3 MEI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5bis, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 57quater, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5bis, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 57quater, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 3. De werkgever die een werknemer tewerkstelt binnen het kader van een inschakelingsprogramma bedoeld in de artikelen 15bis tot en met 15quater van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum evenals in de artikelen 15bis tot en met 15quater van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, geniet voor deze van een vrijstelling van de werkgeversbijdragen zoals vastgesteld bij artikel 38, § 3, 1° tot 7° en 9° en § 3bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. ".
Art.2. Dit besluit is van toepassing vanaf het vakantiedienstjaar 2000.
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2000.
Art. 4. Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 mei 2001.
ALBERTVan Koningswege :
De Minister van Maatschappelijke Integratie,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Sociale zaken,
F. VANDENBROUCKE.