facturatie van een dagziekenhuisforfait met zich meebrengen voor patiënten die enkel op de spoedgevallendienst zijn geweest.]3

   B. Bovendien wordt er voor verschillende patiëntengroepen een bijkomende weging toegekend :
   a. overgebracht naar de verpleegeenheden intensieve zorgen (volwassenen en kinderen) : + 1;
   b. [4 patiënten met een geverifieerde opnamediagnose ICD-10 zoals hieronder vermeld, en die niet opgenomen worden in de verpleegeenheden intensieve zorgen : + 1;
   De ICD-10 codes zijn de codes :
   - I60 = nontraumatic subarachnoid hemorrhage;
   - I61 = nontraumatic intracerebral hemorrhage;
   - I62 = other and unspecified nontraumatic intracranial hemorrhage;
   - I63 = cerebral infarction;
   - I67 = other cerebrovascular diseases;]4

   c.[4 patiënten met psychiatrische diagnose met een ICD-10 code gaande van F01 tot F99 in geverifieerde opnamediagnose of in nevendiagnose en patiënten die worden gehospitaliseerd in een psychiatrische dienst die beiden niet beantwoorden aan de criteria vermeld onder a. en b. : + 1;]4
   d. kinderen van 0 tot 3 jaar die niet beantwoorden aan de criteria onder a. tot c. : + 1;
   e. kinderen van 4 tot 15 jaar die niet beantwoorden aan de criteria onder a. tot c. : + 0,5
   f. patiënten van minder dan 75 jaar afkomstig uit een ROB of RVT en patiënten van 75 jaar en meer die niet beantwoorden aan de criteria onder a. tot c. :
   - indien niet gehospitaliseerd : + 0,2;
   - indien gehospitaliseerd : + 0,4;
   g. patiënten die worden opgenomen op de spoedgevallen tussen 21 uur en 6 uur die niet beantwoorden aan de criteria onder a. tot f. : + 0,1.]1

  
Art. N6. Annexe 6. - [1 Détermination du nombre d'Unités d'Urgence (UU) réalisées dans l'ensemble du pays.
   A. [3 Il est attribué une pondération de 1 (Unité d'Urgence ou UU) à tous les patients donnant lieu à l'enregistrement d'une admission urgente au service des urgences.
   Par admission urgente au service des urgences, on entend l'un des enregistrements suivants du résumé hospitalier minimum :
   - premier séjour au service des urgences pour une admission non planifiée;
   - admission urgente via le service d'urgence.
   Ne sont pas visées ci-dessus les admissions entrainant la facturation d'un forfait d'hospitalisation de jour pour les patients qui ont uniquement séjournés dans le service d'urgences.]3

   B. De plus, différents groupes de patients se voient attribuer une pondération complémentaire :
   a. transférés en unités de soins intensifs (adultes et enfants) : + 1;
   b.[4 patients avec diagnostic d'admission vérifié d'un code ICD-10 repris ci-dessous et qui ne sont pas admis en soins intensifs : + 1;
   Les codes ICD-10 sont les codes :
   - I60 = nontraumatic subarachnoid hemorrhage;
   - I61 = nontraumatic intracerebral hemorrhage;
   - I62 = other and unspecified nontraumatic intracranial hemorrhage;
   - I63 = cerebral infarction;
   - I67 = other cerebrovascular diseases;
   c. patients avec diagnostic psychiatrique avec un code ICD-10 allant du F01 au F99 en diagnostic d'admission vérifié ou en diagnostic secondaire et patients hospitalisés en service psychiatrique, tous deux ne répondant pas aux critères repris sous a. et b. : + 1; ]4

   d. enfants de 0 à 3 ans ne répondant pas aux critères repris sous a. à c. : + 1;
   e. enfants de 4 à 15 ans ne répondant pas aux critères repris sous a. à c. : + 0,5;
   f. patients de moins de 75 ans provenant d'une MRPA ou MRS et patients de 75 ans et plus ne répondant pas aux critères repris sous a. à c. :
   - si non hospitalisés : + 0,2;
   - si hospitalisés = + 0,4;
   g. patients arrivés aux Urgences entre 21 heures et 6 heures ne répondant pas aux critères repris sous a. à f. : + 0,1.]1

  
Art. N8. Bijlage 8. Vaststelling van de score met het oog op de decielindeling der ziekenhuizen in de diensten erkend onder de kenletters C, D en E zoals bepaald in artikel 46, § 2, c.3) 3° berekening.
  1. Doelstelling.
  In deze bijlage wordt een score bepaald op basis van de [2 MZG]2-registratie van de drie laatst gekende registratiejaren.
  2. Bepaling van de score op basis van de [2 MZG]2-registratie.
  2. a. [2 Toepassingsgebied.
   Om de score op basis van de MZG-registratie te berekenen wordt rekening gehouden met alle verblijven in de algemene ziekenhuizen in klassieke hospitalisatie, uitgezonderd de verblijven van:
   1. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een Sp-dienst;
   2. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een A-, K- of T-dienst;
   3. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een G-dienst;
   4. de patiënten die in één van de eenheden voor de behandeling van zwaar verbranden verzorgd zijn en ofwel binnen MDC = 22 (brandwonden) vallen, ofwel binnen APR-DRG = 004 of 005 en waarvan de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk zijn aan 940, 941, 942, 943, 944, 945, 946, 947, 948 of 949 [3 (ICD9CM) of >= T20 en < = T32 (ICD10-CM)]3;
   5. de patiënten die behoren tot APR-DRG 950 (Extensieve procedure zonder verband met de hoofddiagnose) of APR-DRG 951 (Matige uitgebreide procedure zonder verband met de hoofddiagnose) of APR-DRG 952 (Niet-extensieve procedure zonder verband met de hoofddiagnose);
   6. de patiënten die behoren tot APR-DRG 955 (Hoofddiagnose niet geldig als ontslagdiagnose) of APR-DRG 956 (niet te groeperen verblijven);
   7. de patiënten die behoren tot de MDC 14 (kraambed, zwangerschap en bevalling) of MDC 15 (pasgeborenen);
   8. de beëindigde verblijven en de niet-beëindigde verblijven met een opnamedatum die meer dan 6 maanden voor het begin van de statistische periode valt. Dit zijn de langdurige verblijven;
   9. de foutieve verblijven.]2

  2. b. Berekening van het nationaal percentage intensieve zorgen dagen per diagnose-subgroep.
  Voor de berekening van het nationaal percentage IZ-dagen per diagnose-subgroep wordt gebruik gemaakt van de [2 MZG]2 van de drie laatst gekende registratiejaren.
  Per APR-DRGj en GRAAD VAN ERNSTi wordt het nationaal percentage intensieve zorgen dagen berekend aan de hand van de volgende formule :
  NPERCIZ.ji = Σ IZdagen/Σ FACdagen.
  waarbij :
  NPERCIZ.ji = het nationaal percentage intensieve zorgen dagen per APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i
  Σ IZdagen = de som van de ligduren op de dienst intensieve zorgen van alle weerhouden patiënten in APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i, waarbij enkel passages van meer dan 24 uur in rekening worden gebracht.
  Σ FACdagen = de som van de volledig te factureren ligdagen van alle weerhouden patiënten in APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i
  2. c. Toepassing van het nationaal percentage op de casemix van het individuele ziekenhuis.
  De case-mix van het individuele ziekenhuis wordt bepaald op basis van de MKG van het laatst gekende registratiejaar.
  Per verblijf x in APR-DRG.ji in ziekenhuis k wordt het nationaal percentage IZdagen toegepast om te komen tot een pathologiegewogen percentage IZdagen, en dit via de volgende formule :
  VPERCIZ.k = Σ (Mx * NPERCIZ.x.ji * FACdagen.x.ji)/Σ FACdagen.k.
  Waarbij :
  VPERCIZ.k = het pathologiegewogen ziekenhuispercentage van IZdagen.
  M.x = de multiplicator die toegepast wordt per verblijf x en die normaal als waarde 1 heeft.
  [1 Hij wordt 2 indien de patiënt in de dienst voor intensieve zorg verbleven heeft en opgenomen is via de dienst 100 of indien de patiënt in de dienst voor intensieve zorg verbleven heeft en overleden is.]1
  De maximumwaarde van de multiplicator is 2 per verblijf. Het is onmogelijk de twee bovenvermelde voorwaarden te cumuleren.
  NPERCIZ.x.ji = het nationaal percentage IZdagen voor verblijf x in APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i.
  FACdagen.x.ji = het aantal volledig te factureren ligdagen voor verblijf x in APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i in ziekenhuis k.
  Σ FACdagen.k = de som van de volledig te factureren ligdagen van alle weerhouden patiënten in het ziekenhuis k.
  
Art. N8. Annexe 8. Fixation de scores en vue de la répartition en déciles des hôpitaux pour les services agréés sous les index C, D et E, tel que fixé a l'article 46, § 2, 2°, c.3) 3e calcul.
  1. Objectif.
  Dans cette annexe, un score est déterminé sur base de l'enregistrement [2 RHM]2 en se référant sur les trois derniers exercices connus.
  2. Détermination du score sur la base de l'enregistrement [2 RHM]2.
  2.a [2 Champ d'application
   Pour calculer le score sur la base de l'enregistrement RHM, tous les séjours d'hospitalisation classique dans les hôpitaux généraux sont pris en considération, à l'exception des séjours:
   1. de patients qui, pour la moitié au moins de leur séjour hospitalier, ont séjourné dans un service Sp;
   2. de patients qui, pour la moitié au moins de leur séjour hospitalier, ont séjourné dans un service A, K ou T;
   3. de patients qui, pour la moitié au moins de leur séjour hospitalier, ont séjourné dans un service G;
   4. de patients qui sont soignés dans une des unités de traitement des grands brûlés et qui relèvent soit du MDC = 22 (brûlures), soit de l'APR-DRG = 004 ou 005 et dont les 3 premiers chiffres du diagnostic principal sont égaux à 940, 941, 942, 943, 944, 945, 946, 947, 948 ou 949 [3 (ICD9-CM) ou >= T20 et < = T32 (ICD10-CM) ]3;
   5. les patients qui relèvent des APR-DRG 950 (Procédure extensive sans relation avec le diagnostic principal) ou APR-DRG 951 (Procédure modérément étendue sans relation avec le diagnostic principal) ou APR-DRG 952 (Procédure non extensive sans relation avec le diagnostic principal)
   6. les patients qui relèvent des APR-DRG 955 (Diagnostic principal non valable comme diagnostic de sortie) ou APR-DRG 956 (séjours non groupables)
   7. de patients qui relèvent du MDC 14 (grossesse et accouchement) ou MDC 15 (nouveau-nés);
   8. les séjours terminés et les séjours non terminés, dont la date d'admission précède le début de la période statistique de plus de 6 mois. Ceux-ci constituent des séjours de longue durée ;
   9. les séjours fautifs.]2

  2.b Calcul du pourcentage national de journées de soins intensifs par sous- groupe de diagnostic.
  Pour le calcul du pourcentage national de journées de soins intensifs par sous-groupe de diagnostic, les données d'enregistrement du [2 RHM]2 des trois dernières années sont utilisées.
  Par APR-DRGj et par degré de sévérité.i, le pourcentage national de journées aux soins intensifs est calcule au moyen de la formule suivante :
  NPERCIZ.ji = Σ IZjournées/Σ FACjournées.
  où :
  NPERCIZ.ji = pourcentage national de journées aux soins intensifs par APR-DRGj et par degré de sévérité.i;
  Σ Izjournées = somme des durées de séjour dans un service de soins intensifs des patients retenus dans APR-DRGj et par degré de sévérité.i; où seuls les passages de plus de 24 heures sont pris en considération.
  Σ FACjournées = somme de l'ensemble des journées entièrement à facturer pour tous les patients retenus dans le APR-DRGj et par degré de sévérité.i.
  2.c Application du pourcentage national au case-mix de l'hôpital individuel
  Le case-mix de l'hôpital individuel est fixé sur base du [2 RHM]2 de la dernière année connue.
  Par séjour x dans APR-DRG.ji dans l'hôpital k, on applique le pourcentage national de journées de soins intensifs pour obtenir un pourcentage de journées de soins intensifs, pondéré par pathologie, au moyen de la formule suivante :
  VPERCIZ.k = Σ (M.x * NPERCIZ.x.ji * FACjournées.x.ji)/Σ FACjournées.k.
  où :
  VPERCIZ.k = le pourcentage hospitalier de journées de soins intensifs pondéré par pathologie.
  M.x = le multiplicateur appliqué par séjour x qui prend, normalement, la valeur de 1.
  [1 Il s'élève à 2 si le patient a séjourné dans le service de soins intensifs et a été admis via le service 100 ou si le patient a séjourné dans le service de soins intensifs et est décédé.]1
  La valeur maximum du multiplicateur est de 2 par séjour. Il est impossible de cumuler les deux conditions ci-dessus.
  NPERCIZ.x.ji = le pourcentage national de journées de soins intensifs pour un séjour x par APR-DRG.j et par DEGRE DE SEVERITE.i.
  FACjournées.x.ji = le nombre total de journees d'hospitalisation entièrement à facturer pour un séjour x par APR-DRG.j et par DEGRE DE SEVERITE.i dans un hôpital k.
  Σ FACjournées.k = la somme totale des journées d'hospitalisation entièrement à facturer de tous les patients retenus ayant séjourné à l'hôpital k.
  
Art. N9. Bijlage 9. Lijst van de tijden in minuten per nummer van nomenclatuur van de ziekte- en invaliditeitsverzekering
Art. N9. Annexe 9. Liste des temps en minutes par numéro de nomenclature de l`assurance maladie invalidité
Art. N10. Bijlage 10. - (De tussenkomst van de ziekteverzekering, geviseerd in artikel 75, § 1, d), is deze bettreffende de leveranciers van implantaten bedoeld in artikelen 28 en 35 van de ZIV nomenclatuur, uitgezonderd de volgende nummers : ) <KB 2006-05-12/30, art. 29, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  611774 - 611785
  612054 - 612065
  8351 - 612334 - 612345
  612813 - 612824
  612835 - 612846
  8371 - 612695 - 612706
  612850 - 612861 pour les prestations 229014 - 229025, 229051 - 229062, 229073 - 229084, 229213 - 229224, 229272 - 229283, 229316 - 229320, 229515 - 229526, 229530 - 229541, 229552 - 229563, 236014 - 236025, 236036 - 236040, 236051 - 236062, 237016 - 237020, 237031 - 237042, 237053 - 237064, 237075 - 237086, 237156 - 237160, 242292 - 242303, 242314 - 242325, 242336 - 242340, 242631 - 242642, 281551 - 281562, 281573 - 281584, 281654 - 281665, 281794 - 281805, 281971 - 281982, 282052 - 282063, 293436 - 293440, 318054 - 318065 et 318076 - 318080
  612872 - 612883
  612894 - 612905
  612732 - 612743
  613012 - 613023
  613034 - 613045
  613955 - 613966
  613970 - 613981
  613874 - 613885
  613896 - 613900
  613992 - 614003
  614036 - 614040
  614095 - 614106
Art. N10. Annexe 10. - (L'intervention de l'assurance maladie, visée à l'article 75, § 1er, d), est celle relative aux fournisseurs d'implants visée aux articles 25 et 35 de la nomenclature AMI hormis les numéros suivants : ) <AR 2006-05-12/30, art. 29, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  611774 - 611785
  612054 - 612065
  8351 - 612334 - 612345
  612813 - 612824
  612835 - 612846
  8371 - 612695 - 612706
  612850 - 612861 pour les prestations 229014 - 229025, 229051 - 229062, 229073 - 229084, 229213 - 229224, 229272 - 229283, 229316 - 229320, 229515 - 229526, 229530 - 229541, 229552 - 229563, 236014 - 236025, 236036 - 236040, 236051 - 236062, 237016 - 237020, 237031 - 237042, 237053 - 237064, 237075 - 237086, 237156 - 237160, 242292 - 242303, 242314 - 242325, 242336 - 242340, 242631 - 242642, 281551 - 281562, 281573 - 281584, 281654 - 281665, 281794 - 281805, 281971 - 281982, 282052 - 282063, 293436 - 293440, 318054 - 318065 et 318076 - 318080
  612872 - 612883
  612894 - 612905
  612732 - 612743
  613012 - 613023
  613034 - 613045
  613955 - 613966
  613970 - 613981
  613874 - 613885
  613896 - 613900
  613992 - 614003
  614036 - 614040
  614095 - 614106
Art. N11. Bijlage 11. - (Lijst van de prestaties (nomenclatuur RIZIV) bedoeld in artikel 75, § 1, e), van het koninklijk besluit van 25 april 2002.) <KB 2006-05-12/30, art. 30, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  1. ZWARE CHIRURGIE.
Art. N11. Annexe 11. - (Liste des prestations (codes nomenclature INAMI) visée à l'article 75, § 1er, e), de l'arrêté royal du 25 avril 2002.) <AR 2006-05-12/30, art. 30, 015; En vigueur : 01-01-2006>
  1. CHIRURGIE LOURDE.
230425242502227360246606260540281746285666289240289785
230521242524228045246665261122281783286322289284289940
230543242561228126246680261424281805286381289306290242
230602242605229121246783261601281864287265289321290264
231405242723229165246805261682281945287685289343290286
232164243040229246247122261704281960288400289365290964
241043243062229386247203261741282004288606289380291222
241404243106235082255323261783282026288746289402291605
241463243320235104255884261800282063288761289424293926
241485243784235126256782262021282623288783289446294125
241500244020235200257460281046283242288886289461311625
241566244042236106257902281083283360289026289586312605
241581244101237101257961281105283463289041289601312620
242045226962237123258403281120284163289063289660312642
242082226984239083258425281584284222289085289682312664
242141227146431185258440281643284642289100289704312701
242325227264431340258402281685284701289122289726312723
242340227323431382260184281680284760289144289741 
242443227345246223260422281702285040289203289763
230425242502227360246606260540281746285666289240289785230521242524228045246665261122281783286322289284289940230543242561228126246680261424281805286381289306290242230602242605229121246783261601281864287265289321290264231405242723229165246805261682281945287685289343290286232164243040229246247122261704281960288400289365290964241043243062229386247203261741282004288606289380291222241404243106235082255323261783282026288746289402291605241463243320235104255884261800282063288761289424293926241485243784235126256782262021282623288783289446294125241500244020235200257460281046283242288886289461311625241566244042236106257902281083283360289026289586312605241581244101237101257961281105283463289041289601312620242045226962237123258403281120284163289063289660312642242082226984239083258425281584284222289085289682312664242141227146431185258440281643284642289100289704312701242325227264431340258402281685284701289122289726312723242340227323431382260184281680284760289144289741242443227345246223260422281702285040289203289763
230425242502227360246606260540281746285666289240289785
230521242524228045246665261122281783286322289284289940
230543242561228126246680261424281805286381289306290242
230602242605229121246783261601281864287265289321290264
231405242723229165246805261682281945287685289343290286
232164243040229246247122261704281960288400289365290964
241043243062229386247203261741282004288606289380291222
241404243106235082255323261783282026288746289402291605
241463243320235104255884261800282063288761289424293926
241485243784235126256782262021282623288783289446294125
241500244020235200257460281046283242288886289461311625
241566244042236106257902281083283360289026289586312605
241581244101237101257961281105283463289041289601312620
242045226962237123258403281120284163289063289660312642
242082226984239083258425281584284222289085289682312664
242141227146431185258440281643284642289100289704312701
242325227264431340258402281685284701289122289726312723
242340227323431382260184281680284760289144289741 
242443227345246223260422281702285040289203289763
230425242502227360246606260540281746285666289240289785230521242524228045246665261122281783286322289284289940230543242561228126246680261424281805286381289306290242230602242605229121246783261601281864287265289321290264231405242723229165246805261682281945287685289343290286232164243040229246247122261704281960288400289365290964241043243062229386247203261741282004288606289380291222241404243106235082255323261783282026288746289402291605241463243320235104255884261800282063288761289424293926241485243784235126256782262021282623288783289446294125241500244020235200257460281046283242288886289461311625241566244042236106257902281083283360289026289586312605241581244101237101257961281105283463289041289601312620242045226962237123258403281120284163289063289660312642242082226984239083258425281584284222289085289682312664242141227146431185258440281643284642289100289704312701242325227264431340258402281685284701289122289726312723242340227323431382260184281680284760289144289741242443227345246223260422281702285040289203289763
  2. ZEER ZWARE CHIRURGIE.
  2. CHIRURGIE TRES LOURDE.
230440232540242745228023229224229423236062288326293440
230484241426243025228060229283229445237020288341318021
230506241441227205228185229305229526237042288363318043
231022242023227220229025229320229541237064288385318065
231044242303227242229040229342229563237086288422318080
231420242421227286229062229364236025260444288444318102
231442242620227301229084229401236040281982288525318124
232525232525      
230440232540242745228023229224229423236062288326293440230484241426243025228060229283229445237020288341318021230506241441227205228185229305229526237042288363318043231022242023227220229025229320229541237064288385318065231044242303227242229040229342229563237086288422318080231420242421227286229062229364236025260444288444318102231442242620227301229084229401236040281982288525318124232525232525
230440232540242745228023229224229423236062288326293440
230484241426243025228060229283229445237020288341318021
230506241441227205228185229305229526237042288363318043
231022242023227220229025229320229541237064288385318065
231044242303227242229040229342229563237086288422318080
231420242421227286229062229364236025260444288444318102
231442242620227301229084229401236040281982288525318124
232525232525      
230440232540242745228023229224229423236062288326293440230484241426243025228060229283229445237020288341318021230506241441227205228185229305229526237042288363318043231022242023227220229025229320229541237064288385318065231044242303227242229040229342229563237086288422318080231420242421227286229062229364236025260444288444318102231442242620227301229084229401236040281982288525318124232525232525
  3. REANIMATIE.
  3. REANIMATION.
211024211120211046211142212122212225212520212542213021
213043214023214045214126214222214244  
211024211120211046211142212122212225212520212542213021213043214023214045214126214222214244
211024211120211046211142212122212225212520212542213021
213043214023214045214126214222214244  
211024211120211046211142212122212225212520212542213021213043214023214045214126214222214244
  4. RADIOLOGIE.
  4. RADIOLOGIE.
453084453202453320453725454020454145459281451522458640
453106453224453342453740454042454160459303451765458662
453121453246453364453762454064454182459325451824458765
453143453261453386453784454086454204459340455685458905
433165453283453326453806454101454226450085457203 
453180453305453541453821454123459104451080458625
453084453202453320453725454020454145459281451522458640453106453224453342453740454042454160459303451765458662453121453246453364453762454064454182459325451824458765453143453261453386453784454086454204459340455685458905433165453283453326453806454101454226450085457203453180453305453541453821454123459104451080458625
453084453202453320453725454020454145459281451522458640
453106453224453342453740454042454160459303451765458662
453121453246453364453762454064454182459325451824458765
453143453261453386453784454086454204459340455685458905
433165453283453326453806454101454226450085457203 
453180453305453541453821454123459104451080458625
453084453202453320453725454020454145459281451522458640453106453224453342453740454042454160459303451765458662453121453246453364453762454064454182459325451824458765453143453261453386453784454086454204459340455685458905433165453283453326453806454101454226450085457203453180453305453541453821454123459104451080458625
  5. DRINGENDE VERSTREKKINGEN ANDERS DAN KLINISCHE BIOLOGIE.
  5. PRESTATIONS URGENTES AUTRES QUE BIOLOGIE CLINIQUE.
599524599546599561599583599605599620599642599664
599524599546599561599583599605599620599642599664
599524599546599561599583599605599620599642599664
599524599546599561599583599605599620599642599664
  6. DRINGENDE VERSTREKKINGEN KLINISCHE BIOLOGIE.
  6. PRESTATIONS URGENTES BIOLOGIE CLINIQUE.
599686599723599760599841599885599900599922599944
599966599701599745599826599863  
599686599723599760599841599885599900599922599944599966599701599745599826599863
599686599723599760599841599885599900599922599944
599966599701599745599826599863  
599686599723599760599841599885599900599922599944599966599701599745599826599863
Art. N12. [1 Bijlage 12. Voorwaarden voor de toekenning van de financieringen bedoeld in artikel 77.
   Bovenop de voorwaarden die in voorkomend geval te vervullen zijn conform aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 juni 2004 tot vaststelling van de voorwaarden om te worden aangewezen als universitair ziekenhuis, universitaire ziekenhuisdienst, universitaire ziekenhuisfunctie of universitair zorgprogramma, moeten de volgende voorwaarden eveneens vervuld worden door het ziekenhuis om te kunnen genieten van de financieringen bedoeld in artikel 77:
   1° het ziekenhuis dient te beschikken over stagediensten en stagemeesters die erkend zijn voor de volledige opleidingen in de medische hoofdspecialismen;
   2° alle medische honoraria centraal innen;
   3° per 3 erkende bedden ten minste één ziekenhuisgeneesheer, uitgedrukt in full-time equivalenten in dienst hebben.
   De bewijsstukken inzake de bedoelde voorwaarden moeten op diens vraag ter beschikking staan van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu [2 en oog de volgende elementen]2 :
   1° voor [2 voorwaarde 2]2: het door de beheerder en de voorzitter van de medische raad ondertekende attest waarin staat dat het ziekenhuis alle honoraria centraal int;
   2° een kopie van het geldelijk statuut van de artsen die in het ziekenhuis werkzaam zijn.]1

  
Art. N12. [1 Annexe 12. Conditions d'octroi des financements visés à l'article 77.
   Outre les conditions à remplir conformément aux dispositions de l'arrêté royal du 7 juin 2004 fixant les conditions de désignation en qualité d'hôpital universitaire, de service hospitalier universitaire, fonction hospitalière universitaire ou programme de soins hospitalier universitaire, le cas échéant, les conditions suivantes doivent également être remplies par l'hôpital pour pouvoir bénéficier des financements visés à l'article 77 :
   1° l'hôpital doit disposer de services de stages et de maîtres de stage agréés pour des formations complètes dans les principales spécialités médicales ;
   2° effectuer la perception centrale de tous les honoraires médicaux ;
   3° employer au minimum un médecin hospitalier, exprimé en équivalent temps plein, par 3 lits agréés.
   Les pièces justificatives des conditions reprises ci-dessus doivent être tenues à disposition du SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement à sa demande ainsi que les éléments suivants :
   1° pour la [2 condition 2]2 : l'attestation signée par le gestionnaire et le président du conseil médical mentionnant que tous les honoraires sont perçus de façon centrale par l'hôpital ;
   2° une copie du statut pécuniaire relatif aux médecins occupés dans l'hôpital.]1

  
Art. N14. <INGEVOEGD bij KB 2003-06-04/31, art. 20 en N3; Inwerkingtreding : 01-07-2003> Bijlage 14. Regels voor de berekening van de genormaliseerde waarde van de geneeskundige verstrekkingen.
  Begrippen en afkortingen :
  - Instituut : Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  - FOD : Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
  - [2 MZG-gegevens: De minimale ziekenhuisgegevens gekoppeld door de Technische Cel voor de verwerking van gegevens met betrekking tot de ziekenhuizen, opgericht binnen het Instituut en de FOD door de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen;]2
  - [1 APRdrg-classificatie: classificatie waarbij de patiënten gegroepeerd worden in diagnosegroepen zoals omschreven in de '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  - severity-niveau : onderverdeling van de APRdrg in 4 klassen volgens de ernst van de aandoening zoals omschreven in voornoemde handleiding;
  - casemix van een ziekenhuis : het aantal verblijven per APRdrg en severity-niveau, per jaar voor een ziekenhuis.
  1. Selectie van de verblijven :
  De voor de berekening in aanmerking genomen verblijven zijn de acute correcte gekoppelde klassieke verblijven.
  2. Vaststelling van de genormaliseerde waarden per bezet bed van de medische verstrekkingen per APRdrg
  De genormaliseerde waarden worden berekend op basis van de nationale [2 MZG]2-gegevens van het laatste bekende dienstjaar.
  Die berekening gebeurt als volgt.
  In eerste instantie worden de uitgaven voor de in artikel 46, § 3, c), 3e streepje bedoelde verstrekkingen geaggregeerd op het niveau van elk verblijf.
  Teneinde de genormaliseerde waarden te berekenen over een voldoende aantal verblijven, worden de volgende principes toegepast :
  indien de 4 severity-niveaus van een bepaalde APRdrg samen niet minstens 80 verblijven tellen, worden ze samengevoegd en het berekende relatieve gewicht geldt voor de 4 niveaus;
  indien de som van het aantal verblijven van niveau 1 en 2 niet minstens 40 verblijven oplevert, worden die twee niveaus samengevoegd en geldt het berekende relatieve gewicht voor de twee niveaus. Dezelfde regel is van toepassing voor niveaus 3 en 4;
  Indien een klasse niet minstens 10 verblijven telt, wordt ze bij haar buur gevoegd en geldt het berekende relatieve gewicht voor de twee klassen (ofwel 1 + 2, ofwel 3 + 4)
  Vervolgens worden de outliers geëlimineerd uit de in aanmerking genomen verblijven in elke groep. De outliers zijn de verblijven waarvoor de uitgaven hoger zijn dan Q3 + 2*(Q3 - Q1), waarbij Q1 en Q3 de respectieve waarden zijn van het eerste en het derde kwartiel van de distributie van de uitgaven. Voor de APRdrg's die werden gegroepeerd, is de in aanmerking genomen limiet voor de outliers de hoogste van de limieten van elk individueel berekend severity-niveau.
  [1 Ten slotte worden de genormaliseerde waarden per bezet bed zelf berekend met uitsluiting van de APR DRG's 955 ('Hoofddiagnose niet geldig als ontslagdiagnose') en 956 ('niet-groepeerbare verblijvend'). Deze genormaliseerde waarden zijn de uitgaven per verblijf voor bovenvermelde verstrekkingen gedeeld door het totale aantal verpleegdagen op het niveau van APR DRG en severity-niveau/of groep, na eliminatie van de outliers, zoals hierboven beschreven.]1
  [2 Voor de berekening van het BFM op 1 juli 2024, voor de vaststelling van de nationaal genormaliseerde waarden per bezet bed van de medische verstrekkingen per APR-DRG, moet de berekening worden gebaseerd op de meest recente bruikbare gekoppelde gegevens (2019) met de grouper die bij het betreffende jaar hoort.
   Vanaf het BFM van 1 juli 2025 moet voor de vaststelling van de nationaal genormaliseerde waarden per bezet bed van de medische verstrekkingen per APR-DRG worden gerekend met de N-3 gekoppelde gegevens, met de grouper in de versie zoals aangekondigd voor de MZG-registratie.]2

  3. Berekening van de genormaliseerde uitgaven per ziekenhuis.
  De genormaliseerde uitgaven per ziekenhuis worden berekend op basis van de genormaliseerde waarden zoals berekend in punt 2, en van het aantal dagen van de verblijven van de meeste recente casemix van het ziekenhuis.
  De berekening gebeurt als volgt.
  Standaardisatieprocédé
  De casemix van het ziekenhuis omvat alle verblijven van de acute diensten in de acute ziekenhuizen (behalve de verblijven van de APRdrg's 955 et 956).
  Per APRdrg en severity-niveau (of desgevallend groep) wordt het product gemaakt van het aantal in aanmerking genomen verpleegdagen van het ziekenhuis en de genormaliseerde waarde per APRdrg en severity-niveau (of groep).
  (Formule niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 16-06-2003, p. 32156).
  Waar :
  GU/h = de genormaliseerde uitgaven van ziekenhuis h
  Av/h.xy = het aantal in aanmerking genomen totale verpleegdagen van de verblijven van ziekenhuis h die behoren tot APRdrg x en severity-niveau/of groep y
  GW/xy = de genormaliseerde waarde per bezet bed van de medische verstrekkingen voor APRdrg x en severity-niveau /of groep y
  [2 Voor de berekening van het BFM op 1 juli 2024, worden voor de berekening van de genormaliseerde uitgaven per ziekenhuis de casemixen van ziekenhuizen voor 2019 gebruikt met de grouper die bij het betreffende jaar hoort.
   Vanaf het BFM van 1 juli 2025 wordt, voor de berekening van de genormaliseerde uitgaven per ziekenhuis, de case-mix van ziekenhuizen van hetzelfde referentiejaar, namelijk het jaar N-3, met dezelfde versie van de grouper als voor de berekening van punt 2 gebruikt.]2

  
Art. N14. Annexe 14. Règles pour le calcul de la valeur normalisée des prestations médicales.
  Notions et abréviations :
  - Institut : l'Institut national d'Assurance Maladie-Invalidité;
  - SPF : le Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement;
  - [2 Données RHM : le résumé hospitalier minimum couplé par la Cellule Technique pour le traitement des données relatives aux hôpitaux, créée au sein de l'Institut et le SPF par la loi du 29 avril 1996 portant des dispositions sociales;]2
  - [1 - classification APRdrg: classification regroupant les patients dans des groupes de diagnostics comme décrit dans '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' dans la version connue au moment du calcul;]1
  - niveau de sévérité : subdivision de l'APRdrg en 4 classes selon la sévérité de l'affection comme décrit dans le manuel précité;
  - case-mix d'un hôpital : le nombre de séjours par APRdrg et niveau de sévérité, par an pour un hôpital.
  (1.) Sélection des séjours : <AR 2004-06-07/32, art. 12, 008; En vigueur : 01-07-2004>
  Les séjours retenus pour le calcul sont les séjours classiques couplés corrects aigus.
  2. Détermination des valeurs normalisées nationales par lit occupé des prestations médicales par APRdrg.
  Le calcul des valeurs normalisées est exécuté sur base des données nationales [2 RHM]2 du dernier exercice connu.
  Ce calcul se passe comme suit.
  En première instance, les dépenses relatives aux prestations visées à l'article 46, § 3, c), 3e tiret sont agrégées au niveau de chaque séjour.
  Afin de calculer les valeurs normalisées sur un nombre suffisant de séjours, les principes suivants sont appliqués :
  si les 4 niveaux de sévérité d'un certain APRdrg ne totalisent pas ensemble au moins 80 séjours, ils sont regroupés et le poids relatif calculé est valable pour les 4 niveaux;
  si la somme du nombre des séjours de niveaux 1 et 2 n'atteint pas au moins 40 séjours, ces deux niveaux sont regroupés et le poids relatif calculé est valable pour les deux niveaux. La même règle s'applique pour les niveaux 3 et 4;
  si une classe n'atteint pas au moins 10 séjours, elle est groupée avec sa voisine et le poids relatif calculé est valable pour les deux classes (soit 1 + 2, ou 3 + 4)
  Ensuite, les outliers sont retirés des séjours retenus dans chaque groupe. Les outliers sont les séjours dont les dépenses sont supérieures à Q3 + 2*(Q3 - Q1), où Q1 et Q3 sont les valeurs respectives des premier et troisième quartiles de la distribution des dépenses. Pour les APRdrg qui ont fait l'objet de groupement, la limite retenue pour les outliers est la plus haute des limites de chaque niveau de séverité calculée individuellement.
  [1 Enfin, les valeurs normalisées nationales par lit occupé elles-mêmes sont calculés à l'exclusion des APR DRG 955 ('Diagnostic principal non valable comme diagnostic de sortie') et 956 ('séjours non groupables'). Ces valeurs normalisées sont les dépenses pour les prestations susmentionnées divisées par le nombre de journées totales au niveau de l'APR DRG et niveau de sévérité/ou groupe, après élimination des outliers, comme décrit précédemment.]1
  [2 Pour le calcul du BMF du 1er juillet 2024, pour la détermination des valeurs normalisées nationales par lit occupé des prestations médicales par APR-DRG, le calcul doit se faire sur base des dernières données couplées utilisables (2019) avec le grouper associé à l'année concernée.
   A partir du BMF du 1er juillet 2025 pour la détermination des valeurs normalisées nationales par lit occupé des prestations médicales par APR-DRG, le calcul doit se faire avec les données couplées N-3, avec le grouper dans la version telle qu'annoncée pour l'enregistrement RHM ".]2

  3. Calcul des dépenses normalisées par hôpital.
  Les dépenses normalisées par hôpital sont calculées sur base des valeurs normalisées nationales calculées au point 2, et du nombre de journées des séjours du casemix le plus récent de l'hôpital.
  Le calcul se passe comme suit.
  Procédé de standardisation
  Le casemix de l'hôpital comprend tous les séjours des services aigus dans les hôpitaux aigus (sauf les séjours des APRdrg 955 et 956).
  Par APRdrg et niveau de sévérité (ou groupe le cas échéant), on exécute le produit entre le nombre de journées des séjours retenus de l'hôpital et la valeur normalisée par APR-DRG et niveau de sévérité (ou groupe).
  (Formule non reprise pour motifs techniques. Voir M.B. 16-06-2003, p. 32156).
  où
  DN/h = les dépenses normalisées de l'hôpital h
  NJ/h..xy = le nombre de journées totales des séjours retenus de l'hôpital h appartenant à l'APRdrg x et niveau de sévérité/ou groupe y
  VN/xy = la valeur normalisée nationale par lit occupé des prestations médicales pour l'APRdrg x et niveau de sévérité / ou groupe y
  [2 Pour le calcul du BMF du 1er juillet 2024, pour le calcul des dépenses normalisées par hôpital, sont utilisés les case-mix des hôpitaux de 2019 avec le grouper associé à l'année concernée.
   A partir du BMF du 1er juillet 2025, pour le calcul des dépenses normalisées par hôpital, le case-mix des hôpitaux de la même année de référence, soit l'année N-3, avec la même version du grouper que pour le calcul du point 2 est utilisé.]2

  
Art. N15. <KB 2003-06-04/31, art. 20 en N4, Inwerkingtreding : 01-07-2003> - Bijlage 15. MODALITEITEN VOOR DE REGELING INZAKE MEDISCH GEASSISTEERDE VOORTPLANTING.
  Om de voor (artikel 74bis) geplande financiering te genieten, mogen de erkende zorgprogramma's Reproductieve geneeskunde B', per patiënt, slechts een beperkt aantal embryo's inplanten, en dit naargelang van de leeftijd van de vrouw en de rangorde van de cyclus : <KB 2007-06-19/33, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  indien leeftijd van de vrouw = 35 jaar : (Justel leest : indien leeftijd van de vrouw <= 35 jaar)
  bij de eerste poging (of cyclus) slechts 1 vers embryo inplanten;
  bij de tweede poging : 1 vers embryo inplanten of 2 verse embryo's indien onvoldoende kwaliteit van het embryo;
  bij de derde en volgende pogingen : maximum 2 verse embryo's inplanten
  Indien leeftijd van de vrouw > 35 en = 39 jaar : (Justel leest : Indien leeftijd van de vrouw > 35 en <= 39 jaar)
  eerste en tweede poging maximum 2 verse embryo's inplanten;
  derde en volgende pogingen : maximum drie verse embryo's inplanten.
  [1 Enkel in het geval waar de leeftijd van de vrouw zich situeert tussen haar 39e verjaardag en de dag voor haar 43e verjaardag, wordt er geen maximum gesteld voor het aantal verse embryo's dat kan worden teruggeplaatst. Tijdens de toepassingsperiode van het artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 21 van 14 mei 2020 houdende tijdelijke aanpassingen aan de vergoedingsvoorwaarden en administratieve regels in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging ten gevolge van de COVID-19 pandemie, wordt de leeftijd van de vrouw met 6 maanden verlengd, dat wil zeggen tot de vooravond van 43 jaar en 6 maanden van de patiënte.]1
  In afwijking van 1° en 2° mogen bij gebruik van ontdooide embryo's maximum 2 embryo's worden ingeplant.
  Bij combinatie van verse en ontdooide embryo's gelden de criteria zoals vastgelegd in 1° en 2°.
  
Art. N15. <AR 2003-06-04/31, art. 20 et N3; En vigueur : 01-07-2003> Annexe 15. MODALITES POUR LE REGLEMENT RELATIF A LA REPRODUCTION MEDICALEMENT ASSISTEE.
  Pour bénéficier du financement prévu à (l'article 74bis), les programmes de soins agréés Médecine de la reproduction B'ne peuvent, par patiente, qu'implanter un nombre limité d'embryons, cela en fonction de l'âge de la femme et de l'ordre du cycle : <AR 2007-06-19/33, art. 28, 017; En vigueur : 01-07-2007>
  si la femme a = 35 ans : (Justel comprend : si l'âge de la femme <= 35 ans)
  lors du premier essai (ou cycle) seulement implanter 1 embryon frais;
  lors du deuxième essai : implanter 1 embryon frais ou 2 embryons frais si la qualité de l'embryon est insuffisante;
  lors du troisième essai et lors des essais suivants : implanter 2 embryons frais au maximum.
  Si la femme a 35 ans et = 39 ans : (Justel comprend : si l'âge de la femme > 35 ans et <= 39 ans)
  lors du premier et du deuxième essai : implanter 2 embryons frais au maximum;
  lors du troisième essai et lors des essais suivants : implanter trois embryons frais au maximum.
  [1 Ce n'est que dans le cas où l'âge de la femme se situe entre le jour de son 39e anniversaire et la veille de son 43e anniversaire qu'on n'impose pas de maximum en ce qui concerne le nombre d'embryons frais qui peuvent être replacés. Pendant la période d'application de l'article 2 de l'arrêté royal n° 21 du 14 mai 2020 portant des adaptations temporaires aux conditions de remboursement et aux règles administratives en matière d'assurance obligatoire soins de santé suite à la pandémie Covid-19, l'âge maximum de la femme est prolongé de 6 mois, c'est-à-dire jusqu'à la veille des 43 ans et 6 mois de la patiente.]1
  Par dérogation aux 1° et 2°, 2 embryons au maximum peuvent être implantés lors de l'utilisation d'embryons décongelés.
  En cas de combinaison d'embryons frais et décongelés, les critères d'application sont ceux fixés aux 1° et 2°.
  
Art. N16. [1 Bijlage 16 - Lijst van de ziekenhuizen en de financieringsbedragen voor de forfaits bedoeld in artikel 47ter.
   § 1. Voor de periode van 1 januari tot 30 juni 2014.
Art. N16. [1 Annexe 16 - Liste des hôpitaux et montants du financement pour les forfaits visés à l'article 47ter.
   § 1er. Pour la période du 1er janvier au 30 juin 2014.
NAAM ZIEKENHUISSTADBUDGET
STEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €
CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €
CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €
RESEAU HOSPITALIER DE MEDECINE SOCIALEBAUDOUR131.039,72 €
ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,20 €
GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €
A. Z. SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €
SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €
A. Z. MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €
CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €
CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €
A. Z. SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €
A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €
LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €
C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €
CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €
A. Z. SINT-JANBRUGGE464.699,43 €
JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €
A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €
CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €
ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €
INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €
HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €
HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €
GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €
HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €
CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €
SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €
SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €
R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €
A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €
CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €
CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €
REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €
HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €
SINT-JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €
ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €
SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €
A. Z. SINT LUCASASSEBROEK148.850,61 €
U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €
CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €
LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €
CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €
I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €
CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €
CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €
A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €
STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €
A.Z. JAN PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €
A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €
CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €
JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €
CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €
CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €
CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €
CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €
KLINIK SINT-JOSEFST VITH44.645,08 €
CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €
A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €
C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €
A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €
A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €
SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €
A. Z. HEILIGE FAMILIEREET77.943,72 €
U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €
C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €
C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €
CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €
ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €
SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €
A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €
SINT-ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €
A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €
KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT-LUCBRUXELLES970.710,71 €
CLINIQUES UNIV DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES574.393,01 €
CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €
C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU109.828,25 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €
A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €
C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €
A. Z. SINT JOZEFMALLE126.056,71 €
CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €
A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €
A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €
KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €
BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €
A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €
A.Z. IMELDA ZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €
NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €
CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €
A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €
A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €
A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €
A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €
SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €
SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €
A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €
ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €
C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €
MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €
C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €
HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 €
NAAM ZIEKENHUISSTADBUDGETSTEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €RESEAU HOSPITALIER DE MEDECINE SOCIALEBAUDOUR131.039,72 €ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,20 €GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €A. Z. SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €A. Z. MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €A. Z. SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €A. Z. SINT-JANBRUGGE464.699,43 €JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €SINT-JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €A. Z. SINT LUCASASSEBROEK148.850,61 €U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €A.Z. JAN PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €KLINIK SINT-JOSEFST VITH44.645,08 €CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €A. Z. HEILIGE FAMILIEREET77.943,72 €U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €SINT-ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT-LUCBRUXELLES970.710,71 €CLINIQUES UNIV DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES574.393,01 €CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU109.828,25 €CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €A. Z. SINT JOZEFMALLE126.056,71 €CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €A.Z. IMELDA ZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 €
§ 2. Voor de periode van 1 juli tot 31 december 2014.
NOM DE L'HOPITALVILLEBUDGET
STEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €
CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €
CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €
RESEAU HOSPITALIER DE MEDECINE SOCIALEBAUDOUR131.039,72 €
ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,20 €
GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €
A. Z. SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €
SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €
A. Z. MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €
CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €
CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €
A. Z. SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €
A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €
LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €
C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €
CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €
A. Z. SINT-JANBRUGGE464.699,43 €
JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €
A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €
CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €
ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €
INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €
HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €
HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €
GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €
HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €
CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €
SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €
SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €
R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €
A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €
CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €
CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €
REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €
HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €
SINT-JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €
ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €
SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €
A. Z. SINT LUCASASSEBROEK148.850,61 €
U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €
CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €
LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €
CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €
I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €
CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €
CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €
A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €
STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €
A.Z. JAN PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €
A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €
CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €
JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €
CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €
CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €
CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €
CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €
KLINIK SINT-JOSEFST VITH44.645,08 €
CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €
A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €
C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €
A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €
A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €
SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €
A. Z. HEILIGE FAMILIEREET77.943,72 €
U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €
C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €
C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €
CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €
ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €
SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €
A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €
SINT-ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €
A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €
KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT-LUCBRUXELLES970.710,71 €
CLINIQUES UNIV DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES574.393,01 €
CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €
C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU109.828,25 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €
A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €
C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €
A. Z. SINT JOZEFMALLE126.056,71 €
CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €
A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €
A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €
KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €
BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €
A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €
A.Z. IMELDA ZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €
NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €
CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €
A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €
A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €
A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €
A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €
SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €
SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €
A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €
ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €
C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €
MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €
C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €
HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 €
NOM DE L'HOPITALVILLEBUDGETSTEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €RESEAU HOSPITALIER DE MEDECINE SOCIALEBAUDOUR131.039,72 €ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,20 €GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €A. Z. SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €A. Z. MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €A. Z. SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €A. Z. SINT-JANBRUGGE464.699,43 €JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €SINT-JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €A. Z. SINT LUCASASSEBROEK148.850,61 €U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €A.Z. JAN PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €KLINIK SINT-JOSEFST VITH44.645,08 €CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €A. Z. HEILIGE FAMILIEREET77.943,72 €U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €SINT-ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT-LUCBRUXELLES970.710,71 €CLINIQUES UNIV DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES574.393,01 €CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU109.828,25 €CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €A. Z. SINT JOZEFMALLE126.056,71 €CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €A.Z. IMELDA ZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 €
§ 2. Pour la période du 1er juillet au 31 décembre 2014.
NAAM ZIEKENHUISSTADBUDGET
STEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €
CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €
CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €
ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,27 €
GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €
SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €
CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €
CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €
A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €
LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €
C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €
CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-JANBRUGGE464.699,43 €
JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €
A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €
CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €
ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €
INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €
HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €
HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €
GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €
HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €
CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €
SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €
SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €
R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €
A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €
CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €
CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €
REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €
HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €
SINT JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €
ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €
SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €
A. Z. SINT-LUCASASSEBROEK148.850,61 €
U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €
CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €
LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €
CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €
I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €
CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €
CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €
A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €
STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €
A.Z. PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €
A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €
CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €
JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €
CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €
CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €
CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €
CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €
KLINIK ST JOSEFST VITH44.645,08 €
CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €
A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €
C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €
A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €
A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €
SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €
A. Z. HEILIGE FAMILIERUMST REET77.943,72 €
U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €
C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €
C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €
CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €
ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €
SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €
A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €
SINT ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €
A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €
KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT LUCBRUXELLES970.710,71 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRE DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES575.201,07 €
CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €
C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU240.867,97 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €
A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €
C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €
A. Z. SINT_JOZEFMALLE126.056,71 €
CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €
A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €
A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €
KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €
BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €
A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €
A.Z. IMELDAZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €
NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €
CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €
A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €
A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €
A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €
A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €
SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €
SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €
A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €
ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €
C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €
MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €
C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €
HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 € ''.
NAAM ZIEKENHUISSTADBUDGETSTEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,27 €GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €ALGEMEEN ZIEKENHUIS MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-JANBRUGGE464.699,43 €JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €SINT JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €A. Z. SINT-LUCASASSEBROEK148.850,61 €U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €A.Z. PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €KLINIK ST JOSEFST VITH44.645,08 €CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €A. Z. HEILIGE FAMILIERUMST REET77.943,72 €U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €SINT ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT LUCBRUXELLES970.710,71 €CLINIQUES UNIVERSITAIRE DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES575.201,07 €CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU240.867,97 €CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €A. Z. SINT_JOZEFMALLE126.056,71 €CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €A.Z. IMELDAZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 € ''.
]1
  
NOM DE L'HOPITALVILLEBUDGET
STEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €
CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €
CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €
ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,27 €
GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €
SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €
CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €
CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €
A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €
LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €
C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €
CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-JANBRUGGE464.699,43 €
JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €
A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €
CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €
ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €
INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €
HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €
HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €
GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €
HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €
CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €
SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €
SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €
R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €
A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €
CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €
CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €
REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €
HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €
SINT JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €
ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €
SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €
A. Z. SINT-LUCASASSEBROEK148.850,61 €
U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €
CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €
LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €
CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €
I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €
CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €
CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €
A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €
STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €
A.Z. PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €
A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €
CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €
JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €
CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €
CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €
CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €
CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €
KLINIK ST JOSEFST VITH44.645,08 €
CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €
A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €
C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €
A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €
A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €
SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €
A. Z. HEILIGE FAMILIERUMST REET77.943,72 €
U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €
C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €
C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €
CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €
ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €
SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €
A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €
SINT ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €
A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €
KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT LUCBRUXELLES970.710,71 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRE DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES575.201,07 €
CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €
C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU240.867,97 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €
A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €
C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €
A. Z. SINT_JOZEFMALLE126.056,71 €
CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €
A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €
A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €
KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €
BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €
A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €
A.Z. IMELDAZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €
NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €
CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €
A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €
A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €
A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €
A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €
SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €
SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €
A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €
ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €
C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €
MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €
C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €
HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 € ''.
NOM DE L'HOPITALVILLEBUDGETSTEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,27 €GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €ALGEMEEN ZIEKENHUIS MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-JANBRUGGE464.699,43 €JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €SINT JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €A. Z. SINT-LUCASASSEBROEK148.850,61 €U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €A.Z. PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €KLINIK ST JOSEFST VITH44.645,08 €CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €A. Z. HEILIGE FAMILIERUMST REET77.943,72 €U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €SINT ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT LUCBRUXELLES970.710,71 €CLINIQUES UNIVERSITAIRE DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES575.201,07 €CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU240.867,97 €CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €A. Z. SINT_JOZEFMALLE126.056,71 €CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €A.Z. IMELDAZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 € ''.
]1
  
Art. N17. <INGEVOEGD bij KB 2007-06-19/33, art. 29; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Bijlage 17 - [1 Definities van de verklarende variabelen en parameters m.b.t. het sociale profiel van het ziekenhuis en berekening van een sociale correctie-index.]1
  1. Gegevensbronnen :
  - de opnamen in de algemene ziekenhuizen verstrekt door de verzekeringsinstellingen;
  - de socio-economische gegevens van patiënten (leeftijd, handicap, alleenstaand, verhoogde tussenkomst, forfaits chronische ziekten) verstrekt door de verzekeringsinstellingen;
  - [1 ...]1
  1. Variabelen mbt het sociale profiel.
  1.1. Variabelen die afkomstig zijn van de verzekeringsinstellingen.
  leeftijd : aantal opnamen voor de patiënten van 75 jaar of ouder;
  rvv : aantal opnamen voor de patiënten die de sociale MAF genieten door hun hoedanigheid als RVV;
  ihand : aantal opnamen voor de patiënten die de sociale MAF genieten via de tegemoetkoming voor gehandicapten;
  alleenstaand : aantal opnamen voor alleenstaande patiënten, dwz waarvan het MAF-gezin slechts een persoon telt (zijzelf);
  forfait : aantal opnamen voor de patiënten die het forfait B en C verpleegkundige zorg of het forfait E kinesitherapie genieten.
  1.2. [1 ...]1
  1.3. Interacties tussen die variabelen.
  leeftijd*rvv : aantal opnamen voor de patiënten :
  - van 75 jaar of ouder en
  - die de sociale MAF genieten door hun hoedanigheid als RVV;
  ihand*alleenstaande : aantal opnamen voor de patiënten :
  - die de sociale MAF genieten via de tegemoetkoming voor gehandicapten en
  - die alleenstaand zijn;
  ihand*forfait : aantal opnamen voor de patiënten die :
  - de sociale MAF genieten via de tegemoetkoming voor gehandicapten en
  - die het forfait B en C verpleegkundige zorg of het forfait E kinesitherapie genieten;
  leeftijd*ihand : aantal opnamen voor de patiënten :
  - van 75 jaar of ouder en
  - die de sociale MAF genieten via de tegemoetkoming voor gehandicapten;
  leeftijd*alleenstaand : aantal opnamen voor de patiënten :
  - van 75 jaar of ouder en
  - die alleenstaand zijn;
  leeftijd*forfait : aantal opnamen voor de patiënten :
  - van 75 jaar of ouder en
  - die het forfait B en C verpleegkundige zorg of het forfait E kinesitherapie genieten;
  [1 ...]1
  2. Multigevarieerde daling van de ligduur rekening houdende met de sociale factoren voor het geheel van de sociale variabelen.
Art. N17. Annexe 17 - [1 Définitions des variables et paramètres explicatifs du profil social de l'hôpital et calcul d'un indice de correction sociale.]1
  1. Sources de données :
  - les admissions dans les hôpitaux généraux fournies par les organismes assureurs;
  - les données socio-économiques des patients (âge, handicap, isolé, intervention majorée, forfaits maladies chroniques) fournies par les organismes assureurs;
  - [1 ...]1
  1. Variables de profil social.
  1.1. Variables provenant des organismes assureurs.
  age : nombre d'admissions pour les patients âgés de 75 ans ou plus;
  bim : nombre d'admissions pour les patients bénéficiant du MaF social via leur qualité de BIM;
  ihand : nombre d'admissions pour les patients bénéficiant du MàF social via l'intervention pour personne handicapée;
  isolé : nombre d'admissions pour les patients isolés c'est-à-dire dont le ménage MàF ne comprend qu'une seule personne (eux-mêmes);
  forfait : nombre d'admissions pour les patients bénéficiant du forfait infirmier B ou du forfait infirmier C ou du forfait Kinésithérapeute E.
  1.2. [1 ...]1
  1.3. Interactions entre ces variables.
  age*bim : nombre d'admissions pour les patients :
  - âgés de 75 ans ou plus et
  - bénéficiant du MàF social via leur qualité de BIM;
  ihand*isole : nombre d'admissions pour les patients :
  - bénéficiant du MàF social via l'intervention pour personne handicapée et
  - isolés;
  ihand*forfait : nombre d'admissions pour les patients :
  - bénéficiant du MàF social via l'intervention pour personne handicapée et
  - bénéficiant du forfait infirmier B ou du forfait infirmier C ou du forfait Kinésithérapeute E;
  age*ihand : nombre d'admissions pour les patients :
  - âgés de 75 ans ou plus et
  - bénéficiant du MàF social via l'intervention pour personne handicapée;
  age*isolé : nombre d'admissions pour les patients :
  - âgés de 75 ans ou plus et
  - isolés;
  age*forfait : nombre d'admissions pour les patients :
  - âges de 75 ans ou plus et
  - bénéficiant du forfait infirmier B ou du forfait infirmier C ou du forfait Kinésithérapeute E;
  [1 ...]1
  2. Régression multivariée de la durée de séjour compte tenu des facteurs sociaux pour l'ensemble des variables sociales.
[1 VariabelenCoefficient
leeftijd0,1496
Rvv0,1883
ihand0,4566
alleenstaand0,2793
forfait0,6195
leeftijd*bim0,1278
ihand*alleenstaand0,4747
ihand*forfait- 0,2912
leeftijd*ihand0,9959
leeftijd*alleenstaand1,0208
leeftijd*forfait0,5661]1
(1)<KB 2012-12-17/17, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
[1 VariabelenCoefficientleeftijd0,1496Rvv0,1883ihand0,4566alleenstaand0,2793forfait0,6195leeftijd*bim0,1278ihand*alleenstaand0,4747ihand*forfait- 0,2912leeftijd*ihand0,9959leeftijd*alleenstaand1,0208leeftijd*forfait0,5661]1(1)<KB 2012-12-17/17, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
[1 VariablesCoefficient
âge0,1496
bim0,1883
ihand0,4566
isolé0,2793
forfait0,6195
âge*bim0,1278
ihand*isolé0,4747
ihand*forfait- 0,2912
âge*ihand0,9959
âge*isolé1,0208
âge*forfait0,5661]1
(1)<AR 2012-12-17/17, art. 6, 028; En vigueur : 01-07-2007>
[1 VariablesCoefficientâge0,1496bim0,1883ihand0,4566isolé0,2793forfait0,6195âge*bim0,1278ihand*isolé0,4747ihand*forfait- 0,2912âge*ihand0,9959âge*isolé1,0208âge*forfait0,5661]1(1)<AR 2012-12-17/17, art. 6, 028; En vigueur : 01-07-2007>
  [1 3. Berekening van een aantal verantwoorde ligdagen per ziekenhuis rekening houdende met een sociale correctie-index.
   Berekening van het aantal verantwoorde ligdagen in functie van de sociale-correctie-index.
   Een aantal verantwoorde dagen wordt berekend overeenkomstig de volgende formule :
   S x ∑ j Xj x 'beta'j / ∑ j Yj x 'beta'j
   waarbij :
   S = te verdelen bedrag;
   Xj = aantal opnamen van het ziekenhuis voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   Yj = aantal opnamen van het Rijk voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   'beta'j = geraamde parameter van de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17.
   Het aantal verantwoorde dagen in functie van de sociale correctie-index wordt verdeeld naar rato van de verantwoorde dagen, berekend volgens de methode gedefinieerd in bijlage 3, punt 3, voor de diensten gedefinieerd in bijlage 3, punten 3.2.1. tot 3.2.4.]1

  
  [1 3. Calcul d'un nombre de journées justifiées par hôpital compte tenu d'un indice de correction sociale.
   Calcul du nombre de journées justifiées en fonction de l'indice de correction sociale.
   Un nombre de journées justifiées est calculé selon la formule suivante :
   S x 'beta'j Xj x 'beta'j/∑ j Yj x 'beta'j
   où :
   S = montant à répartir;
   Xj = nombre d'admissions de l'hôpital pour la variable explicative j, telle que définie dans l'annexe 17;
   Yj = nombre d'admissions du Royaume pour la variable explicative j, telle que définie dans l'annexe 17;
   'beta'j = paramètre estimé de la variable explicative j, telle que définie dans l'annexe 17.
   Le nombre de journées justifiées en fonction de l'indice de correction sociale est réparti au prorata des journées justifiées calculées selon la méthode définie à l'annexe 3, point 3, pour les services définis à l'annexe 3, points 3.2.1. à 3.2.4.]1

  
Art. N18. [1 Bijlage 18 - Het bepalen van NRG's op basis van de VG-MZG]1
Art. N18. [1 Annexe 18 - Détermination des NRG sur base du DI-RHM.]1
  (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 13-09-2019, p. 86228)
  
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 13-09-2019, p. 86232)
-
  Gewijzigd door:
-
Art. N19. [1 Bijlage 19 - Geïntegreerd elektronisch patiëntendossier - Belgian Meaningful Use Criteria (BMUC)
   1 - BMUC Kernfunctionaliteiten
Art. N19. [1 Annexe 19 - Dossier patient informatisé intégré - Belgian Meaningful Use Criteria (BMUC)
   1 - BMUC Fonctionnalités de base
Nr. BMUC Kernfunctionaliteiten
1 Unieke patiëntidentificatie en -beschrijving
2 Probleemlijst
3 Allergie- en intolerantielijst
4 ePrescription
5 eMAR (Medication Administration Registration)
6 Electronische Ontslagbrief
7 Geïnformeerde toestemming van de patiënt
8 Wilsverklaringen van de patiënt
9 Automatische Communicatie met hub's
10 Interactie eHealth
11 Registreren van vitale parameters
12 Planningsmodule verpleegkundige zorg
13 Beheer van de afspraken
14 Elektronisch aanvraag medische beeldvorming
15 Elektronische Labo aanvragen
16 Medische resultatenserver
17 Registratie en delen van multidisciplinaire informatie
18 Beheer van een Interdisciplinaire behandelingsplan
19 Registratie van afzonderingen
20 Registratie waarnemingen over de patiënt
21 Resultaten van Extern uitgevoerde onderzoeken, door de instelling aangevraagd, integreren
Nr. BMUC Kernfunctionaliteiten 1 Unieke patiëntidentificatie en -beschrijving 2 Probleemlijst 3 Allergie- en intolerantielijst 4 ePrescription 5 eMAR (Medication Administration Registration) 6 Electronische Ontslagbrief 7 Geïnformeerde toestemming van de patiënt 8 Wilsverklaringen van de patiënt 9 Automatische Communicatie met hub's 10 Interactie eHealth 11 Registreren van vitale parameters 12 Planningsmodule verpleegkundige zorg 13 Beheer van de afspraken 14 Elektronisch aanvraag medische beeldvorming 15 Elektronische Labo aanvragen 16 Medische resultatenserver 17 Registratie en delen van multidisciplinaire informatie 18 Beheer van een Interdisciplinaire behandelingsplan 19 Registratie van afzonderingen 20 Registratie waarnemingen over de patiënt 21 Resultaten van Extern uitgevoerde onderzoeken, door de instelling aangevraagd, integreren
2 - BMUC Menu functionaliteiten
BMUC Fonctionnalités de base
1 Identification unique et description du patient
2 Liste des problèmes
3 Liste des allergies et intolérances
4 ePrescription de médicaments
5 eMAR (Medication Administration Registration)
6 Lettre de sortie électronique
7 Enregistrement du consentement éclairé du patient
8 Enregistrement des volontés thérapeutiques du patient
9 Communication automatisée avec les hub's
10 Interactions avec eHealth
11 Enregistrements des paramètres vitaux
12 Module de planning des soins infirmiers
13 Gestion des rendez-vous
14 Saisie électronique des demandes d'imagerie médicale
15 Saisie électronique des demandes de laboratoire
16 Serveur de résultats médicaux
17 Enregistrement et échange d'informations multidisciplinaires
18 Gestion du plan de traitement interdisciplinaire
19 Enregistrements des isolements
20 Enregistrement des observations au sujet du patient
21 Intégration des résultats des études qui sont demandés en interne, mais effectuées à l'extérieur
N° BMUC Fonctionnalités de base 1 Identification unique et description du patient 2 Liste des problèmes 3 Liste des allergies et intolérances 4 ePrescription de médicaments 5 eMAR (Medication Administration Registration) 6 Lettre de sortie électronique 7 Enregistrement du consentement éclairé du patient 8 Enregistrement des volontés thérapeutiques du patient 9 Communication automatisée avec les hub's 10 Interactions avec eHealth 11 Enregistrements des paramètres vitaux 12 Module de planning des soins infirmiers 13 Gestion des rendez-vous 14 Saisie électronique des demandes d'imagerie médicale 15 Saisie électronique des demandes de laboratoire 16 Serveur de résultats médicaux 17 Enregistrement et échange d'informations multidisciplinaires 18 Gestion du plan de traitement interdisciplinaire 19 Enregistrements des isolements 20 Enregistrement des observations au sujet du patient 21 Intégration des résultats des études qui sont demandés en interne, mais effectuées à l'extérieur
2 - BMUC Fonctionnalités menu
Nr BMUC Menu functionaliteiten Type *
1 Planning en ondersteuning van alle processen in het operatiekwartier AZ
2 Module Intensieve Zorgen AZ
3 Module spoedgevallenzorg AZ
4 Elektronisch voorschrijven, inclusief status-opvolging van chemotherapie AZ
5 BeQuint - Traceerbaarheid bloedproducten AZ
6 Maatregelen, andere dan afzonderingen, die de fysische vrijheid beperken PZ
7 Routinematige evaluatie van de toestand van patiënten met behulp van gestandaardiseerde instrumenten PZ
8 Elektronische (automatische) aanroep van beslissings-ondersteunde systemen AZ
9 Lokalisatie van de patiënt op een elektronische wijze AZ
10 Mobiele gezondheidstoepassingen en-diensten (integratie van telemonitoring-gegevens) AZ
11 Closed Loop Medication Administration AZ
12 BelRAI AZ
13 Elektronisch aanvraag medische adviezen AZ
14 Geneesmiddelen-interacties AZ
15 Mogelijkheid voor de patiënt om rechtstreeks gegevens, die een impact hebben op de behandeling tijdens de hospitalisatie, op elektronische wijze toe te voegen aan het elektronisch patiëntendossier PZ
16 Dokters van wacht buiten het ziekenhuis hebben toegang tot het EPD en kunnen medicatie voorschrijven PZ
17 Therapieplanning voor de patiënt PZ
18 Gescheiden registratie en (beveiligde) opslag van genetische gegevens AZ
Nr BMUC Menu functionaliteiten Type * 1 Planning en ondersteuning van alle processen in het operatiekwartier AZ 2 Module Intensieve Zorgen AZ 3 Module spoedgevallenzorg AZ 4 Elektronisch voorschrijven, inclusief status-opvolging van chemotherapie AZ 5 BeQuint - Traceerbaarheid bloedproducten AZ 6 Maatregelen, andere dan afzonderingen, die de fysische vrijheid beperken PZ 7 Routinematige evaluatie van de toestand van patiënten met behulp van gestandaardiseerde instrumenten PZ 8 Elektronische (automatische) aanroep van beslissings-ondersteunde systemen AZ 9 Lokalisatie van de patiënt op een elektronische wijze AZ 10 Mobiele gezondheidstoepassingen en-diensten (integratie van telemonitoring-gegevens) AZ 11 Closed Loop Medication Administration AZ 12 BelRAI AZ 13 Elektronisch aanvraag medische adviezen AZ 14 Geneesmiddelen-interacties AZ 15 Mogelijkheid voor de patiënt om rechtstreeks gegevens, die een impact hebben op de behandeling tijdens de hospitalisatie, op elektronische wijze toe te voegen aan het elektronisch patiëntendossier PZ 16 Dokters van wacht buiten het ziekenhuis hebben toegang tot het EPD en kunnen medicatie voorschrijven PZ 17 Therapieplanning voor de patiënt PZ 18 Gescheiden registratie en (beveiligde) opslag van genetische gegevens AZ
* AG: algemene ziekenhuizen/PZ: psychiatrische ziekenhuizen
   3 - Teller en Noemer Kernfunctionaliteiten
BMUC Fonctionnalités menu Type *
1 Planification et gestion des processus du quartier opératoire HG
2 Module soins intensifs HG
3 Module soins d'urgence HG
4 Prescription électronique et suivi de chimiothérapie HG
5 BeQuint - Traçabilité des produits sanguins HG
6 Mesures restreignant la liberté physique, autre que l'isolement HP
7 Evaluation régulière de l'état des patients en utilisant des instruments standardisés HP
8 Appel électronique (automatique) des systèmes d'aide à la décision clinique HG
9 Système de localisation électronique du patient HG
10 Des applications et services mobiles de santé (intégration de données de télésurveillance) HG
11 Closed Loop Medication Administration HG
12 BelRAI HG
13 Saisie électronique des demandes d'un avis médical HG
14 Interactions entre médicaments HG
15 Possibilité pour le patient d' ajouter directement des données au DPI qui ont un impact sur le traitement au cours de l'hospitalisation HP
16 Médecins de garde en dehors de l'hôpital peuvent accéder au dossier du patient et prescrire des médicaments HP
17 Planification de la thérapie du patient HP
18 Enregistrement et stockage séparés des données génétiques HG
N° BMUC Fonctionnalités menu Type * 1 Planification et gestion des processus du quartier opératoire HG 2 Module soins intensifs HG 3 Module soins d'urgence HG 4 Prescription électronique et suivi de chimiothérapie HG 5 BeQuint - Traçabilité des produits sanguins HG 6 Mesures restreignant la liberté physique, autre que l'isolement HP 7 Evaluation régulière de l'état des patients en utilisant des instruments standardisés HP 8 Appel électronique (automatique) des systèmes d'aide à la décision clinique HG 9 Système de localisation électronique du patient HG 10 Des applications et services mobiles de santé (intégration de données de télésurveillance) HG 11 Closed Loop Medication Administration HG 12 BelRAI HG 13 Saisie électronique des demandes d'un avis médical HG 14 Interactions entre médicaments HG 15 Possibilité pour le patient d' ajouter directement des données au DPI qui ont un impact sur le traitement au cours de l'hospitalisation HP 16 Médecins de garde en dehors de l'hôpital peuvent accéder au dossier du patient et prescrire des médicaments HP 17 Planification de la thérapie du patient HP 18 Enregistrement et stockage séparés des données génétiques HG
* HG: hôpitaux généraux/HP: hôpitaux psychiatriques
   3 - Fonctionnalités de base - Numérateur et Dénominateur
Nr. Kernfunctionaliteiten Teller Noemer
1 Unieke patiëntidentificatie en -beschrijving Het aantal unieke patiënten in de noemer dat de vermelde demografische informatie beschikbaar heeft plus het aantal unieke patiënten waarvoor een tijdelijk patiënt-ID is aangemaakt en geen identiteitsbepaling beschikbaar was in de EPD-rapportageperiode van de noemer Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie, daghospitalisaties of spoedopnames tijdens de referentieperiode
2 Lijst van problemen Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode met ten minste één nieuwe diagnose, of een bevestigde diagnose, of een tijdelijke diagnose, of een gerealiseerde behandeling of een gerealiseerde diagnostische procedure die werd gevalideerd door een zorgverstrekker Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode
3 Lijst van allergieën en intoleranties Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode met een lijst die ten minste één allergie of intolerantie bevat of met expliciete vermelding dat er geen allergie werd gedetecteerd noch gedeclareerd Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode
4 Elektronisch voorschrijven van geneesmiddelen Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode waarvoor minstens 1 gestructureerd elektronisch voorschrift voor opnamemedicatie in EPD ingegeven is Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minstens één voorschrift
5 Elektronisch register van de toegediende geneesmiddelen Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode waarvoor minstens één gestructureerd elektronisch voorschrift voor opnamemedicatie in EPD en gestructureerde elektronische registratie van de toediening geregistreerd is in het EPD Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode waarvoor minstens één gestructureerd elektronisch voorschrift voor opnamemedicatie in EPD
6 Elektronische ontslagbrief Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode met een elektronisch ontslagbrief, zoals beschreven in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende bepaling van de algemene minimumvoorwaarden waarvan het medisch dossier, bedoeld in artikel 15 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, moet voldoen, die binnen de 30 dagen geregistreerd werd in het EPD en gevalideerd door een arts. Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode.
7 Registratie van geïnformeerde toestemming van de patiënt Aantal elektronisch geregistreerde verkregen toestemmingen voor behandelingen die een geïnformeerde toestemming vereisen, of een expliciete melding van de afwezigheid ervan Totaal aantal behandelingen waarvoor een geïnformeerde toestemming vereist is, volgens het beleid van het ziekenhuis tijdens de referentieperiode
8 Registratie van de therapeutische wilsverklaring van de patiënt Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode met een geregistreerde therapiebeperking in het EPD (positief of negatief) die raadpleegbaar is voor de zorgverleners Aantal patiënten die volgens het beleid van het ziekenhuis of van de overheid een registratie van de therapiebeperking heeft tijdens de referentieperiode
9 Geautomatiseerde communicatie met HUB's Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode voor wie minstens één document uit onderstaande lijst tijdens hun opnameperiode of maximaal 30 dagen na ontslag beschikbaar is in de e-Health-diensten tijdens de referentieperiode.
   Lijst van documenten (type):
   - Rapporten die verband houden met activiteiten na een elektronisch voorschrift (Medication scheme (element), Pharmaceutical prescription );
   - Ontslagbrieven (Discharge letter);
   - Verwijsbrieven (Referral letter)
   - Operatieverslagen (Report);
   - Anesthesieverslag (Report);
   - Consultverslagen (Contact report);
   - Verslagen van de medisch-technische onderzoeken (Procedure result);
   - Verslagen van de medische beeldvorming zoals radiologie en nucleaire geneeskunde (Procedure result);
   - Resultaten van het laboratorium (Laboratory result);
   - Medische administratieve attesten;
Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode en die hun geïnformeerde toestemming hebben gegeven voor het delen van hun gezondheidsgegevens
10 Interactie met e-Health Aantal diensten "in gebruik" en met een gebruiksgraad die aanvaard is door de gezondheidsoverheden, onder andere:
   - Hoofdstuk IV (MyCareNet)
   - ConsultRN
   - eHealthbox
   - Mediprima
   - Multi-emediatt specialisten
   - Trusted Timestamping
   - Healthdata (HD4DP), elk register één jaar na implementatie van dit register via een systeem2systeem koppeling
   - Getekende COT-verklaring
   - IMC-protocol dat moet worden uitgevoerd wanneer patiënten toegang krijgen tot hun gegevens
   - Gestructureerde ontslagbrief
   - Implementatie van de officiële metadata voor het delen van documenten
   - Ontvangst van laboratoriumresultaten in FHIR-structuur en LOINC-gecodeerd
Totaal aantal diensten toepasbaar op een bepaald ziekenhuis
11 Elektronische registratie van vitale parameters Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronische en gestructureerde registratie van ten minste één vitale parameter in het EPD Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode
12 Module voor verpleegkundige zorgplanning Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode waarvoor de module voor verpleegkundige zorgplanning, zoals beschreven in het koninklijk besluit van 28 december 2006 houdende bepaling van de algemene minimumvoorwaarden waaraan het verpleegkundig dossier, bedoeld in artikel 17quater van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, moet voldoen, werd gebruikt Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode
13 Elektronisch beheer van de afspraken Aantal unieke poliklinische patiënten waarvoor een afspraak elektronisch werd ingepland via het elektronisch afspraakbeheersysteem Aantal gefactureerde consultaties
14 Elektronisch invoeren van aanvragen, inclusief status- en resultaat-opvolging van onderzoeken voor medische beeldvorming Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronisch ingevoerde aanvraag voor medische beeldvorming, gevalideerd door een arts en volgens de structuurnormen van het RIZIV, en elektronisch verstuurd naar de beeldvorming Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een uitgevoerd medisch beeldvormingsonderzoek
15 Elektronisch invoeren van aanvragen, inclusief status- en resultaat-opvolging van onderzoeken voor medische laboratoria Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronisch ingevoerde aanvraag voor medische labo onderzoeken, gevalideerd door een arts en volgens de structuurnormen van het RIZIV, en elektronisch verstuurd naar de beeldvorming Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een uitgevoerd medisch laboratorium onderzoek
16 Medische resultaten server Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minimum 2 verschillende types van documenten uit onderstaande lijst die tijdens hun opnameperiode of maximaal 30 dagen na ontslag zijn geproduceerd en consulteerbaar zijn via de resultatenviewer. Lijst van type documenten:
   - Rapporten die verband houden met activiteiten na een elektronisch voorschrift (Medication scheme (element), Pharmaceutical prescription );
   - Ontslagbrieven (Discharge letter);
   - Verwijsbrieven (Referral letter)
   - Operatieverslagen (Report);
   - Anesthesieverslag (Report);
   - Consultverslagen (Contact report);
   - Verslagen van de medisch-technische onderzoeken (Procedure result);
   - Verslagen van de medische beeldvorming zoals radiologie en nucleaire geneeskunde (Procedure result);
   - Resultaten van het laboratorium (Laboratory result);
   - Medisch administratieve attesten
Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode
17 Multidisciplinaire elektronische registratie en uitwisseling van informatie Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minstens twee multidisciplinaire (drie voor de psychiatrische ziekenhuizen) gegevens ingevoerd in het EPD Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode
18 Elektronisch beheren in het EPD van een interdisciplinaire behandelingsplan en van de taken van elke discipline binnen het EPD Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minstens één gerapporteerd interdisciplinair behandelingsplan in het EPD Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode
19 Elektronische registratie en opvolging van patiënten die afgezonderd worden Aantal isolaties tijdens de referentieperiode geregistreerd in het EPD Totaal aantal isolaties tijdens de referentieperiode
20 Elektronische registratie van observaties over de patiënt Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie met minstens één registratie van een observatie in het EPD tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode
21 Elektronische integratie van de resultaten of onderzoeken die intern worden aangevraagd, maar extern uitgevoerd Aantal resultaten die extern werden aangevraagd tijdens de referentieperiode en in het EPD gekoppeld werden aan het correcte patiëntendossier Totaal aantal patiënten met een intern aangevraagd maar extern uitgevoerd onderzoek tijdens de referentieperiode
Nr. Kernfunctionaliteiten Teller Noemer 1 Unieke patiëntidentificatie en -beschrijving Het aantal unieke patiënten in de noemer dat de vermelde demografische informatie beschikbaar heeft plus het aantal unieke patiënten waarvoor een tijdelijk patiënt-ID is aangemaakt en geen identiteitsbepaling beschikbaar was in de EPD-rapportageperiode van de noemer Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie, daghospitalisaties of spoedopnames tijdens de referentieperiode 2 Lijst van problemen Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode met ten minste één nieuwe diagnose, of een bevestigde diagnose, of een tijdelijke diagnose, of een gerealiseerde behandeling of een gerealiseerde diagnostische procedure die werd gevalideerd door een zorgverstrekker Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode 3 Lijst van allergieën en intoleranties Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode met een lijst die ten minste één allergie of intolerantie bevat of met expliciete vermelding dat er geen allergie werd gedetecteerd noch gedeclareerd Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode 4 Elektronisch voorschrijven van geneesmiddelen Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode waarvoor minstens 1 gestructureerd elektronisch voorschrift voor opnamemedicatie in EPD ingegeven is Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minstens één voorschrift 5 Elektronisch register van de toegediende geneesmiddelen Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode waarvoor minstens één gestructureerd elektronisch voorschrift voor opnamemedicatie in EPD en gestructureerde elektronische registratie van de toediening geregistreerd is in het EPD Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode waarvoor minstens één gestructureerd elektronisch voorschrift voor opnamemedicatie in EPD 6 Elektronische ontslagbrief Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode met een elektronisch ontslagbrief, zoals beschreven in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende bepaling van de algemene minimumvoorwaarden waarvan het medisch dossier, bedoeld in artikel 15 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, moet voldoen, die binnen de 30 dagen geregistreerd werd in het EPD en gevalideerd door een arts. Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode. 7 Registratie van geïnformeerde toestemming van de patiënt Aantal elektronisch geregistreerde verkregen toestemmingen voor behandelingen die een geïnformeerde toestemming vereisen, of een expliciete melding van de afwezigheid ervan Totaal aantal behandelingen waarvoor een geïnformeerde toestemming vereist is, volgens het beleid van het ziekenhuis tijdens de referentieperiode 8 Registratie van de therapeutische wilsverklaring van de patiënt Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties tijdens de referentieperiode met een geregistreerde therapiebeperking in het EPD (positief of negatief) die raadpleegbaar is voor de zorgverleners Aantal patiënten die volgens het beleid van het ziekenhuis of van de overheid een registratie van de therapiebeperking heeft tijdens de referentieperiode 9 Geautomatiseerde communicatie met HUB's Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode voor wie minstens één document uit onderstaande lijst tijdens hun opnameperiode of maximaal 30 dagen na ontslag beschikbaar is in de e-Health-diensten tijdens de referentieperiode.
   Lijst van documenten (type):
   - Rapporten die verband houden met activiteiten na een elektronisch voorschrift (Medication scheme (element), Pharmaceutical prescription );
   - Ontslagbrieven (Discharge letter);
   - Verwijsbrieven (Referral letter)
   - Operatieverslagen (Report);
   - Anesthesieverslag (Report);
   - Consultverslagen (Contact report);
   - Verslagen van de medisch-technische onderzoeken (Procedure result);
   - Verslagen van de medische beeldvorming zoals radiologie en nucleaire geneeskunde (Procedure result);
   - Resultaten van het laboratorium (Laboratory result);
   - Medische administratieve attesten; Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode en die hun geïnformeerde toestemming hebben gegeven voor het delen van hun gezondheidsgegevens 10 Interactie met e-Health Aantal diensten "in gebruik" en met een gebruiksgraad die aanvaard is door de gezondheidsoverheden, onder andere:
   - Hoofdstuk IV (MyCareNet)
   - ConsultRN
   - eHealthbox
   - Mediprima
   - Multi-emediatt specialisten
   - Trusted Timestamping
   - Healthdata (HD4DP), elk register één jaar na implementatie van dit register via een systeem2systeem koppeling
   - Getekende COT-verklaring
   - IMC-protocol dat moet worden uitgevoerd wanneer patiënten toegang krijgen tot hun gegevens
   - Gestructureerde ontslagbrief
   - Implementatie van de officiële metadata voor het delen van documenten
   - Ontvangst van laboratoriumresultaten in FHIR-structuur en LOINC-gecodeerd Totaal aantal diensten toepasbaar op een bepaald ziekenhuis 11 Elektronische registratie van vitale parameters Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronische en gestructureerde registratie van ten minste één vitale parameter in het EPD Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode 12 Module voor verpleegkundige zorgplanning Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode waarvoor de module voor verpleegkundige zorgplanning, zoals beschreven in het koninklijk besluit van 28 december 2006 houdende bepaling van de algemene minimumvoorwaarden waaraan het verpleegkundig dossier, bedoeld in artikel 17quater van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, moet voldoen, werd gebruikt Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode 13 Elektronisch beheer van de afspraken Aantal unieke poliklinische patiënten waarvoor een afspraak elektronisch werd ingepland via het elektronisch afspraakbeheersysteem Aantal gefactureerde consultaties 14 Elektronisch invoeren van aanvragen, inclusief status- en resultaat-opvolging van onderzoeken voor medische beeldvorming Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronisch ingevoerde aanvraag voor medische beeldvorming, gevalideerd door een arts en volgens de structuurnormen van het RIZIV, en elektronisch verstuurd naar de beeldvorming Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een uitgevoerd medisch beeldvormingsonderzoek 15 Elektronisch invoeren van aanvragen, inclusief status- en resultaat-opvolging van onderzoeken voor medische laboratoria Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronisch ingevoerde aanvraag voor medische labo onderzoeken, gevalideerd door een arts en volgens de structuurnormen van het RIZIV, en elektronisch verstuurd naar de beeldvorming Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een uitgevoerd medisch laboratorium onderzoek 16 Medische resultaten server Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minimum 2 verschillende types van documenten uit onderstaande lijst die tijdens hun opnameperiode of maximaal 30 dagen na ontslag zijn geproduceerd en consulteerbaar zijn via de resultatenviewer. Lijst van type documenten:
   - Rapporten die verband houden met activiteiten na een elektronisch voorschrift (Medication scheme (element), Pharmaceutical prescription );
   - Ontslagbrieven (Discharge letter);
   - Verwijsbrieven (Referral letter)
   - Operatieverslagen (Report);
   - Anesthesieverslag (Report);
   - Consultverslagen (Contact report);
   - Verslagen van de medisch-technische onderzoeken (Procedure result);
   - Verslagen van de medische beeldvorming zoals radiologie en nucleaire geneeskunde (Procedure result);
   - Resultaten van het laboratorium (Laboratory result);
   - Medisch administratieve attesten Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode 17 Multidisciplinaire elektronische registratie en uitwisseling van informatie Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minstens twee multidisciplinaire (drie voor de psychiatrische ziekenhuizen) gegevens ingevoerd in het EPD Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode 18 Elektronisch beheren in het EPD van een interdisciplinaire behandelingsplan en van de taken van elke discipline binnen het EPD Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minstens één gerapporteerd interdisciplinair behandelingsplan in het EPD Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode 19 Elektronische registratie en opvolging van patiënten die afgezonderd worden Aantal isolaties tijdens de referentieperiode geregistreerd in het EPD Totaal aantal isolaties tijdens de referentieperiode 20 Elektronische registratie van observaties over de patiënt Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie met minstens één registratie van een observatie in het EPD tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode 21 Elektronische integratie van de resultaten of onderzoeken die intern worden aangevraagd, maar extern uitgevoerd Aantal resultaten die extern werden aangevraagd tijdens de referentieperiode en in het EPD gekoppeld werden aan het correcte patiëntendossier Totaal aantal patiënten met een intern aangevraagd maar extern uitgevoerd onderzoek tijdens de referentieperiode
4 - Teller en Noemer Menu functionaliteiten
   Een effectief en voldoende gebruik van een menu functionaliteit moet gemeten worden aan de hand van verschillende indicatoren. Alle sub-indicatoren die worden aangeduid met een a, b, c of d moeten gerespecteerd worden, om het effectieve en voldoende gebruik van de menu-functionaliteit aan te tonen.
Fonctionnalités de base Numérateur Dénominateur
1 Identification unique et description du patient Le nombre de patients uniques dans le dénominateur qui disposent des informations démographiques indiquées, plus le nombre de patients uniques pour lesquels un identifiant de patient temporaire a été créé et pour lesquels aucune identification n'était disponible au cours de la période de référence Nombre total de patients uniques sortis d'une hospitalisation, d'une hospitalisation de jour ou d'une admission aux urgences au cours de la période de référence
2 Liste des problèmes Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins un nouveau diagnostic ou un diagnostic confirmé ou un diagnostic temporaire ou un traitement réalisé ou une procédure de diagnostic réalisée, validé(e) par un prestataire de soins Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
3 Liste des allergies et intolérances Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec une liste qui contient au moins une allergie ou intolérance, ou avec mention explicite qu'aucune allergie n'a été détectée ni déclarée Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
4 ePrescription de médicaments Nombre de patients uniques sortis d'une hospitalisation au cours de la période de référence pour lequel au moins une prescription électronique de médicament pendant l'admission a été enregistrée via le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins une prescription de médicament d'admission
5 Registre électronique des médicaments administrés Nombre de patients uniques sortis d'une hospitalisation au cours de la période de référence pour lequel au moins une prescription électronique de médicament pendant l'admission a été enregistrée via le DPI et un enregistrement électronique des administrations de médication via le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins une prescription d'un médicament à l'admission
6 Lettre de sortie électronique Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec une lettre de sortie, telle que décrite dans l'arrêté royal du 3 mai 1999 déterminant les conditions générales minimales auxquelles le dossier médical, visé à l'article 15 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, doit répondre, qui a été enregistrée dans le DPI et validée par un médecin dans les 30 jours après la sortie Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
7 Enregistrement du consentement éclairé du patient Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec un consentement éclairé enregistré électroniquement dans le DPI pour un traitement nécessitant un consentement éclairé ou indiquant l'absence de consentement Nombre total de traitements nécessitant un consentement éclairé, selon la politique de l'hôpital pendant la période de référence
8 Enregistrement des volontés thérapeutiques du patient Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec une déclaration anticipée de volonté relative au traitement (positive ou négative) enregistrée électroniquement dans le DPI, référencée et accessible aux prestataires de soins qui prennent en charge le patient Nombre de patients qui ont enregistré une limitation thérapeutique conformément à la politique de l'hôpital ou du gouvernement au cours de la période de référence
9 Communication automatisée avec les hub's Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec minimum deux types différents de documents de la liste ci-dessous, produits au cours de la période de référence et qui sont consultables via le serveur de résultats.
   Liste de documents (types) :
   - Rapports liés aux activités postérieures à une prescription électronique (Medication scheme (element), Pharmaceutical prescription );
   - Lettres de sortie (Discharge letter);
   - Lettres de transfert (Referral letter);
   - Rapports des opérations (Report);
   - Rapport d'anesthésie (Report);
   - Rapports de consultations (Contact report);
   - Rapports des examens médico-techniques (Procedure result);
   - Rapports d'imagerie médicale telle que radiologie et médecine nucléaire (Procedure result);
   - Résultats de laboratoire (Laboratory result);
   - Attestations médico-administratives
Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence et qui ont donné leur consentement éclairé au partage de leurs données de santé
10 Interactions avec eHealth Nombre de services " utilisés " et avec un taux d'utilisation accepté par les autorités dans la domaine eSanté, notamment :
   - Chapitre IV (MyCareNet)
   - ConsultRN
   - eHealthbox
   - Mediprima
   - Mult-emediatt spécialistes
   - Trusted timestamping
   - Healthdata (HD4DP), chaque registre an après la mise en oeuvre de ce registre par une connection de system2system
   - Déclaration COT signé
   - Protocole CIM à exécuter sur accès patient à ses données
   - Lettre de sortie structurée
   - Implémenter les metadata officielles pour le partage des données
   - Réception résultats labo en structure FHIR et codés LOINC
Nombre total de services applicables à un hôpital spécifique
11 Enregistrements des paramètres vitaux Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec un enregistrement électronique et structuré d'au moins un paramètre vital dans le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
12 Module de planning des soins infirmiers Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence pour lesquels le module de planification des soins infirmiers, tel que décrit dans l'arrêté royal du 28 décembre 2006 déterminant les conditions générales minimales auxquelles répond le dossier infirmier, visé à l'article 17quater de la loi hospitalière, est coordonné le 7 août 1987, doit être conforme, a été utilisé Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
13 Gestion des rendez-vous Nombre de patients polyclinique au cours de la période de référence pour lesquels les rendez-vous ont été gérés par le système électronique de gestion des rendez-vous Nombre de consultations facturées
14 Saisie électronique des demandes, y compris le suivi de l'état et des résultats des examens d'imagerie médicale Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence, pour lesquels les demandes d'imagerie médicale sont électroniquement enregistrées ou validées par un médecin, structurées selon les règles de l'INAMI et envoyées électroniquement vers le service d'imagerie médicale Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence pour lesquels un examen d'imagerie médicale a été effectué.
15 Saisie électronique des demandes, y compris le suivi du statut et des résultats des examens pour les laboratoires médicaux Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence, pour lesquels les demandes de laboratoire sont électroniquement enregistrées ou validées par un médecin, structurées selon les règles de l'INAMI et envoyées électroniquement au laboratoire Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence pour lesquels il y a eu un examen de laboratoire
16 Serveur de résultats médicaux Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec minimum deux types différents de documents de la liste ci-dessous, produits au cours de la période de référence et qui sont consultables via le serveur de résultats.
   Liste de types de documents :
   - Rapports liés aux activités postérieures à une prescription électronique (Medication scheme (element), Pharmaceutical prescription );
   - Lettres de sortie (Discharge letter);
   - Lettres de transfert (Referral letter);
   - Rapports des opérations (Report);
   - Rapport d'anesthésie (Report);
   - Rapports de consultations (Contact report);
   - Rapports des examens médico-techniques (Procedure result);
   - Rapports d'imagerie médicale telle que radiologie et médecine nucléaire (Procedure result);
   - Résultats de laboratoire (Laboratory result);
   - Attestations médico-administratives
Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
17 Enregistrement et échange d'informations multidisciplinaires Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins deux informations multidisciplinaires (trois pour les hôpitaux psychiatriques) introduites dans le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
18 Gestion du plan de traitement multidisciplinaire par le DPI et des tâches de chaque discipline Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins un plan de traitement interdisciplinaire rapporté dans le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
19 Enregistrements des isolements et suivi des patients isolés Nombre d'isolements enregistrés dans le DPI durant la période de référence Nombre total d'isolements au cours de la période de référence
20 Enregistrement des observations au sujet du patient Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins un enregistrement d'une observation Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
21 Intégration des résultats des examens externes demandés par l'institution Nombre de résultats d'examens demandés en externe au cours de la période de référence et liés dans le DPI au bon dossier patient Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence ayant eu une demande d'examen en externe
N° Fonctionnalités de base Numérateur Dénominateur 1 Identification unique et description du patient Le nombre de patients uniques dans le dénominateur qui disposent des informations démographiques indiquées, plus le nombre de patients uniques pour lesquels un identifiant de patient temporaire a été créé et pour lesquels aucune identification n'était disponible au cours de la période de référence Nombre total de patients uniques sortis d'une hospitalisation, d'une hospitalisation de jour ou d'une admission aux urgences au cours de la période de référence 2 Liste des problèmes Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins un nouveau diagnostic ou un diagnostic confirmé ou un diagnostic temporaire ou un traitement réalisé ou une procédure de diagnostic réalisée, validé(e) par un prestataire de soins Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 3 Liste des allergies et intolérances Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec une liste qui contient au moins une allergie ou intolérance, ou avec mention explicite qu'aucune allergie n'a été détectée ni déclarée Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 4 ePrescription de médicaments Nombre de patients uniques sortis d'une hospitalisation au cours de la période de référence pour lequel au moins une prescription électronique de médicament pendant l'admission a été enregistrée via le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins une prescription de médicament d'admission 5 Registre électronique des médicaments administrés Nombre de patients uniques sortis d'une hospitalisation au cours de la période de référence pour lequel au moins une prescription électronique de médicament pendant l'admission a été enregistrée via le DPI et un enregistrement électronique des administrations de médication via le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins une prescription d'un médicament à l'admission 6 Lettre de sortie électronique Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec une lettre de sortie, telle que décrite dans l'arrêté royal du 3 mai 1999 déterminant les conditions générales minimales auxquelles le dossier médical, visé à l'article 15 de la loi sur les hôpitaux, coordonnée le 7 août 1987, doit répondre, qui a été enregistrée dans le DPI et validée par un médecin dans les 30 jours après la sortie Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 7 Enregistrement du consentement éclairé du patient Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec un consentement éclairé enregistré électroniquement dans le DPI pour un traitement nécessitant un consentement éclairé ou indiquant l'absence de consentement Nombre total de traitements nécessitant un consentement éclairé, selon la politique de l'hôpital pendant la période de référence 8 Enregistrement des volontés thérapeutiques du patient Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec une déclaration anticipée de volonté relative au traitement (positive ou négative) enregistrée électroniquement dans le DPI, référencée et accessible aux prestataires de soins qui prennent en charge le patient Nombre de patients qui ont enregistré une limitation thérapeutique conformément à la politique de l'hôpital ou du gouvernement au cours de la période de référence 9 Communication automatisée avec les hub's Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec minimum deux types différents de documents de la liste ci-dessous, produits au cours de la période de référence et qui sont consultables via le serveur de résultats.
   Liste de documents (types) :
   - Rapports liés aux activités postérieures à une prescription électronique (Medication scheme (element), Pharmaceutical prescription );
   - Lettres de sortie (Discharge letter);
   - Lettres de transfert (Referral letter);
   - Rapports des opérations (Report);
   - Rapport d'anesthésie (Report);
   - Rapports de consultations (Contact report);
   - Rapports des examens médico-techniques (Procedure result);
   - Rapports d'imagerie médicale telle que radiologie et médecine nucléaire (Procedure result);
   - Résultats de laboratoire (Laboratory result);
   - Attestations médico-administratives Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence et qui ont donné leur consentement éclairé au partage de leurs données de santé 10 Interactions avec eHealth Nombre de services " utilisés " et avec un taux d'utilisation accepté par les autorités dans la domaine eSanté, notamment :
   - Chapitre IV (MyCareNet)
   - ConsultRN
   - eHealthbox
   - Mediprima
   - Mult-emediatt spécialistes
   - Trusted timestamping
   - Healthdata (HD4DP), chaque registre an après la mise en oeuvre de ce registre par une connection de system2system
   - Déclaration COT signé
   - Protocole CIM à exécuter sur accès patient à ses données
   - Lettre de sortie structurée
   - Implémenter les metadata officielles pour le partage des données
   - Réception résultats labo en structure FHIR et codés LOINC Nombre total de services applicables à un hôpital spécifique 11 Enregistrements des paramètres vitaux Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec un enregistrement électronique et structuré d'au moins un paramètre vital dans le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 12 Module de planning des soins infirmiers Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence pour lesquels le module de planification des soins infirmiers, tel que décrit dans l'arrêté royal du 28 décembre 2006 déterminant les conditions générales minimales auxquelles répond le dossier infirmier, visé à l'article 17quater de la loi hospitalière, est coordonné le 7 août 1987, doit être conforme, a été utilisé Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 13 Gestion des rendez-vous Nombre de patients polyclinique au cours de la période de référence pour lesquels les rendez-vous ont été gérés par le système électronique de gestion des rendez-vous Nombre de consultations facturées 14 Saisie électronique des demandes, y compris le suivi de l'état et des résultats des examens d'imagerie médicale Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence, pour lesquels les demandes d'imagerie médicale sont électroniquement enregistrées ou validées par un médecin, structurées selon les règles de l'INAMI et envoyées électroniquement vers le service d'imagerie médicale Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence pour lesquels un examen d'imagerie médicale a été effectué.15 Saisie électronique des demandes, y compris le suivi du statut et des résultats des examens pour les laboratoires médicaux Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence, pour lesquels les demandes de laboratoire sont électroniquement enregistrées ou validées par un médecin, structurées selon les règles de l'INAMI et envoyées électroniquement au laboratoire Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence pour lesquels il y a eu un examen de laboratoire 16 Serveur de résultats médicaux Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec minimum deux types différents de documents de la liste ci-dessous, produits au cours de la période de référence et qui sont consultables via le serveur de résultats.
   Liste de types de documents :
   - Rapports liés aux activités postérieures à une prescription électronique (Medication scheme (element), Pharmaceutical prescription );
   - Lettres de sortie (Discharge letter);
   - Lettres de transfert (Referral letter);
   - Rapports des opérations (Report);
   - Rapport d'anesthésie (Report);
   - Rapports de consultations (Contact report);
   - Rapports des examens médico-techniques (Procedure result);
   - Rapports d'imagerie médicale telle que radiologie et médecine nucléaire (Procedure result);
   - Résultats de laboratoire (Laboratory result);
   - Attestations médico-administratives Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 17 Enregistrement et échange d'informations multidisciplinaires Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins deux informations multidisciplinaires (trois pour les hôpitaux psychiatriques) introduites dans le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 18 Gestion du plan de traitement multidisciplinaire par le DPI et des tâches de chaque discipline Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins un plan de traitement interdisciplinaire rapporté dans le DPI Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 19 Enregistrements des isolements et suivi des patients isolés Nombre d'isolements enregistrés dans le DPI durant la période de référence Nombre total d'isolements au cours de la période de référence 20 Enregistrement des observations au sujet du patient Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins un enregistrement d'une observation Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 21 Intégration des résultats des examens externes demandés par l'institution Nombre de résultats d'examens demandés en externe au cours de la période de référence et liés dans le DPI au bon dossier patient Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence ayant eu une demande d'examen en externe
4 - Fonctionnalités menu - Numérateur et Dénominateur
   L'utilisation efficace et suffisante d'une fonctionnalité de menu est mesurée par divers indicateurs. Tous les sous-indicateurs marqués d'un a, b, c ou d doivent être respectés pour démontrer l'utilisation efficace et suffisante de la fonctionnalité du menu.
Nr. Menu functionaliteiten Ref. Teller Noemer
1 Planning en ondersteuning van alle processen in het operatiekwartier a. Aantal electieve chirurgische ingrepen elektronische geplande via het EPD tijdens de referentieperiode Aantal electieve chirurgische ingrepen tijdens de referentieperiode
  b. Aantal chirurgische ingrepen waarvoor een WHO Surgical Safety checklist werd ingevuld tijdens de interventie tijdens de referentieperiode Aantal chirurgische ingrepen tijdens de referentieperiode
  
2 Module Intensieve Zorgen a. Aantal patiënten dat op de intensive care-unit (s) verbleef waarvan de opvolging werd uitgevoerd via de module van intensieve zorgen en waarvoor de verzamelde gegevens door deze module beschikbaar zijn voor de geautoriseerde zorgverstrekkers tijdens de referentieperiode Aantal patiënten dat op de intensive care-unit(s) heeft verbleven tijdens de referentieperiode
3 Module spoedgevallenzorg a. Aantal van deze patiënten waarvan een aantal elementen van het spoeddossier zoals verwacht werden ingevuld (bv. Manchesterscore, registratie van de klacht of aanleiding tot spoedbezoek, vitale functies, etc. Aantal patiënten op spoed tijdens de referentieperiode
4 Elektronisch voorschrijven, inclusief status-opvolging van chemotherapie a. Aantal unieke patiënten met een chemotherapie waarvan de voorschriften voor chemotherapie elektronisch werden voorgeschreven of gevalideerd door een arts Aantal unieke patiënten met een chemotherapie behandeling tijdens de referentieperiode
5 BeQuint - Traceerbaarheid bloedproducten a. Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode Aantal toegediende bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode
  b. Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten met specificatie van het subtype tijdens de referentieperiode Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode
  
  c. Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten met specificatie van de indicatie, tijdens de referentieperiode Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode
  
  d. Aantal transfusies en teruggestuurde bloedcomponenten met een elektronisch tracering van de componenten/verpakking, tijdens de referentieperiode Aantal toegediende bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode
  
6 Maatregelen, andere dan afzondering, die de fysische vrijheid beperken a. Aantal patiënten met een in het EPD elektronisch geregistreerde actie die genomen werd, andere dan afzondering, om de fysische vrijheid van de patiënt te beperken tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met beperking van de fysische vrijheid andere dan afzondering
7 Periodieke evaluaties aan de hand van gestandaardiseerde hulpmiddelen voor het evalueren van de klinische effecten van behandelingen, of het nu gaat om medicijnen of cognitieve gedragstherapieën a. Aantal ontslagen patiënten tijdens de referentieperiode met een periodieke evaluatie in het kader van diagnostiek en/of evolutie van pathologie en/of behandeling van de toestand van patiënten met behulp van gestandaardiseerde instrumenten Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode
8 Therapieplanning voor de patiënt a. Aantal patiënten met een planning van de therapieën die via de geïntegreerde therapieplanningsmodule zowel voor de patiënt als de zorgverstrekker toegankelijk is tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode
9 Gescheiden registratie en (beveiligde) opslag van genetische gegevens a. Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie waarvoor genetische informatie als gestructureerde gegevens aanwezig is tijdens de referentieperiode Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties waarvoor een genetische analyse werd uitgevoerd tijdens de referentieperiode
10 Functionele lokalisatie van de patiënt op een elektronische en automatische wijze ondersteund a. Patiënten van wie de realtime patiëntlocatie binnen een ziekenhuis beschikbaar was tijdens de referentieperiode Aantal unieke patiënten die tijdens de referentieperiode uit het ziekenhuis zijn ontslagen en toestemming hebben gegeven voor lokalisatie
11 Mobiele gezondheidstoepassingen en-diensten (integratie van telemonitoring-gegevens) a. Aantal patiënten met thuismonitoring waarvan de klinische waarden zoals vitale parameters, als discrete patiëntgegevens worden geregistreerd in het EPD tijdens de referentieperiode Aantal patiënten met thuismonitoring tijdens de referentieperiode
12 Closed Loop Medication Administration a. Aantal unieke patiënten ontslagen uit ziekenhuisopnames met ten minste één voorschrift tijdens de referentieperiode waarvoor een closed-loop-medicatie controle (juiste patiënt, juiste tijd, juiste medicijn, juiste dosis en juiste route) werd toegepast middels een elektronische registratie Totaal aantal unieke patiënten die tijdens de referentieperiode uit het ziekenhuis zijn ontslagen met ten minste één voorschrift
13 BelRAI a. Aantal BelRAI evaluaties (per type vragenlijst, datum) Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie van een dienst met index G, SP-of psychiatrische dienst
14 Elektronisch invoeren van aanvragen, inclusief status- en resultaat-opvolging van adviezen a. Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronische aanvraag voor medisch advies. Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een facturatie voor een medisch advies.
15 Geneesmiddelen-interacties a. Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronisch voorschrift waarvoor een automatische interactieanalyse werd uitgevoerd Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minstens één elektronisch voorschrift
16 Mogelijkheid voor de patiënt om rechtstreeks gegevens, die een impact hebben op de behandeling tijdens de hospitalisatie, op elektronische wijze toe te voegen aan het elektronisch patiëntendossier a. Aantal patiënten die zelf geregistreerde gegevens delen met het zorgteam tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode
17 Dokters verbonden aan het ziekenhuis en van wacht buiten het ziekenhuis hebben toegang tot het EPD en kunnen medicatie voorschrijven a. Aantal patiënten ontslagen uit hospitalisatie met een voorschrift dat elektronisch werd voorgeschreven of gevalideerd door een arts van wacht tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie met een voorschrift en behandeld door een arts van wacht tijdens de referentieperiode
18 Elektronische (automatische) aanroep van ondersteunde systemen voor klinische beslissingen a. Aantal prompts inzake beslissingsondersteuning bij medicatievoorschriften tijdens de referentieperiode Aantal medicatievoorschriften tijdens de referentieperiode
Nr. Menu functionaliteiten Ref. Teller Noemer 1 Planning en ondersteuning van alle processen in het operatiekwartier a. Aantal electieve chirurgische ingrepen elektronische geplande via het EPD tijdens de referentieperiode Aantal electieve chirurgische ingrepen tijdens de referentieperiode b. Aantal chirurgische ingrepen waarvoor een WHO Surgical Safety checklist werd ingevuld tijdens de interventie tijdens de referentieperiode Aantal chirurgische ingrepen tijdens de referentieperiode
2 Module Intensieve Zorgen a. Aantal patiënten dat op de intensive care-unit (s) verbleef waarvan de opvolging werd uitgevoerd via de module van intensieve zorgen en waarvoor de verzamelde gegevens door deze module beschikbaar zijn voor de geautoriseerde zorgverstrekkers tijdens de referentieperiode Aantal patiënten dat op de intensive care-unit(s) heeft verbleven tijdens de referentieperiode 3 Module spoedgevallenzorg a. Aantal van deze patiënten waarvan een aantal elementen van het spoeddossier zoals verwacht werden ingevuld (bv. Manchesterscore, registratie van de klacht of aanleiding tot spoedbezoek, vitale functies, etc. Aantal patiënten op spoed tijdens de referentieperiode 4 Elektronisch voorschrijven, inclusief status-opvolging van chemotherapie a. Aantal unieke patiënten met een chemotherapie waarvan de voorschriften voor chemotherapie elektronisch werden voorgeschreven of gevalideerd door een arts Aantal unieke patiënten met een chemotherapie behandeling tijdens de referentieperiode 5 BeQuint - Traceerbaarheid bloedproducten a. Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode Aantal toegediende bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode b. Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten met specificatie van het subtype tijdens de referentieperiode Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode
c. Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten met specificatie van de indicatie, tijdens de referentieperiode Aantal elektronisch voorgeschreven bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode
d. Aantal transfusies en teruggestuurde bloedcomponenten met een elektronisch tracering van de componenten/verpakking, tijdens de referentieperiode Aantal toegediende bloedcomponenten, tijdens de referentieperiode
6 Maatregelen, andere dan afzondering, die de fysische vrijheid beperken a. Aantal patiënten met een in het EPD elektronisch geregistreerde actie die genomen werd, andere dan afzondering, om de fysische vrijheid van de patiënt te beperken tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met beperking van de fysische vrijheid andere dan afzondering 7 Periodieke evaluaties aan de hand van gestandaardiseerde hulpmiddelen voor het evalueren van de klinische effecten van behandelingen, of het nu gaat om medicijnen of cognitieve gedragstherapieën a. Aantal ontslagen patiënten tijdens de referentieperiode met een periodieke evaluatie in het kader van diagnostiek en/of evolutie van pathologie en/of behandeling van de toestand van patiënten met behulp van gestandaardiseerde instrumenten Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode 8 Therapieplanning voor de patiënt a. Aantal patiënten met een planning van de therapieën die via de geïntegreerde therapieplanningsmodule zowel voor de patiënt als de zorgverstrekker toegankelijk is tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode 9 Gescheiden registratie en (beveiligde) opslag van genetische gegevens a. Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie waarvoor genetische informatie als gestructureerde gegevens aanwezig is tijdens de referentieperiode Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisaties waarvoor een genetische analyse werd uitgevoerd tijdens de referentieperiode 10 Functionele lokalisatie van de patiënt op een elektronische en automatische wijze ondersteund a. Patiënten van wie de realtime patiëntlocatie binnen een ziekenhuis beschikbaar was tijdens de referentieperiode Aantal unieke patiënten die tijdens de referentieperiode uit het ziekenhuis zijn ontslagen en toestemming hebben gegeven voor lokalisatie 11 Mobiele gezondheidstoepassingen en-diensten (integratie van telemonitoring-gegevens) a. Aantal patiënten met thuismonitoring waarvan de klinische waarden zoals vitale parameters, als discrete patiëntgegevens worden geregistreerd in het EPD tijdens de referentieperiode Aantal patiënten met thuismonitoring tijdens de referentieperiode 12 Closed Loop Medication Administration a. Aantal unieke patiënten ontslagen uit ziekenhuisopnames met ten minste één voorschrift tijdens de referentieperiode waarvoor een closed-loop-medicatie controle (juiste patiënt, juiste tijd, juiste medicijn, juiste dosis en juiste route) werd toegepast middels een elektronische registratie Totaal aantal unieke patiënten die tijdens de referentieperiode uit het ziekenhuis zijn ontslagen met ten minste één voorschrift 13 BelRAI a. Aantal BelRAI evaluaties (per type vragenlijst, datum) Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie van een dienst met index G, SP-of psychiatrische dienst 14 Elektronisch invoeren van aanvragen, inclusief status- en resultaat-opvolging van adviezen a. Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronische aanvraag voor medisch advies. Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een facturatie voor een medisch advies. 15 Geneesmiddelen-interacties a. Aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met een elektronisch voorschrift waarvoor een automatische interactieanalyse werd uitgevoerd Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode met minstens één elektronisch voorschrift 16 Mogelijkheid voor de patiënt om rechtstreeks gegevens, die een impact hebben op de behandeling tijdens de hospitalisatie, op elektronische wijze toe te voegen aan het elektronisch patiëntendossier a. Aantal patiënten die zelf geregistreerde gegevens delen met het zorgteam tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie tijdens de referentieperiode 17 Dokters verbonden aan het ziekenhuis en van wacht buiten het ziekenhuis hebben toegang tot het EPD en kunnen medicatie voorschrijven a. Aantal patiënten ontslagen uit hospitalisatie met een voorschrift dat elektronisch werd voorgeschreven of gevalideerd door een arts van wacht tijdens de referentieperiode Totaal aantal unieke patiënten ontslagen uit hospitalisatie met een voorschrift en behandeld door een arts van wacht tijdens de referentieperiode 18 Elektronische (automatische) aanroep van ondersteunde systemen voor klinische beslissingen a. Aantal prompts inzake beslissingsondersteuning bij medicatievoorschriften tijdens de referentieperiode Aantal medicatievoorschriften tijdens de referentieperiode
5 - Percentages kernfunctionaliteiten
Fonctionnalités menu Sous-n° Fonctionnalités de base Numérateur
1 Planification et suivi du processus du quartier opératoire a. Nombre d'interventions chirurgicales électives planifiées avec le DPI au cours de la période de référence Nombre d'interventions chirurgicales électives au cours de la période de référence
  b. Nombre d'interventions chirurgicales pour lesquelles une checklist OMS Surgical Safety a été remplie pendant l'intervention au cours de la période de référence Nombre d'interventions chirurgicales au cours de la période de référence
  
2 Module soins intensifs a. Nombre de patients ayant séjourné au sein du (des) service(s) de Soins Intensifs dont le suivi a été effectué via l'application/ le module dédié(e) et dont les données récoltées par cet application sont disponibles pour les prestataires autorisés au cours de la période de référence Nombre de patients ayant séjourné au seins du (des) service(s) de Soins Intensifs au cours de la période de référence
3 Module soins d'urgence a. Nombre de ces patients pour lesquels un certain nombre d'éléments du dossier d'urgence ont été complétés comme prévu (ex : score de Manchester, enregistrement de la plainte médicale, fonctions vitales, etc. Nombre de patients au service des urgences au cours de la période de référence
4 Prescription électronique et suivi de chimiothérapie a. Nombre de patients du dénominateur dont la prescription de chimiothérapie a été effectuée de manière électronique par un médecin Nombre de patients uniques traités par chimiothérapie au cours de la période de référence
5 BeQuint - Traçabilité des produits sanguins a. Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement au cours de la période de référence Nombre de composants sanguins administrés au cours de la période de référence
  b. Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement avec indication du sous-type au cours de la période de référence Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement au cours de la période de référence
  
  c. Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement avec indication de l'indication au cours de la période de référence Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement au cours de la période de référence
  
  d. Nombre de transfusions et de composants sanguins retournés avec traçage électronique du sang au cours de la période de référence Nombre de composants sanguins administrés au cours de la période de référence
  
6 Mesures restreignant la liberté physique, autre que l'isolement a. Nombre de patients avec une mesure limitant la liberté physique, autres que l'isolement, enregistrée électroniquement dans le DPI au cours de la période de référence Nombre total de patients uniques au cours de la période de référence avec des mesures limitant la liberté physique autres que l'isolement
7 Evaluations périodiques utilisant des outils standardisés pour évaluer les effets cliniques des traitements, qu'il s'agisse de médicaments ou de thérapies cognitivo-comportementales a. Nombre de patients sortis au cours de la période de référence avec une évaluation périodique dans le cadre du diagnostic et/ou de l'évolution de la pathologie et/ou du traitement de l'état des patients à l'aide d'instruments standardisés Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence
8 Planning de thérapie a. Nombre de patients avec une thérapie planifiée via le module de planification de thérapie intégrée accessible au patient et aux thérapeutes Nombre total de patients uniques sortis en hospitalisation au cours de la période de référence
9 Enregistrement et stockage séparés (protégés) des données génétiques a. Nombre de patients sortis de l'hôpital pour lesquels des informations génétiques sont présentes sous forme de données structurées au cours de la période de référence Nombre de patients sortis de l'hôpital au cours de la période de référence et pour lesquels une analyse génétique a été effectuée
10 Localisation fonctionnelle du patient assistée électroniquement et automatiquement a. Patients dont la localisation en temps réel au sein d'un hôpital était disponible au cours de la période de référence Nombre de patients uniques sortis de l'hôpital au cours de la période de référence qui ont consenti à la localisation
11 Des applications et services mobiles de santé (intégration de données de télésurveillance) a. Nombre de patients bénéficiant d'une surveillance à domicile dont les valeurs cliniques, telles que les paramètres vitaux, sont enregistrées en tant que données patient discrètes dans le DPI au cours de la période de référence Nombre de patients avec une surveillance à domicile au cours de la période de référence
12 Closed Loop Medication Administration a. Nombre total de patients uniques sortis de l'hôpital pour lesquels une `closed loop medication' (circuit fermé : bon patient, bon moment, bon médicament, bonne dose, bonne voie) est mise en place avec un enregistrement électronique des informations Nombre total de patients uniques sortis de l'hôpital avec au moins une prescription au cours de la période de référence
13 BelRAI a. Nombre d'évaluations BelRAI (par type de questionnaire, date) Nombre total de patients uniques sortis d'une hospitalisation d'un service avec indice G, Sp ou service psychiatrique
14 Saisie électronique des demandes d'un avis médical et suivi de l'état d'avancement a. Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec une demande électronique d'avis médical Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec un avis médical facturé
15 Interactions entre médicaments a. Nombre de patients uniques hospitalisés au cours de la période de référence avec une prescription électronique pour lesquels une analyse automatique des interactions a été réalisée. Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins une prescription électronique
16 Possibilité pour le patient d'ajouter directement électroniquement dans le dossier électronique du patient les données ayant un impact sur le traitement lors de l'hospitalisation a. Nombre de patients qui partagent des données auto-enregistrées avec l'équipe de soins au cours de la période de référence Nombre total de patients uniques sortis en hospitalisation au cours de la période de référence
17 Un médecin de garde (travaillant à l'hôpital) peut enregistrer dans le DPI a. Nombre de patients avec une prescription qui a été prescrite ou validée électroniquement par un médecin de garde au cours de la période de référence Nombre total de patients avec une prescription et traités par un médecin de garde pendant la période de référence
18 Appel électronique (automatique) des systèmes d'aide à la décision clinique a. Nombre d'invites d'aide à la décision pour les prescriptions de médicaments au cours de la période de référence Nombre de prescriptions de médicaments au cours de la période de référence
N° Fonctionnalités menu Sous-n° Fonctionnalités de base Numérateur 1 Planification et suivi du processus du quartier opératoire a. Nombre d'interventions chirurgicales électives planifiées avec le DPI au cours de la période de référence Nombre d'interventions chirurgicales électives au cours de la période de référence b. Nombre d'interventions chirurgicales pour lesquelles une checklist OMS Surgical Safety a été remplie pendant l'intervention au cours de la période de référence Nombre d'interventions chirurgicales au cours de la période de référence
2 Module soins intensifs a. Nombre de patients ayant séjourné au sein du (des) service(s) de Soins Intensifs dont le suivi a été effectué via l'application/ le module dédié(e) et dont les données récoltées par cet application sont disponibles pour les prestataires autorisés au cours de la période de référence Nombre de patients ayant séjourné au seins du (des) service(s) de Soins Intensifs au cours de la période de référence 3 Module soins d'urgence a. Nombre de ces patients pour lesquels un certain nombre d'éléments du dossier d'urgence ont été complétés comme prévu (ex : score de Manchester, enregistrement de la plainte médicale, fonctions vitales, etc. Nombre de patients au service des urgences au cours de la période de référence 4 Prescription électronique et suivi de chimiothérapie a. Nombre de patients du dénominateur dont la prescription de chimiothérapie a été effectuée de manière électronique par un médecin Nombre de patients uniques traités par chimiothérapie au cours de la période de référence 5 BeQuint - Traçabilité des produits sanguins a. Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement au cours de la période de référence Nombre de composants sanguins administrés au cours de la période de référence b. Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement avec indication du sous-type au cours de la période de référence Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement au cours de la période de référence
c. Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement avec indication de l'indication au cours de la période de référence Nombre de composants sanguins prescrits électroniquement au cours de la période de référence
d. Nombre de transfusions et de composants sanguins retournés avec traçage électronique du sang au cours de la période de référence Nombre de composants sanguins administrés au cours de la période de référence
6 Mesures restreignant la liberté physique, autre que l'isolement a. Nombre de patients avec une mesure limitant la liberté physique, autres que l'isolement, enregistrée électroniquement dans le DPI au cours de la période de référence Nombre total de patients uniques au cours de la période de référence avec des mesures limitant la liberté physique autres que l'isolement 7 Evaluations périodiques utilisant des outils standardisés pour évaluer les effets cliniques des traitements, qu'il s'agisse de médicaments ou de thérapies cognitivo-comportementales a. Nombre de patients sortis au cours de la période de référence avec une évaluation périodique dans le cadre du diagnostic et/ou de l'évolution de la pathologie et/ou du traitement de l'état des patients à l'aide d'instruments standardisés Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence 8 Planning de thérapie a. Nombre de patients avec une thérapie planifiée via le module de planification de thérapie intégrée accessible au patient et aux thérapeutes Nombre total de patients uniques sortis en hospitalisation au cours de la période de référence 9 Enregistrement et stockage séparés (protégés) des données génétiques a. Nombre de patients sortis de l'hôpital pour lesquels des informations génétiques sont présentes sous forme de données structurées au cours de la période de référence Nombre de patients sortis de l'hôpital au cours de la période de référence et pour lesquels une analyse génétique a été effectuée 10 Localisation fonctionnelle du patient assistée électroniquement et automatiquement a. Patients dont la localisation en temps réel au sein d'un hôpital était disponible au cours de la période de référence Nombre de patients uniques sortis de l'hôpital au cours de la période de référence qui ont consenti à la localisation 11 Des applications et services mobiles de santé (intégration de données de télésurveillance) a. Nombre de patients bénéficiant d'une surveillance à domicile dont les valeurs cliniques, telles que les paramètres vitaux, sont enregistrées en tant que données patient discrètes dans le DPI au cours de la période de référence Nombre de patients avec une surveillance à domicile au cours de la période de référence 12 Closed Loop Medication Administration a. Nombre total de patients uniques sortis de l'hôpital pour lesquels une `closed loop medication' (circuit fermé : bon patient, bon moment, bon médicament, bonne dose, bonne voie) est mise en place avec un enregistrement électronique des informations Nombre total de patients uniques sortis de l'hôpital avec au moins une prescription au cours de la période de référence 13 BelRAI a. Nombre d'évaluations BelRAI (par type de questionnaire, date) Nombre total de patients uniques sortis d'une hospitalisation d'un service avec indice G, Sp ou service psychiatrique 14 Saisie électronique des demandes d'un avis médical et suivi de l'état d'avancement a. Nombre de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec une demande électronique d'avis médical Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec un avis médical facturé 15 Interactions entre médicaments a. Nombre de patients uniques hospitalisés au cours de la période de référence avec une prescription électronique pour lesquels une analyse automatique des interactions a été réalisée. Nombre total de patients uniques sortis d'hospitalisation au cours de la période de référence avec au moins une prescription électronique 16 Possibilité pour le patient d'ajouter directement électroniquement dans le dossier électronique du patient les données ayant un impact sur le traitement lors de l'hospitalisation a. Nombre de patients qui partagent des données auto-enregistrées avec l'équipe de soins au cours de la période de référence Nombre total de patients uniques sortis en hospitalisation au cours de la période de référence 17 Un médecin de garde (travaillant à l'hôpital) peut enregistrer dans le DPI a. Nombre de patients avec une prescription qui a été prescrite ou validée électroniquement par un médecin de garde au cours de la période de référence Nombre total de patients avec une prescription et traités par un médecin de garde pendant la période de référence 18 Appel électronique (automatique) des systèmes d'aide à la décision clinique a. Nombre d'invites d'aide à la décision pour les prescriptions de médicaments au cours de la période de référence Nombre de prescriptions de médicaments au cours de la période de référence
5 - Pourcentage Fonctionnalités de base
Nr. Kernfunctionaliteiten Voldoende gebruikspercentage
1 Unieke patiëntidentificatie en -beschrijving 80 %
2 Probleemlijst 80 %
3 Allergie- en intolerantielijst 80 %
4 ePrescription 80 %
5 eMAR (Medication Administration Registration) 80 %
6 Elektronische Ontslagbrief 80 %
7 Geïnformeerde toestemming van de patiënt 80 %
8 Wilsverklaringen van de patiënt 80 %
9 Automatische Communicatie met hub's 80 %
10 Interactie eHealth 80 %
11 Registreren van vitale parameters 80 %
12 Planningsmodule verpleegkundige zorg 80 %
13 Beheer van de afspraken 80 %
14 Elektronisch aanvraag medische beeldvorming 80 %
15 Elektronische Labo aanvragen 80 %
16 Medische resultatenserver 80 %
17 Registratie en delen van multidisciplinaire informatie 80 %
18 Beheer van een Interdisciplinaire behandelingsplan 80 %
19 Registratie van afzonderingen 80 %
20 Registratie waarnemingen over de patiënt 80 %
21 Resultaten van Extern uitgevoerde onderzoeken, door de instelling aangevraagd, integreren 80 %
Nr. Kernfunctionaliteiten Voldoende gebruikspercentage 1 Unieke patiëntidentificatie en -beschrijving 80 % 2 Probleemlijst 80 % 3 Allergie- en intolerantielijst 80 % 4 ePrescription 80 % 5 eMAR (Medication Administration Registration) 80 % 6 Elektronische Ontslagbrief 80 % 7 Geïnformeerde toestemming van de patiënt 80 % 8 Wilsverklaringen van de patiënt 80 % 9 Automatische Communicatie met hub's 80 % 10 Interactie eHealth 80 % 11 Registreren van vitale parameters 80 % 12 Planningsmodule verpleegkundige zorg 80 % 13 Beheer van de afspraken 80 % 14 Elektronisch aanvraag medische beeldvorming 80 % 15 Elektronische Labo aanvragen 80 % 16 Medische resultatenserver 80 % 17 Registratie en delen van multidisciplinaire informatie 80 % 18 Beheer van een Interdisciplinaire behandelingsplan 80 % 19 Registratie van afzonderingen 80 % 20 Registratie waarnemingen over de patiënt 80 % 21 Resultaten van Extern uitgevoerde onderzoeken, door de instelling aangevraagd, integreren 80 %
6 - Percentages menu functionaliteiten
Fonctionnalités de base Taux d'utilisation suffisant
1 Identification unique et description du patient 80 %
2 Liste des problèmes 80 %
3 Liste des allergies et intolérances 80 %
4 ePrescription 80 %
5 eMAR 80 %
6 Lettre de sortie électronique 80 %
7 Enregistrement du consentement éclairé du patient 80 %
8 Enregistrement des volontés thérapeutiques du patient 80 %
9 Communication automatisée avec les hub's 80 %
10 Interactions avec eHealth 80 %
11 Enregistrements des paramètres vitaux 80 %
12 Module de planning des soins infirmiers 80 %
13 Gestion des rendez-vous 80 %
14 Saisie électronique des demandes d'imagerie médicale 80 %
15 Saisie électronique des demandes de laboratoire 80 %
16 Serveur de résultats médicaux 80 %
17 Enregistrement et échange d'informations multidisciplinaires 80 %
18 Gestion du plan de traitement interdisciplinaire 80 %
19 Enregistrements des isolements 80 %
20 Enregistrement des observations au sujet du patient 80 %
21 Intégration des résultats des études qui sont demandés en interne, mais effectuées à l'extérieur 80 %
N° Fonctionnalités de base Taux d'utilisation suffisant 1 Identification unique et description du patient 80 % 2 Liste des problèmes 80 % 3 Liste des allergies et intolérances 80 % 4 ePrescription 80 % 5 eMAR 80 % 6 Lettre de sortie électronique 80 % 7 Enregistrement du consentement éclairé du patient 80 % 8 Enregistrement des volontés thérapeutiques du patient 80 % 9 Communication automatisée avec les hub's 80 % 10 Interactions avec eHealth 80 % 11 Enregistrements des paramètres vitaux 80 % 12 Module de planning des soins infirmiers 80 % 13 Gestion des rendez-vous 80 % 14 Saisie électronique des demandes d'imagerie médicale 80 % 15 Saisie électronique des demandes de laboratoire 80 % 16 Serveur de résultats médicaux 80 % 17 Enregistrement et échange d'informations multidisciplinaires 80 % 18 Gestion du plan de traitement interdisciplinaire 80 % 19 Enregistrements des isolements 80 % 20 Enregistrement des observations au sujet du patient 80 % 21 Intégration des résultats des études qui sont demandés en interne, mais effectuées à l'extérieur 80 %
6 - Pourcentage Fonctionnalités Menu
Nr. Menu functionaliteiten Ref. Voldoende gebruiks-percentage
1 Planning en ondersteuning van alle processen in het operatiekwartier a. 80 %
  b. 80 %
  
2 Module Intensieve Zorgen a. 80 %
3 Module spoedgevallenzorg a. 80 %
4 Elektronisch voorschrijven, inclusief status-opvolging van chemotherapie a. 80 %
5 BeQuint - Traceerbaarheid bloedproducten a. 80 %
  b. 80 %
  
  c. 80 %
  
  d. 80 %
  
6 Maatregelen, andere dan afzondering, die de fysische vrijheid beperken a. 80 %
7 Periodieke evaluaties aan de hand van gestandaardiseerde hulpmiddelen voor het evalueren van de klinische effecten van behandelingen, of het nu gaat om medicijnen of cognitieve gedragstherapieën a. 80 %
8 Therapieplanning voor de patiënt a. 80 %
9 Gescheiden registratie en (beveiligde) opslag van genetische gegevens a. 80 %
10 Functionele lokalisatie van de patiënt op een elektronische en automatische wijze ondersteund a. 80 %
11 Mobiele gezondheidstoepassingen en-diensten (integratie van telemonitoring-gegevens) a. 80 %
12 Closed Loop Medication Administration a. 80 %
13 BelRAI a. 80 %
14 Elektronisch aanvraag adviezen a. 80 %
15 Geneesmiddelen-interacties a. 5 %
16 Mogelijkheid voor de patiënt om rechtstreeks gegevens, die een impact hebben op de behandeling tijdens de hospitalisatie, op elektronische wijze toe te voegen aan het elektronisch patiëntendossier a. 5 %
17 Dokters verbonden aan het ziekenhuis en van wacht buiten het ziekenhuis hebben toegang tot het EPD en kunnen medicatie voorschrijven a. 5 %
18 Elektronische (automatische) aanroep van ondersteunde systemen voor klinische beslissingen a. 5 %".
Nr. Menu functionaliteiten Ref. Voldoende gebruiks-percentage 1 Planning en ondersteuning van alle processen in het operatiekwartier a. 80 % b. 80 %
2 Module Intensieve Zorgen a. 80 % 3 Module spoedgevallenzorg a. 80 % 4 Elektronisch voorschrijven, inclusief status-opvolging van chemotherapie a. 80 % 5 BeQuint - Traceerbaarheid bloedproducten a. 80 % b. 80 %
c. 80 %
d. 80 %
6 Maatregelen, andere dan afzondering, die de fysische vrijheid beperken a. 80 % 7 Periodieke evaluaties aan de hand van gestandaardiseerde hulpmiddelen voor het evalueren van de klinische effecten van behandelingen, of het nu gaat om medicijnen of cognitieve gedragstherapieën a. 80 % 8 Therapieplanning voor de patiënt a. 80 % 9 Gescheiden registratie en (beveiligde) opslag van genetische gegevens a. 80 % 10 Functionele lokalisatie van de patiënt op een elektronische en automatische wijze ondersteund a. 80 % 11 Mobiele gezondheidstoepassingen en-diensten (integratie van telemonitoring-gegevens) a. 80 % 12 Closed Loop Medication Administration a. 80 % 13 BelRAI a. 80 % 14 Elektronisch aanvraag adviezen a. 80 % 15 Geneesmiddelen-interacties a. 5 % 16 Mogelijkheid voor de patiënt om rechtstreeks gegevens, die een impact hebben op de behandeling tijdens de hospitalisatie, op elektronische wijze toe te voegen aan het elektronisch patiëntendossier a. 5 % 17 Dokters verbonden aan het ziekenhuis en van wacht buiten het ziekenhuis hebben toegang tot het EPD en kunnen medicatie voorschrijven a. 5 % 18 Elektronische (automatische) aanroep van ondersteunde systemen voor klinische beslissingen a. 5 %".
]1
  
Fonctionnalités menu Référence Taux d'utilisation suffisant
1 Planification et gestion du processus du quartier opératoire a. 80 %
  b. 80 %
  
2 Module soins intensifs a. 80 %
3 Module soins d'urgence a. 80 %
4 Prescription électronique et suivi de chimiothérapie a. 80 %
5 BeQuint - Traçabilité des produits sanguins a. 80 %
  b. 80 %
  
  c. 80 %
  
  d. 80 %
  
6 Mesures restreignant la liberté physique, autre que l'isolement a. 80 %
7 Evaluation régulière de l'état des patients en utilisant des instruments standardisés a. 80 %
8 Planning de thérapie a. 80 %
9 Enregistrement et stockage séparés des données génétiques a. 80 %
10 Système de localisation électronique du patient a. 80 %
11 Applications et services mobiles de santé (intégration de données de télésurveillance) a. 80 %
12 Closed Loop Medication Administration a. 80 %
13 BelRAI a. 80 %
14 Saisie électronique des demandes d'un avis médical a. 80 %
15 Interactions entre médicaments a. 5 %
16 Possibilité pour le patient d'ajouter directement des données au DPI qui ont un impact sur le traitement au cours de l'hospitalisation a. 5 %
17 Un médecin de garde (travaillant à l'hôpital) peut enregistrer dans le DPI a. 5 %
18 Appel électronique (automatique) des systèmes d'aide à la décision clinique a. 5 % ".
N° Fonctionnalités menu Référence Taux d'utilisation suffisant 1 Planification et gestion du processus du quartier opératoire a. 80 % b. 80 %
2 Module soins intensifs a. 80 % 3 Module soins d'urgence a. 80 % 4 Prescription électronique et suivi de chimiothérapie a. 80 % 5 BeQuint - Traçabilité des produits sanguins a. 80 % b. 80 %
c. 80 %
d. 80 %
6 Mesures restreignant la liberté physique, autre que l'isolement a. 80 % 7 Evaluation régulière de l'état des patients en utilisant des instruments standardisés a. 80 % 8 Planning de thérapie a. 80 % 9 Enregistrement et stockage séparés des données génétiques a. 80 % 10 Système de localisation électronique du patient a. 80 % 11 Applications et services mobiles de santé (intégration de données de télésurveillance) a. 80 % 12 Closed Loop Medication Administration a. 80 % 13 BelRAI a. 80 % 14 Saisie électronique des demandes d'un avis médical a. 80 % 15 Interactions entre médicaments a. 5 % 16 Possibilité pour le patient d'ajouter directement des données au DPI qui ont un impact sur le traitement au cours de l'hospitalisation a. 5 % 17 Un médecin de garde (travaillant à l'hôpital) peut enregistrer dans le DPI a. 5 % 18 Appel électronique (automatique) des systèmes d'aide à la décision clinique a. 5 % ".
]1
  
Art. N20_VLAAMS_GEWEST. [1 Bijlage 20. - Belgian Meaningful Use Criteria (BMUC) voor de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet als vermeld in artikel 61/1
   1. Om in aanmerking te komen voor het budget, vermeld in artikel 61/1, § 4, en § 5, moet het geïntegreerd elektronisch patiëntendossier (EPD) een aantal `Meaningful Use'-functionaliteiten bevatten, zoals hieronder gespecifieerd.
   2. Er zijn zeven corefunctionaliteiten gedetermineerd. Die functionaliteiten vormen de basis van een geïntegreerd EPD en zijn de noodzakelijke fundamenten waarop andere functionaliteiten gebouwd kunnen worden.
   3. Uiterlijk eind 2019 moeten de geselecteerde corefunctionaliteiten geïmplementeerd zijn.
   4. De geselecteerde corefunctionaliteiten voor de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet zijn:
Art. N20 _REGION_FLAMANDE. [1 Annexe 20. - Belgian Meaningful Use Criteria (BMUC) pour les services gériatriques isolés, visés à l'article 5, § 1er, I, 3° de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, et les services isolés de traitement et de réadaptation, visés à l'article 5, § 1er, I, 4°, de ladite loi spéciale, tels que visés à l'article 61/1
   1. Pour bénéficier du budget, visé à l'article 61/1, §§ 4 et 5, le dossier patient informatisé (DPI) intégré doit contenir un certain nombre de fonctionnalités " Meaningful Use " détaillées ci-dessous.
   2. Sept fonctionnalités de base ont été déterminées. Elles constituent la base d'un DPI intégré sur laquelle d'autres fonctionnalités peuvent être construites.
   3. Au plus tard fin 2019, les fonctionnalités de base sélectionnées doivent être mises en oeuvre.
   4. Les fonctionnalités de base sélectionnées pour les services gériatriques isolés, visés à l'article 5, § 1er, I, 3° de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, et les services isolés de traitement et de réadaptation, visés à l'article 5, § 1er, I, 4°, de ladite loi spéciale sont les suivantes :
functionaliteit stap 1 stap 2 stap 3 stap 4
unieke patiëntenidentificatie en -beschrijving 80% 90% 98% 98%
lijst van problemen die een samenvatting bevat van de medische geschiedenis van de patiënt en een beschrijving geeft van de huidige situatie van de patiënt 20% 50% 80% 98%
lijst van allergieën en intoleranties 30% 60% 90% 98%
geneesmiddeleninteracties ja ja ja ja
elektronische ontslagbrief 80% 90% 95% 98%
registratie van de therapeutische wilsverklaring van de patiënt 10% 50% 80% 98%
geautomatiseerde communicatie met HUB's en interactie met e-Health 80% 90% 95% 98%
functionaliteit stap 1 stap 2 stap 3 stap 4unieke patiëntenidentificatie en -beschrijving 80% 90% 98% 98%lijst van problemen die een samenvatting bevat van de medische geschiedenis van de patiënt en een beschrijving geeft van de huidige situatie van de patiënt 20% 50% 80% 98%lijst van allergieën en intoleranties 30% 60% 90% 98%geneesmiddeleninteracties ja ja ja jaelektronische ontslagbrief 80% 90% 95% 98%registratie van de therapeutische wilsverklaring van de patiënt 10% 50% 80% 98%geautomatiseerde communicatie met HUB's en interactie met e-Health 80% 90% 95% 98%
]1
  
fonctionnalité stade 1 stade 2 stade 3 stade 4
identification unique et description du patient 80% 90% 98% 98%
liste des problèmes qui contient un résumé de l'histoire médicale du patient et décrit la situation actuelle du patient 20% 50% 80% 98%
liste des allergies et intolérances 30% 60% 90% 98%
interaction entre médicaments oui oui oui oui
lettre électronique de sortie 80% 90% 95% 98%
enregistrement des volontés thérapeutiques du patient 10% 50% 80% 98%
communication automatique avec les HUBs et interactions avec eHealth 80% 90% 95% 98%
fonctionnalité stade 1 stade 2 stade 3 stade 4identification unique et description du patient 80% 90% 98% 98%liste des problèmes qui contient un résumé de l'histoire médicale du patient et décrit la situation actuelle du patient 20% 50% 80% 98%liste des allergies et intolérances 30% 60% 90% 98%interaction entre médicaments oui oui oui ouilettre électronique de sortie 80% 90% 95% 98%enregistrement des volontés thérapeutiques du patient 10% 50% 80% 98%communication automatique avec les HUBs et interactions avec eHealth 80% 90% 95% 98%
]1
  
Art. N21. [1 Bijlage 21. Artikel 79quater, § 3 : lijst van VTE's per ziekenhuis in het kader van de invoering van IF-IC
Art. N21. [1 Annexe 21. Article 79quater, § 3 : liste des ETP par hôpital dans le cadre de l'instauration de l'IF-IC
ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE
9 2.818,39 134 335,51 397 530,42 902 599,05 955 420,47
10 2.705,41 140 982,70 403 3.598,90 904 308,41 956 207,50
12 874,14 143 2.876,82 406 2.570,00 905 55,70 959 535,39
15 377,29 146 1.646,39 409 512,20 911 171,18 960 286,86
17 1.250,04 152 2.060,71 410 1.467,80 912 265,51 961 319,00
23 444,34 158 620,98 525 1.004,53 915 128,70 962 225,34
26 1.232,91 166 944,79 528 172,19 916 3,56 963 386,05
32 959,40 170 311,29 534 1.675,50 918 226,41 964 14,21
38 533,49 204 541,06 536 601,56 922 82,74 970 635,38
39 1.234,72 217 745,82 547 311,95 925 203,46 975 409,26
43 1.125,46 243 1.748,32 550 660,69 926 129,28 978 322,61
57 929,48 247 818,02 595 1.547,73 927 55,60 979 64,02
63 1.390,38 257 304,85 682 1.011,40 935 126,21 980 19,74
96 1.108,76 264 507,13 689 1.160,61 937 637,14 982 497,79
97 832,36 265 345,71 706 774,80 938 60,22 986 369,47
99 2.262,44 266 858,06 707 194,23 941 38,67 987 70,20
102 487,50 290 1.812,17 710 1.129,50 942 158,44 988 205,26
104 892,35 300 2.290,60 712 364,95 943 716,65 989 47,00
106 669,47 308 497,15 714 531,61 944 171,68 991 656,98
108 541,99 310 477,46 715 649,86 946 357,48 992 380,19
109 592,48 322 6.424,17 717 440,09 947 298,35 997 39,13
110 1.062,14 332 1.286,04 719 699,10 948 164,61 998 108,25 "
111 1.267,05 346 440,78 723 1.232,02 949 37,66
117 2.923,68 392 656,22 724 494,94 950 174,02
124 456,35 395 501,49 900 340,32 952 391,50
126 1.992,78 396 2.090,63 901 242,05 954 314,26
ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE 9 2.818,39 134 335,51 397 530,42 902 599,05 955 420,47 10 2.705,41 140 982,70 403 3.598,90 904 308,41 956 207,50 12 874,14 143 2.876,82 406 2.570,00 905 55,70 959 535,39 15 377,29 146 1.646,39 409 512,20 911 171,18 960 286,86 17 1.250,04 152 2.060,71 410 1.467,80 912 265,51 961 319,00 23 444,34 158 620,98 525 1.004,53 915 128,70 962 225,34 26 1.232,91 166 944,79 528 172,19 916 3,56 963 386,05 32 959,40 170 311,29 534 1.675,50 918 226,41 964 14,21 38 533,49 204 541,06 536 601,56 922 82,74 970 635,38 39 1.234,72 217 745,82 547 311,95 925 203,46 975 409,26 43 1.125,46 243 1.748,32 550 660,69 926 129,28 978 322,61 57 929,48 247 818,02 595 1.547,73 927 55,60 979 64,02 63 1.390,38 257 304,85 682 1.011,40 935 126,21 980 19,74 96 1.108,76 264 507,13 689 1.160,61 937 637,14 982 497,79 97 832,36 265 345,71 706 774,80 938 60,22 986 369,47 99 2.262,44 266 858,06 707 194,23 941 38,67 987 70,20 102 487,50 290 1.812,17 710 1.129,50 942 158,44 988 205,26 104 892,35 300 2.290,60 712 364,95 943 716,65 989 47,00 106 669,47 308 497,15 714 531,61 944 171,68 991 656,98 108 541,99 310 477,46 715 649,86 946 357,48 992 380,19 109 592,48 322 6.424,17 717 440,09 947 298,35 997 39,13 110 1.062,14 332 1.286,04 719 699,10 948 164,61 998 108,25 " 111 1.267,05 346 440,78 723 1.232,02 949 37,66 117 2.923,68 392 656,22 724 494,94 950 174,02 124 456,35 395 501,49 900 340,32 952 391,50 126 1.992,78 396 2.090,63 901 242,05 954 314,26
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 augustus 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen.]1
  
AGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP
9 2.818,39 134 335,51 397 530,42 902 599,05 955 420,47
10 2.705,41 140 982,70 403 3.598,90 904 308,41 956 207,50
12 874,14 143 2.876,82 406 2.570,00 905 55,70 959 535,39
15 377,29 146 1.646,39 409 512,20 911 171,18 960 286,86
17 1.250,04 152 2.060,71 410 1.467,80 912 265,51 961 319,00
23 444,34 158 620,98 525 1.004,53 915 128,70 962 225,34
26 1.232,91 166 944,79 528 172,19 916 3,56 963 386,05
32 959,40 170 311,29 534 1.675,50 918 226,41 964 14,21
38 533,49 204 541,06 536 601,56 922 82,74 970 635,38
39 1.234,72 217 745,82 547 311,95 925 203,46 975 409,26
43 1.125,46 243 1.748,32 550 660,69 926 129,28 978 322,61
57 929,48 247 818,02 595 1.547,73 927 55,60 979 64,02
63 1.390,38 257 304,85 682 1.011,40 935 126,21 980 19,74
96 1.108,76 264 507,13 689 1.160,61 937 637,14 982 497,79
97 832,36 265 345,71 706 774,80 938 60,22 986 369,47
99 2.262,44 266 858,06 707 194,23 941 38,67 987 70,20
102 487,50 290 1.812,17 710 1.129,50 942 158,44 988 205,26
104 892,35 300 2.290,60 712 364,95 943 716,65 989 47,00
106 669,47 308 497,15 714 531,61 944 171,68 991 656,98
108 541,99 310 477,46 715 649,86 946 357,48 992 380,19
109 592,48 322 6.424,17 717 440,09 947 298,35 997 39,13
110 1.062,14 332 1.286,04 719 699,10 948 164,61 998 108,25 "
111 1.267,05 346 440,78 723 1.232,02 949 37,66
117 2.923,68 392 656,22 724 494,94 950 174,02
124 456,35 395 501,49 900 340,32 952 391,50
126 1.992,78 396 2.090,63 901 242,05 954 314,26
AGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP AGREMENT ETP 9 2.818,39 134 335,51 397 530,42 902 599,05 955 420,47 10 2.705,41 140 982,70 403 3.598,90 904 308,41 956 207,50 12 874,14 143 2.876,82 406 2.570,00 905 55,70 959 535,39 15 377,29 146 1.646,39 409 512,20 911 171,18 960 286,86 17 1.250,04 152 2.060,71 410 1.467,80 912 265,51 961 319,00 23 444,34 158 620,98 525 1.004,53 915 128,70 962 225,34 26 1.232,91 166 944,79 528 172,19 916 3,56 963 386,05 32 959,40 170 311,29 534 1.675,50 918 226,41 964 14,21 38 533,49 204 541,06 536 601,56 922 82,74 970 635,38 39 1.234,72 217 745,82 547 311,95 925 203,46 975 409,26 43 1.125,46 243 1.748,32 550 660,69 926 129,28 978 322,61 57 929,48 247 818,02 595 1.547,73 927 55,60 979 64,02 63 1.390,38 257 304,85 682 1.011,40 935 126,21 980 19,74 96 1.108,76 264 507,13 689 1.160,61 937 637,14 982 497,79 97 832,36 265 345,71 706 774,80 938 60,22 986 369,47 99 2.262,44 266 858,06 707 194,23 941 38,67 987 70,20 102 487,50 290 1.812,17 710 1.129,50 942 158,44 988 205,26 104 892,35 300 2.290,60 712 364,95 943 716,65 989 47,00 106 669,47 308 497,15 714 531,61 944 171,68 991 656,98 108 541,99 310 477,46 715 649,86 946 357,48 992 380,19 109 592,48 322 6.424,17 717 440,09 947 298,35 997 39,13 110 1.062,14 332 1.286,04 719 699,10 948 164,61 998 108,25 " 111 1.267,05 346 440,78 723 1.232,02 949 37,66 117 2.923,68 392 656,22 724 494,94 950 174,02 124 456,35 395 501,49 900 340,32 952 391,50 126 1.992,78 396 2.090,63 901 242,05 954 314,26
Vu pour être annexé à Notre arrêté du 28 août 2020 modifiant l'arrêté royal du 25 avril 2002 relatif à la fixation et à la liquidation du budget des moyens financiers des hôpitaux.]1
  
Art. N22. [1 Bijlage 22 - Herzieningsmodaliteiten van de provisies toegekend aan de private ziekenhuizen krachtens artikel 79quater]1
Art. N22. [1 Annexe 22 - Modalités de révision des provisions octroyées aux hôpitaux privés en vertu de l'article 79quater]1
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-06-2024, p. 71841)
  (Image non reprise pour des raisons techniques, voir M.B. du 10-06-2024, p. 71841)
  Gewijzigd door:
  Modifiée par:
Art. N23. [1 Bijlage 23 - Artikel 74undecies: aantal VTE's per ziekenhuis
Art. N23. [1 Annexe 23 - Article 74undecies: nombre d'ETP par hôpital
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
009 3.863,06 126 1.966,96 395 487,59 900 328,05 950 170,17
010 2.708,80 134 323,29 396 2.104,03 901 232,50 952 376,90
012 901,77 140 976,07 397 531,80 902 573,61 954 282,30
015 390,50 143 3.004,83 403 4.207,20 904 311,50 955 413,85
017 1.249,28 146 1.628,03 406 3.256,31 905 50,56 956 199,16
023 432,37 152 2.131,39 409 550,24 911 162,77 959 505,83
026 1.297,03 158 551,17 410 1.437,35 912 261,00 960 284,40
032 930,96 166 949,62 525 988,24 915 121,44 961 312,96
038 566,03 170 304,23 528 166,63 916 7,10 962 207,84
039 1.354,19 204 564,72 534 1.755,89 918 229,19 963 384,92
043 1.152,25 217 751,77 536 567,50 922 80,50 964 19,91
057 934,62 243 2.304,29 547 313,93 925 198,83 970 628,51
063 1.471,24 247 821,92 550 679,45 926 128,16 975 419,81
096 1.173,64 257 307,24 595 1.646,59 927 56,94 978 321,90
097 817,05 264 433,04 682 1.006,75 935 127,42 979 64,46
099 2.208,87 265 317,16 689 1.113,90 937 616,96 980 17,40
102 469,85 266 849,33 706 753,82 938 65,14 982 475,70
104 888,93 290 1.786,71 710 1.092,64 941 39,16 986 363,96
106 658,97 300 2.541,83 712 358,82 942 153,00 987 69,03
108 526,36 308 502,14 714 524,98 943 619,89 988 206,67
109 617,72 310 491,23 715 627,04 944 168,54 989 46,27
110 1.038,88 322 6.885,85 717 446,47 946 376,66 991 638,81
111 1.253,52 332 1.259,04 719 674,88 947 286,97 992 367,39
117 3.423,92 346 435,50 723 1.324,11 948 165,19 997 39,99
124 446,06 392 670,04 724 513,75 949 35,72 998 160,40
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés ERK
   AGR VTE
   ETP ERK
   AGR VTE
   ETP ERK
   AGR VTE
   ETP ERK
   AGR VTE
   ETP ERK
   AGR VTE
   ETP 009 3.863,06 126 1.966,96 395 487,59 900 328,05 950 170,17 010 2.708,80 134 323,29 396 2.104,03 901 232,50 952 376,90 012 901,77 140 976,07 397 531,80 902 573,61 954 282,30 015 390,50 143 3.004,83 403 4.207,20 904 311,50 955 413,85 017 1.249,28 146 1.628,03 406 3.256,31 905 50,56 956 199,16 023 432,37 152 2.131,39 409 550,24 911 162,77 959 505,83 026 1.297,03 158 551,17 410 1.437,35 912 261,00 960 284,40 032 930,96 166 949,62 525 988,24 915 121,44 961 312,96 038 566,03 170 304,23 528 166,63 916 7,10 962 207,84 039 1.354,19 204 564,72 534 1.755,89 918 229,19 963 384,92 043 1.152,25 217 751,77 536 567,50 922 80,50 964 19,91 057 934,62 243 2.304,29 547 313,93 925 198,83 970 628,51 063 1.471,24 247 821,92 550 679,45 926 128,16 975 419,81 096 1.173,64 257 307,24 595 1.646,59 927 56,94 978 321,90 097 817,05 264 433,04 682 1.006,75 935 127,42 979 64,46 099 2.208,87 265 317,16 689 1.113,90 937 616,96 980 17,40 102 469,85 266 849,33 706 753,82 938 65,14 982 475,70 104 888,93 290 1.786,71 710 1.092,64 941 39,16 986 363,96 106 658,97 300 2.541,83 712 358,82 942 153,00 987 69,03 108 526,36 308 502,14 714 524,98 943 619,89 988 206,67 109 617,72 310 491,23 715 627,04 944 168,54 989 46,27 110 1.038,88 322 6.885,85 717 446,47 946 376,66 991 638,81 111 1.253,52 332 1.259,04 719 674,88 947 286,97 992 367,39 117 3.423,92 346 435,50 723 1.324,11 948 165,19 997 39,99 124 446,06 392 670,04 724 513,75 949 35,72 998 160,40
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
009 3.863,06 126 1.966,96 395 487,59 900 328,05 950 170,17
010 2.708,80 134 323,29 396 2.104,03 901 232,50 952 376,90
012 901,77 140 976,07 397 531,80 902 573,61 954 282,30
015 390,50 143 3.004,83 403 4.207,20 904 311,50 955 413,85
017 1.249,28 146 1.628,03 406 3.256,31 905 50,56 956 199,16
023 432,37 152 2.131,39 409 550,24 911 162,77 959 505,83
026 1.297,03 158 551,17 410 1.437,35 912 261,00 960 284,40
032 930,96 166 949,62 525 988,24 915 121,44 961 312,96
038 566,03 170 304,23 528 166,63 916 7,10 962 207,84
039 1.354,19 204 564,72 534 1.755,89 918 229,19 963 384,92
043 1.152,25 217 751,77 536 567,50 922 80,50 964 19,91
057 934,62 243 2.304,29 547 313,93 925 198,83 970 628,51
063 1.471,24 247 821,92 550 679,45 926 128,16 975 419,81
096 1.173,64 257 307,24 595 1.646,59 927 56,94 978 321,90
097 817,05 264 433,04 682 1.006,75 935 127,42 979 64,46
099 2.208,87 265 317,16 689 1.113,90 937 616,96 980 17,40
102 469,85 266 849,33 706 753,82 938 65,14 982 475,70
104 888,93 290 1.786,71 710 1.092,64 941 39,16 986 363,96
106 658,97 300 2.541,83 712 358,82 942 153,00 987 69,03
108 526,36 308 502,14 714 524,98 943 619,89 988 206,67
109 617,72 310 491,23 715 627,04 944 168,54 989 46,27
110 1.038,88 322 6.885,85 717 446,47 946 376,66 991 638,81
111 1.253,52 332 1.259,04 719 674,88 947 286,97 992 367,39
117 3.423,92 346 435,50 723 1.324,11 948 165,19 997 39,99
124 446,06 392 670,04 724 513,75 949 35,72 998 160,40
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés ERK
   AGR VTE
   ETP ERK
   AGR VTE
   ETP ERK
   AGR VTE
   ETP ERK
   AGR VTE
   ETP ERK
   AGR VTE
   ETP 009 3.863,06 126 1.966,96 395 487,59 900 328,05 950 170,17 010 2.708,80 134 323,29 396 2.104,03 901 232,50 952 376,90 012 901,77 140 976,07 397 531,80 902 573,61 954 282,30 015 390,50 143 3.004,83 403 4.207,20 904 311,50 955 413,85 017 1.249,28 146 1.628,03 406 3.256,31 905 50,56 956 199,16 023 432,37 152 2.131,39 409 550,24 911 162,77 959 505,83 026 1.297,03 158 551,17 410 1.437,35 912 261,00 960 284,40 032 930,96 166 949,62 525 988,24 915 121,44 961 312,96 038 566,03 170 304,23 528 166,63 916 7,10 962 207,84 039 1.354,19 204 564,72 534 1.755,89 918 229,19 963 384,92 043 1.152,25 217 751,77 536 567,50 922 80,50 964 19,91 057 934,62 243 2.304,29 547 313,93 925 198,83 970 628,51 063 1.471,24 247 821,92 550 679,45 926 128,16 975 419,81 096 1.173,64 257 307,24 595 1.646,59 927 56,94 978 321,90 097 817,05 264 433,04 682 1.006,75 935 127,42 979 64,46 099 2.208,87 265 317,16 689 1.113,90 937 616,96 980 17,40 102 469,85 266 849,33 706 753,82 938 65,14 982 475,70 104 888,93 290 1.786,71 710 1.092,64 941 39,16 986 363,96 106 658,97 300 2.541,83 712 358,82 942 153,00 987 69,03 108 526,36 308 502,14 714 524,98 943 619,89 988 206,67 109 617,72 310 491,23 715 627,04 944 168,54 989 46,27 110 1.038,88 322 6.885,85 717 446,47 946 376,66 991 638,81 111 1.253,52 332 1.259,04 719 674,88 947 286,97 992 367,39 117 3.423,92 346 435,50 723 1.324,11 948 165,19 997 39,99 124 446,06 392 670,04 724 513,75 949 35,72 998 160,40
Openbare ziekenhuizen - Hôpitaux publicsOpenbare ziekenhuizen - Hôpitaux publics  
ERK
   AGR
VTE - ETP
   STAT
VTE - ETP
   ANDEREN-AUTRES
ERK
   AGR
VTE - ETP
   STAT
VTE - ETP
   ANDEREN-AUTRES
004112,99189,45254284,75899,77
006285,59877,60325151,131.098,46
007 540,9537153,562.261,56
020568,64510,47412201,092.489,56
037224,84546,796703622,901.306,19
042410,88849,397071372,923.361,02
049927,862.066,6570913,62637,53
068337,58409,78713162,27709,62
076391,651.790,2071655,69541,52
077452,161.805,27718293,211.725,87
079110,09744,27908130,94234,12
087207,541.333,0190959,90320,92
1034,80611,9892313,65124,92
150117,60602,84939163,59333,15
164123,78577,4895120,20390,77
168128,11547,41972206,92394,06
176200,261.018,2497468,19734,23
246268,93576,1598558,28182,30
24958,36298,68   
[1 722 11,90''.722 11,90''.]1
(1)<KB 2022-07-17/10, art. 16, 077; Inwerkingtreding : 12-08-2022>
Openbare ziekenhuizen - Hôpitaux publicsOpenbare ziekenhuizen - Hôpitaux publicsERK
   AGRVTE - ETP
   STATVTE - ETP
   ANDEREN-AUTRESERK
   AGRVTE - ETP
   STATVTE - ETP
   ANDEREN-AUTRES004112,99189,45254284,75899,77006285,59877,60325151,131.098,46007540,9537153,562.261,56020568,64510,47412201,092.489,56037224,84546,796703622,901.306,19042410,88849,397071372,923.361,02049927,862.066,6570913,62637,53068337,58409,78713162,27709,62076391,651.790,2071655,69541,52077452,161.805,27718293,211.725,87079110,09744,27908130,94234,12087207,541.333,0190959,90320,921034,80611,9892313,65124,92150117,60602,84939163,59333,15164123,78577,4895120,20390,77168128,11547,41972206,92394,06176200,261.018,2497468,19734,23246268,93576,1598558,28182,3024958,36298,68[1 72211,90''.72211,90''.]1(1)<KB 2022-07-17/10, art. 16, 077; Inwerkingtreding : 12-08-2022>
Openbare ziekenhuizen - Hôpitaux publicsOpenbare ziekenhuizen - Hôpitaux publics  
ERK
   AGR
VTE - ETP
   STAT
VTE - ETP
   ANDEREN-AUTRES
ERK
   AGR
VTE - ETP
   STAT
VTE - ETP
   ANDEREN-AUTRES
004112,99189,45254284,75899,77
006285,59877,60325151,131.098,46
007 540,9537153,562.261,56
020568,64510,47412201,092.489,56
037224,84546,796703622,901.306,19
042410,88849,397071372,923.361,02
049927,862.066,6570913,62637,53
068337,58409,78713162,27709,62
076391,651.790,2071655,69541,52
077452,161.805,27718293,211.725,87
079110,09744,27908130,94234,12
087207,541.333,0190959,90320,92
1034,80611,9892313,65124,92
150117,60602,84939163,59333,15
164123,78577,4895120,20390,77
168128,11547,41972206,92394,06
176200,261.018,2497468,19734,23
246268,93576,1598558,28182,30
24958,36298,68   
[1 722 11,90''.722 11,90''.]1
(1)<AR 2022-07-17/10, art. 16, 077; En vigueur : 12-08-2022>
Openbare ziekenhuizen - Hôpitaux publicsOpenbare ziekenhuizen - Hôpitaux publicsERK
   AGRVTE - ETP
   STATVTE - ETP
   ANDEREN-AUTRESERK
   AGRVTE - ETP
   STATVTE - ETP
   ANDEREN-AUTRES004112,99189,45254284,75899,77006285,59877,60325151,131.098,46007540,9537153,562.261,56020568,64510,47412201,092.489,56037224,84546,796703622,901.306,19042410,88849,397071372,923.361,02049927,862.066,6570913,62637,53068337,58409,78713162,27709,62076391,651.790,2071655,69541,52077452,161.805,27718293,211.725,87079110,09744,27908130,94234,12087207,541.333,0190959,90320,921034,80611,9892313,65124,92150117,60602,84939163,59333,15164123,78577,4895120,20390,77168128,11547,41972206,92394,06176200,261.018,2497468,19734,23246268,93576,1598558,28182,3024958,36298,68[1 72211,90''.72211,90''.]1(1)<AR 2022-07-17/10, art. 16, 077; En vigueur : 12-08-2022>
  (1)<INGEVOEGD bij KB 2020-12-14/11, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 25-12-2020>
Art. N24. [1 Bijlage 24 - Artikel 74terdecies : de hub ziekenhuizen
Art. N24. [1 Annexe 24 - Article 74terdecies : les hôpitaux hub
Erkenning Ziekenhuis Gemeente
010 Grand Hôpital de Charleroi GILLY
012 AZ Sint-Blasius DENDERMONDE
015 Hôpital Saint Nicolas EUPEN
020 C.H..R. Verviers VERVIERS
026 AZ Sint-Maarten MECHELEN
039 CHU UCL Namur YVOIR
043 Clinique Saint Pierre OTTIGNIES
049 AZ Sint-Jan Brugge - Oostende BRUGGE
068 Centre Hospitalier Régional de Huy HUY
079 Institut Jules Bordet BRUXELLES
099 GZA Ziekenhuizen WILRIJK
103 C.H. Régionale Sambre et Meuse SAMBREVILLE
110 Clinique Saint Jean BRUXELLES
111 Cliniques de l'Europe UCCLE
117 AZ Delta ROESELARE
143 UZ Brussel JETTE
146 Centre Hospitaliers Jolimont HAINE-SAINT-PAUL
152 CHC Montlegia LIEGE
164 Vivalia IFAC BASTOGNE
168 Vivalia - CH de l'Ardenne BASTOGNE
243 Jessa Ziekenhuis HASSELT
246 Vivalia - Clinique du Sud Luxembourg BASTOGNE
247 C.H. de Mouscron MOUSCRON
254 C.H.U. Ambroise Paré MONS
257 Klinik St. Josef ST VITH
300 Universitair Ziekenhuis Antwerpen EDEGEM
322 Universitaire Ziekenhuizen van de K.U. Leuven LEUVEN
325 C.H.U. A. Vésale CHARLEROI
332 C.H.I.R.E.C Delta AUDERGHEM
346 C.H. Jolimont -Nivelles HAINE SAINT PAUL
396 AZ Groeninge KORTRIJK
403 Cliniques Univ. Saint Luc WOLUWE-SAINT-LAMBERT
406 Hôpital Erasme ANDERLECHT
412 C.H.R. de la Citadelle LIEGE
534 Centre Hospitalier de Wallonie picarde TOURNAI
670 UZ Gent GENT
706 Clinique Saint Luc BOUGE
707 Centre Hospitalier Universitaire de Liège LIEGE
713 AZ Jan Palfijn GENT
715 Sint-Trudo Ziekenhuis SINT-TRUIDEN".
Erkenning Ziekenhuis Gemeente 010 Grand Hôpital de Charleroi GILLY 012 AZ Sint-Blasius DENDERMONDE 015 Hôpital Saint Nicolas EUPEN 020 C.H..R. Verviers VERVIERS 026 AZ Sint-Maarten MECHELEN 039 CHU UCL Namur YVOIR 043 Clinique Saint Pierre OTTIGNIES 049 AZ Sint-Jan Brugge - Oostende BRUGGE 068 Centre Hospitalier Régional de Huy HUY 079 Institut Jules Bordet BRUXELLES 099 GZA Ziekenhuizen WILRIJK 103 C.H. Régionale Sambre et Meuse SAMBREVILLE 110 Clinique Saint Jean BRUXELLES 111 Cliniques de l'Europe UCCLE 117 AZ Delta ROESELARE 143 UZ Brussel JETTE 146 Centre Hospitaliers Jolimont HAINE-SAINT-PAUL 152 CHC Montlegia LIEGE 164 Vivalia IFAC BASTOGNE 168 Vivalia - CH de l'Ardenne BASTOGNE 243 Jessa Ziekenhuis HASSELT 246 Vivalia - Clinique du Sud Luxembourg BASTOGNE 247 C.H. de Mouscron MOUSCRON 254 C.H.U. Ambroise Paré MONS 257 Klinik St. Josef ST VITH 300 Universitair Ziekenhuis Antwerpen EDEGEM 322 Universitaire Ziekenhuizen van de K.U. Leuven LEUVEN 325 C.H.U. A. Vésale CHARLEROI 332 C.H.I.R.E.C Delta AUDERGHEM 346 C.H. Jolimont -Nivelles HAINE SAINT PAUL 396 AZ Groeninge KORTRIJK 403 Cliniques Univ. Saint Luc WOLUWE-SAINT-LAMBERT 406 Hôpital Erasme ANDERLECHT 412 C.H.R. de la Citadelle LIEGE 534 Centre Hospitalier de Wallonie picarde TOURNAI 670 UZ Gent GENT 706 Clinique Saint Luc BOUGE 707 Centre Hospitalier Universitaire de Liège LIEGE 713 AZ Jan Palfijn GENT 715 Sint-Trudo Ziekenhuis SINT-TRUIDEN".
]1
  
Agrément Hôpital Commune
010 Grand Hôpital de Charleroi GILLY
012 AZ Sint-Blasius DENDERMONDE
015 Hôpital Saint Nicolas EUPEN
020 C.H..R. Verviers VERVIERS
026 AZ Sint-Maarten MECHELEN
039 CHU UCL Namur YVOIR
043 Clinique Saint Pierre OTTIGNIES
049 AZ Sint-Jan Brugge - Oostende BRUGGE
068 Centre Hospitalier Régional de Huy HUY
079 Institut Jules Bordet BRUXELLES
099 GZA Ziekenhuizen WILRIJK
103 C.H. Régionale Sambre et Meuse SAMBREVILLE
110 Clinique Saint Jean BRUXELLES
111 Cliniques de l'Europe UCCLE
117 AZ Delta ROESELARE
143 UZ Brussel JETTE
146 Centre Hospitaliers Jolimont HAINE-SAINT-PAUL
152 CHC Montlegia LIEGE
164 Vivalia IFAC BASTOGNE
168 Vivalia - CH de l'Ardenne BASTOGNE
243 Jessa Ziekenhuis HASSELT
246 Vivalia - Clinique du Sud Luxembourg BASTOGNE
247 C.H. de Mouscron MOUSCRON
254 C.H.U. Ambroise Paré MONS
257 Klinik St. Josef ST VITH
300 Universitair Ziekenhuis Antwerpen EDEGEM
322 Universitaire Ziekenhuizen van de K.U. Leuven LEUVEN
325 C.H.U. A. Vésale CHARLEROI
332 C.H.I.R.E.C Delta AUDERGHEM
346 C.H. Jolimont -Nivelles HAINE SAINT PAUL
396 AZ Groeninge KORTRIJK
403 Cliniques Univ. Saint Luc WOLUWE-SAINT-LAMBERT
406 Hôpital Erasme ANDERLECHT
412 C.H.R. de la Citadelle LIEGE
534 Centre Hospitalier de Wallonie picarde TOURNAI
670 UZ Gent GENT
706 Clinique Saint Luc BOUGE
707 Centre Hospitalier Universitaire de Liège LIEGE
713 AZ Jan Palfijn GENT
715 Sint-Trudo Ziekenhuis SINT-TRUIDEN ".
Agrément Hôpital Commune 010 Grand Hôpital de Charleroi GILLY 012 AZ Sint-Blasius DENDERMONDE 015 Hôpital Saint Nicolas EUPEN 020 C.H..R. Verviers VERVIERS 026 AZ Sint-Maarten MECHELEN 039 CHU UCL Namur YVOIR 043 Clinique Saint Pierre OTTIGNIES 049 AZ Sint-Jan Brugge - Oostende BRUGGE 068 Centre Hospitalier Régional de Huy HUY 079 Institut Jules Bordet BRUXELLES 099 GZA Ziekenhuizen WILRIJK 103 C.H. Régionale Sambre et Meuse SAMBREVILLE 110 Clinique Saint Jean BRUXELLES 111 Cliniques de l'Europe UCCLE 117 AZ Delta ROESELARE 143 UZ Brussel JETTE 146 Centre Hospitaliers Jolimont HAINE-SAINT-PAUL 152 CHC Montlegia LIEGE 164 Vivalia IFAC BASTOGNE 168 Vivalia - CH de l'Ardenne BASTOGNE 243 Jessa Ziekenhuis HASSELT 246 Vivalia - Clinique du Sud Luxembourg BASTOGNE 247 C.H. de Mouscron MOUSCRON 254 C.H.U. Ambroise Paré MONS 257 Klinik St. Josef ST VITH 300 Universitair Ziekenhuis Antwerpen EDEGEM 322 Universitaire Ziekenhuizen van de K.U. Leuven LEUVEN 325 C.H.U. A. Vésale CHARLEROI 332 C.H.I.R.E.C Delta AUDERGHEM 346 C.H. Jolimont -Nivelles HAINE SAINT PAUL 396 AZ Groeninge KORTRIJK 403 Cliniques Univ. Saint Luc WOLUWE-SAINT-LAMBERT 406 Hôpital Erasme ANDERLECHT 412 C.H.R. de la Citadelle LIEGE 534 Centre Hospitalier de Wallonie picarde TOURNAI 670 UZ Gent GENT 706 Clinique Saint Luc BOUGE 707 Centre Hospitalier Universitaire de Liège LIEGE 713 AZ Jan Palfijn GENT 715 Sint-Trudo Ziekenhuis SINT-TRUIDEN ".
]1