10 AUGUSTUS 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de comités voor preventie en bescherming op het werk.
Art. 1-3
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de comités voor preventie en bescherming op het werk, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de toepassing van afdeling Vbis wordt onder rechtstreekse participatie verstaan : de rechtstreekse participatie van de werknemers zelf, overeenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet. ".
Art.2. In hetzelfde besluit wordt een afdeling Vbis ingevoegd, luidende :
" Afdeling Vbis. Rechtstreekse participatie.
Art. 31bis. § 1. De werkgever raadpleegt zelf rechtstreeks zijn werknemers betreffende elk vraagstuk dat betrekking heeft op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waarvoor hun rechtstreekse participatie vereist is.
§ 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 20, stelt de werkgever, in het kader van de rechtstreekse participatie bedoeld in § 1, de volgende middelen ter beschikking van zijn werknemers :
1° een register waarin de werknemers volledig discreet hun voorstellen, opmerkingen of advies kunnen optekenen;
2° een uithangbord waarop berichten kunnen aangebracht worden of een ander geschikt communicatiemiddel waarmee alle werknemers kunnen bereikt worden, zoals elektronische post.
Deze middelen bevinden zich permanent op een voor de werknemers gemakkelijk toegankelijke plaats.
Alle in dit artikel bepaalde kennisgevingen en mededelingen gebeuren door middel van het communicatiemiddel bedoeld in het eerste lid, 2°.
De hogergenoemde communicatiemiddelen vermelden op permanente wijze de naam, het adres, het telefoonnummer, het faxnummer alsook het elektronisch adres van de Externe Dienst voor preventie en bescherming op het werk en van de ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze afdeling.
§ 3. Na raadpleging, van zijn interne of externe dienst overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor preventie en bescherming op het Werk, brengt de werkgever zijn voorstel ter kennis van zijn werknemers, tezelfdertijd als het advies van de geraadpleegde dienst.
Gedurende een termijn van vijftien dagen te rekenen van de dag van de kennisgeving, hebben de werknemers de vrije keuze hun opmerkingen of adviezen, hetzij, in het register in te schrijven, hetzij, deze mede te delen, in de gevallen waar de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervult, aan de externe dienst, en in de andere gevallen, aan de interne dienst.
Ten laatste vijftien dagen na te zijn gecontacteerd door de betrokken werknemers, deelt de externe dienst, of respectievelijk, de interne dienst, op een adequate wijze en met inachtname van de anonimiteit van de betrokken werknemers, de opmerkingen of adviezen van deze laatsten tezelfdertijd met hun eigen advies hierover mee aan de werkgever.
In de gevallen waar hij door de betrokken werknemers is gecontacteerd, kan de externe dienst, met het oog op de adequate formulering van hun opmerkingen of adviezen, zo nodig verduidelijking vanwege deze werknemers vragen.
Indien in het register geen opmerking of advies van de werknemers voorkomen en er geen opmerking of advies van de werknemers door toedoen van de externe, of respectievelijk, interne dienst aan de werkgever zijn medegedeeld, geldt dit als instemming met het voorstel van de werkgever.
De werkgever stelt de werknemers in kennis van zijn beslissing.
Indien de werkgever niet overeenkomstig de opmerkingen of de adviezen heeft gehandeld, er geen gevolg aan heeft gegeven of gekozen heeft onder de uiteenlopende adviezen, deelt hij de redenen hiervan mee aan zijn werknemers.
Art. 31ter. § 1. De werkgever stelt de middelen, bedoeld in artikel 31bis, § 2, ter beschikking van zijn werknemers in het kader van hun recht om voorstellen te doen betreffende vraagstukken die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Alle in dit artikel bepaalde kennisgevingen en mededelingen gebeuren door middel van het communicatiemiddel bedoeld in artikel 31bis, § 2, eerste lid, 2°.
§ 2. De werknemers hebben evenwel de vrije keuze hun opmerkingen of adviezen, hetzij, in het register in te schrijven, hetzij, deze mede te delen, in de gevallen waar de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervult, aan de externe dienst, en in de andere gevallen, aan de interne dienst.
Ten laatste vijftien dagen na te zijn gecontacteerd door de betrokken werknemers, deelt de externe dienst, of respectievelijk, de interne dienst, op een adequate wijze en met inachtname van de anonimiteit van de betrokken werknemers, de opmerkingen of adviezen van deze laatsten tezelfdertijd met hun eigen advies hierover mee aan de werkgever.
In de gevallen waar hij door de betrokken werknemers is gecontacteerd, kan de externe dienst, met het oog op de adequate formulering van hun opmerkingen of adviezen, zo nodig verduidelijking vanwege deze werknemers vragen.
Indien voorstellen in het register voorkomen, vraagt de werkgever, vooraleer hij eventueel de beslissing neemt om er geen gunstig gevolg aan te geven, hierover het advies van zijn interne of externe dienst, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor preventie en bescherming op het Werk.
De werkgever stelt de werknemers in kennis van het advies van zijn interne dienst of in voorkomend geval van zijn externe dienst, en van zijn beslissing.
Indien de werkgever niet overeenkomstig de voorstellen van de werknemers of de adviezen die daarop betrekking hebben heeft gehandeld, er geen gevolg aan heeft gegeven of gekozen heeft onder de uiteenlopende adviezen, deelt hij de redenen hiervan mee aan zijn werknemers.
Art. 31quater. De werknemers die in toepassing van deze afdeling voorstellen, opmerkingen of adviezen formuleren, mogen daar geen nadeel van ondervinden. ".
Art. 3. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 10 augustus 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX.