19 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel en tot invoering van verscheidene bepalingen voor de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.
HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijzigingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Bijzondere overgangsbepaling.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 5-6
HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijzigingen.
Artikel 1. Het opschrift van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel wordt vervangen als volgt : " koninklijk besluit betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel alsmede voor de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de korpsen van de lokale politie. "
Art.2. Het artikel 3, § 2, 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 23 april 1999, wordt vervangen door de volgende tekst :
" 4. De personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de politiediensten zoals bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, met vaste dienst belast in het buitenland voor verbindingsopdrachten met buitenlandse of supranationale politiediensten. "
Art.3. In artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 23 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° 3. wordt vervangen als volgt : " 3. met uitzondering van artikel 5 voor de leden van de korpsen van de lokale politie, voor dewelke de betalingen volgens dezelfde regels blijven geschieden als deze die op het personeel van de lokale en provinciale besturen van toepassing zijn, aan de personeelsleden van het operationeel kader en van het administratief en logistiek kader van de politiediensten zoals bedoeld in artikel 116 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus; "
2° 4. wordt opgeheven.
HOOFDSTUK II. - Bijzondere overgangsbepaling.
Art.4. Ten persoonlijke titel en tot de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 houdende de rechtspositieregeling van de politiediensten, blijven de personeelsleden van de federale politie die tot 31 december 2000 het statuut van leden van een operationeel korps van de gemeentepolitie hadden, de wedde, premies, vergoedingen en toelagen, alsook alle andere bezoldigingselementen genieten tegen de bedragen en volgens de regels en voorwaarden van toekenning die bepaald waren in het statuut van de gemeenten waar ze vóór hun aanwijzing bij de federale politie tewerkgesteld waren.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2001, met uitzondering van artikel 4 dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2001.
Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Sociale Economie en Maatschappelijke Integratie,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van Openbaar Bestuur,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN