Details





Titel:

10 JUNI 2001. - Koninklijk besluit tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-07-2001 en tekstbijwerking tot 09-03-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
Art. 6-15
HOOFDSTUK IV. - Schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
Art. 16-19, 19bis, 19ter, 19quater, 20-34, 34bis, 34ter, 34quater, 35-63
HOOFDSTUK V. - Beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Art. 64-71



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. § 1. Dit besluit is van toepassing in de volgende regelingen van sociale zekerheid :
  1° alle regelingen opgesomd in artikel 21, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
  2° alle regelingen betreffende de heffing en de inning van de bijdragen en andere inkomsten die tot de financiering van voormelde regelingen bijdragen.
  § 2. Dit besluit vindt toepassing op de werknemers en werkgevers. Voor die toepassing wordt verstaan onder :
  1° " werknemer " : de persoon die door een arbeidsovereenkomst met een werkgever verbonden is en op wie de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders toepassing vindt;
  2° " werkgever " : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de onder 1° vermelde personen tewerkstelt, alsook de derde die in de plaats treedt van de werkgever voor de verplichtingen betreffende de inschrijving, aangifte en betaling van de bijdragen wanneer een gedeelte van het loon door tussenkomst van een derde wordt betaald aan de onder 1° vermelde personen.
  Worden voor de toepassing van dit besluit geacht werknemers of werkgevers te zijn en partij te zijn bij een arbeidsovereenkomst, de personen waarvan de onderwerping aan het stelsel van de sociale zekerheid der werknemers volgt uit artikel 1, § 1, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders.

HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art.2. De arbeidstijdgegevens kunnen in uren en/of in dagen en/of in periodes worden vastgesteld.
  Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder :
  1° " uur " : de tijdsspanne gelijk aan één vierentwintigste van een dag en/of de vergelijkbare tijdsspanne die in de betrokken onderneming of bedrijfstak als tijdseenheid wordt aangewend;
  2° " dag " : de kalenderdag of, indien de aaneensluitende arbeidsprestatie gespreid is over twee kalenderdagen, de op elkaar aansluitende daggedeelten van beide kalenderdagen;
  3° " periode " : het ononderbroken tijdvak begrensd door een begin- en einddatum waarbinnen een bepaalde gebeurtenis zich voordoet.

Art.3. Onder " begindatum van de arbeidsovereenkomst " wordt verstaan de datum waarop de arbeidsovereenkomst in werking treedt.

Art.4. Onder " einddatum van de arbeidsovereenkomst " wordt verstaan de datum waarop de arbeidsovereenkomst ophoudt te bestaan.

Art.5. Onder " voorziene einddatum van de arbeidsovereenkomst " wordt verstaan de in de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd vastgestelde einddatum van de overeenkomst of in geval van een arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde tijd, de einddatum van de opzeggingstermijn, zoals bedoeld in artikel 64 van dit besluit.

HOOFDSTUK III. - Uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
Art.6. Onder " contractueel gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de werknemer " wordt verstaan het gemiddeld aantal uren per week gedurende dewelke de werknemer ingevolge zijn arbeidsovereenkomst geacht wordt arbeid te verrichten.

Art.7. Onder " gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de maatpersoon " wordt verstaan :
  1° het gemiddeld aantal uren per week gedurende dewelke de maatpersoon geacht wordt arbeid te verrichten;
  2° of, indien het geen vast aantal dagen per week betreft, het gemiddeld aantal dagen per week gedurende dewelke de maatpersoon geacht wordt arbeid te verrichten.
  Onder " maatpersoon " wordt verstaan de persoon die voltijds is tewerkgesteld in dezelfde onderneming of, bij ontstentenis, in dezelfde bedrijfstak, in een functie gelijkaardig aan deze van de werknemer, en waarbij hij normaal geacht wordt een zelfde aantal dagen arbeid te verrichten als de werknemer.

Art.8. Onder " normaal werkrooster van de betrokken werknemer " wordt verstaan een rooster waarin aangeduid worden de dagen en uren waarop de betrokken werknemer normaal geacht wordt arbeid te verrichten en te rusten.

Art.9. Onder " voltijdse werknemer " wordt verstaan :
  1° de werknemer wiens normale contractuele arbeidsduur overeenstemt met de maximale arbeidsduur die in de onderneming geldt krachtens wet;
  2° de werknemer die tewerkgesteld is krachtens een arbeidsregeling in toepassing van het koninklijk besluit nr. 179 van 30 december 1982 betreffende de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd in de ondernemingen met het oog op een herverdeling van de beschikbare arbeid of in toepassing van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen en die recht heeft op een loon dat overeenstemt met het loon van de maatpersoon;
  3° de leerkracht tewerkgesteld in een onderwijsinstelling, opgericht of gesubsidieerd door een Gemeenschap of door een orgaan waaraan de Gemeenschap haar bevoegdheden als inrichtende macht heeft opgedragen, krachtens een arbeidsregeling die normaal gemiddeld per week een aantal uren omvat dat gelijk is aan dat van een volledig lesrooster.

Art.10. Onverminderd artikel 9, 2°, wordt onder " deeltijdse werknemer " verstaan de werknemer wiens normale contractuele arbeidsduur gemiddeld lager is dan de arbeidsduur van de maatpersoon.

Art.11. <KB 2002-11-05/43, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Onder " arbeidsregeling " wordt verstaan :
  1° het aantal dagen per week gedurende dewelke de werknemer normaal geacht wordt arbeid te verrichten, voor zover de werknemer een vast aantal dagen per week werkt;
  2° het gemiddeld aantal dagen per week gedurende dewelke de werknemer wordt geacht arbeid te verrichten, indien de werknemer niet een vast aantal dagen per week werkt.

Art.12. Onder " normale werkelijke arbeid " wordt verstaan het verrichten van prestaties zoals voorzien in de arbeidsovereenkomst, waarvoor normaal loon verschuldigd is, met uitzondering van de in de artikelen 13, 14 en 15 bedoelde prestaties.

Art.13. Onder " meerprestaties zonder inhaalrust " wordt verstaan het verrichten van prestaties in toepassing van de artikelen 26, § 1, 1° en 2°, en 26bis, § 2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971, waarvoor overloon verschuldigd is door of krachtens artikel 29 van dezelfde wet.

Art.14. Onder " meerprestaties mits inhaalrust " wordt verstaan het verrichten van prestaties in toepassing van de artikelen 22, 3°, 24, 25 en 26, § 1, 3°, en § 2, van de arbeidswet van 16 maart 1971, waarvoor overloon verschuldigd is door of krachtens artikel 29 van dezelfde wet.

Art.15. Onder " andere meerprestaties mits inhaalrust " wordt verstaan het verrichten van prestaties in toepassing van de artikelen 20, 20bis, 22, 1° en 2°, en 23 van de arbeidswet van 16 maart 1971, waarvoor geen overloon verschuldigd is door of krachtens artikel 29 van dezelfde wet.

HOOFDSTUK IV. - Schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
Art.16. Onder " inhaalrust " wordt verstaan :
  1° " inhaalrust, andere dan inhaalrust bouwbedrijf " : de afwezigheid van het werk, met uitzondering van de in 2° en 3° bedoelde inhaalrust, wegens rust overeenkomstig de artikelen 16, 26bis, 29, § 4, 32, § 2, en 33 van de arbeidswet of de bepalingen van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen. Deze rust wordt toegekend ingevolge de in de artikelen 14 en 15 van dit besluit bedoelde prestaties;
  2° " inhaalrust bouwbedrijf " : de afwezigheid van het werk wegens rust bedoeld in het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren of een binnen het paritair comité voor het bouwbedrijf afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de arbeidsduurvermindering;
  3° " inhaalrust in het kader van arbeidsduurvermindering " : de afwezigheid van het werk wegens rust toegekend in het kader van een regeling van vermindering van de arbeidsduur.

Art.17.Onder " wettelijke vakantie " wordt verstaan de afwezigheid van het werk ingevolge schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens jaarlijkse vakantie bedoeld in de artikelen 3 [1 , 5 en 17bis]1 van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971.
  ----------
  (1)<W 2014-04-25/77, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2012>

Art.18. Onder " vakantie krachtens algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst " wordt verstaan de afwezigheid van het werk ingevolge schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens jaarlijkse vakantie krachtens een in artikel 6 van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971 bedoelde algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.

Art.19. Onder " bijkomende vakantie " wordt verstaan de afwezigheid van het werk met behoud van loon ingevolge schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens jaarlijkse vakantie, andere dan de wettelijke vakantie of de vakantie krachtens een in artikel 6 van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971 bedoelde algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 19bis. <Ingevoegd bij KB 2002-11-05/43, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Onder " jeugdvakantie " wordt verstaan de afwezigheid van het werk ingevolge schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens jaarlijkse vakantie, bedoeld in artikel 5 (, eerste lid,) van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971. <W 2006-12-27/32, art. 149, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 19ter. <Ingevoegd bij W 2006-12-27/32, art. 150; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Onder "seniorvakantie" wordt verstaan de afwezigheid van het werk ingevolge schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens jaarlijkse vakantie, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971.

Art.19quater. [1 Onder "aanvullende vakantie" wordt verstaan de afwezigheid van het werk ingevolge schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens jaarlijkse vakantie bedoeld in artikel 17bis van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-25/77, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2012>

Art.20. Onder " feestdag " wordt verstaan :
  1° "de feestdag tijdens de arbeidsovereenkomst" : de afwezigheid op het werk overeenkomstig de bepalingen van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, met behoud van het normaal loon in toepassing van de artikelen 9, 11, 12 en 13, § 1, van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, met uitzondering van de feestdag bedoeld in artikel 22;
  2° "de feestdag na beëindiging van de arbeidsovereenkomst" : de dag waarvoor de werkgever na beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer loon verschuldigd is in toepassing van artikel 14 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.

Art.21. Onder " vervangingsdag van een feestdag " wordt verstaan de afwezigheid op het werk ingevolge vervanging van een feestdag die samenvalt met een zondag of een gewone inactiviteitsdag, overeenkomstig de bepalingen van afdeling 2, hoofdstuk II van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, met uitzondering van de vervangingsdag bedoeld in artikel 22.

Art.22. Onder " feestdag of vervangingsdag tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid " wordt verstaan de in de artikelen 20, 1°, en 21 bedoelde dag die gelegen is in een periode van tijdelijke werkloosheid en waarvoor de werkgever loon verschuldigd is in toepassing van artikel 13, § 2, van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.

Art.23. Onder " afwezigheid met gewaarborgd dagloon " wordt verstaan :
  1° "afwezigheid met gewaarborgd dagloon wegens arbeidsongeschiktheid" : de afwezigheid op het werk wegens onmogelijkheid voor de werknemer om zijn werk te verrichten ten gevolge van ziekte of ongeval, waarvoor aan de werknemer in toepassing van artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, het loon wordt betaald dat hem zou toegekomen zijn, indien hij zijn dagtaak normaal had kunnen volbrengen;
  2° "afwezigheid met gewaarborgd dagloon wegens een andere reden dan arbeidsongeschiktheid" : de afwezigheid op het werk wegens het niet of niet tijdig aanvatten of voortzetten van het werk om een andere reden dan de in de 1° bedoelde, en waarvoor aan de werknemer in toepassing van artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten het loon wordt betaald dat hem zou toegekomen zijn, indien hij zijn dagtaak normaal had kunnen volbrengen;
  3° "afwezigheid eerste dag wegens slecht weer bouwbedrijf" : de afwezigheid op het werk waarvoor aan de werknemer, in afwijking van artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het loon van de werklieden uit het bouwbedrijf voor de ingevolge slecht weder verloren arbeidsuren, de helft van het normaal loon wordt betaald, indien hij het werk waaraan hij bezig was niet kan verder zetten.

Art.24.
  <Opgeheven bij W 2016-05-16/01, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 02-06-2016>

Art.25. Onder " arbeidsongeschiktheid met gewaarborgd loon eerste week " wordt verstaan de afwezigheid op het werk met behoud van het normaal loon gedurende een periode van zeven dagen in toepassing van de artikelen 52, 54, 71, 72 of 112 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.26. Onder " arbeidsongeschiktheid met gewaarborgd loon tweede week " wordt verstaan de afwezigheid op het werk met behoud van een gedeelte van het normaal loon gedurende een periode van zeven dagen volgend op de eerste week gewaarborgd loon zoals bedoeld in artikel 25, in toepassing van de artikelen 52, 71 of 112 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.27. Onder " arbeidsongeschiktheid met gewaarborgd maandloon " wordt verstaan de afwezigheid op het werk met behoud van het normaal loon gedurende een periode van dertig dagen in toepassing van artikel 70 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.28. Onder " arbeidsongeschiktheid met aanvulling of voorschot overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12bis of nr. 13bis " wordt verstaan de afwezigheid op het werk waarvoor de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12bis van 26 februari 1979 tot aanpassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 12 van 28 juni 1973 betreffende het toekennen van een gewaarborgd maandloon aan de werklieden in geval van arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval of beroepsziekte, aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, of overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 13bis van 26 februari 1979 tot aanpassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 13 van 28 juni 1973 betreffende het toekennen van een gewaarborgd maandloon aan sommige bedienden in geval van arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval of beroepsziekte, aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.29. Onder " arbeidsongeschiktheid met arbeidsongevallenvergoeding in toepassing van artikel 54 van de Arbeidsongevallenwet " wordt verstaan de afwezigheid op het werk waarvoor de werkgever aan de werknemer de dagelijkse vergoedingen betaalt in toepassing van artikel 54 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en waarvoor de werkgever de sociale zekerheidsbijdragen zelf afhoudt.

Art.30. Onder " afwezigheid zonder behoud van loon ingevolge arbeidsongeschiktheid of ingevolge profylactisch verlof " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon, ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid of wegens profylactisch verlof, zoals bedoeld bij artikel 239, § 1, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, met uitzondering van de afwezigheden bedoeld in de artikelen 24, 28, 29 en 52.

Art.31. Onder " volledige werkverwijdering als maatregel van moederschapsbescherming" wordt verstaan de afwezigheid op het werk, zonder behoud van loon, van de zwangere of reeds bevallen werkneemster of de werkneemster die haar kind borstvoeding geeft, ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, artikel 43, § 1, tweede lid, 2°, of artikel 43bis, tweede lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Art.32. Onder " aangepaste arbeid met loonverlies " wordt verstaan :
  1° " aangepaste arbeid met loonverlies als maatregel van moederschapsbescherming " : het verrichten van de arbeidsprestaties van de zwangere of reeds bevallen werkneemster of de werkneemster die haar kind borstvoeding geeft, in toepassing van artikel 42, § 1, eerste lid, 1° en 2°, artikel 43, § 1, tweede lid, 1°, of artikel 43bis, tweede lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971, waarvoor de werkgever aan de betrokken werkneemster een loon verschuldigd is dat lager ligt dan het loon uit haar gewone activiteit;
  2° " andere aangepaste arbeid met loonverlies " : het verrichten van arbeidsprestaties door een slachtoffer van een arbeidsongeval, een ongeval overkomen op weg van of naar het werk of van een beroepsziekte van wie de arbeidsongeschiktheid ten minste 30 pct. bedraagt, of door een werknemer die in staat van primaire ongeschiktheid of van invaliditeit is en die arbeid verricht met toestemming van de adviserende geneesheer, waarvoor de werkgever aan de betrokken werknemer een loon verschuldigd is dat lager ligt dan het loon uit zijn gewone activiteit.

Art.33. Onder " moederschapsrust " wordt verstaan de afwezigheid van de werkneemster op het werk, zonder behoud van loon, ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens voor- en nabevallingsrust in toepassing van artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Art.34.[1 Onder "omgezet moederschapsverlof" wordt verstaan de afwezigheid van de werknemer op het werk, zonder behoud van loon, ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens de omzetting van de moederschapsrust in verlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder, met toepassing van artikel 39, [2 zesde lid]2, van de arbeidswet van 16 maart 1971.]1
  ----------
  (1)<W 2016-05-16/01, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 02-06-2016>
  (2)<W 2022-02-28/04, art. 38, 008; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

Art. 34bis.[1 Onder "vaderschapsverlof of geboorteverlof" wordt verstaan de periode van tien dagen waarin de werknemer het recht heeft om van het werk afwezig te zijn ter gelegenheid van de geboorte van een kind, in uitvoering van artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten [2 of elke andere arbeidsreglementering die een dergelijk verlof onder dezelfde voorwaarden als in artikel 30, § 2, van de voormelde wet van 3 juli 1978 bepaalt]2.]1
  [2 De periode van tien dagen bedoeld in het vorige lid wordt als volgt opgetrokken:
   1° tot vijftien dagen als de geboorte ten vroegste vanaf 1 januari 2021 plaatsvindt;
   2° tot twintig dagen als de geboorte ten vroegste vanaf 1 januari 2023 plaatsvindt.]2
  ----------
  (1)<W 2016-05-16/01, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 02-06-2016>
  (2)<W 2022-02-28/04, art. 39, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 34ter.<W 2004-12-27/30, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 25-07-2004> Onder " adoptieverlof " wordt verstaan de periode gedurende dewelke de werknemer het recht heeft om van zijn werk afwezig te zijn omwille van het onthaal van een kind in zijn gezin in het kader van een adoptie, in uitvoering van artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten [1 ...]1 [2 of elke andere arbeidsreglementering die een dergelijk verlof onder dezelfde voorwaarden als in artikel 30ter van de voormelde wet van 3 juli 1978 bepaalt]2.
  ----------
  (1)<W 2016-05-16/01, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 02-06-2016>
  (2)<W 2022-02-28/04, art. 40, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.34quater.[1 Onder "pleegouderverlof" wordt verstaan de periode waarin de werknemer het recht heeft om van zijn werk afwezig te zijn omwille van het onthaal van een kind in zijn gezin in het kader van een langdurige pleegzorg, met toepassing van artikel 30sexies van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten [2 of elke andere arbeidsreglementering die een dergelijk verlof onder dezelfde voorwaarden als in artikel 30sexies van de voormelde wet van 3 juli 1978 bepaalt]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-09-06/12, art. 3/5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2022-02-28/04, art. 41, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.35. Onder " kort verzuim " wordt verstaan de afwezigheid op het werk ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst met behoud van het normaal loon door of krachtens de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten.

Art.36. Onder " technische stoornis in de onderneming " wordt verstaan de afwezigheid op het werk ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst met behoud van het normaal loon in toepassing van artikel 49 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.37. Onder " dwingende redenen met behoud van loon " wordt verstaan de afwezigheid op het werk met behoud van het normaal loon ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 30bis, derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.38. Onder " sluiting van de onderneming ter bescherming van het leefmilieu " wordt verstaan de afwezigheid op het werk ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst met behoud van het normaal loon ingevolge de tijdelijke sluiting van de onderneming die voortvloeit uit de maatregelen getroffen bij toepassing van de wetgeving of de reglementering betreffende de vrijwaring van het leefmilieu.

Art.39. Onder " burgerplichten zonder behoud van loon " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens het vervullen van burgerplichten zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten en die door de werkgever toegekend worden als aanvulling op de afwezigheden waarop de werknemer recht heeft krachtens voormeld koninklijk besluit.

Art.40. Onder " functie van rechter in sociale zaken " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 28, 3°, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedurende de tijd dat de werknemer als raadsheer of rechter in sociale zaken moet zetelen in de arbeidshoven en rechtbanken.

Art.41. Onder " syndicale opdracht " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon wegens het vervullen van een opdracht als een door een vakorganisatie aangewezen of door werknemers verkozen afgevaardigde, ter behartiging van de belangen van de werknemers bij instanties buiten de onderneming.

Art.42. Onder " staking " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon, ingevolge deelname aan een staking.

Art.43. Onder " lock-out " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon, ingevolge lock-out door de werkgever.

Art.44. Onder " sociale promotie " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 28, 4°, a), van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wegens deelname aan een cursus of leergang bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 juli 1963 houdende toekenning van een vergoeding voor sociale promotie.

Art.45. Onder " militieverplichtingen " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon ingevolge een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst krachtens artikel 29 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.46. Onder " verlof om dwingende redenen zonder behoud van loon " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 30bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wegens een niet voorziene, los van het werk staande gebeurtenis bedoeld in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 van 19 december 1989 houdende invoering van een verlof om dwingende redenen.

Art.47. Onder het vervullen van een " openbaar mandaat " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon wegens het vervullen van een openbare functie, uitgeoefend krachtens een benoeming door de overheid of krachtens verkiezing andere dan bedoeld in de (artikelen 1 en 2) van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat. <W 2006-12-27/32, art. 151, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.48. Onder " verlof zonder wedde " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ingevolge een gemeenschappelijk akkoord tussen werkgever en werknemer.

Art.49. Onder " voorlopige hechtenis " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon ingevolge de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 28, 5°, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wegens maatregelen van voorlopige vrijheidsberoving waarvan de werknemer het voorwerp is.

Art.50. Onder " vrijheidsberoving " wordt verstaan de afwezigheid op het werk zonder behoud van loon wegens de toepassing van een maatregel van hechtenis, gevangenzetting en internering, andere dan voorlopige hechtenis.

Art.51. Onder " tijdelijke werkloosheid ingevolge overmacht " wordt verstaan de afwezigheid van het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 26 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.52. Onder " tijdelijke werkloosheid ingevolge medische overmacht " wordt verstaan :
  1° de afwezigheid van het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in geval de werknemer in toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen als arbeidsgeschikt werd verklaard doch deze beslissing betwist voor de bevoegde rechtsmacht;
  2° de afwezigheid van het werk ingevolge het advies van een arbeidsgeneesheer of een door het werkloosheidsbureau erkende geneesheer volgens hetwelk de werknemer tijdelijk arbeidsongeschikt is voor de overeengekomen functie.

Art.53. Onder " tijdelijke werkloosheid ingevolge technische stoornis " wordt verstaan de afwezigheid op het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst krachtens artikel 49 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten met uitzondering van de periode waarbinnen de werkman het recht op normaal loon behoudt.

Art.54. Onder " tijdelijke werkloosheid ingevolge slecht weer " wordt verstaan de afwezigheid op het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ingevolge ongunstige weersomstandigheden die de uitvoering van het werk volledig onmogelijk maken met toepassing van artikel 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.55. Onder " tijdelijke werkloosheid ingevolge gebrek aan werk wegens economische redenen " wordt verstaan de afwezigheid op het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of wegens invoering van een regeling van gedeeltelijke arbeid ingevolge artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.56. Onder " tijdelijke werkloosheid ingevolge staking of lock-out " wordt verstaan de afwezigheid op het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg van een staking of lock-out.

Art.57. Onder " tijdelijke werkloosheid in geval van ontslag van beschermde werknemers " wordt verstaan de afwezigheid van het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst indien het ontslag werd betekend aan een personeelsafgevaardigde of kandidaat-personeelsafgevaardigde in de ondernemingsraad of het comité voor preventie en bescherming op het werk om een dringende reden en deze beslissing voor de bevoegde rechtsmacht betwist wordt wegens het niet naleven van de bijzondere ontslagregeling voorzien in de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden.

Art.58. Onder " tijdelijke werkloosheid ingevolge sluiting van de onderneming wegens jaarlijkse vakantie " wordt verstaan de afwezigheid van het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ingevolge sluiting van de onderneming wegens jaarlijkse vakantie in de zin van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971 voor zover de werknemer geen voldoende recht heeft op vakantie.

Art.59. Onder " tijdelijke werkloosheid ingevolge sluiting van de onderneming wegens vakantie krachtens een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst " wordt verstaan de afwezigheid van het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ingevolge sluiting van de onderneming wegens vakantie bedoeld in artikel 18 van dit besluit, voor zover de werknemer geen voldoende recht heeft op deze vakantie.

Art.60. Onder " tijdelijke werkloosheid ingevolge de sluiting van de onderneming wegens inhaalrust in het kader van een arbeidsduurvermindering " wordt verstaan de afwezigheid van het werk wegens schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ingevolge de sluiting van de onderneming wegens inhaalrust toegekend in het kader van arbeidsduurvermindering voor zover de werknemer geen voldoende recht heeft op inhaalrust ingevolge het feit dat hij pas in de loop van de arbeidscyclus in dienst is getreden.

Art.61. Onder " volledige beroepsloopbaanonderbreking " wordt verstaan de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ingevolge de volledige onderbreking van de beroepsactiviteit waarop de werknemer recht heeft krachtens hoofdstuk IV, afdeling V, onderafdeling 2 (en onderafdeling 3bis), van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 56 tot instelling van een beperkt recht op onderbreking van de beroepsloopbaan, de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, (het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan) of het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. <KB 2002-11-05/43, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.62. Onder " gedeeltelijke beroepsloopbaanonderbreking " wordt verstaan de tijdelijke vermindering van de arbeidsprestaties, waarop de werknemer recht heeft krachtens hoofdstuk IV, afdeling V, onderafdeling 3 (en onderafdeling 3bis), van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 56 tot instelling van een beperkt recht op onderbreking van de beroepsloopbaan, (het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan) of het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. <KB 2002-11-05/43, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.63. Onder " halftijds brugpensioen " wordt verstaan de tijdelijke halvering van de arbeidsprestaties waarop de werknemer recht heeft krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties, de Sociale Programmawet van 30 maart 1994, de Wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, de Wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, en de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.

HOOFDSTUK V. - Beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Art.64. Onder " opzeggingstermijn " wordt verstaan de termijn vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van titel II, hoofdstuk III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wanneer een einde wordt gesteld aan de arbeidsovereenkomst voor werklieden, of overeenkomstig de bepalingen van titel III, hoofdstuk III van dezelfde wet wanneer een einde wordt gesteld aan de arbeidsovereenkomst voor bedienden.

Art.65. Onder " beëindiging van de arbeidsovereenkomst in gemeenschappelijk akkoord " wordt verstaan het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met wederzijdse toestemming in toepassing van artikel 1134, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek en waarvoor de werkgever een vergoeding aan de werknemer verschuldigd is in onderling akkoord tussen de betrokken partijen.

Art.66. Onder " onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst " wordt verstaan het beëindigen van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werkgever een vergoeding aan de werknemer verschuldigd is, in toepassing van de artikelen 39, § 1 of 40, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.67. Onder " eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor personeelsafgevaardigden " wordt verstaan het beëindigen van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werkgever een vergoeding aan de werknemer verschuldigd is, in toepassing van de artikelen 16 tot en met 18 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling van de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden.

Art.68. Onder " eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor syndicale afgevaardigden " wordt verstaan het beëindigen van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is in toepassing van artikel 20 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het personeel der ondernemingen.

Art.69. De definities inzake arbeidstijdgegevens die voorkomen in de regelingen opgesomd in artikel 1 en niet overeenstemmen met de in dit besluit opgenomen definities, worden met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit van rechtswege vervangen door deze definities. De Koning kan afwijkingen bepalen op de in dit besluit genomen definities.
  Afwijkingen op de in dit besluit genomen definities zijn slechts toegelaten na het met redenen omkleed advies van het Algemeen Coördinatiecomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en van de Nationale Arbeidsraad.

Art.70. Dit besluit treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum.
  (Nota : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-01-2003 door KB 2002-11-05/41, art. 1)

Art. 71. Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.