18 MAART 2002. - Koninklijk besluit tot toekenning van de hoedanigheid van belastingconsulent aan natuurlijke personen op grond van beroepservaring.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De toekenning van de hoedanigheid van belastingconsulent aan natuurlijke personen op grond van beroepservaring.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding.
Art. 6-7
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de wet : de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen;
2° het Instituut : het Instituut van de accountants en de belastingconsulenten, opgericht bij artikel 2 van de wet;
3° de Raad : de Raad van het Instituut bedoeld in artikel 10 van de wet;
4° de erkenningscommissie : de erkenningscommissie, opgericht krachtens artikel 60, § 3, van de wet door het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de accountants en de belastingconsulenten.
HOOFDSTUK II. - De toekenning van de hoedanigheid van belastingconsulent aan natuurlijke personen op grond van beroepservaring.
Art.2. In uitvoering van artikel 60, § 1, van de wet wordt vrijgesteld van de bij artikel 19, 3°, 4° en 5°, van de wet vastgestelde voorwaarden, elke persoon :
- die zijn kandidatuur overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van voornoemd koninklijk besluit van 4 mei 1999 niet heeft ingediend wegens de onontvankelijkheid verbonden aan het vereiste diploma of, die een dossier heeft ingediend dat afgewezen werd door de Raad om reden van het gebrek aan het vereiste diploma,
- en uiterlijk op 15 april 2002 zijn kandidatuur stelt,
- en het bewijs levert gedurende ten minste vijftien jaar professionele werkzaamheden te hebben uitgeoefend, waarin hij voldoende vorming heeft verworven om de functie van belastingconsulent, zoals omschreven in artikel 38 van de wet uit te oefenen.
Art.3. Het verzoek ingediend op grond van artikel 2 wordt per aangetekende brief aan het Instituut gericht. Bij elke kandidatuur wordt een dossier gevoegd, waaruit blijkt dat de kandidaat voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 2. Het dossier omvat bovendien een omstandige beschrijving van de samenstelling en de organisatie van zijn kantoor en van zijn werkmethodes. Indien de kandidaat werkzaam is of is geweest in het kader van een vennootschap of vereniging, omvat het dossier bovendien een beschrijving van de vennootschap of vereniging, haar organisatie en werking en van de plaats die de kandidaat erin bekleedt. De Raad van het Instituut bepaalt onmiddellijk na de inwerkingtreding van dit besluit op welke wijze het in te dienen dossier wordt voorgesteld.
Art.4. De Raad neemt de individuele beslissingen inzake de toekenning van de titel van belastingconsulent na advies van de erkenningscommissie.
Art.5. De Raad of de erkenningscommissie mogen van een kandidaat eisen dat hij zijn dossier vervolledigt door overlegging, binnen de termijn die zij vaststellen, van alle stukken of gegevens die nodig zijn om over de toetredingsaanvraag te kunnen beslissen. De kandidaat wordt geacht zijn toetredingsaanvraag te hebben ingetrokken indien hij zonder wettige reden de gevraagde aanvullende stukken of gegevens niet binnen de vastgestelde termijn heeft overgelegd.
De Raad en de erkenningscommissie kunnen de toetreding van kandidaten afhankelijk stellen van de voorwaarde dat zij worden gehoord door de Raad of de erkenningscommissie. In dat geval mag de Raad de toetreding slechts weigeren nadat de kandidaat is gehoord door de Raad of de erkenningscommissie of minstens nadat hij behoorlijk opgeroepen is geweest.
HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding.
Art.6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7. Onze Minister van Economie en Onze Minister belast met Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 maart 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister belast met Middenstand,
R. DAEMS
De Minister van Economie,
Ch. PICQUE.