Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

18 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel overgaan naar het Agentschap voor Buitenlandse Handel en naar de Gewesten.



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2004201081 



Artikels:

Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° de Dienst: de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel;
  2° het Agentschap: het Agentschap voor Buitenlandse Handel, opgericht door het samenwerkingsakkoord van 24 mei 2002 tussen de federale overheid en de Gewesten met betrekking tot de oprichting van een Agentschap voor Buitenlandse Handel;
  3° personeelsleden :
  a) de personeelsleden aangeworven bij arbeidsovereenkomst en benoemd door de Koning op voordracht van de Raad van Bestuur van de Dienst;
  b) de personeelsleden aangeworven bij arbeidsovereenkomst door de Raad van Bestuur van de Dienst;
  c) de personeelsleden aangeworven bij vervangingsovereenkomst.
  § 2. Voor de toepassing van dit besluit, wordt het personeelslid bedoeld in § 1, 3°, c) , geacht de graad te bekleden die overeenstemt met de betrekking waarvoor het personeelslid werd aangeworven of, indien de overeenkomst zich niet uitspreekt over deze betrekking, de graad waaraan de weddeschaal verbonden is waarin zijn bezoldiging wordt vastgesteld.

Art.2. Onverminderd het koninklijk besluit van 18 december 2002 tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel overgaan naar de Federale Overheidsdienst Buitenlandse zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking, worden de personeelsleden van de Dienst overgedragen naar het Agentschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  De personeelsleden worden per dienstorder, opgesteld in uitvoering van dit besluit en van het koninklijk besluit van 18 december 2002 tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel overgaan naar de Federale Overheidsdienst Buitenlandse zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ingelicht over de lijst van de betrekkingen per instelling. Binnen dertig dagen laten zij schriftelijk weten welke volgorde zij verkiezen wat de instellingen betreft.
  Zij richten hun aanvraag rechtstreeks tot de directeur-generaal van de Dienst die de ontvangst ervan bericht; zij doen een afschrift toekomen aan hun hiërarchische chef. De directeur-generaal zendt de aanvraag door naar de met de controle op de Dienst belaste minister.
  De aanvragers die de vereiste kwalificatie bezitten worden per graad en per taalrol gerangschikt. Zij worden overgedragen naar een betrekking die overeenstemt met hun graad, in de onderstaande volgorde :
  1° het personeelslid van de dienst dat in voorkomend geval, in de dienstorder bedoeld wordt;
  2° binnen eenzelfde dienst, of bij gebrek aan kandidaten van de bedoelde dienst, het personeelslid met de grootste graadanciënniteit;
  3° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;
  4° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd.
  Wanneer de dienstorder, bedoeld in het tweede lid, een betrekking slechts hetzij per niveau, hetzij per groep van graden van eenzelfde niveau vaststelt, worden de personeelsleden vooraf als volgt gerangschikt: het personeelslid dat het hoogst in graad is. Bij gelijke graden worden de personeelsleden gerangschikt zoals aangeduid in voorgaand lid.
  Het criterium van de graadanciënniteit wordt niet toegepast voor het personeelslid bedoeld in artikel 1, § 1, 3°, c).
  De dienstanciënniteit van het personeelslid bedoeld in artikel 1, § 1, 3°, c) , omvat de tijd gedurende welke hij in enige hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking deel heeft uitgemaakt van de Dienst als titularis van een ambt met volledige prestaties.
  Indien er, nadat voldaan werd aan de aanvragen, nog in vacatures moet worden voorzien, wordt het vereiste aantal personeelsleden ambtshalve overgedragen, in de omgekeerde volgorde als die welke bepaald is in het vierde en vijfde lid.

Art.3. De personeelsleden worden overgedragen bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en genomen op de gezamenlijke voordracht van de Eerste Minister en de toezichthoudende minister, na advies van de betrokken Regering wat de Gewesten betreft.
  De personeelsleden worden overgedragen volgens hun taalrol.

Art.4. § 1. De in artikel 3 bedoelde overdrachten worden niet beschouwd als een benoeming.
  De overgedragen personeelsleden behouden hun hoedanigheid, hun graad, hun administratieve en geldelijke anciënniteit. Onverminderd de bepalingen van het derde lid van deze paragraaf, behouden zij ook de toelagen, de vergoedingen of premies en andere voordelen, waarvan zij bij de Dienst het genot hadden, overeenkomstig de reglementering krachtens welke deze verleend werden.
  Zij behouden de voordelen die verbonden zijn aan hun functie slechts in zoverre de voorwaarden voor de toekenning ervan behouden zijn.
  § 2. Voor de personeelsleden die bij de Dienst belast zijn met de uitoefening van een hogere functie, wordt voor hun overdracht alleen rekening gehouden met hun graad. Indien zij vanaf de datum van de overdracht zonder onderbreking opnieuw worden belast met uitoefening van dezelfde hogere functie als die welke zij bij de Dienst uitoefenden, worden zij voor de toepassing van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de Rijksbesturen, geacht de hogere functie verder uit te oefenen.
  § 3. De personeelsleden die onderworpen zijn aan de beoordeling, behouden na hun overdracht de laatste beoordeling welke hun toegekend is.
  Deze beoordeling blijft geldig tot de toekenning van een nieuwe beoordeling of evaluatie.
  Indien een personeelslid op de datum van zijn overdracht krachtens dit besluit een beroep tegen zijn beoordeling heeft ingesteld, dan wordt dit beroep door de raad van beroep afgehandeld voordat de overdracht van het personeel zoals bepaald bij dit besluit, plaatsvindt.

Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 18 december 2002.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  G. VERHOFSTADT
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken,
  L. MICHEL
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie,
  J. VANDE LANOTTE
  De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken,
  Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK.