22 MAART 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5bis, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 57quater, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Art. 1-5
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5bis , van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 57quater , § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende :
" Art. 3bis . § 1. Aan de werkgever die een werknemer tewerkstelt binnen het kader van een doorstromingsprogramma in toepassing van de artikelen 3 tot en met 7 van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum evenals in toepassing van de artikelen 3 tot en met 7 van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wordt een soortgelijke vrijstelling van werkgeversbijdragen toegekend onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten als deze voorzien in artikel 17 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden.
§ 2. Wanneer een werkgever een werknemer, bedoeld in § 1, in dienst neemt, brengt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening hiervan op de hoogte met vermelding van de volgende gegevens :
- de naam en voornaam van de werknemer;
- het rijksregisternummer van de werknemer;
- het volledig adres van de werknemer;
- het geslacht van de werknemer;
- de taal van de werknemer;
- het type voordeel van vrijstelling of vermindering van werkgeversbijdragen;
- de datum van indiensttreding. ".
Art.2. In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Art.3. Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 5. In afwijking van artikel 4 treedt dit besluit in werking met ingang van 1 januari 2002 voor de werkzoekenden, jonger dan 25 jaar, die sedert minstens negen maanden ononderbroken het bestaansminimum of een financiële maatschappelijke hulp genieten en die niet beschikken over een diploma, getuigschrift of brevet van het hoger middelbaar onderwijs.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 maart 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Maatschappelijke Integratie,
J. VANDE LANOTTE.