Details





Titel:

21 SEPTEMBER 2001. - Ministerieel besluit betreffende de maandelijkse vergoeding bedoeld in artikel 379 van het Gerechtelijk Wetboek(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-09-2001 en tekstbijwerking tot 08-03-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Verordeningsbepalingen.
Art. 1-5, 5/1
HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen.
Art. 6-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976070509 



Uitvoeringsbesluit(en):

2012009412 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Verordeningsbepalingen.
Artikel 1.[1 De plaatsvervangende rechter of de plaatsvervangende raadsheer]1 die recht heeft op de maandelijkse vergoeding als bedoeld in artikel 379 van het Gerechtelijk Wetboek, vraagt de vergoeding aan in de vorm omschreven in de artikelen 2 en 3.
  ----------
  (1)<MB 2019-09-19/01, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

Art.2.[1 De aanvraag tot toekenning van de vergoeding eindigt met de woorden : " Ik bevestig op mijn erewoord dat deze echt en volledig is ". Naargelang van het geval wordt de aanvraag overgezonden aan de eerste voorzitter van het hof van beroep, aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van [2 de ondernemingsrechtbank]2 of van de arbeidsrechtbank [2 of aan de voorzitter van de vrederechters en van rechters in de politierechtbank]2 [3 ...]3, die ze overzendt aan de Minister van Justitie en er zijn advies aan toevoegt.]1
  ----------
  (1)<MB 2012-11-20/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 27-11-2012>
  (2)<MB 2019-09-19/01, art. 4,1°-4,2°, 003; Inwerkingtreding : 04-10-2019>
  (3)<MB 2019-09-19/01, art. 4,3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.3. De aanvraag van de evenredige vergoeding moet de naam van de vervangen magistraat, de data, de duur en de aard van de verleende prestaties vermelden.
  De aanvraag van de forfaitaire vergoeding moet de naam van de vervangen magistraat, en de duur van de verleende prestaties opgeven, en moet vermelden dat al de functies van die magistraat werden waargenomen.

Art.4.[1 De evenredige vergoeding wordt als volgt berekend :
   1° hoven van beroep [2 ...]2 :
   a) per terechtzitting zoals bepaald door het bijzonder reglement bedoeld in artikel 106 van het Gerechtelijk Wetboek : 70,08 EUR;
   b) per zitting voor getuigenverhoor : 43,46 EUR;
   c) per prestatie andere dan in a) en b) : 43,46 EUR;
   2° rechtbanken van eerste aanleg, arbeidsrechtbanken en [2 ondernemingsrechtbanken]2 :
   a) per terechtzitting zoals bepaald door het bijzonder reglement bedoeld in artikel 88, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek : 56,05 EUR;
   b) per zitting voor getuigenverhoor : 35,03 EUR;
   c) per prestatie andere dan in a) en b) : 35,03 EUR;
   3° vredegerechten en politierechtbanken :
   a) per terechtzitting zoals vastgesteld door [2 het bijzonder reglement bedoeld in artikel 66, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek]2 : 70,08 EUR;
   b) per zitting voor getuigenverhoor : 43,46 EUR;
   c) per prestatie andere dan in a) en b) : 43,46 EUR.]1
  De vacaties van minder dan drie uur geven recht op de helft van bovenvermelde vergoeding.
  ----------
  (1)<MB 2012-11-20/04, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 27-11-2012>
  (2)<MB 2019-09-19/01, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 04-10-2019>

Art.5.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de [1 federale overheidsdiensten]1, geldt eveneens voor de vergoeding bedoeld in artikel 4.
  Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
  ----------
  (1)<MB 2012-11-20/04, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 27-11-2012>

Art.5/1. [1 Aan de personen genoemd in artikel 1 wordt een vergoeding toegekend voor de verplaatsingskosten van hun verblijfplaats naar de zetel of naar waar de vervanging plaats heeft en voor de reiskosten onder de voorwaarden en volgens de bedragen van toepassing op het personeel van de federale overheidsdiensten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2021-03-04/01, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 18-03-2021>


HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen.
Art.6. Het ministerieel besluit van 5 juli 1976 houdende de maandelijkse vergoeding als bedoeld in artikel 379 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 29 mei 1998, wordt opgeheven.

Art.7. Voor de periode tussen het in werking treden van dit besluit tot 31 december 2001 gelden de in de hierna vermelde bepalingen van dit besluit in frank uitgedrukte bedragen, die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, in de plaats van de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.


 Arikel 4 
Eerste lid, 1°2 82770,08 EUR
 1 75343,46 EUR
2 26156,05 EUR
 1 41335,03 EUR
2 82770,08 EUR
 1 75343,46 EUR
Art. 8. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.