13 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende het statuut van de militairen korte termijn en het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de werving en de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader.
Art. 1-18
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. Artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende het statuut van de militairen korte termijn wordt aangevuld als volgt :
" e) DGHR : directeur-generaal human resources. "
Art.2. In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de woorden " de chef van de generale staf, in de schoot van eenzelfde personeelscategorie en van eenzelfde krijgsmachtdeel " vervangen door de woorden " de DGHR in de schoot van eenzelfde personeelscategorie ".
Art.3. In artikel 9 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " de krijgsmachtdelen en voor de korpsen of ambtgroepen " vervangen door de woorden " de plaatsen ";
2° in § 3, eerste lid, worden de woorden " chef van de generale staf " vervangen door het woord " DGHR ".
Art.4. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 10. Om uitzonderlijke redenen, kan de DGHR in de loop van de dienstneming de bestanddelen bedoeld in artikel 9, § 3, tweede lid, 2° en 3°, wijzigen. "
Art.5. In artikel 11, 6°, van hetzelfde besluit worden de woorden " door de stafchef van het krijgsmachtdeel " vervangen door de woorden " overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, § 2; ".
Art.6. In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 juni 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de militair bedoeld in artikel 41bis , eerste lid van de wet, gelden de voorwaarden bepaald in het eerste lid, 2° en 3°, niet. ";
2° in § 2, vierde lid, worden de woorden " stafchef van het krijgsmachtdeel " vervangen door het woord " DGHR ".
Art.7. In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de woorden " stafchef van het krijgsmachtdeel " vervangen door het woord " DGHR ".
Art.8. Artikel 17, § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" § 3. De verbreking van de dienstneming of van de wederdienstneming, bedoeld in artikel 15, 3°, wordt uitgesproken door de DGHR. ".
Art.9. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de woorden " stafchef van het krijgsmachtdeel " vervangen door het woord " DGHR ".
Art.10. Artikel 22ter , § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 1995, wordt vervangen als volgt :
" § 2. De chef van de sectie loopbaanbeheer van de divisie personeel van de algemene directie human resources is de militaire overheid belast met de daadwerkelijke opvolging van de vorming. "
Art.11. In artikel 27, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden " stafchef van het krijgsmachtdeel " vervangen door het woord " DGHR ".
Art.12. In artikel 28, 1° en 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden " stafchef van het krijgsmachtdeel " vervangen door het woord " DGHR ".
Art.13. In artikel 42, tweede lid, 1°, en laatste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden " stafchef van het krijgsmachtdeel " vervangen door het woord " DGHR ".
Art.14. In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt een afdeling VIbis ingevoegd, luidende :
" Afdeling VIbis. - De heropneming.
Art. 42bis. § 1. Om te kunnen worden heropgenomen overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de wet, moet de ex-militair korte termijn aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° zijn hoedanigheid van kandidaat-militair van het actief kader niet verloren hebben :
a) wegens het niet meer bezitten van de vereiste morele hoedanigheden of het verlies van de Belgische nationaliteit;
b) wegens onvoldoende fysieke hoedanigheden op het medisch vlak, waardoor hij niet meer voldoet aan het minimum medisch profiel van het ambt waarvoor hij in de hoedanigheid van kandidaat-militair korte termijn oorspronkelijk gevormd werd;
c) wegens door de DGHR vastgestelde onvoldoende karakteriële hoedanigheden, professionele hoedanigheden of fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie voor het heropnemen van de oorspronkelijke vormingscyclus van kandidaat-militair korte termijn;
2° zijn dienstneming niet van ambtswege verbroken hebben :
a) wegens een valse verklaring;
b) wegens een veroordeling met of zonder uitstel, tot een militaire gevangenisstraf van ten minste één maand wegens een misdrijf dat volgens het militair strafwetboek strafbaar is;
c) wegens het feit dat hij zich aan ernstige, met zijn staat van militair niet overeen te brengen feiten schuldig heeft gemaakt of wegens het feit dat zijn gedrag of zijn wijze van dienen slecht is.
Bovendien, wanneer de heropneming een ex-kandidaat-militair korte termijn betreft die in het kader van zijn vorming de fase van gespecialiseerde professionele vorming moet volbrengen, moet deze nog georganiseerd worden binnen een termijn die het normaal verloop van de vorming mogelijk maakt. Zonodig kan de kandidaat door de DGHR naar een andere vorming geheroriënteerd worden.
§ 2. De heropgenomen kandidaat-militair korte termijn kan worden vrijgesteld van bepaalde vormingsgedeelten overeenkomstig de bepalingen van artikel 27.
§ 3. De heropgenomen kandidaat-militair korte termijn volgt een specifieke vormingscyclus waarvan de duur en het programma rekening houdt met de vorming gevolgd voor de verbreking van de dienstneming als militair korte termijn.
De DGHR bepaalt er de nadere uitvoeringsregels van.
§ 4. Op de dag van zijn heropneming wordt de militair aangesteld tot de graad die hij gekregen zou hebben indien hij het kader van militair korte termijn niet verlaten had.
Hij krijgt de anciënniteit in de graad die hij gekregen zou hebben indien hij het kader van militair korte termijn niet verlaten had.
De volgende aanstellingen worden verleend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 46 en 47, rekening houdende met de duur van de vorming gevolgd voor de verbreking van de dienstneming van militair korte termijn. "
Art.15. Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.16. De bijlage bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 1995, wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.
Art.17. Artikel 97, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de werving en de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 april 2002, wordt vervangen als volgt :
" 3° in de graad van adjudant, op de eerste dag van de vijftiende maand volgend op de mand van indiensttreding; ".
Art.18. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 december 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Landsverdediging,
A. FLAHAUT
BIJLAGE.
Art. N. AANVRAAG OM VRIJSTELLING VAN DIENST BEDOELD IN ARTIKEL 26, § 2, VAN DE WET VAN 20 MEI 1994 HOUDENDE STATUUT VAN DE MILITAIREN KORTE TERMIJN.
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 24-12-2002, p. 57921).
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 december 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Landsverdediging,
A. FLAHAUT.