5 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid in de inkomsten van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid voor het jaar 2001.
Art. 1-6
Artikel 1. Het bedrag van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid, bedoeld in artikel 35, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid wordt provisioneel vastgelegd op 478 620 942 BEF voor het jaar 2001.
Dit bedrag zal vermeerderd of verminderd worden in functie van het bedrag van de reële uitgaven van de Kruispuntbank en het bedrag van de overige inkomsten bedoeld in het hoger vermeld artikel 35 m.b.t. de beschouwde periodes, waarvan het uiteindelijk het verschil zal dienen uit te maken, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 4.
Art.2. Het in artikel 1 bedoeld bedrag van de globale bijdrage van de in artikel 2, eerste lid, 2°, a, van voormelde wet van 15 januari 1990 bedoelde openbare instellingen van sociale zekerheid wordt volgens de volgende verdeling uitbetaald door de hiernavermelde instellingen, waarvan de begroting voor administratiekosten dienovereenkomstig moet verhoogd worden :
1° de Rijksdienst voor sociale zekerheid : 368 538 126 BEF;
2° het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen : 47 862 094 BEF;
3° de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten : 57 434 513 BEF;
4° de Dienst voor overzeese sociale zekerheid : 4 786 209 BEF.
De krachtens het eerste lid verschuldigde bedragen worden door de betrokken instellingen aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid per provisionele trimestriële vierden gestort.
Deze stortingen moeten uiterlijk 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober 2001 verricht worden.
De Kruispuntbank van de sociale zekerheid kan echter, mits een voorafgaande kennisgeving van één maand, aan één of meerdere van de in het eerste lid bedoelde instellingen vragen om :
a) een vervroegde storting te verrichten van één of meerdere van deze provisionele vierden, ten einde bijzondere uitgaven te dekken;
b) de storting van een provisionele vierde niet te verrichten of alleen een gedeeltelijke storting ervan te verrichten, waarvan zij het bedrag bepaalt.
Art.3. In de mate dat het in artikel 1, eerste lid bedoelde bedrag tijdens het begrotingsjaar kleiner wordt dan het bedrag van de uitgaven van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, rekening gehouden met de andere mogelijke inkomsten, wordt de bijdrage van de Rijksdienst voor sociale zekerheid verlopig dienovereenkomstig verhoogd, bij beslissing van zijn beheerscomité, op voorstel van het beheerscomité van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Art.4. De overlegging van de jaarlijkse rekeningen van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid aan haar beheerscomité moet gepaard gaan met een regulariseringsafrekening van de in de artikelen 1 tot 3 bedoelde bedragen, die door dit beheerscomité moet goedgekeurd worden.
De aldus vastgestelde verschillen worden geregulariseerd op basis van de onderlinge percentages die de in artikel 2, eerste lid, bedoelde bedragen vertegenwoordigen t.o.v. het in artikel 1 eerste lid bedoeld bedrag.
Het negatieve saldo ten laste van een in artikel 2, eerste lid bedoelde instelling wordt haar door de Kruispuntbank medegedeeld; de regularisering wordt ten bate van laatstgenoemde gestort binnen de dertig dagen te rekenen vanaf deze mededeling.
Het positieve saldo ten gusnte van een in artikel 2, eerste lid, bedoelde instelling wordt haar door de Kruispuntbank medegedeeld; dit saldo wordt dan afgetrokken van de eerstkomende betaling door deze instelling te verrichten krachtens artikel 2 of wordt haar, op haar aanvraag, geheel of gedeeltelijk terugbetaald door de Kruispuntbank.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 6. Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en Onze Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 oktober 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Begroting,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Sociale Zaken,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand,
R. DAEMS.