2 FEBRUARI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het stambesluit VOI van 30 juni 2000, wat betreft de functioneringsevaluatie.
Art. 1-10
Artikel 1. Artikel II 4, 2°, van het stambesluit VOI van 30 juni 2000 wordt vervangen door wat volgt :
" 2° een stagiair tegen een voorstel tot negatieve evaluatie van de stage en een ambtenaar tegen de evaluatie onvoldoende of tegen een vormgebrek tijdens de evaluatieprocedure of tegen de beslissing tot loopbaanvertraging. ".
Art.2. In artikel II 16 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Art.3. In artikel II 20 van hetzelfde besluit wordt § 3 opgeheven.
Art.4. In deel VIII van hetzelfde besluit wordt titel II " De functioneringsevaluatie ", bestaande uit de artikelen VIII 8 tot en met VIII 26 vervangen door wat volgt :
" TITEL II. - De functioneringsevaluatie
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied, doel en basisbeginselen van de evaluatie.
Art. VIII. 8. § 1. Elke ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar gedurende ten minste drie maanden prestaties heeft geleverd wordt met betrekking tot deze prestaties geëvalueerd.
§ 2. De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar.
Met ingang van de planning 2001 kan in uitzonderlijke omstandigheden op vraag van de geëvalueerde de periode waarover geëvalueerd wordt op maximum vijftien maanden worden gebracht.
§ 3. De evaluatie betreft het functioneren en de beroepsbekwaamheid van de geëvalueerde ten aanzien van een met de evaluatoren afgesproken planning.
De planning wordt schriftelijk vastgelegd en blijft geldig zolang ze niet wordt gewijzigd.
De planning dient te worden overhandigd aan de geëvalueerde binnen de maand nadat ze werd opgesteld of gewijzigd.
§ 4. Het evaluatieverslag wordt bezorgd aan de geëvalueerde binnen de drie maanden na het verstrijken van de periode waarover geëvalueerd wordt.
HOOFDSTUK II. - De evaluatoren.
Art. VIII. 9. § 1.Tenzij anders bepaald, worden de ambtenaren geëvalueerd door ten minste twee leidinggevenden, van wie de eerste evaluator rechtstreeks leiding geeft aan de geëvalueerde.
De evaluator mag niet van een lagere rang zijn dan de geëvalueerde.
§ 2. Onder " leidinggevende " wordt in § 1 begrepen : de leidend ambtenaar, de adjunct-leidend ambtena(a)r(en) en de afdelingshoofden ten overstaan van de personeelsleden, die onder hun gezag staan en de personeelsleden die zijn aangewezen om gezag uit te oefenen over een aantal personeelsleden.
Art. VIII. 10. De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtena(a)r(en) worden geëvalueerd door de benoemende overheid op basis van een evaluatieverslag opgemaakt door een externe evaluatie-instantie die door die overheid is aangesteld.
Ter voorbereiding van dit verslag bevraagt deze externe evaluatie- instantie, de minister en de raad van bestuur.
Daarnaast bevraagt de externe evaluatie-instantie de adjunct-leidend ambtena(a)r(en) en de afdelingshoofden voor de evaluatie van de leidend ambtenaar.
De adjunct-leidend ambtena(a)r(en), die belast zijn met de leiding van een afdeling worden geëvalueerd op hun functie van adjunct-leidend ambtenaar en hun functie van afdelingshoofd.
In het instellingsspecifiek besluit kan de bevraging worden geregeld voor de evaluatie van de adjunct-leidend ambtena(a)r(en).
Enkel als de benoemende overheid niet de Vlaamse regering is, kan er worden afgeweken van de vereiste opgelegd in het eerste lid dat er een verslag moet worden opgesteld.
Art. VIII. 11. Behoudens andersluidende instellingsspecifieke bepalingen worden het afdelingshoofd en het staflid geëvalueerd door de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtena(a)r(en).
Art. VIII. 12. De preventieadviseur-coördinator of bij ontstentenis van een preventieadviseur-coördinator de preventieadviseur wordt geëvalueerd door de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtena(a)r(en). Bij ontstentenis van een adjunct-leidend ambtenaar, treedt het afdelingshoofd bevoegd voor personeelszaken op als evaluator.
De preventieadviseurs worden geëvalueerd door de preventieadviseur- coördinator en de leidend ambtenaar.
Art. VIII. 13. § 1. Met ingang van de evaluatie met betrekking tot de prestaties van het jaar 2001 wordt bij de evaluatie van de lijnmanagers eveneens rekening gehouden met de beschikbare informatie van onder hun gezag staande personeelsleden.
§ 2. Onder " lijnmanager " wordt in § 1 begrepen : de leidend ambtenaar, de adjunct-leidend ambtena(a)r(en), de mandaathouder van rang A2A, de ambtenaar van rang A1 met een diensthoofdentoelage en eventueel andere lijnmanagers aangeduid door de directieraad.
HOOFDSTUK III. - De procedure.
Art. VIII. 14. De functioneringsevaluatie gebeurt na een evaluatiegesprek tussen de geëvalueerde en ten minste één evaluator.
Op verzoek van de geëvalueerde gebeurt het evaluatiegesprek met twee evaluatoren.
Indien de geëvalueerde afwezig is tijdens de evaluatieperiode, gebeurt de functioneringsevaluatie indien mogelijk mondeling of anders schriftelijk.
Indien de ambtenaar van niveau D of E hier schriftelijk om vraagt, wordt het evaluatiegesprek gevoerd in aanwezigheid van een waarnemer van zijn keuze.
Art. VIII. 15. § 1. De functioneringsevaluatie wordt vastgelegd in een door de evaluatoren opgesteld beschrijvend evaluatieverslag dat geen einduitspraak over de geëvalueerde bevat, behalve indien de evaluatoren oordelen dat de ambtenaar globaal beschouwd " onvoldoende " heeft gepresteerd.
§ 2. Indien de twee evaluatoren geen consensus bereiken, bezorgen zij terzelfdertijd de aparte verslagen aan de geëvalueerde. De functioneringsevaluatie van de evaluator met de hoogste rang is doorslaggevend. Indien de evaluatoren van gelijke rang zijn, is de functioneringsevaluatie van de tweede evaluator doorslaggevend.
§ 3. De geëvalueerde kan opmerkingen toevoegen aan het definitieve beschrijvende evaluatieverslag.
§ 4. De geëvalueerde heeft het recht zijn persoonlijk evaluatiedossier te raadplegen.
Art. VIII. 16. Alle personeelsleden of personen onder wiens functioneel gezag de te evalueren ambtenaar prestaties heeft verricht, kunnen via persoonlijke nota's gunstige of ongunstige feiten met betrekking tot het presteren van de ambtenaar vaststellen.
De betrokken ambtenaar kan opmerkingen toevoegen.
HOOFDSTUK IV. - Beroep tegen de evaluatie.
Art. VIII. 17. § 1. Een ambtenaar van rang A2A en lager van wie het beschrijvend evaluatieverslag wordt besloten met de vermelding " onvoldoende " of die meent dat een vormgebrek kan worden ingeroepen, kan daartegen beroep instellen bij de raad van beroep. Het beroep is opschortend.
Het beroep wordt ingesteld binnen vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het beschrijvend evaluatieverslag.
De ambtenaar heeft het recht om te worden gehoord door de raad van beroep en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever.
§ 2. De raad van beroep brengt een met redenen omkleed advies uit binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift. Als er geen advies is binnen de vooropgestelde termijn, wordt het beroep behandeld alsof er een gunstig advies werd gegeven.
Het advies wordt terzelfder tijd verstuurd aan de verzoeker en aan de voor de definitieve beslissing bevoegde overheid.
§ 3. Het dossier wordt vervolgens binnen vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de raad van bestuur voor de ambtenaar van rang A2A en rang A2, alsook voor de ambtenaar van rang A1 en lager die de leidend ambtenaar als eerste evaluator hebben en aan de directieraad voor de ambtenaar van rang A1 en lager. De raad van bestuur, respectievelijk de directieraad is bevoegd voor de definitieve beslissing over het al dan niet toekennen van de evaluatie " onvoldoende ".
De raad van bestuur voor de ambtenaar van rang A2A en rang A2 en voor de ambtenaar van rang A1 en lager, die de leidend ambtenaar als eerste evaluator hebben, en de directieraad voor de ambtenaar van rang A1 en lager beslissen binnen dertig, respectievelijk vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad; zo niet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is.
In voorkomend geval neemt de ambtenaar die als evaluator bij de zaak betrokken is niet deel aan de beraadslaging in de directieraad.
De raad van bestuur is eveneens bevoegd voor de definitieve beslissing over de functioneringsevaluatie wanneer door toepassing van het derde lid de directieraad is samengesteld uit minder dan drie leden.
Ingeval van een vormgebrek, kan de voor de definitieve beslissing bevoegde overheid beslissen dat de evaluatie moet worden overgedaan.
Art. VIII. 18. § 1. De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar van wie het beschrijvend evaluatieverslag wordt besloten met de vermelding " onvoldoende " of die menen dat een vormgebrek kan worden ingeroepen, kunnen daartegen beroep instellen bij de Vlaamse regering of bij een andere instantie, die in het instellingsspecifieke besluit is vermeld, binnen de vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het beschrijvend evaluatieverslag. Het beroep is opschortend.
§ 2. De ambtenaar, bedoeld in § 1, heeft het recht om te worden gehoord door de Vlaamse regering of door de andere instantie, bedoeld in § 1, en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever.
§ 3. De beslissing van de Vlaamse regering of van de andere instantie, bedoeld in § 1, is bindend.
De Vlaamse regering of de andere instantie, bedoeld in het eerste lid, beslist binnen dertig kalenderdagen; zo niet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is.
Art.5. Aan artikel VIII 79 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° lid 1 tot en met 5 worden gegroepeerd in § 1;
2° in § 1, eerste lid worden de woorden " artikel VIII 15 " vervangen door de woorden " artikel VIII 8, § 2 ".
3° aan § 1, vierde lid wordt de volgende zin toegevoegd :
" Tevens wordt hem schriftelijk meegedeeld op grond van welke motieven de loopbaanvertraging wordt voorgesteld. ".
4° een § 2 en een § 3 worden toegevoegd, die luiden als volgt :
" § 2. De ambtenaar kan tegen de beslissing tot loopbaanvertraging beroep instellen bij de raad van beroep. Het beroep is opschortend.
Het beroep wordt ingesteld binnen vijftien kalenderdagen na het bezorgen van de beslissing tot loopbaanvertraging.
De ambtenaar heeft het recht om te worden gehoord door de raad van beroep en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever.
De raad van beroep brengt een met redenen omkleed advies uit binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift. Als er geen advies is binnen de vooropgestelde termijn, wordt het beroep behandeld alsof er een gunstig advies werd gegeven.
Het advies wordt terzelfder tijd verstuurd aan de verzoeker en aan de voor de definitieve beslissing bevoegde overheid.
§ 3. Het dossier wordt vervolgens binnen vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de raad van bestuur. De raad van bestuur is bevoegd voor de definitieve beslissing over het al dan niet toekennen van de loopbaanvertraging.
De raad van bestuur beslist binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad; zo niet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is. ".
Art.6. In deel XIII (Justel past bij : Titel III) van hetzelfde besluit wordt Hoofdstuk V " Prestatietoelagen ", bestaande uit de artikelen XIII 54 tot en met XIII 59 vervangen door wat volgt :
" HOOFDSTUK V. - Prestatietoelagen
Afdeling 1. - De managements- en staftoelage.
Art. XIII. 54. § 1. De leidend ambtenaar, de adjunct-leidend ambtena(a)r(en) en de afdelingshoofden kunnen een managementstoelage ontvangen tussen 0 en 20 % van hun salaris indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel XIII 58.
§ 2. De ambtenaren van rang A2 die een staffunctie hebben, kunnen een staftoelage ontvangen tussen 0 en 20 % van hun salaris indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel XIII 58.
Art. XIII. 55. § 1. Het percentage aan managementstoelage wordt per ambtenaar bepaald door de benoemende overheid voor de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtena(a)r(en) en door de raad van bestuur voor het afdelingshoofd.
§ 2. Het percentage aan staftoelage wordt per ambtenaar bepaald door de directieraad, of voor de VLOR door een andere instantie vermeld in het instellingsspecifiek besluit.
§ 3. De toekenning van een managementstoelage of een staftoelage is mogelijk tot 30 juni 2002.
Afdeling 2. - Functioneringstoelage.
Art. XIII. 56. De ambtenaren kunnen een functioneringstoelage krijgen waarvan het bedrag maximaal 15 % van hun salaris bedraagt, indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel XIII 58.
In voorkomend geval bedraagt voor de ambtenaren van niveau D en E de functioneringstoelage minimum 5 % van hun salaris.
De ambtenaren die in aanmerking komen voor een managements- of staftoelage komen niet in aanmerking voor een functioneringstoelage.
Art. XIII. 57. De directieraad beslist over de toekenning van de functioneringstoelage, of voor de VLOR een andere instantie, vermeld in het instellingsspecifiek besluit.
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. XIII. 58. § 1. Een managementstoelage kan toegekend worden indien uit de functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gefunctioneerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd.
Een staftoelage of functioneringstoelage kan toegekend worden indien uit de functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend gepresteerd heeft ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd.
§ 2. Met salaris, zoals bedoeld in artikel XIII 54 en XIII 56 wordt verstaan het geïndexeerde jaarsalaris, van toepassing in de maand december van het evaluatiejaar en in voorkomend geval het bedrag van de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt.
Art. XIII. 59. De managementstoelage, de staftoelage en de functione- ringstoelage worden uitbetaald voor 1 augustus van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar. ".
Art.7. Artikel XIV 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. XIV 13. Na de proeftijd wordt het contractuele personeelslid met een langere tewerkstellingsduur dan 1 jaar, jaarlijks beoordeeld, volgens dezelfde regeling als deze welke geldt voor de functioneringsevaluatie van de ambtenaar.
Een ongunstige beoordeling kan leiden tot ontslag. ".
Art.8. In artikel XIV 51 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt :
" § 2. Het contractuele personeelslid kan volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar een functioneringstoelage krijgen als uit de beoordeling blijkt dat het personeelslid uitstekend heeft gepresteerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd.
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 10. De leden van de Regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 2 februari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie,
S. STEVAERT
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,
Mevr. M. VOGELS
De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking,
B. ANCIAUX
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
Mevr. M. VANDERPOORTEN
De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme,
R. LANDUYT
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw,
Mevr. V. DUA
De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport,
J. SAUWENS
De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media,
D. VAN MECHELEN.