Minimaal recht : Minimaal aantal dagen jaarlijks vakantieverlof.
Elementen | Referentiepunten |
Minimaal aantal dagen | Vierentwintig werkdagen |
Aantal dagen volgens | Vanaf vijfenveertig jaar : vijfentwintig werkdagen |
leeftijd | Vanaf vijftig jaar : zesentwintig werkdagen |
| Vanaf zestig jaar : zevenentwintig werkdagen |
| Vanaf eenenzestig jaar : achtentwintig werkdagen |
| Vanaf tweeenzestig jaar : negenentwintig werkdagen |
| Vanaf drieenzestig jaar : dertig werkdagen |
| Vanaf vierenzestig jaar : eenendertig werkdagen |
Administratieve stand | Het vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een |
| periode van dienstactiviteit |
Periode waarin het | Het vakantieverlof wordt genomen naar believen |
verlof kan genomen | van het personeelslid en volgens de |
worden | dienstnoodwendigheden |
Minimale ononderbroken | Indien het vakantieverlof onderbroken wordt moet |
periode | het een ononderbroken periode van ten minste |
| een week bestrijken |
Periode die recht | Elke periode van bezoldigde dienstactiviteit in |
geeft op verlof | het lopende jaar geeft recht op vakantieverlof |
| in dat jaar |
Minimaal recht : Bevallingsverlof.
Minimaal recht : Afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid.
Elementen | Referentiepunten |
Gevolgen van de | Tijdens de afwezigheden wegens ziekte of |
afwezigheid wegens | gebrekkigheid behoudt het personeelslid zijn |
ziekte of | aanspraak op bevordering en op verhoging in zijn |
gebrekkigheid op | weddeschaal. |
statutair en | Het personeelslid heeft recht op zijn wedde |
geldelijk vlak | (100 pc) gedurende : |
| 1° de periodes van afwezigheid wegens |
| arbeidsongeval, ongeval op de weg van of naar |
| het werk en beroepsziekte; |
| 2° de periodes van verminderde prestaties wegens |
| ziekte; |
| 3° de eerste drieenzestig werkdagen afwezigheid; |
| 4° eenentwintig werkdagen voor elke periode van |
| twaalf maanden bezoldigde beroepsactiviteit |
| (volledige prestaties), met uitzondering van |
| de afwezigheden wegens ziekte of |
| gebrekkigheid. Voor het vaststellen |
| van de activiteitsperiodes |
| kan de overheid in andere openbare diensten |
| verrichte prestaties in aanmerking nemen. |
| Buiten de gevallen vermeld onder lid twee, wordt |
| aan het personeelslid wachtgeld toegekend gelijk |
| aan : |
| a) 60 pct. van de laatste activiteitswedde. Het |
| bedrag mag in geen geval lager zijn dan de |
| vergoeding van de sociale zekerheid of van het |
| pensioen dat het personeelslid zou ontvangen; |
| b) 100 pct. van de laatste activiteitswedde in |
| geval van ernstige of langdurige ziekte, |
| vastgesteld door de geneeskundige dienst |
| aangesteld door de overheid. |
Aanrekening van de | Wanneer het personeelslid deeltijdse prestaties |
afwezigheid wegens | levert worden de afwezigheden wegens ziekte of |
ziekte of | gebrekkigheid in rekening genomen naar rata van |
gebrekkigheid | het aantal uren of dagen die hadden moeten |
| gepresteerd worden. Afwezigheid wegens ziekte of |
| gebrekkigheid wordt niet in rekening genomen in |
| geval van : |
| 1° arbeidsongeval, ongeval op de weg van of naar |
| het werk en beroepsziekte, met inbegrip van de |
| periodes van arbeidsongeschiktheid na de datum |
| van consolidering, behalve in het geval van |
| definitieve ongeschiktheid; |
| 2° verwijdering uit een schadelijke |
| arbeidsomgeving met toepassing van de |
| artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van |
| 16 maart 1971 en van de wets- en reglementaire |
| bepalingen waarin wordt gezegd dat de |
| ambtenaren die onder de bedreiging van een |
| arbeidsziekte ertoe verplicht |
| worden hun ambt tijdelijk neer te leggen, van |
| rechtswege verlof krijgen voor de nodige duur |
| en dat dit verlof gelijkgesteld wordt met een |
| periode van dienstactiviteit. |
| 3° profylaxeverlof; |
| 4° verminderde prestaties wegens ziekte of |
| gebrekkigheid. |
Combinatie van | Bij afwezigheid wegens ziekte gedurende een |
afwezigheid wegens | periode waarin het personeelslid om 't even welke |
ziekte of | reden afwezig is, wordt er slechts een |
gebrekkigheid met | aanrekening gedaan, ofwel afwezigheid wegens |
andere afwezigheden | ziekte, ofwel een andere afwezigheid ofwel een |
| ander verlof. |
| Het personeelslid blijft de wegens zijn deeltijdse |
| arbeid verschuldigde wedde ontvangen. |
Mogelijkheid om beroep | Men kan beroep aantekenen tegen een beslissing |
aan te tekenen tegen | van de bevoegde medische controle dienst om het |
de beslissing van het | het werk te hervatten |
controleorgaan om het | |
werk te hervatten | |
Definitieve | Een personeelslid kan niet definitief ongeschikt |
ongeschiktheid | verklaard worden wegens ziekte of gebrekkigheid |
| zolang dat lid al zijn samengetelde ziektedagen |
| niet heeft opgebruikt waarop het krachtens de |
| reglementering recht heeft. |
Minimaal recht : Verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid.
Minimaal recht : Verminderde prestaties.
Elementen | Referentiepunten |
Toekenning | De personeelsleden mogen hun ambt uitoefenen met |
| verminderde prestaties om persoonlijke |
| aangelegenheden. |
| De personeelsleden die vijftig jaar oud zijn |
| geworden en de personeelsleden die ten minste |
| twee kinderen ten laste hebben en die nog geen |
| vijftien jaar oud zijn krijgen een weddetoeslag. |
| De overheid kan voor bepaalde ambten de |
| mogelijkheid ontzeggen verminderde prestatie om |
| persoonlijke aangelegenheden te verrichten. Voor |
| de overige personeelsleden wordt de toekenning |
| van dit recht onderworpen aan de eisen van de |
| goede werking van de dienst. |
Termijn waarbinnen | De overheid moet beslissen binnen de maand waarin |
de overheid moet | de aanvraag werd ontvangen. |
beslissen over de | Zonder beslissing binnen de maand van de ontvangst |
toekenning van het | van de aanvraag, wordt het verlof of de |
verlof of over de | afwezigheid als aanvaard beschouwd. Wordt de |
afwezigheid | aanvraag geweigerd, dan moet de beslissing met |
| redenen omkleed worden. |
Vermindering van de | Het personeelslid moet ten minste de helft van de |
prestaties | duur van de hem normaal opgelegde prestaties |
| volbrengen. |
Mogelijkheid om een | Het personeelslid kan mits een vooropzeg een einde |
einde te stellen aan | stellen aan de verminderde prestaties. |
het verlof of aan de | |
afwezigheid voor het | |
verstrijken ervan | |
Administratieve stand | Tijdens de duur van de afwezigheid is het |
| personeelslid in non-activiteit. |
| Naast de verminderde prestaties om persoonlijke |
| aangelegenheden zoals bepaald door deze |
| elementen, bestaat er tenminste een verlof- of |
| afwezigheidsstelsel waarbij voorzien is dat het |
| personeelslid vijf jaar in de stand |
| '' dienstactiviteit '' mag blijven, onverminderd |
| de regeling inzake onderbreking van de voltijdse |
| loopbaan |
Bezoldiging | Verlof of afwezigheid voor verminderde prestaties |
| wordt niet bezoldigd. |
Minimaal recht : Profylaxeverlof.
Elementen | Referentiepunten |
Toekenning | Profylaxeverlof wordt voorgeschreven voor het |
| personeelslid dat samenwoont met iemand die een |
| besmettelijke ziekte heeft. Het verlof kan niet |
| worden toegekend aan het personeelslid dat zelf |
| een besmettelijke ziekte heeft, noch aan het |
| personeelslid dat in open lucht of afzonderlijk |
| werkt. |
Aandoeningen | De aandoeningen die aanleiding geven tot |
| profylaxeverlof worden vermeld in artikel 239, |
| # 1, 1° van het koninklijk besluit van 3 juli |
| 1996 houdende uitvoering van de wet betreffende |
| de verplichte verzekering voor geneeskundige |
| verzorging en uitkeringen, gecoordineerd op |
| 14 juli 1994. |
| Zij worden vastgesteld door de geneesheer van het |
| personeelslid of door een geneesheer aangewezen |
| door het bestuur. |
Duur | Het profylaxeverlof vangt aan vanaf het ogenblik |
| dat de zieke persoon de eerste verschijnselen |
| vertoont van de besmettelijke ziekte (en niet |
| vanaf de dag waarop het attest werd opgemaakt). |
| De werkhervatting kan slechts aanvangen met |
| instemming van de bevoegde geneeskundige dienst. |
Administratieve stand | Tijdens een profylaxeverlof bevindt het |
| personeelslid zich in dienstactiviteit. |
Minimaal recht : Onderbreking van de beroepsloopbaan.
Elementen | Referentiepunten |
Toekenning | Ieder personeelslid heeft recht op een volledige |
| onderbreking van zijn beroepsloopbaan. (*) |
| De overheid bepaalt evenwel de ambten waarvan de |
| titularissen uitgesloten worden omwille van |
| dienstredenen. In de gevallen waarin de goede |
| werking van de dienst er niet door gestoord |
| wordt, kan de overheid aan de titularissen van |
| de voornoemde ambten die erom verzoeken, toestaan |
| een loopbaanonderbreking te bekomen. |
Duur (*) | De duur is deze die bepaald is in de |
| overeenstemmende tabel als bijlage bij het |
| koninklijk besluit van 19 april 1999 houdende |
| bepaling van de elementen en de referentiepunten |
| in de zin van artikel 9bis, # 6 van de wet van |
| 19 december 1974 houdende regeling van de |
| betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden |
| van de ambtenaren die van deze overheid afhangen. |
Bedrag van de | Het bedrag is de som die bepaald is in de |
toelage (*) | overeenstemmende tabel als bijlage bij het |
| koninklijk besluit van 19 april 1999 houdende |
| bepaling van de elementen en de referentiepunten |
| in de zin van artikel 9bis, # 6 van de wet van |
| 19 december 1974 houdende regeling van de |
| betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden |
| van de ambtenaren die van deze overheid afhangen |
Cumulatie (*) | Een loopbaanonderbreking kan enkel gecumuleerd |
| worden met een politiek mandaat, met een |
| bijkomende activiteit als loontrekkende die reeds |
| werd uitgeoefend voor de onderbreking of met een |
| zelfstandige activiteit gedurende een periode van |
| maximum twaalf maanden. |
Administratieve | Tijdens een onderbreking van de beroepsloopbaan |
stand (*) | bevindt het personeelslid zich in |
| dienstactiviteit. |
Einde (*) | Het personeelslid kan met een vooropzeg een einde |
| stellen aan de loopbaanonderbreking. |
Terugvordering van | Terugbetaling onder de voorwaarden vermeld in |
de uitkering (*) | de overeenstemmende tabel als bijlage bij het |
| koninklijk besluit van 19 april 1999 houdende |
| bepaling van de elementen en de referentiepunten |
| in de zin van artikel 9bis, # 6 van de wet van |
| 19 december 1974 houdende regeling van de |
| betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden |
| van de ambtenaren die van deze overheid afhangen. |
(*) Recht dat afhangt van een bevoegdheid die aan de federale overheid is toegewezen.
Minimaal recht : Haard- of standplaatstoelage.
Elementen | Referentiepunten |
Toekenning | Beneden bepaalde weddegrenzen heeft een |
| personeelslid recht op een haard- of |
| standplaatstoelage indien het lid recht heeft |
| op een bezoldiging. |
Het recht op een | De personeelsleden die geen recht hebben op een |
standplaatstoelage | haardtoelage ontvangen een standplaatstoelage. |
Het recht op een | De gehuwde en de alleenstaande personeelsleden |
haardtoelage | die een of meer kinderen ten laste hebben |
| waarvoor kinderbijslag wordt uitgekeerd, hebben |
| recht op een haardtoelage. |
De betaling van de | Wat de gehuwde personeelsleden betreft wordt de |
haardtoelage | haardtoelage aan het personeelslid met de laagste |
| wedde betaald. |
| Zij wordt nochtans betaald aan deze met de hoogste |
| wedde indien een of beide echtgeno(o)t(en) de |
| gewaarborgde bezoldiging ontvangt(ontvangen). |
Bedrag | Het bedrag van de haard- of standplaatstoelage |
| wordt als volgt bepaald : |
| 1° wedde lager dan [15 940,43 EUR] |
| haardtoelage : [719,89 EUR] |
| standplaatstoelage : [359,95 EUR] |
| <BFG 2001-12-18/51, art. 6, 002; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2002> |
| 2° wedde van [15 940,43 EUR] tot [18 147,79 EUR] |
| haardtoelage : [359,95 EUR] |
| standplaatstoelage : [179,98 EUR] |
| <BFG 2001-12-18/51, art. 6, 002; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2002> |
| Om te voorkomen dat de bezoldiging van een |
| personeelslid met een wedde van meer dan |
| [15 940,43 EUR] of van meer dan [18 147,79 EUR] |
| , lager zou |
| liggen dan de bezoldiging die het lid zou |
| ontvangen indien zijn wedde gelijk zou zijn aan |
| die bedragen, wordt hem het verschil toegekend in |
| de vorm van een gedeeltelijke toelage. De |
| bezoldiging bestaat uit de wedde, verhoogd met de |
| haard- of de standplaatstoelage, verminderd met |
| de inhouding voor het overlevingspensioen. |
| <BFG 2001-12-18/51, art. 6, 002; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2002> |
| De indexering gebeurt door koppeling aan het |
| spilindexcijfer 138,01. |
| De toelage wordt tezelfdertijd betaald als de |
| wedde van de maand waarop zij betrekking heeft. |
Buitengewone gevallen | Bij onvolledige prestaties of onvolledige |
| maandwedde wordt er een proportionele toelage |
| betaald. |
| Geen enkele toelage wordt voor nevenbetrekkingen |
| betaald. |
| Bij eventuele wijzigingen in de loop van de maand |
| aan de hoedanigheid van rechthebbende of aan het |
| bedrag van de wedde, wordt de toelage betaald |
| voor de volle maand volgens het voordeligste |
| stelsel. |
Minimaal recht : Gewaarborgd maandelijks minimuminkomen voor volledige prestaties.
Minimaal recht : Vakantiegeld.
Elementen | Referentiepunten |
Definities | Volledige prestaties zijn prestaties waarvan de |
| uurregeling een normale beroepsactiviteit |
| volledig in beslag neemt. |
| Het referentiejaar is het burgerlijk jaar dat het |
| jaar voorafgaat tijdens welke de vakantie moet |
| worden toegestaan. |
| De jaarwedde is de wedde vermeerderd met de |
| haard- of standplaatstoelage. |
Samenstelling van het | Het vakantiegeld bestaat uit een forfaitair en |
vakantiegeld | een veranderlijk gedeelte. |
| Voor volledige prestaties, verricht gedurende het |
| gehele referentiejaar, wordt het vakantiegeld als |
| volgt vastgesteld : |
| 1° voor het forfaitair gedeelte : |
| [716,65 EUR] |
| <BFG 2001-12-18/51, art. 6, 002; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2002> |
| Met ingang van 1991 wordt dit bedrag, naar |
| boven afgerond, en elk jaar aangepast door |
| vermenigvuldiging met een coefficient die |
| verkregen wordt door het indexcijfer van de |
| consumptieprijzen van de maand januari van het |
| vakantiejaar te delen door het indexcijfer van |
| de maand januari van het referentiejaar. |
| De voormelde coefficient wordt berekend tot op |
| vier decimalen. |
| 2° Voor het veranderlijk gedeelte : |
| 1 pct van de jaarwedde(n) vermeerderd met de |
| index van de consumptieprijzen die de wedde(n) |
| bepalen welke verschuldigd is (zijn) voor de |
| maand maart van het vakantiejaar. |
| Dit percentage wordt berekend op basis van de |
| wedde(n) die zou(den) verschuldigd zijn voor |
| de beschouwde maand, wanneer het personeelslid |
| voor die maand geen of slechts een |
| gedeeltelijke wedde ontvangen heeft; |
| Ingeval het personeelslid de jaarwedde niet |
| volledig heeft gekregen, wordt het vakantiegeld |
| pro rata betaald. |
Periodes van het | Voor de berekening van het vakantiegeld worden de |
referentiejaar die in | periodes van het referentiejaar in aanmerking |
aanmerking genomen | genomen gedurende welke het personeelslid : |
worden voor de | 1° de jaarwedde geheel of gedeeltelijk heeft |
berekening van het | gekregen; |
vakantiegeld. | 2° niet in dienst is kunnen treden of zijn |
| dienst onderbroken heeft voor het verrichten |
| van de legerdienst of van de dienst als |
| gewetensbezwaarde; |
| 3° met verlof was, toegekend met het oog op de |
| moederschapsbescherming. |
| Voor de berekening van het vakantiegeld wordt |
| eveneens de periode van 1 januari van het |
| referentiejaar tot de dag voor de |
| indiensttreding in aanmerking genomen, mits |
| het personeelslid : |
| 1° minder dan vijfentwintig jaar oud is op het |
| einde van het referentiejaar; |
| 2° uiterlijk in dienst is getreden op de laatste |
| werkdag van de periode van vier maanden |
| volgend op de datum waarop het de |
| onderwijsinrichting |
| heeft verlaten of de datum waarop de |
| leerovereenkomst een einde heeft genomen. |
Cumulatie van twee | De vakantiegelden kunnen niet gecumuleerd worden |
of meer | boven een bedrag dat overeenstemt met het hoogste |
vakantiegelden | vakantiegeld op basis van volledige prestaties. |
| Voor volledige prestaties verricht tijdens het |
| hele referentiejaar bij twee of meer overheden |
| heeft het personeelslid recht op het volledig |
| bedrag van het vakantiegeld. |
Periode waarin het | Het vakantiegeld wordt betaald tussen 1 mei en |
vakantiegeld | 30 juni van het vakantiejaar. |
betaald wordt | Het wordt evenwel betaald in de loop van de maand |
| volgend op de datum dat de tewerkstelling een |
| einde neemt. In dat geval wordt het vakantiegeld |
| berekend rekening houdend met het forfaitair |
| bedrag, het percentage en de eventuele inhouding |
| die op de beschouwde datum gelden. Het percentage |
| wordt toegepast op de wedde die het personeelslid |
| op die datum ontvangt. |
Minimaal recht : Eindejaarstoelage.
Elementen | Referentiepunten |
Definities | De bezoldiging is elke niet-geindexeerde wedde of |
| de als zodanig geldende vergoeding. |
| De uitkering bestaat uit de bezoldiging |
| vermeerderd met de haard- of standplaatstoelage. |
| De bruto-uitkering is de geindexeerde uitkering. |
| De referentieperiode is de periode van 1 januari |
| tot 30 september van het in aanmerking genomen |
| jaar. |
Voorwaarden om het | Om het volledig bedrag van de eindejaarstoelage |
volledig bedrag van | te krijgen, dient het personeelslid tijdens de |
de toelage te krijgen | hele duur van de verwijzingsperiode het volledig |
| voordeel van zijn bezoldiging te hebben genoten. |
| Het ouderschapsverlof, de legerdienst of de |
| dienst als gewetensbezwaarde en het verlof |
| toegekend met het oog op de |
| moederschapsbescherming worden gelijkgesteld met |
| die periode. Aan het personeelslid dat niet de |
| volledige bezoldiging heeft ontvangen, wordt een |
| eindejaarspremie toegekend verminderd pro rata |
| van de bezoldiging die hij werkelijk heeft |
| ontvangen. |
Cumulatie van twee of | De toelagen kunnen niet gecumuleerd worden boven |
meer toelagen | het bedrag dat overeenstemt met de hoogste |
| toelage op basis van volledige prestaties. |
| Voor volledige prestaties verricht tijdens het |
| hele verwijzingsperiode bij twee of meer |
| overheden heeft het personeelslid recht op het |
| volledig bedrag van de eindejaarstoelage. |
Samenstelling van de | Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit |
eindejaarstoelage | een forfaitair en een veranderlijk gedeelte. |
| 1° het forfaitair gedeelte bedraagt [198,32 EUR] : |
| <BFG 2001-12-18/51, art. 6, 002; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2002> |
| Met ingang van 1988 wordt het forfaitair |
| gedeelte toegekend tijdens het vorige jaar |
| telkens vermeerderd met een percentage dat |
| afhangt van de evolutie van het indexcijfer |
| van de consumptieprijzen; |
| De indexcijfers die van kracht zijn in oktober |
| van het vorig jaar en in oktober van het |
| uitbetalingsjaar worden in aanmerking genomen; |
| Het percentage wordt berekend tot op vier |
| decimalen. |
| 2° Het veranderlijk gedeelte bedraagt 2,5 pct. |
| van de jaarlijkse brutobezoldiging die tot |
| grondslag diende voor de berekening van de |
| bezoldiging verschuldigd voor de maand oktober |
| van het in aanmerking genomen jaar of die tot |
| grondslag voor de berekening van die |
| bezoldiging zou gediend hebben. |
(1)<BFG 2017-02-22/10, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 25-03-2017>