24 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 82, 84, 111, 114, 115, 124, 127 en 130 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
Art. 1-10
Artikel 1. Artikel 82, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Indien de betrokken werkloze evenwel tijdens de in het vorig lid bedoelde inkomsten-referteperiode inkomsten uit arbeid als loontrekkende heeft, dan worden deze inkomsten buiten beschouwing gelaten ten belope van een netto-belastbaar bedrag dat gelijk is aan ten hoogste 312 maal 10,18 EUR. Het voormelde bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 103,14, geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100), volgens de regels bepaald in artikel 113. ".
Art.2. Artikel 84, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Indien de betrokken werkloze evenwel tijdens de in het tweede lid bedoelde inkomsten-referteperiode inkomsten uit arbeid als loontrekkende heeft, dan worden deze inkomsten buiten beschouwing gelaten ten belope van een netto-belastbaar bedrag dat gelijk is aan ten hoogste 312 maal 10,18 EUR. Het voormelde bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 103,14, geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100), volgens de regels bepaald in artikel 113. ".
Art.3. Artikel 111, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De grens tot beloop waarvan het gemiddeld dagloon van de werknemer in aanmerking wordt genomen, wordt bepaald op 59,5566 EUR per dag. ".
Art.4. In artikel 114 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 1. Het basisdagbedrag van de werkloosheidsuitkering wordt vastgesteld op 40 pct. van het gemiddeld dagloon. ";
B) § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. Het basisdagbedrag van de werkloosheidsuitkering wordt tijdens de eerste twaalf maanden van werkloosheid verhoogd met een aanpassingstoeslag, vastgesteld op 15 pct. van het gemiddeld dagloon.
Na deze eerste twaalf maanden wordt dit basisbedrag voor de werknemer met gezinslast verhoogd met een toeslag voor gezinslast, vastgesteld op 15 pct. van het gemiddeld dagloon. ";
C) § 4, eerste lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 december 1993 en 13 juli 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 4. In afwijking van § 1 wordt, na de eerste vijftien maanden van werkloosheid, het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering van de samenwonende werknemer bepaald op 13,56 EUR. Deze periode van vijftien maanden wordt verlengd met drie maanden per jaar beroepsverleden als loontrekkende. ";
D) § 4, derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wanneer twee samenwonende echtgenoten in de loop van een kalendermaand slechts beschikken over uitkeringen in de zin van artikel 27, 4°, waarvan de samengevoegde dagbedragen het maximum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering vastgesteld overeenkomstig dit artikel niet overschrijden, wordt elke werkloosheidsuitkering van 13,56 EUR met een toeslag van 4,23 EUR verhoogd. ".
Art.5. Artikel 115 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 december 1993, 26 januari 2001 en 13 juli 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 115. Het minimum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering wordt vastgesteld op :
1° 30,56 EUR voor de werknemer met gezinslast;
2° 25,67 EUR voor de alleenwonende werknemer;
3° 19,25 EUR voor de samenwonende werknemer vóór het verstrijken van de eventueel verlengde periode van vijftien maanden bedoeld in artikel 114, § 4.
Het voorgaande lid is niet van toepassing op de werknemer bedoeld in artikel 114, § 5. ".
Art.6. Artikel 124, eerste lid, 2°, c), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1994, 12 augustus 2000 en 13 juli 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" c) 21,16 EUR, indien hij 21 jaar is of meer; ".
Art.7. Art. 127, § 1, van hetzelfde besluit gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1993, 19 juni 1997, 27 april 2001 en 13 juli 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 1. Het bedrag van de anciënniteitstoeslag wordt vastgesteld :
1° voor de werknemer met gezinslast op 3,54 EUR;
2° voor de alleenwonende werknemer die de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft, op 10 pct. van het gemiddeld dagloon;
3° voor de alleenwonende werknemer niet bedoeld in 2°, op 4,5 pct. van het gemiddeld dagloon;
4° voor de samenwonende werknemer waarvoor het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering werd bepaald op 13,56 EUR, op 2,84 EUR;
5° voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in 4° die de leeftijd van 58 jaar bereikt heeft op 15 pct. van het gemiddeld dagloon;
6° voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in 4° of 5° die de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft op 10 pct. van het gemiddeld dagloon;
7° voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in 4° tot 6°, op 5 pct. van het gemiddeld dagloon.
De percentages bedoeld in het eerste lid, 5° en 6°, worden vervangen door 20 pct. indien de werknemer reeds vóór 1 januari 1997 dit percentage genoot. ".
Art.8. In artikel 130, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 november 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling:
" § 2. Het dagbedrag van de uitkering wordt verminderd met het gedeelte van het dagbedrag van het inkomen bedoeld in § 1 dat 10,18 EUR overschrijdt. Het aldus bekomen bedrag wordt afgerond tot de hogere of lagere cent naargelang het gedeelte van een cent al dan niet 0,5 bereikt. Het mag in de gevallen bedoeld in § 1, 2° en 5°, niet minder bedragen dan 12 cent. ";
B) het wordt aangeduid met het volgende lid :
" Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 103,14, geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100), volgens de regels bepaald in artikel 113. ".
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Artikel 111 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft evenwel van toepassing op de werknemer die vóór de inwerkingtreding van dit besluit uitkeringen genoot, tot op de dag voorafgaand aan deze waarop deze berekeningsbasis van de uitkering herzien wordt in toepassing van artikel 118 van dit voormelde besluit.
Art. 10. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 januari 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX.