11 OKTOBER 2001. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen (VERTALING).
Art. 1-6
Artikel 1. Dit besluit regelt krachtens artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.
Art.2. In artikel 19 van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juni 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen wordt het derde lid vervangen als volgt :
" Elk verzoek om indeling in een andere categorie wordt vóór 30 april aan het Bestuur gericht. Het centrum dat in een andere categorie wenst opgenomen te worden, moet in de loop van het jaar voor het verzoek voldaan hebben aan de criteria voor de bepaling van de hogere categorie waarvoor de wijziging van het erkenningsbesluit wordt gevraagd.
De indeling in een andere categorie wordt van kracht op 1 januari van het jaar na dat waarin het verzoek wordt ingediend. ".
Art.3. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt :
" § 1. Wanneer een centrum niet kan bewijzen dat het over één kalenderjaar het aantal activiteiten verricht heeft dat overeenstemt met de categorie waarvoor het erkend is, wordt de toelage verminderd naar verhouding van de activiteiten die werkelijk gepresteerd werden.
§ 2. Wanneer een centrum niet kan bewijzen dat het over twee achtereenvolgende kalenderjaren het aantal activiteiten verricht heeft dat overeenstemt met de categorie waarvoor het erkend is, kan de minister ambtshalve het erkenningsbesluit laten wijzigen.
Het centrum wordt ingedeeld in de categorie die overeenstemt met het gemiddeld aantal activiteiten die het werkelijk gepresteerd heeft gedurende die twee jaren.
De minister stuurt het centrum aan het einde van het eerste jaar een schrijven waarin het herinnerd wordt aan de bepalingen van deze paragraaf.
§ 3. De minister maakt het voorstel tot wijziging over aan het centrum, dat zijn geschreven opmerkingen binnen vijftien dagen moet indienen.
Het voorstel tot wijziging wordt, samen met de geschreven opmerkingen, aan het advies van het begeleidingscomité voorgelegd volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 12, eerste lid.
§ 4. De indeling in een andere categorie wordt van kracht op 1 januari van het jaar na de berichtgeving bedoeld in § 2. ".
Art.4. Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een artikel 22bis, luidend als volgt :
" De toelagen worden gestort in vier driemaandelijkse voorschotten van 22,5 % wat betreft de werkingstoelagen en de toelagen voor de prestaties van zelfstandige beroepsmensen en van 20 % wat betreft de toelagen voor het bezoldigde personeel.
Wat de vereffening van het saldo betreft, moeten de bewijsstukken voor de uitgaven bij het Bestuur ingediend worden uiterlijk op 30 april van het jaar na dat waarvoor de toelage is verleend.
Het saldo wordt uiterlijk op 31 oktober vereffend. ".
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 6. De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 11 oktober 2001.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid,
Th. DETIENNE.