11 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot organisatie van kynologenhulpverleningsteams. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 18-10-2002 en tekstbijwerking tot 19-10-2009.)
HOOFDSTUK I. De oprichting van de kynologenhulpverleningsteams.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. De opleiding en het getuigschrift van hulphondengeleider.{/chap}
Art. 4
Afdeling 1. - De opleiding van hulphondengeleider.
Onderafdeling 1. - De toegangsvoorwaarden tot de opleiding.
A. De toelatingsvoorwaarden voor de kandidaat-hondengeleider.
Art. 5
B. De toelatingsvoorwaarden voor de hond.
Art. 6-7
Onderafdeling 2. - De organisatie van de opleiding.
Art. 8-10
Onderafdeling 3. - De examensessie.
Art. 11-13
Afdeling 2. - Het getuigschrift van hulphondengeleider.
Art. 14
HOOFDSTUK III. - De accrediteringskaart en de permanente opleiding.
Art. 15-18
HOOFDSTUK IV. - De instructeurs in de kynologenhulpverlening.
Art. 19
Afdeling 1. - De toelatingsvoorwaarden tot de opleiding van instructeur..
Art. 20
Afdeling 2. - De organisatie van de opleiding van instructeur.
Art. 21-22
Afdeling 3. - Het getuigschrift van instructeur.
Art. 23-26
HOOFDSTUK V. - De kledij en de kentekens.
Art. 27-29
HOOFDSTUK VI. - De coördinatie en het inzetten van de kynologenhulpverleningsteams.
Afdeling 1. - De coördinator van de kynologenhulpverleningsoperaties.
Art. 30-32
Afdeling 2. - Het inzetten van de kynologenhulpverleningsteams.
Art. 33
HOOFDSTUK VII. - Het statuut en de vergoeding van de hondengeleiders en de coördinatoren.
Art. 34
HOOFDSTUK VIII. - Het technisch comité.
Art. 35-37
HOOFDSTUK IX. - De overgangsmaatregelen.
Art. 38-41
HOOFDSTUK IX. - Uitvoeringsbepaling.
Art. 42
HOOFDSTUK I. De oprichting van de kynologenhulpverleningsteams.
Artikel 1. Er worden kynologenhulpverleningsteams opgericht die belast zijn met :
1° het opsporen en het redden van bedolven personen;
2° het opsporen, op verzoek van de politiële of gerechtelijke overheden, van vermiste personen wier fysieke integriteit bedreigd zou kunnen zijn.
Art.2. § 1. Elk kynologenhulpverleningsteam bestaat uit een hondengeleider en een hond.
§ 2. Elke hondengeleider van de kynologenhulpverleningsteams moet de volgende verplichtingen vervullen :
1° houder zijn van een getuigschrift van hulphondengeleider afgeleverd in toepassing van dit besluit;
2° titularis zijn van een accrediteringskaart van kynologenhulpverleningsteam afgeleverd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken;
3° voldoen aan de medische vereisten die bepaald zijn door een erkend organisme inzake arbeidsgeneeskunde.
Art.3. De hondengeleiders maken deel uit van ofwel een openbare brandweerdienst, ofwel een operationele eenheid van de Civiele Bescherming.
Er kan beroep worden gedaan op hondengeleiders die geen deel uitmaken van één van de openbare diensten bedoeld in het eerste lid, voor zover zij met het Ministerie van Binnenlandse Zaken - Algemene Directie van de Civiele Bescherming de overeenkomst hebben afgesloten voorzien in artikel 34, § 2, van het huidige besluit.
HOOFDSTUK II. De opleiding en het getuigschrift van hulphondengeleider.{/chap}
Art.4. § 1. Om de opdracht van het opsporen en redden van bedolven personen uit te voeren, moet de hondengeleider titularis zijn van het getuigschrift van hulphondengeleider in de specialiteit " reddingshond ".
Om de opdracht van het opsporen van vermiste personen uit te voeren, moet de hondengeleider, afhankelijk van de specificiteit van de opdracht, titularis zijn van het getuigschrift van hulphondengeleider in de specialiteit " vlakterevierenhond " of in de specialiteit " speurhond op menselijke geur ".
§ 2. De Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken wijst het bevoegde organisme aan om de opleiding van hulphondengeleider te verzekeren.
Afdeling 1. - De opleiding van hulphondengeleider.
Onderafdeling 1. - De toegangsvoorwaarden tot de opleiding.
A. De toelatingsvoorwaarden voor de kandidaat-hondengeleider.
Art.5. § 1. De toelatingsvoorwaarden voor de kandidaat-hondengeleider zijn de volgende :
1° zijn hoofdverblijfplaats in België hebben;
2° minimum 21 jaar oud zijn;
3° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag voorleggen dat maximum 3 maanden oud is;
4° voldoen aan een medisch onderzoek dat uitgevoerd wordt door een erkende instelling inzake arbeidsgeneeskunde;
5° titularis zijn van het rijbewijs van categorie B;
6° een getuigschrift voorleggen dat de vaccinatie in orde is, dat uitgereikt wordt door een erkend organisme inzake arbeidsgeneeskunde en overeenkomstig de vereisten die door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken, vastgesteld zijn;
7° een hond onderdak kunnen verschaffen onder de voorwaarden bepaald door de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.
§ 2. De in § 1 bedoelde voorwaarden moeten vervuld zijn op de datum waarop de kandidaat-hondengeleider zijn kandidatuur indient.
De kandidaat-hondengeleider dient zijn kandidatuur in bij het bevoegde organisme bedoeld in artikel 4, § 2, dat nagaat of de kandidaat voldoet aan de in § 1 bedoelde voorwaarden.
Een kopie van het inschrijvingsdossier van elke kandidaat-hondengeleider wordt bezorgd aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken - Algemene Directie van de Civiele Bescherming.
B. De toelatingsvoorwaarden voor de hond.
Art.6. § 1. De hond waarmee de kandidaat-hondengeleider de opleiding denkt te volgen, moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° maximum 5 jaar oud zijn bij de indiening van de kandidatuur door de kandidaat-hondengeleider;
2° niet het voorwerp uitmaken van een wettelijk verbod op het houden ervan;
3° het voorwerp uitmaken van een getuigschrift van de dierenarts dat de hond in goede gezondheid is. Dit getuigschrift is niet ouder dan drie maanden;
4° het voorwerp uitmaken van een getuigschrift dat de vaccinatie in orde is, uitgereikt door een dierenarts, en conform de vereisten bepaald door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken;
5° in orde zijn met de identificatie, overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 november 1994 dat de identificatie van honden verplicht maakt;
6° het voorwerp uitmaken van een getuigschrift, uitgereikt door een universiteitsfaculteit voor dierengeneeskunde, waarin vastgesteld wordt dat de hond geen dysplasie D en E heeft;
7° slagen voor een voorafgaande test.
§ 2. De controle van de naleving van die voorwaarden wordt uitgevoerd door het bevoegde organisme bedoeld in artikel 4, § 2.
§ 3. De voorwaarden bedoeld in § 1, 1° tot 6°, zijn vervuld op de datum van de indiening van de kandidatuur door de kandidaat-hondengeleider.
§ 4. De voorwaarde bedoeld in § 1, 7°, is vervuld binnen de zes maanden die volgen op de datum van indiening van de kandidatuur door de kandidaat-hondengeleider. Zoniet wordt de kandidaat-hondengeleider uitgesloten van de opleiding.
Art.7. De voorafgaande test bedoeld in artikel 6, § 1, 7°, wordt georganiseerd door het bevoegde organisme bedoeld in artikel 4, § 2.
Hij heeft tot doel, tijdens een eenmalig parcours, de sociabiliteit van de hond, zijn gehoorzaamheid, zijn behendigheid en zijn vermogen tot aanwijzing te evalueren.
De inhoud van die test wordt bepaald door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
Onderafdeling 2. - De organisatie van de opleiding.
Art.8.[1 De opleiding van hulphondengeleider omvat twee theoretische opleidingsmodules en drie praktische opleidingsmodules.
Het slagen voor het examen met betrekking tot een module geeft aanleiding tot de toekenning van een slaagattest, hierna certificaat genoemd.
Elk certificaat is vijf jaar geldig, vanaf de datum van de deliberatie van het examen met betrekking tot de module waarvoor dit getuigschrift het slagen bevestigt.
De kandidaat die in het bezit is van de twee certificaten die het slagen voor de twee theoretische opleidingsmodules bevestigen en van een certificaat dat het slagen voor één van de drie praktische opleidingsmodules bevestigt, ontvangt van de instelling die het laatste certificaat uitgereikt heeft, een getuigschrift van hulphondengeleider.]1
----------
(1)<KB 2009-09-10/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2008>
Art.9. De Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken bepaalt de inhoud en de duur van de opleiding.
Art.10. De kandidaat-hondengeleider die bewijst een gelijkwaardige theoretische opleiding gevolgd te hebben als die welke gegeven wordt in toepassing van dit besluit, kan een vrijstelling voor de hele of gedeeltelijke theoretische opleiding krijgen, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die bepaald zijn door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
Onderafdeling 3. - De examensessie.
Art.11.Iedere theoretische en praktische cursus die wordt gegeven in het kader van de opleiding bedoeld in artikel 8, wordt afgesloten met een examen.
De examensessie voor het behalen van een [1 getuigschrift]1 van hulphondengeleider wordt eenmaal per jaar georganiseerd.
De examensessie is uitsluitend toegankelijk voor de kandidaten die de in artikel 8 bedoelde opleiding gevolgd hebben.
----------
(1)<KB 2009-09-10/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2008>
Art.12.De Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken stelt de minimumcijfers vast die vereist zijn voor het verkrijgen van [1 de certificaten]1.
----------
(1)<KB 2009-09-10/33, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2008>
Art.13. De kandidaat die voor de hele of gedeeltelijke in artikel 10 bedoelde theoretische opleiding vrijgesteld is, wordt ervan vrijgesteld het of de examens die betrekking hebben op de vakken waarvoor de vrijstelling verkregen werd, af te leggen.
Afdeling 2. - Het getuigschrift van hulphondengeleider.
Art.14. Het getuigschrift van hulphondengeleider is uitsluitend geldig voor het kynologenhulpverleningsteam dat geslaagd is voor de examensessie.
Als de hondengeleider een andere hond neemt, volgt hij met die hond de in artikel 8 bedoelde praktische opleiding om opnieuw het getuigschrift van hulphondengeleider te behalen.
De houder van een getuigschrift van hulphondengeleider mag het uitsluitend gebruiken in het kader van de kynologenhulpverleningsteams die door dit besluit georganiseerd worden.
HOOFDSTUK III. - De accrediteringskaart en de permanente opleiding.
Art.15.[1 Er wordt een accrediteringskaart uitgereikt aan de houder van een getuigschrift van hulphondengeleider die voor een federale test is geslaagd.
De federale test wordt eenmaal per jaar door een examencommissie georganiseerd. De test heeft als doel de operationele capaciteiten van de hulphondengeleider en hun hond te evalueren.
De samenstelling van de examencommissie en de modaliteiten van de organisatie van de test worden bepaald door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
De accrediteringskaart heeft een geldigheidsduur van twee jaar.]1
----------
(1)<KB 2009-09-10/33, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2008>
Art.16. De accrediteringskaart waarvan de hondengeleider houder is, is uitsluitend geldig voor het kynologenhulpverleningsteam dat hij vormt met zijn hond.
Art.17. Elk kynologenhulpverleningsteam volgt een permanente opleiding gegeven door het bevoegde organisme bedoeld in artikel 4, § 2.
Art.18. De inhoud en de duur van de permanente opleiding worden bepaald door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
Bij afwezigheid of slechte prestaties tijdens de cursussen en oefeningen die gegeven worden in het kader van de permanente opleiding, kan de in artikel 15 bedoelde accrediteringskaart tijdelijk of definitief ingetrokken worden, volgens de modaliteiten bepaald door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
HOOFDSTUK IV. - De instructeurs in de kynologenhulpverlening.
Art.19. De praktische opleiding bedoeld in artikel 8 mag uitsluitend gegeven worden door personen die houder zijn van het getuigschrift van instructeur in de kynologenhulpverlening.
Afdeling 1. - De toelatingsvoorwaarden tot de opleiding van instructeur..
Art.20. De toelatingsvoorwaarden tot de opleiding van instructeur zijn de volgende :
1° houder zijn van een getuigschrift van hulphondengeleider;
2° sedert ten minste twee jaar ononderbroken in het bezit zijn van de accrediteringskaart;
3° behoren tot één van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid.
Afdeling 2. - De organisatie van de opleiding van instructeur.
Art.21. De opleiding van instructeur omvat een theoretische opleiding en een praktische opleiding.
Art.22. De Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken wijst het bevoegde organisme aan om de opleiding van instructeur in de kynologenhulpverlening te verzekeren.
Hij bepaalt de inhoud en de duur van de opleiding van instructeur.
Afdeling 3. - Het getuigschrift van instructeur.
Art.23. Het getuigschrift van instructeur in de kynologenhulpverlening wordt uitgereikt na afloop van een examensessie.
Art.24. De Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken stelt de minimumcijfers vast die vereist zijn voor het verkrijgen van het getuigschrift.
Art.25. De houder van een getuigschrift van instructeur in de kynologenhulpverlening mag het uitsluitend gebruiken in het kader van de kynologenhulpverleningsteams die door dit besluit georganiseerd worden.
Art.26.Het getuigschrift van instructeur heeft een geldigheidsduur van vijf jaar.
Het kan hernieuwd worden voor een periode van vijf jaar op voorwaarde dat er wordt deelgenomen aan een seminarie waarvan de modaliteiten bepaald worden door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
[1 De hernieuwing van het getuigschrift van instructeur hangt af van het slagen voor een evaluatieproef van het seminarie, waarvan de voorwaarden en de modaliteiten bepaald worden door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.]1
----------
(1)<KB 2009-09-10/33, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2008>
HOOFDSTUK V. - De kledij en de kentekens.
Art.27. Elk lid van een kynologenhulpverleningsteam wordt uitgerust met specifieke kledij en kentekens die bepaald worden door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
Art.28. _ De kledij, de kentekens en de persoonlijke voorwerpen die onontbeerlijk zijn voor de uitvoering van de kynologenhulpverleningsopdrachten, die beschadigd of abnormaal bevuild worden tijdens en door een interventie, worden hersteld of vervangen door het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Art.29. De kledij en de kentekens mogen uitsluitend tijdens de interventies van de kynologenhulpverleningsteams gedragen worden, of ter gelegenheid van beroepsvergaderingen of officiële plechtigheden.
HOOFDSTUK VI. - De coördinatie en het inzetten van de kynologenhulpverleningsteams.
Afdeling 1. - De coördinator van de kynologenhulpverleningsoperaties.
Art.30. De coördinator van de kynologenhulpverleningsoperaties staat in voor :
1° het leiden van de kynologenhulpverleningsteams tijdens een interventie;
2° het technisch adviseren van de chef van de hulpverleningsoperaties die aanwezig is op de plaats van de interventie;
3° het opstellen, na elke interventie, van een uitvoerig verslag dat bij het verslag gevoegd wordt dat opgesteld is door de chef van de operaties.
Art.31. De toelatingsvoorwaarden tot de functie van coördinator van de kynologenhulpverleningsoperaties zijn de volgende :
1° houder zijn van het getuigschrift van instructeur in de kynologenhulpverlening;
2° behoren tot één van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid;
3° slagen voor een examen dat betrekking heeft op de bekwaamheid van de kandidaat om kynologenhulpverleningsteams te beheren op het terrein.
Art.32. De coördinators van de kynologenhulpverleningsoperaties worden aangewezen, op voordracht van het technisch comité bedoeld in artikel 35, door de Directeur-generaal van de Civiele Bescherming of zijn afgevaardigde, volgens de modaliteiten die bepaald worden door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
Het in artikel 31, 3°, bedoelde examen wordt georganiseerd door het technisch comité bedoeld in artikel 35 volgens de modaliteiten die bepaald worden door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
Afdeling 2. - Het inzetten van de kynologenhulpverleningsteams.
Art.33. § 1. De aanvraag voor het inzetten van de kynologenhulpverleningsteams wordt door de leider van de operaties gericht aan het centrum van het eenvormig oproepstelsel dat territoriaal bevoegd is.
§ 2. De procedure voor het inzetten van de kynologenhulpverleningsteams wordt bepaald door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
HOOFDSTUK VII. - Het statuut en de vergoeding van de hondengeleiders en de coördinatoren.
van de kynologenhulpverleningsoperaties
Art.34. § 1. Bij de uitoefening van hun kynologenhulpverleningsopdrachten, behouden de hondengeleiders die behoren tot een overheidsdienst bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de coördinatoren van de kynologenhulpverleningsoperaties het statuut van hun oorspronkelijke dienst.
§ 2. Er wordt een overeenkomst afgesloten door het Ministerie van Binnenlandse Zaken - Algemene Directie van de Civiele Bescherming, met de hondengeleiders die niet in artikel 3, eerste lid, bedoeld zijn.
§ 3. Er wordt een overeenkomst gesloten door het Ministerie van Binnenlandse Zaken - Algemene Directie van de Civiele Bescherming, met elke overheid waarvan een openbare brandweerdienst afhangt die hondengeleiders of coördinatoren van de kynologenhulpverleningsoperaties binnen zijn leden telt.
§ 4. De overeenkomsten bedoeld in §§ 2 en 3 regelen, onder andere, de oproepmodaliteiten, de verzekeringsvoorwaarden van de hondengeleiders en de coördinatoren van de kynologenhulpverleningsoperaties en de vergoeding die zij krijgen voor de interventies.
De vergoeding per uur mag echter niet hoger zijn dan 1/1850e van het rekenkundig gemiddelde tussen het minimum en het maximum van de speciale weddeschaal 30/S1 waarin voorzien is voor de operationeel agent van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De vergoeding is verbonden aan de spilindex 138, 01.
HOOFDSTUK VIII. - Het technisch comité.
Art.35. Er wordt een technisch comité opgericht, dat als taak heeft hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde, een advies uit te brengen over iedere technische of operationele kwestie.
Art.36. § 1. Het technisch comité bestaat uit :
1° een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming die aangewezen zijn door de Directeur-generaal van de Civiele Bescherming of zijn afgevaardigde;
2° een vertegenwoordiger van de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie en een vertegenwoordiger van de Fédération Royale des Corps de Sapeurs Pompiers de Belgique, die aangewezen zijn door hun voorzitter;
3° een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de kynologenhulpverleningsteams die niet behoren tot één van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde openbare hulpdiensten, aangewezen door de Directeur-generaal van de Civiele Bescherming of zijn afgevaardigde.
§ 2. Het technisch comité kan de deskundigen waarvan het het advies wenst te kennen, raadplegen, oproepen voor zijn vergaderingen of zelfs betrekken bij zijn werkzaamheden.
De leden van het technisch comité oefenen hun mandaat gratis uit voor een hernieuwbare periode van drie jaar.
Binnen de drie maanden na zijn installatie, stelt het technisch comité zijn huishoudelijk reglement op en kiest het zijn voorzitter onder zijn leden.
Art.37. Het technisch comité, in samenwerking met het bevoegde organisme bedoeld in artikel 4, § 2, stelt de lijst op, en werkt deze bij, van de kynologenhulpverleningsteams en van de coördinatoren van de kynologenhulpverleningsoperaties die beschikbaar zijn om op interventie te vertrekken.
Het comité bezorgt deze lijst aan de centra van het eenvormig oproepstelsel en aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken - Algemene Directie van de Civiele Bescherming.
HOOFDSTUK IX. - De overgangsmaatregelen.
Art.38. § 1. Er kan door het Ministerie van Binnenlandse Zaken een voorlopige accrediteringskaart uitgereikt worden aan de personen die deel uitmaken van een van de openbare diensten die bedoeld worden in artikel 3, eerste lid, die geen houder zijn van een getuigschrift van hulphondengeleider, voor zover zij een relevante ervaring inzake kynologenhulpverlening aantonen en zij voldoen aan de toelatingsvoorwaarden bedoeld in artikel 5, § 1, 1° tot 7°. De voorlopige accrediteringsvoorwaarden van de honden zijn die welke bedoeld zijn in artikel 6, § 1, 2° tot 6°.
De naam van de kandidaten voor de voorlopige accreditering wordt meegedeeld aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken :
1° door de voorzitters van de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie en de Fédération royale des Corps de Sapeurs Pompiers de Belgique, voor de leden van de brandweerdiensten;
2° door de leidende ambtenaren van de operationele eenheden, voor de leden van de Civiele Bescherming.
§ 2. De houders van de voorlopige accrediteringskaart moeten zich inschrijven voor de eerste examensessie bedoeld in artikel 11, die georganiseerd wordt na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
§ 3. De geldigheid van de accrediteringskaart die uitgereikt wordt met toepassing van § 1, verstrijkt op de dag van de deliberatie van de examencommissie na afloop van de eerste examensessie.
Art.39. § 1. In afwijking van artikel 19, kunnen de praktische lessen van de eerste opleidingssessie, bedoeld in artikel 8, gegeven worden door leden van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde overheidsdiensten.
Zij kunnen aangewezen worden als tijdelijke instructeurs door het technisch comité bedoeld in artikel 41, voor zover zij voldoen aan de in artikel 5, § 1, 1° tot 7° bedoelde toelatingsvoorwaarden en een pertinente ervaring aantonen inzake kynologenhulpverlening.
§ 2. De tijdelijke instructeurs moeten een actualiseringsseminarie over de kynologenhulpverleningstechnieken volgen, dat georganiseerd wordt door het in artikel 41 bedoelde technisch comité, en waarvan de modaliteiten vastgesteld zijn door de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken.
§ 3. De leden van het technisch comité kunnen geen tijdelijk instructeur zijn.
§ 4. Het in artikel 23 bedoelde getuigschrift van instructeur wordt uitgereikt aan de laureaten van het in § 2 bedoelde seminarie, op aanvraag van het technisch comité.
Art.40. De door het in artikel 41 bedoelde technisch comité aangewezen tijdelijke instructeurs kunnen door de Directeur-generaal van de Civiele Bescherming of zijn afgevaardigde aangewezen worden als tijdelijke coördinatoren van de kynologenhulpverleningsoperaties.
De laureaten van het in artikel 39, § 2 bedoelde seminarie en van het in artikel 31, 3° bedoelde examen, kunnen door de Directeur-generaal van de Civiele Bescherming of zijn afgevaardigde aangewezen worden als coördinatoren van de kynologenhulpverleningsoperaties.
Art.41. Voor de uitvoering van de in de artikelen 39 en 40 bedoelde maatregelen, bestaat het technisch comité, bedoeld in artikel 35, enkel uit de in artikel 36, § 1, 1° en 2°, bedoelde leden.
HOOFDSTUK IX. - Uitvoeringsbepaling.
Art. 42. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 oktober 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE.