12 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat de au pair-jongeren betreft, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
Art. 1-5
Artikel 1. Artikel 25, 1° tot 5° van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" 1° tenminste achttien jaar en nog geen zesentwintig jaar oud zijn op de datum van toekenning van de arbeidsvergunning en de arbeidskaart;
2° zich ertoe verbinden in België geen dienstbetrekking uit te voeren gedurende de au pair-plaatsing;
3° over een titel beschikken die hem in het land van herkomst recht op toegang geeft tot het hoger onderwijs of het bewijs leveren dat hij minstens tot de leeftijd van 17 jaar onderwijs gevolgd heeft;
4° een basiskennis hebben van de omgangstaal van het gastgezin of de verbintenis aangaan deze basiskennis onmiddellijk na aankomst in België te verwerven via het volgen van een intensieve taalcursus;
5° gedurende de au pair-plaatsing cursussen volgen in een erkende instelling, erkend of gesubsidieerd door één van de Gemeenschappen of bepaald door de Gewestminister die de tewerkstelling onder zijn bevoegdheid heeft, en die de gewesttaal of -talen onderwijst, door trimestrieel een bewijs voor te leggen waaruit blijkt dat hij regelmatig deze lessen volgt;".
Art.2. Artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt :
" Het gastgezin moet :
1° onder zijn leden minstens één kind tellen dat geen 13 jaar oud is bij de aanvang van de periode van verblijf van de au pair-jongere;
2° voor de kinderen die de leeftijd van zes jaar niet bereiken, het bewijs voorleggen dat, voor de periode die overeenkomt met de maximale duur van het verblijf van de au pair-jongere of voor de periode tot het jongste kind de leeftijd van zes jaar bereikt, overdag in hun opvang werd voorzien;
3° een bewijs van goed zedelijk gedrag voorleggen voor al zijn leden, meerderjarig bij de aanvang van het verblijf van de au pair-jongere;
4° de au pair-jongere maandelijks, per overschrijving op zijn bankrekening, een vast bedrag als zakgeld uitkeren van ten minste 450 EUR, ongeacht eventuele periodes van inactiviteit van de au pair-jongere;
5° ten gunste van de au pair-jongere een aanvullende verzekering gesloten hebben voor het waarborgen van de risico's, inzake de medische, farmaceutische en hospitalisatiekosten in geval van ziekte of ongeval;
6° de au pair-jongere een persoonlijke kamer ter beschikking stellen en hem de vrije toegang tot de woning verzekeren;
7° de au pair-jongere minstens over een volledige vrije dag per week laten beschikken en alle mogelijkheid te geven deel te nemen aan de uitoefening van zijn eredienst of van zijn levensbeschouwingen;
8° zich er toe verbinden een verzekering af te sluiten voor de eventuele voortijdige repatriëring van de au pair-jongere veroorzaakt door ziekte of ongeval, alsook er zich toe verbinden de kosten te betalen die voor de Staat eventueel voortvloeien uit het verblijf van de au pair-jongere of zijn repatriëring;
9° zich akkoord verklaren de toezichthoudende ambtenaren toegang te verlenen tot de woning. ".
Art.3. In artikel 28 van hetzelfde besluit worden 3° en 7° opgeheven.
Art.4. Dit besluit treedt in werking de eerste van de maand volgend op de publicatie in het Belgisch Staatsblad en is van toepassing op de aanvragen voor arbeidsvergunningen en arbeidskaarten ingediend vanaf deze datum.
Voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot 31 december 2001, geldt het bedrag van 18.153 F waar het bedrag van 450 EUR wordt vermeld.
Art. 5. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 september 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX.