17 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de aanvullende kamers van het hof van beroep te Brussel.
Art. 1-11
2001009137 2002009044 2004009041 2006009039 2008009129 2008009190 2010009104
Artikel 1.Bij het hof van beroep te Brussel worden, voor een duur van drie jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, tien aanvullende kamers opgericht, de kamers A tot en met J. (NOTA : duur verlengd voor één jaar bij KB 2001-02-08/30, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2001.) (NOTA : duur verlengd voor twee jaar bij KB 2002-02-07/30, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2002.) (NOTA : duur verlengd voor twee jaar bij KB 2004-02-06/30, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2004.) (NOTA : duur verlengd voor twee jaar bij KB 2006-02-07/30, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2006.) (NOTA : duur verlengd voor twee jaar bij KB 2008-03-16/33, art. 1; Inwerkingtreding : 01-04-2008.) (NOTA : duur verlengd voor één jaar bij <KB 2010-02-03/03, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2010>)
Zij houden zitting in burgerlijke, handels-, en fiscale zaken in de aangelegenheden bedoeld bij artikel 109ter van het Gerechtelijk Wetboek.
De eerste voorzitter bepaalt, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, de dagen en uren waarop deze kamers zitting houden.
De ochtendzittingen beginnen om 9 uur, de namiddagzittingen om 14 uur. Elke zitting duurt ten minste drie en een half uur.
Art.2. De kamers A, F en H houden zitting in het Frans of in het Nederlands naargelang de noodwendigheden van de dienst.
De kamers B, D, G, I en J houden zitting in het Frans.
De kamers C en E houden zitting in het Nederlands.
Art.3. De aanvullende kamers houden zitting met drie leden, waarvan ten minste twee plaatsvervangend raadsheer zijn.
Volgens de noodwendigheden van de dienst, wijst de eerste voorzitter de plaatsvervangende raadsheren aan die deel uitmaken van de aanvullende kamers en die zitting hebben, overeenkomstig artikel 102, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek.
Art.4. De eerste voorzitter kan, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer aanvullende kamers buitengewone zittingen houden, waarvan hij de dagen en uren bepaalt.
Art.5. De eerste voorzitter kan, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, het aantal zittingen alsmede de bevoegdheden van de aanvullende kamers wijzigen.
Art.6. De eerste voorzitter of het lid van het hof dat hij aanduidt, wijst de zaken toe aan de respectieve aanvullende kamers.
Art.7. Na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, stelt de eerste voorzitter de dagen en uren van de vakantiezittingen vast en maakt de lijst op van de magistraten en plaatsvervangende raadsheren die zitting houden.
Art.8. De beschikkingen die de eerste voorzitter neemt ter uitvoering van dit besluit worden ter griffie van het hof aangeplakt.
Art.9. Het bijzonder reglement van de aanvullende kamers wordt ter griffie van het hof aangeplakt.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 13 februari 1998.
Art. 11. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 januari 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.