Details





Titel:

16 FEBRUARI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-03-2001 en tekstbijwerking tot 09-04-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Compensatie voor ontbossing en voor verkaveling van beboste grond.
Afdeling 1. - Wijze van compensatie.
Art. 3-5
Afdeling 2. - Procedure.
Art. 6-10
Afdeling 3. - Diverse bepalingen.
Art. 11-12
Afdeling 4. - Compensatie voor verkaveling van beboste grond.
Art. 13
HOOFDSTUK III. - Ontheffing van het verbod op ontbossing.
Art. 14-16
HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Afwijking op het verbod tot ontbossen geldig voor de meest kwetsbare waardevolle bossen]1
Art. 16/1, 16/2, 16/3, 16/4
HOOFDSTUK IV. - Vrijstelling van de compensatieplicht.
Art. 17
HOOFDSTUK V. - Strafbepalingen.
Art. 18
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 19-22
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1999036470 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. § 1. Dit besluit is niet van toepassing op de bossen die op het grondgebied van meer dan één Gewest gelegen zijn.
  § 2. De bepalingen van dit besluit gelden niet in geval van toepassing van artikel 47, tweede lid, of artikel 87, vijfde lid, van het bosdecreet.

Art.2.De [2 omgevingsvergunning tot ontbossing]2 kan niet worden verleend vooraleer [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 het door de aanvrager van de vergunning ingediende voorstel tot compensatie van de ontbossing al dan niet stilzwijgend heeft goedgekeurd of heeft aangepast.
  De [2 omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden]2 voor een geheel of ten dele beboste grond, waarvoor de aanvraag wordt ontvangen na de inwerkingtreding van het decreet van 17 juli 2000, kan niet worden verleend vooraleer [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 het door de aanvrager van de vergunning ingediende voorstel tot compensatie van de beboste delen van de verkaveling al dan niet stilzwijgend heeft goedgekeurd of heeft aangepast.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 258, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2015-11-27/29, art. 569, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

HOOFDSTUK II. - Compensatie voor ontbossing en voor verkaveling van beboste grond.
Afdeling 1. - Wijze van compensatie.
Art.3.Door de aanvrager van de [2 omgevingsvergunning tot ontbossing]2 wordt een voorstel tot compensatie van de ontbossing ingediend, dat bestaat uit :
  1° hetzij een compenserende bebossing die in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 4 en die zal worden uitgevoerd door de houder van de vergunning;
  2° hetzij een verbintenis van de aanvrager om een compenserende bebossing die in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 4 te laten uitvoeren door een derde;
  3° hetzij een compenserende bebossing die zal worden uitgevoerd door de houder van de vergunning, in combinatie met een verbintenis van de aanvrager om voor het overige gedeelte de compenserende bebossing te laten uitvoeren door een derde, zodat door de combinatie van beide compenserende bebossingen wordt voldaan aan alle bepalingen van artikel 4;
  4° hetzij een verbintenis van de aanvrager om een bosbehoudsbijdrage als bedoeld in artikel 5, eerste lid, te betalen;
  5° hetzij een compenserende bebossing die in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 4, tweede, derde en vierde lid, doch niet met deze van het eerste lid van artikel 4, in combinatie met een verbintenis om een bosbehoudsbijdrage als bedoeld in artikel 5, tweede lid, te betalen voor het gedeelte van het te ontbossen terrein waarvoor geen compenserende bebossing wordt voorgesteld.
  [1 Als de te ontbossen oppervlakte aaneensluitend groter is dan drie hectare kan overeenkomstig artikel 90bis, § 4, tweede lid, van het Bosdecreet het voorstel tot compensatie van de ontbossing alleen een compenserende bebossing omvatten als vermeld in het eerste lid, 1°, 2° of 3°. Dit geldt ook voor gefaseerde, aaneensluitende ontbossingen, door eenzelfde initiatiefnemer, waarbij die ontbossingen elk afzonderlijk op een oppervlakte van minder dan drie hectare betrekking hebben, maar pas vanaf het moment dat deze ontbossingen samen de grens van drie hectare overschrijden.]1
  ----------
  (1)<BVR 2014-09-05/07, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 08-11-2014>
  (2)<BVR 2015-11-27/29, art. 570, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art.4.De oppervlakte van de compenserende bebossing moet overeenkomstig artikel 90bis, § 4, tweede lid, van het bosdecreet minstens gelijk zijn aan de te ontbossen oppervlakte.
  De aan de ontbossing gelijkwaardige compenserende bebossing wordt bepaald overeenkomstig bijlage I, gevoegd bij dit besluit, aan de hand van de oppervlakte van het bos en de boomsoortensamenstelling [2 of in voorkomend geval de aanwezigheid van een Europees te beschermen boshabitat]2.
  Een compenserende bebossing kan slechts, met inachtneming van alle wettelijke en reglementaire bepalingen, worden uitgevoerd op terreinen die nog niet bebost zijn. Deze bebossing moet bovendien worden uitgevoerd in zones met de bestemming groengebied, natuurontwikkelingsgebied, parkgebied, buffergebied, bosgebied, bosuitbreidingsgebied, agrarisch gebied in de ruime zin, recreatiegebied, gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen of de met al deze gebieden vergelijkbare gebieden, aangeduid op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen.
  [3 Een uitzondering op de vereisten in het derde lid is mogelijk, indien cumulatief wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
   1° de boscompensatie wordt uitgevoerd voor ontbossingen zoals beschreven in artikel 90bis, § 1, eerste lid, 1°, van het Bosdecreet of voor ontbossingen voorafgaand aan de ontginning van oppervlaktedelfstoffen;
   2° de compenserende bebossing wordt uitgevoerd op het terrein dat voorwerp is van de [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4;
   3° de compenserende bebossing maakt een uitdrukkelijk onderdeel uit van het voorwerp van [4 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]4.]3
  Een compenserende bebossing kan niet gebeuren op terreinen die reeds buiten het kader van artikel 90bis van het bosdecreet dienen bebost of herbebost te worden hetzij ingevolge een gerechtelijke beslissing, hetzij ingevolge een contractuele of eenzijdige verbintenis.
  De compenserende bebossing dient als bos, zoals bepaald in artikel 3 van het bosdecreet, in stand gehouden te worden voor een periode van tenminste 25 jaar na de datum van aanplanting, behoudens het akkoord van [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 258, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2014-09-05/07, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 08-11-2014>
  (3)<BVR 2015-07-17/64, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 12-09-2015>
  (4)<BVR 2015-11-27/29, art. 571, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art.5.§ 1. De bosbehoudsbijdrage is gelijk aan de grootte van de gelijkwaardige compenserende bebossing zoals bepaald in artikel 4, uitgedrukt in m2, vermenigvuldigd met [1 [3 5,60 euro per m2]3]1.
  In het geval van artikel 3, 5° is de bosbehoudsbijdrage gelijk aan de vermenigvuldiging van [1 [3 5,60 euro per m2]3]1 met het resultaat van, de oppervlakte van de compenserende bebossing, uitgedrukt in vierkante meter, waarvan de grootte berekend is krachtens artikel 4, verminderd met de oppervlakte van de voorgestelde compenserende bebossing, uitgedrukt in vierkante meter.
  [2 § 2. Het in paragraaf 1 vermelde bedrag in euro/m wordt in de maand juli van het jaar [3 2024]3 en vervolgens in de daaropvolgende jaren in de maand juli jaarlijks aangepast aan de gezondheidsindex, volgens de formule:
   zx = (z*ix)/[3 i2024]3
   De variabelen in de formule vermeld in het eerste lid moeten als volgt worden begrepen:
   1° zx: geïndexeerde financiële boscompensatie voor het werkingsjaar x;
   2° z: bedrag in euro/m, vermeld in paragraaf 1;
   3° ix: gezondheidsindex van de maand juni van het jaar x;
   4° [3 i2024]3: gezondheidsindex van de maand juni van het jaar [3 2024]3.
   Onder de gezondheidsindex, vermeld in het eerste lid, wordt verstaan: het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.]2
  ----------
  (1)<BVR 2017-03-31/12, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 07-05-2017>
  (2)<BVR 2017-03-31/12, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 07-05-2017>
  (3)<BVR 2024-03-08/04, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 19-04-2024>

Afdeling 2. - Procedure.
Art.6.De aanvrager van [2 omgevingsvergunning tot ontbossing]2 voegt bij zijn aanvraag een voorstel tot compensatie dat bestaat uit een van de maatregelen, bedoeld in artikel 3.
  Behalve in het geval, bedoeld in artikel 3, 4°, wordt bij het voorstel tot compensatie een bebossingsplan gevoegd.
  Het voorstel tot compensatie moet worden ingevuld op een formulier, [1 waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het Agentschap voor Natuur en Bos]1.
  [1 De aanvraag bevat :
   1° de oppervlakte van het perceel en de stedenbouwkundige bestemming;
   2° de te ontbossen oppervlakte;
   3° ingeval de aanvrager een natuurlijk persoon is, een verklaring op erewoord dat de aanvrager op de datum van de aanvraag noch de volle eigendom over een woning heeft, noch een vrijstelling van de compensatieplicht voor het perceel in kwestie of voor een ander perceel heeft verkregen;
   4° de opgave van de te compenseren oppervlakte;
   5° de wijze van compensatie;
   6° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, een bebossingsplan met opgave van boomsoort, oppervlakte, hoeveelheid plantsoen, plantverband, leeftijd en afmeting van het plantsoen;
   7° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, een verklaring op erewoord dat de bebossingswerken niet in strijd zijn met de erfdienstbaarheden die op de percelen in kwestie rusten, en dat de percelen niet al buiten het kader van artikel 90bis van het Bosdecreet moeten worden bebost of herbebost, ingevolge een gerechtelijke beslissing of een contractuele of eenzijdige verbintenis;
   8° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, de verbintenis van de aanvrager om ambtenaren van het Agentschap voor Natuur en bos toe te laten zich ter plaatse te begeven om het terrein in kwestie vooraf te onderzoeken of om er de uitgevoerde bebossingen te beoordelen;
   9° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, de verbintenis van de aanvrager om toe te laten dat het Agentschap voor Natuur en Bos, als het na een controle ter plaatse, binnen vijf jaar na het afleveren van het attest, vermeld in artikel 10, vaststelt dat de aanplanting niet geslaagd is, een beroep kan doen op derden om de bebossing uit te voeren en dat het Agentschap voor Natuur en Bos de kosten voor het uitvoeren van deze werkzaamheden en van het onderhoud gedurende vijf jaar na de aanplanting op de aanvrager kan verhalen;
   10° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, de volgende bewijsstukken : een kopij van de eigendomstitel, een situeringsplan op schaal 1/25 000, een kopie van het kadastraal plan, een situatieschets van het beplantingsplan (ruimtelijke boomsoortenverdeling), en een kopie van alle wettelijk vereiste vergunningen, adviezen en machtigingen die noodzakelijk zijn om over te gaan tot de bebossing waarop de compenserende bebossing zal worden uitgevoerd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-06-10/12, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 25-07-2011>
  (2)<BVR 2015-11-27/29, art. 572, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art.7. Het formulier, bedoeld in artikel 6, derde lid, wordt, samen met de adviesaanvraag, bedoeld in artikel 90bis, § 1, tweede lid, van het bosdecreet, aan [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 overgezonden door de vergunningverlenende overheid.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 258, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>

Art.8.Binnen 30 dagen na ontvangst van de adviesaanvraag, deelt [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 zijn advies, bedoeld in artikel 90bis, § 1, tweede lid, van het bosdecreet, en zijn beslissing over de voorgestelde compensatie aan de vergunningverlenende overheid mee.
  Indien [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 oordeelt dat de voorgestelde compensatie in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 3 tot en met 5, vermeldt het zijn akkoord op het formulier.
  Indien de door de aanvrager voorgestelde compensatie door [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 als niet in overeenstemming met dit besluit wordt beoordeeld, vermeldt het zijn akkoord op het formulier onder de voorwaarde dat de door [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 aangepaste compensatiemaatregelen, uitgewerkt overeenkomstig artikel 3 tot en met 5, in acht worden genomen. Deze aangepaste compensatiemaatregelen kunnen bestaan uit :
  1° een aanvullende bosbehoudsbijdrage, in het geval de overeenkomstig artikel 3, 4° of 5° voorgestelde bosbehoudsbijdrage niet in overeenstemming is met artikel 5;
  2° een aanvullende bosbehoudsbijdrage in het geval de oppervlakte van de overeenkomstig artikel 3, 1°, 2° of 3° voorgestelde compenserende bebossing niet voldoet aan artikel 4. De aanvullende bosbehoudsbijdrage wordt berekend overeenkomstig artikel 5, tweede lid;
  3° een aanpassing van het voorgestelde bebossingsplan om bosbouwtechnische redenen.
  Indien het formulier niet tijdig wordt teruggezonden naar de vergunningverlenende overheid, wordt dit beschouwd als een goedkeuring van het voorstel van de aanvrager. In dit geval brengt deze overheid op het formulier een vermelding aan, luidens welke het voorstel stilzwijgend is goedgekeurd bij ontstentenis van een uitdrukkelijke beslissing van [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 binnen de in het eerste lid bedoelde termijn.
  [2 De houder van de [3 omgevingsvergunning tot ontbossen]3 die aan de compensatieplicht is onderworpen, moet de compenserende bebossing uitvoeren binnen een periode van twee jaar na de afgifte van de [3 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]3 in laatste administratieve aanleg of ten laatste twee jaar na het beëindigen van de voor de vergunde handeling noodzakelijke werkzaamheden op de plaats waar een compenserende bebossing werd voorzien in de gevallen als vermeld in artikel 4, vierde lid. De bosbehoudsbijdrage moet hij betalen binnen een termijn van vier maanden na de afgifte van de stedenbouwkundige vergunning in laatste administratieve aanleg.]2
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 258, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2015-07-17/64, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 12-09-2015>
  (3)<BVR 2015-11-27/29, art. 573, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art.9.Het formulier, bedoeld in artikel 6, aangevuld overeenkomstig artikel 8, tweede, derde of vierde lid, wordt samen met de [1 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]1 aan de aanvrager toegestuurd en maakt integraal deel uit van die vergunning.
  De vergunningverlenende overheid vermeldt in de [1 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]1 dat deze op grond van artikel 90bis, § 5, derde lid, van het bosdecreet verleend wordt onder de voorwaarden zoals opgenomen in het in het eerste lid bedoelde formulier.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 574, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art.10.Wanneer de compensatiemaatregel of - maatregelen volledig zijn uitgevoerd, wordt dit op verzoek van de vergunninghouder door [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1, en in het geval van een bebossing na een controle ter plaatse, geattesteerd. Het Bosbeheer bezorgt een afschrift van dit attest aan de overheid die de [2 omgevingsvergunning tot ontbossing]2 heeft verleend.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 258, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2015-11-27/29, art. 575, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Afdeling 3. - Diverse bepalingen.
Art.11.De houder van de [2 omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen]2 die zelf de compenserende bebossing uitvoert of de derde die garant staat voor de uitvoering van de compenserende bebossing verbindt zich ertoe :
  1° minstens 30 dagen voordat de compenserende bebossing wordt uitgevoerd dit aan [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 te melden;
  2° de ambtenaren van [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 in staat te stellen om het terrein in kwestie vooraf te onderzoeken of er de uitgevoerde beplantingen te beoordelen;
  3° dat [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1, indien het na een controle ter plaatse binnen vijf jaar na het afleveren van het attest, bedoeld in artikel 10, vaststelt dat de aanplanting niet geslaagd is, een beroep kan doen op derden voor het uitvoeren van de bebossing en de kosten voor het uitvoeren van deze werkzaamheden en van het onderhoud gedurende vijf jaar na de aanplanting op de aanvrager kan verhalen. Een aanplanting wordt pas als geslaagd beschouwd wanneer ten minste 80 % van het aangeplante stamtal bij de controle nog in leven is en deze levende bomen en struiken regelmatig gespreid over het terrein voorkomen.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 258, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2015-11-27/29, art. 576, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art.12. [1 Het Agentschap voor Natuur en Bos]1 houdt een register bij van de bebossingen in het kader van dit besluit.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 258, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>

Afdeling 4. - Compensatie voor verkaveling van beboste grond.
Art.13.De bepalingen van artikel 3 tot en met 12 zijn eveneens van toepassing op de aanvragen van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde [2 omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden]2 met dien verstande dat niet een ontbossing of een te ontbossen oppervlakte gecompenseerd moet worden, maar de beboste delen of de beboste oppervlakte van de verkaveling met uitzondering van de oppervlakte van de in de aanvraag vermelde of als last aan de verkavelaar opgelegde beboste groene ruimten.
  Het voorstel van compensatie voor de beboste delen van een te verkavelen grond moet worden ingevuld op [1 een formulier, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website www.natuurenbos.be van het Agentschap voor Natuur en Bos]1.
  [1 De aanvraag bevat :
   1° de oppervlakte van het perceel en de stedenbouwkundige bestemming;
   2° de te ontbossen oppervlakte;
   3° de opgave van de te compenseren oppervlakte;
   4° de wijze van compensatie;
   5° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, een bebossingsplan met opgave van boomsoort, oppervlakte, hoeveelheid plantsoen, plantverband, leeftijd en afmeting van het plantsoen;
   6° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, een verklaring op erewoord dat de bebossingswerken niet in strijd zijn met de erfdienstbaarheden die op de percelen in kwestie rusten, en dat de percelen niet al buiten het kader van artikel 90bis van het Bosdecreet moeten worden bebost of herbebost, ingevolge een gerechtelijke beslissing of een contractuele of eenzijdige verbintenis;
   7° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, de verbintenis van de aanvrager om ambtenaren van het Agentschap voor Natuur en bos toe te laten zich ter plaatse te begeven om het terrein in kwestie vooraf te onderzoeken of er de uitgevoerde bebossingen te beoordelen;
   8° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, de verbintenis van de aanvrager om toe te laten dat het Agentschap voor Natuur en Bos, als het na een controle ter plaatse, binnen vijf jaar na het afleveren van het attest, bedoeld in artikel 10, vaststelt dat de aanplanting niet geslaagd is, een beroep kan doen op derden de bebossing uit te voeren, en dat het Agentschap voor Natuur en Bos de kosten voor het uitvoeren van deze werkzaamheden en van het onderhoud gedurende vijf jaar na de aanplanting op de aanvrager kan verhalen;
   9° als de compensatie geheel of deels via bebossing gebeurt, de volgende bewijsstukken : een kopij van de eigendomstitel, een situeringsplan op schaal 1/25 000, een kopie van het kadastraal plan, een situatieschets van het beplantingsplan (ruimtelijke boomsoortenverdeling), en een kopie van alle wettelijk vereiste vergunningen, adviezen en machtigingen die noodzakelijk zijn om over te gaan tot de bebossing waarop de compenserende bebossing zal worden uitgevoerd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2011-06-10/12, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 25-07-2011>
  (2)<BVR 2015-11-27/29, art. 577, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

HOOFDSTUK III. - Ontheffing van het verbod op ontbossing.
Art.14.§ 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, kan de in artikel 90bis, § 1, derde lid, van het bosdecreet bedoelde ontheffing verlenen op individueel en gemotiveerd verzoek. Deze ontheffing moet via een aangetekend schrijven worden aangevraagd bij [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 en moet om als volledig te worden beschouwd de volgende elementen bevatten :
  1° de identiteit van de eigenaar of houder van het zakelijk recht en zonodig de identiteit van de gevolmachtigd beheerder of aanvrager. De geschreven volmacht moet worden bijgevoegd;
  2° een grondige motivatie tot afwijking van het verbod op ontbossing;
  3° een door de aanvrager ondertekende situatietekening op een kopie van een stafkaart met schaal 1/25.000 met vermelding van de straatnaam of de gangbare plaatsnaam;
  4° de gegevens inzake de betreffende percelen :
  a) een uittreksel uit de kadastrale legger;
  b) de bestemming volgens het geldende plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan;
  c) [2 de bescherming als cultuurhistorisch landschap;]2
  d) een beschrijving en een situering op een kaart (schaal 1/5000) van de geplande werken;
  e) het eventuele beheersplan waaraan deze percelen onderworpen zijn;
  f) de vermelding of er voor het gebied al dan niet een natuurrichtplan overeenkomstig artikel 48 en 50 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu moet opgesteld worden of van toepassing is;
  g) de te ontbossen oppervlakte, uitgedrukt in m2, waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd;
  5° een ecologische evaluatie van de gevolgen van de voorgestelde ingreep en de hieraan gekoppelde maatregelen die worden voorgesteld ter naleving van de zorgplicht, opgelegd door artikel 14 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
  § 2. Het Bosbeheer onderzoekt de aanvraag tot ontheffing van het verbod op ontbossing op haar ontvankelijkheid en volledigheid overeenkomstig hetgeen bepaald in § 1.
  Wordt de aanvraag onontvankelijk of onvolledig bevonden, dan wordt de aanvrager binnen 14 kalenderdagen na de indiening van de aanvraag hiervan door [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de reden van onontvankelijkheid of met vermelding van gegevens en/of documenten die ontbreken of nadere toelichting vereisen.
  Wordt de aanvraag ontvankelijk en volledig bevonden, dan wordt de aanvrager binnen 14 kalenderdagen na de indiening van de aanvraag hiervan door [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 schriftelijk in kennis gesteld. De behandelingstermijn vangt aan op de datum van de verzending van voormelde brief.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 258, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
  (2)<BVR 2014-05-16/42, art. 13.1.21, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.15. Op basis van het advies van [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de aanvangsdatum van de behandelingstermijn, een met reden omklede beslissing over de ontheffing van het verbod op ontbossing, eventueel gekoppeld aan voorwaarden. Deze beslissing wordt per aangetekende zending aan de aanvrager van de ontheffing van het verbod op ontbossing medegedeeld.
  Ingeval er geen beslissing wordt genomen binnen de voormelde termijn van drie maanden, wordt de aanvraag tot ontheffing van het verbod tot ontbossing geacht te zijn afgewezen.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 258, 003; Inwerkingtreding : 21-05-2008>

Art.16.Indien een ontheffing van het verbod op ontbossing werd verleend, moet de aanvrager van de [1 omgevingsvergunning tot ontbossing]1 naast het voorstel tot compensatie, bedoeld in artikel 3, ook een (kopie) van de beslissing tot ontheffing voorleggen aan de vergunningverlenende overheid. <BVR 2004-04-23/41, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 31-03-2004>
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 578, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Afwijking op het verbod tot ontbossen geldig voor de meest kwetsbare waardevolle bossen]1   ----------   (1)
Art. 16/1. [1 § 1. Het gemotiveerd verzoek tot het bekomen van de in artikel 90ter, § 7, van het Bosdecreet vermelde afwijking moet via een beveiligde zending worden ingediend bij het Agentschap voor Natuur en Bos. Als beveiligde zending worden beschouwd: een aangetekende brief, afgifte tegen ontvangstbewijs, een elektronisch aangetekende zending, elektronische communicatie via een elektronisch loket van het Agentschap voor Natuur en Bos. Om als volledig te kunnen worden beschouwd moet het gemotiveerd verzoek de volgende elementen bevatten:
   1° een grondige motivatie voor afwijking van het verbod op ontbossing, met inbegrip van een beschrijving van het project of de activiteit waarvoor ontbossing nodig is;
   2° een door de aanvrager ondertekende situatietekening op een kopie van een stafkaart met schaal 1/25.000, met vermelding van een straatnaam of een gangbare plaatsnaam voor de identificatie van het perceel of de percelen in kwestie;
   3° de volgende gegevens inzake het perceel of de percelen in kwestie:
   a) een uittreksel uit de kadastrale legger;
   b) de bestemming volgens het geldende plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan;
   c) de eventueel geldende beschermingsbepalingen overeenkomstig het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;
   d) een beschrijving en een situering op een kaart met een schaal 1/5.000 van de geplande werken met argumentatie of, in voorkomend geval, het beheerplan dat van toepassing is op het perceel of de percelen;
   e) de vermelding of het perceel of de percelen al dan niet gelegen zijn binnen de contouren van een managementplan of een managementplan Natura 2000, vermeld in respectievelijk artikel 48 en 50septies, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, aangevuld met een motivatie hoe de ontbossing zich verhoudt ten opzichte van de bepalingen uit de vermelde plannen;
   f) de te ontbossen oppervlakte, uitgedrukt in m, waarvoor de afwijking wordt aangevraagd;
   4° een ecologische evaluatie van de gevolgen van de gevraagde ontbossing en de hieraan gekoppelde maatregelen die worden voorgesteld ter naleving van de zorgplicht, vermeld in artikel 14, § 1, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, alsook een motivatie dat er geen alternatief bestaat voor de aangevraagde ontbossing;
   5° een voorstel tot compensatie van de aangevraagde ontbossing overeenkomstig artikel 3, ingevuld op een formulier, waarvan het model ter beschikking wordt gesteld op de website van het Agentschap voor Natuur en Bos.
   § 2. Het Agentschap voor Natuur en Bos onderzoekt het gemotiveerd verzoek tot afwijking van het verbod op ontbossing op haar ontvankelijkheid en volledigheid overeenkomstig paragraaf 1.
   Als het gemotiveerd verzoek onontvankelijk of onvolledig wordt bevonden, wordt de aanvrager binnen 14 kalenderdagen na de indiening van het gemotiveerd verzoek hiervan door het Agentschap voor Natuur en Bos schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de reden van onontvankelijkheid of met vermelding van gegevens en/of documenten die ontbreken of nadere toelichting vereisen.
   Als het gemotiveerd verzoek ontvankelijk en volledig wordt bevonden, dan wordt de aanvrager binnen 14 kalenderdagen na de indiening van het gemotiveerd verzoek hiervan door het Agentschap voor Natuur en Bos schriftelijk in kennis gesteld. De behandelingstermijn van het gemotiveerd verzoek vangt aan op de datum van de verzending van voormelde brief.
   Indien binnen de termijn van 14 kalenderdagen na de indiening van het gemotiveerd verzoek geen schriftelijke kennisgeving door het Agentschap voor Natuur en Bos is bezorgd, wordt het gemotiveerd verzoek als ontvankelijk en volledig bevonden.
   § 3. Het Agentschap voor Natuur en Bos onderzoekt de ecologische gevolgen van de afwijking tot ontbossing, mede rekening houdend met de in artikel 16/1, § 1, aangeleverde informatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-03-31/12, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 07-05-2017>

Art. 16/2. [1 De Vlaamse Regering maakt een integrale en geïntegreerde afweging op basis van het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos en de elementen vermeld in artikel 90ter, § 7, vierde lid van het Bosdecreet, en stelt op basis daarvan binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de in artikel 16/1, § 2, derde en vierde lid, vermelde aanvangsdatum van de behandelingstermijn, een besluit vast over het gemotiveerd verzoek tot afwijking van het verbod op ontbossing in functie van het in artikel 16/1, § 1, 1°, beschreven project of activiteit, eventueel gekoppeld aan voorwaarden. Deze beslissing wordt per beveiligde zending meegedeeld aan de aanvrager van de afwijking van het verbod op ontbossing.
   Bij het vaststellen van het in het eerste lid vermelde besluit neemt de Vlaamse Regering, in uitvoering van artikel 90ter, § 7, vierde lid, van het Bosdecreet, alleen een gunstige beslissing als wordt aangetoond:
   1° dat de gevraagde ontbossing te verantwoorden is in functie van het algemeen belang, en dat het project of de activiteit zorgt voor een duurzame ruimtelijke en ecologische ontwikkeling, waarbij het louter privaat belang van de aanvrager overschreden wordt;
   2° dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat voor de te realiseren activiteit zonder ontbossing;
   3° hoe schade aan het omliggende, overblijvende bos wordt vermeden, dan wel beperkt of hersteld.
   In geval er geen beslissing wordt genomen binnen de voormelde termijn van drie maanden wordt het gemotiveerd verzoek tot afwijking van het verbod tot ontbossing geacht te zijn afgewezen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-03-31/12, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 07-05-2017>

Art. 16/3. [1 Indien een afwijking van het verbod op ontbossing werd verleend moet de aanvrager van de in artikel 2, eerste lid bedoelde stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning tot ontbossing en de in artikel 13, eerste lid, bedoelde verkavelingsvergunning, naast het voorstel tot compensatie, vermeld in artikel 3, ook een kopie van de beslissing tot afwijking voorleggen aan de vergunningverlenende overheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-03-31/12, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 07-05-2017>

Art. 16/4. [1 De vergunningverlenende overheid neemt de eventuele voorwaarden geformuleerd in de beslissing tot afwijking op in de vergunning.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2017-03-31/12, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 07-05-2017>

HOOFDSTUK IV. - Vrijstelling van de compensatieplicht.
Art.17.De aan de stedenbouwkundige vergunningsplicht onderworpen ontbossing wordt vrijgesteld van de compensatieplicht voor de eerste vijf are indien zij uitgevoerd wordt in het licht van de woningbouw op percelen kleiner dan twaalf are in zones met de bestemming woongebied in de ruime zin of in zones met een daarmee gelijk te stellen bestemming.
  De aanvrager van een [1 omgevingsvergunning tot ontbossing]1 kan slechts eenmaal de in het eerste lid bedoelde vrijstelling van de compensatieplicht bekomen. Bovendien kan hij deze vrijstelling slechts bekomen indien hij een natuurlijke persoon is en hij op datum van zijn aanvraag niet reeds de volle eigendom heeft van een woning.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 579, 009; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

HOOFDSTUK V. - Strafbepalingen.
Art.18. <Opgeheven bij BVR 2009-04-30/88, art. 40, 004; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.19. Het besluit van de Vlaamse regering van 26 november 1999 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing wordt opgeheven.

Art.20. Het decreet van 17 juli 2000 en dit besluit treden in werking op de datum van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art.21.[1 Het hoofd van het Agentschap voor Natuur en Bos]1, wordt gemachtigd de modellen van de formulieren, [2 ...]2, te wijzigen of te vervangen.
  ----------
  (1)<BVR 2011-06-10/12, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 25-07-2011>
  (2)<BVR 2011-06-10/12, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 25-07-2011>

Art.22. De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1.Bijlage I. - De grootte van een gelijkwaardige bebossing is gelijk aan de oppervlakte van de ontboste oppervlakte, vermenigvuldigd met de compensatiefactor.
  Deze compensatiefactor is afhankelijk van [1 de boomsoortensamenstelling en in voorkomend geval de aanwezigheid van één of meerdere Europees te beschermen boshabitats]1 en wordt bepaald aan de hand van de onderstaande tabel.
  Compensatiefactor.


[<font color="red">1</font> Type bosCompensatiefactor
Bos dat beantwoordt aan een of meerdere van de volgende habitat-codes:
  2160: Duinen met Hyppophae rhamnoides
  2170: Duinen met Salix repens ssp. Argentea (Salicion arenariae)
  2180: Beboste duinen van het Atlantische, Continentale and Boreale kustgebied
  9110: Beukenbossen van het type Luzulo-Fagetum
  9120: Zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Ilex of soms Taxus (Quercion robori-petraeae if Ilici-Fagion)
  9130: Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum
  9150: Midden-Europese kalkminnende beukenbossen behorend tot het Cephalanthero-Fagetum
  9160: Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eikenhaagbeukbossen behorend tot het Carpinion-betuli:
  9190: Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten
  91D0: Veenbossen
  91 E0: Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
  91 F0: Gemengde eiken-iepen-essenbossen langs de oevers van grote rivieren met Quercus robur, Ulmus laevis, Fraxinus excelsior of Fraxinus angustifolia (Ulmenion minoris)
3
Ander inheems loofbos: grondvlak bestaat uit minstens 80 % inheems loofhout2
Gemengd bos: grondvlak inheems loofhout ligt tussen 20 en 80 %1,5
Niet-inheems loofbos en/of naaldbos: grondvlak bestaat uit minstens 80 % niet-inheems loofhout, naaldhout of een menging hiervan1]<font color="red">1</font>
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2014090507" target="_blank">2014-09-05/07</a>, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 08-11-2014>
[1 Met de habitatcode wordt bedoeld een code die overeenstemt met een van de Europees te beschermen boshabitats vermeld in de bijlage 1, gevoegd bij het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. Een informatieve boshabitatkaart met aanduiding van de in de tabel genoemde habitat-codes wordt opgesteld door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.]1
  Het grondvlak wordt gedefinieerd als de som van de gezamenlijke oppervlakte van de stamdoorsneden van de bomen, aanwezig op een perceel, gemeten op 1.5 m hoogte en uitgedrukt in m2 per ha.
  Bestanden waarvan de opperetage uit minstens 75 % cultuurpopulier bestaat, vallen in de klasse niet-inheems loofbos.
  De loofboomsoorten zoals vermeld in onderstaande tabel worden beschouwd als inheemse loofboomsoorten.


Zomereik (Quercus robur)Zwarte els (Alnus glutinosa)
Wintereik (Quercus petraea)Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus)
Es (Fraxinus excelsior)Tamme kastanje (Castanea sativa)
Beuk (Fagus sylvatica)Wilg (Salix alba, S. fragilis en S. x rubens)
Zoete kers (Prunus avium)Ratelpopulier (Populus tremula)
Haagbeuk (Carpinus betulus)Grauwe abeel (Populus canescens)
Linde (Tilia cordata, T. platyphyllos en T. x vulgarisBerk (Betula pendula en Betula pubescens)
Olm (Ulmus glabra en U. minor)

  ----------
  (1)<BVR 2014-09-05/07, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 08-11-2014>

Art. N2.
  <Opgeheven bij BVR 2011-06-10/12, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-07-2011>

Art. N3.
  <Opgeheven bij BVR 2011-06-10/12, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 25-07-2011>