8 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere bepalingen bij de toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets, alsook bij de tegemoetkoming van de overheid in de vervoerskosten, en tot invoering van verscheidene bepalingen voor de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
HOOFDSTUK I. - Wijzigings- en uitleggende bepalingen van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten, met het oog op de toepassing ervan op de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Wijzigings- en uitleggende bepalingen van het koninklijk besluit van 3 september 2000 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de federale personeelsleden en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik
Art. 5-7
HOOFDSTUK III. - Overgangs-, wijzigings- en slotbepalingen.
Art. 8-11
HOOFDSTUK I. - Wijzigings- en uitleggende bepalingen van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten, met het oog op de toepassing ervan op de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° 5° wordt opgeheven;
2° 7° wordt opgeheven.
Art.2. Voor de toepassing van artikel 5 van hetzelfde besluit op de personeelsleden van de korpsen van de lokale politie wordt de rol van de minister, die hetzij de hiërarchische bevoegdheid, hetzij de controlemacht uitoefent, zoals bedoeld in hetzelfde artikel, vervuld door het politiecollege van de meergemeentenzone van politie of door de burgemeester van de gemeente, waartoe naar gelang het geval, de personeelsleden behoren.
Art.3. Artikel 6 van hetzelfde besluit is niet van toepassing op de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
Art.4. Voor de toepassing van artikel 9 van hetzelfde besluit op de personeelsleden van de korpsen van de lokale politie wordt de rol van de minister, die hetzij de hiërarchische bevoegdheid, hetzij de controlemacht uitoefent, zoals bedoeld in hetzelfde artikel vervuld door het politiecollege van de meergemeentenzone van politie of door de burgemeester van de gemeente, waartoe naar gelang het geval, de personeelsleden behoren.
HOOFDSTUK II. - Wijzigings- en uitleggende bepalingen van het koninklijk besluit van 3 september 2000 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de federale personeelsleden en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten, met het oog op de toepassing ervan op de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
Art.5. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 september 2000 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de federale personeelsleden en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° 6° wordt opgeheven;
2° 8° wordt opgeheven.
Art.6. Voor de toepassing van artikel 9 van hetzelfde besluit op de personeelsleden van de korpsen van de lokale politie wordt de rol van de minister, die hetzij de hiërarchische bevoegdheid, hetzij de controlemacht uitoefent, zoals bedoeld in hetzelfde artikel, vervuld door het politiecollege van de meergemeentenzone van politie of door de burgemeester van de gemeente, waartoe naar gelang het geval, de personeelsleden behoren.
Art.7. Artikel 10, 4°, van hetzelfde besluit is niet van toepassing op de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
HOOFDSTUK III. - Overgangs-, wijzigings- en slotbepalingen.
Art.8. In afwachting van de werkelijke oprichting van het korps van de lokale politie waartoe zij zullen behoren, zijn de artikelen 2, 4 en 6 eveneens van toepassing op de personeelsleden van de korpsen van de gemeentepolitie.
Wat hen betreft, wordt de rol van de minister, zoals bepaald in deze artikelen, alsdan vervuld door de burgemeester.
Art.9. In artikel XI.IV.106, derde lid, worden de woorden " van een fiets, " ingevoegd tussen de woorden " het gebruik " en de woorden " van een motorfiets ".
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001.
Art. 11. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Ambtenarenzaken, ieder wat hem betreft, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Sociale Economie en Maatschappelijke Integratie,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van openbaar bestuur,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN