Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

7 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de formatienormen van de personeelsleden van de lokale politie.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - De formatienormen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 3-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2002000430 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - De formatienormen.
Artikel 1. De gemeente- of de politieraad bepaalt de formatie van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van het lokale politiekorps :
  1° zonder dat het totaal aantal betrekkingen in de formatie van de hulpagenten van politie hoger is dan 15 procent van de formatie van het operationeel kader;
  2° zonder dat het totaal aantal betrekkingen in het middenkader lager is dan 25 procent en hoger is dan 33 procent van de formatie van het basiskader van het operationeel kader;
  3° zonder dat het totaal aantal betrekkingen van het officierenkader lager is dan 25 procent en hoger is dan 33 procent van de formatie van het middenkader van het operationeel kader;
  4° zonder dat het totaal aantal betrekkingen van niveau A van het administratief en logistiek kader lager is dan 3 procent van de formatie van de personeelsleden van niveau B, C en D van het administratief en logistiek kader.
  De gemeente- of de politieraad bepaalt eveneens het totaal aantal betrekkingen van officieren van het operationeel kader bekleed met de graad van hoofdcommissaris van politie.
  De bij toepassing van dit besluit berekende formatienormen worden tot de hoger eenheid afgerond.
  Onverminderd de graad waarmee de korpschef is bekleed, is zijn betrekking begrepen in het aantal betrekkingen dat, in toepassing van het eerste lid, is vastgesteld voor het operationeel kader.

Art.2. De gemeente- of de politieraad in de politiezones waar in de in artikel 7.III.4. RPPol bedoelde mandaten van categorie 1 tot 4 worden voorzien, mag afwijken van de in artikel 1 bepaalde formatienormen wanneer uitzonderlijke en tijdelijke omstandigheden dat vereisen.
  Die beslissing wordt met redenen omkleed en geschiedt op voorstel van de korpschef van de lokale politie. In ieder geval, mag de afwijking niet meer dan 3 procent bedragen en geldt ze voor ten hoogste twee jaren.

HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.3. De vaststelling van de formatie geschiedt onverminderd het aantal personeelsleden die naar de lokale politie overgaan bij toepassing van artikel 235 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.

Art.4. Artikel 1, eerste lid, 2° en 3°, is niet van toepassing tot 31 december 2011 in de politiezone waar in de in artikel 7.III.4. RPPol bedoelde mandaat van categorie 5 wordt voorzien.
  In de in het eerste lid bedoelde politiezones mag het gezamenlijk totaal aantal van de betrekkingen in het middenkader en in het officierenkader niet lager zijn dan 20 procent van het gezamenlijk totaal aantal van de betrekkingen in het basiskader en in de formatie van de hulpagenten van politie.

Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 7 december 2001.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  A. DUQUESNE.