Details





Titel:

21 DECEMBER 2000. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende het politiek verlof voor de personeelsleden in het onderwijs en houdende aanpassing van de bezoldigingsregeling (VERTALING). - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-02-2001 en tekstbijwerking tot 15-02-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Politiek verlof.
Toepassingsgebied.
Art. 1
Verlof van ambtswege voor de uitoefening van bepaalde politieke mandaten.
Art. 2
Politiek verlof van ambtswege en op aanvraag met het oog op de uitoefening van het ambt van burgemeester, schepen of voorzitter van de Raad voor maatschappelijk welzijn.
Art. 3
Verlof op aanvraag met het oog op de uitoefening van een mandaat van lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap of van de Gemeente- of Provincieraad.
Art. 4
Voorlopige toewijzing.
Art. 5
Administratieve stand.
Art. 6
Diensthervatting.
Art. 7-8
HOOFDSTUK II. - Het niet in aanmerking nemen van bepaalde inkomsten om een bijbetrekking te bepalen.
Aanpassing van de bezoldigingsregeling.
Art. 9
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Overgangsbepaling.
Art. 10
Inwerkingtreding.
Art. 11
Uitvoering.
Art. 12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1958041502 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Politiek verlof.
Toepassingsgebied.
Artikel 1.[1 - Dit hoofdstuk is van toepassing op:
   1° de personeelsleden van de onderwijsinstellingen en psycho-medisch-sociale centra, georganiseerd door de Duitstalige Gemeenschap, die aan een statuut onderworpen zijn;
   2° de gesubsidieerde personeelsleden van de onderwijsinstellingen en psycho-medisch-sociale centra, gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap, die aan een statuut onderworpen zijn.]1
  ----------
  (1)<DDG 2021-06-28/11, art. 214, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Verlof van ambtswege voor de uitoefening van bepaalde politieke mandaten.
Art.2. § 1. De in artikel 1 vermelde personeelsleden die in vast verband benoemd of aangesteld zijn, tot de stage toegelaten zijn of tot het einde van het schooljaar tijdelijk aangewezen of aangesteld zijn, worden van ambtswege voltijds op verlof gesteld om de volgende politieke mandaten uit te oefenen :
  1° lid van de bestendige Deputatie van een Provincieraad;
  2° voorzitter van een agglomeratie of federatie van gemeenten;
  3° lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat of van de Federale Regering;
  4° lid van het Europees Parlement of van de Europese Commissie;
  5° lid van de Regering of van de Raad van het Waalse Gewest, van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van de Vlaamse Gemeenschap of van de Franse Gemeenschap;
  6° voorzitter van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap;
  7° lid van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.
  § 2. Het politiek verlof begint op de dag van de eedaflegging voor één der bovenvermelde mandaten en, wat de voorzitter van de Raad betreft, op de dag van zijn verkiezing.
  Het politiek verlof eindigt op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarop het mandaat een einde neemt.

Politiek verlof van ambtswege en op aanvraag met het oog op de uitoefening van het ambt van burgemeester, schepen of voorzitter van de Raad voor maatschappelijk welzijn.
Art.3. § 1. (De in artikel 1 vermelde personeelsleden die in vast verband benoemd of aangesteld zijn, tot de stage toegelaten zijn of tot het einde van het schooljaar tijdelijk aangewezen of aangesteld zijn, worden van ambtswege gedeeltelijk op verlof gesteld om de volgende politieke mandaten uit te oefenen :
  1° burgemeester of schepen;
  2° voorzitter van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn.
  De dienstprestaties worden zodanig verminderd, dat de te verstrekken diensten alleen maar 3/4 van een voltijdse betrekking mogen bedragen.) <DDG 2004-05-17/49, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 2. Op aanvraag, mogen de in § 1 bedoelde personeelsleden het politiek verlof uitbreiden door hun dienstprestaties tot nihil te herleiden of tot de helft van de uren te beperken die noodzakelijk zijn voor een voltijdse betrekking. Het personeelslid vermeldt dit in zijn aanvraag.
  § 3. In de in de §§ 1 en 2 bedoelde gevallen, geldt als deler het minimumaantal uren of lesuren dat noodzakelijk is voor een voltijdse betrekking in het overeenkomstige ambt. Indien de breuk geen rond getal is, wordt het naar de hogere eenheid afgerond.
  § 4. Het in § 1 bedoeld verlof begint op de dag van de eedaflegging voor één der bovenvermelde mandaten. Het eindigt op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarop het mandaat een einde neemt.
  Het in § 2 bedoeld verlof begint op de eerste dag van de maand volgend op de maand van de eedaflegging voor één der bovenvermelde mandaten of op de eerste dag van het schooljaar. Het eindigt op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarop het mandaat een einde neemt of op de laatste dag van het schooljaar, zomervakantie inbegrepen.

Verlof op aanvraag met het oog op de uitoefening van een mandaat van lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap of van de Gemeente- of Provincieraad.
Art.4. § 1. (Op aanvraag mogen de in artikel 1 vermelde personeelsleden die in vast verband benoemd of aangesteld zijn, tot de stage toegelaten zijn of tot het einde van het schooljaar tijdelijk aangewezen of aangesteld zijn, op politiek verlof gesteld worden als ze een mandaat van lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap of van de gemeente- of provincieraad uitoefenen.) <DDG 2004-05-17/49, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 2. Door dit verlof, kunnen de dienstprestaties beperkt of tot nihil herleid worden. In geval van beperking van de prestaties, blijft het personeelslid 3/4 of 1/2 van de uren presteren die noodzakelijk zijn voor een voltijdse betrekking. Het personeelslid vermeldt dit in zijn aanvraag.
  Het minimumaantal uren of lesuren dat noodzakelijk is voor een voltijdse betrekking in het overeenkomstige ambt geldt als deler. Indien de breuk geen rond getal is, wordt het naar de hogere eenheid afgerond.
  § 3. Het politiek verlof begint op de eerste dag van de maand volgend op de maand van de eedaflegging voor één der bovenvermelde mandaten of op de eerste dag van het schooljaar. Het eindigt op de laatste dag van de maand volgend op de maand waarop het mandaat een einde neemt of op de laatste dag van het schooljaar, zomervakantie inbegrepen.

Voorlopige toewijzing.
Art.5. § 1. Als het met toepassing van artikel 3, §§ 1 en 2 en van artikel 4 gedeeltelijk op verlof gesteld personeelslid titularis is van een bevorderingsambt, dan kan het voor de uren waarvoor het op verlof is gesteld voorlopig worden bijgestaan door een personeelslid dat houder is van een wervings- of selectieambt dat toegang tot dit bevorderingsambt verleent.
  Een beslissend argument voor een voorlopige toewijzing is dat er voor de continuïteit van de dienst wordt gezorgd.
  § 2. In het gemeenschapsonderwijs, wordt de toewijzing door de minister, bevoegd inzake onderwijs, uitgevoerd.
  In het gesubsidieerd vrij of officieel onderwijs, wordt de toewijzing door de inrichtende macht uitgevoerd mits voorafgaande goedkeuring door de Regering.

Administratieve stand.
Art.6. Gedurende de periodes van politiek verlof op aanvraag of van ambtswege bevindt zich het personeelslid in dienstactiviteit. Het personeelslid heeft geen recht op wedde of weddetoelage. Niettemin behoudt het zijn aanspraken op bevordering tot een hogere wedde of op weddetoelage.

Diensthervatting.
Art.7. (Opgeheven) <DDG 2003-06-30/32, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 24-03-2003>

Art.8. Verbod om de wedde te cumuleren met bepaalde voordelen en uitstel van de wederopneming.
  § 1. Na zijn wederopneming in het onderwijs of in het psycho-medisch-sociaal Centrum, mag het personeelslid zijn wedde of weddetoelage, zijn wachtwedde of wachtweddetoelage niet cumuleren met voordelen die verbonden zijn aan de uitoefening van een politiek mandaat bedoeld in de artikelen 2, § 1 en 3, § 1 en die een wederaanpassingsvergoeding uitmaken.
  § 2. Op aanvraag van het betrokken personeelslid, mag de minister, bevoegd inzake onderwijs, het uitstel van de wederopneming in het ambt gedurende maximaal één jaar toestaan.
  Gedurende deze periode bevindt zich het personeelslid in non-activiteit en heeft geen recht op wedde of weddetoelage. Het behoudt evenwel zijn aanspraken op bevordering tot een hogere wedde of weddetoelage.

HOOFDSTUK II. - Het niet in aanmerking nemen van bepaalde inkomsten om een bijbetrekking te bepalen.
Aanpassing van de bezoldigingsregeling.
Art.9. In artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling voor het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, wordt het derde lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 1978, door de volgende bepaling vervangen :
  " Voor de toepassing van de vorige leden wordt geen rekening gehouden met :
  1° het inkomen voortvloeiend uit het verrichten van een deskundigenonderzoek in strafzaken in opdracht van de rechterlijke overheid, noch met de tijdsduur die daaraan is besteed;
  2° het inkomen voortvloeiend uit de uitoefening van een mandaat van burgemeester, van schepen, van voorzitter van de Raad voor maatschappelijk welzijn, van lid van de Gemeente- of Provincieraad of van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. ".

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Overgangsbepaling.
Art.10. Voor de personeelsleden die in de loop van het schooljaar 2000-2001 het ambt van burgemeester, schepen of voorzitter van de Raad voor maatschappelijk welzijn aanvatten, begint het verlof van ambtswege, op 1 september 2001, in afwijking van artikel 3, § 4, lid 1.
  Tijdens deze overgangsperiode, kunnen de in het eerste lid vermelde personeelsleden naar analogie van artikel 3, § 2, eveneens een politiek verlof aanvragen met terugbrenging van de prestaties tot 3/4 van een voltijdse betrekking. Het verlof begint op de eerste dag van de maand volgend op de maand van de eedaflegging voor één der bovenvermelde mandaten en eindigt op 31 augustus 2001.

Inwerkingtreding.
Art.11. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001.

Uitvoering.
Art. 12. De minister, bevoegd inzake onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.