17 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-10-2001 en tekstbijwerking tot 29-10-2009)
Art. 1-7, 7bis, 8
Artikel 1.De lokale politie verzekert een minimale dienstverlening ten gunste van de bevolking. Deze dienstverlening vertaalt zich in het bijzonder in de volgende functies :
1° wijkwerking;
2° onthaal;
3° interventie;
4° politionele slachtofferbejegening;
5° lokale opsporing en lokaal onderzoek;
6° handhaving van de openbare orde;
[1 7° verkeer.]1
De andere dan de in dit besluit bedoelde organisatie- en werkingsregels van het lokaal politiekorps en de taken die eruit voorvloeien, dragen bij tot de optimale uitoefening van de funkties bedoeld in het eerste lid.
----------
(1)<KB 2009-10-16/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2009>
Art.2. De functie wijkwerking bestaat in het aanbieden van een zichtbare, aanspreekbare en contacteerbare politiedienst, die in haar werking maximaal georiënteerd is op de behoeften en verwachtingen van haar omgeving.
Deze functie wordt georganiseerd op basis van een geografische indeling van het grondgebied van de zone, rekening houdend met de lokale omstandigheden en de bevolkingsdichtheid.
Als minimale werkings- en organisatienorm voor de uitvoering van deze functie geldt : 1 wijkagent per 4 000 inwoners.
Art.3. De functie onthaal bestaat uit het te woord staan van de burgers die zich, fysiek in persoon, telefonisch of schriftelijk tot de politiedienst wenden. Het antwoord bestaat ofwel uit een onmiddellijk gevolg geven aan de vraag, ofwel uit een verwijzing naar de interne of externe dienst, tot wie die persoon zich moet richten om een reactie op zijn vraag te bekomen.
De toegankelijkheid van het onthaal wordt afgestemd op de noden en verwachtingen van de bevolking.
Als minimale werkings- en organisatienorm voor de uitvoering van de fysieke toegankelijkheid geldt : 12 uur per dag.
Indien de permanente fysieke aanwezigheid van een politieambtenaar in een onthaalpunt niet haalbaar is, moet, door middel van technische infrastructurele maatregelen, worden verzekerd dat de burger die zich fysiek of telefonisch bij een onthaalpunt aanbiedt, onmiddellijk met een politieambtenaar in contact kan treden.
De permanente bereikbaarheid van een politiedienst wordt in alle gevallen verzekerd.
In een meergemeentezone beschikt de lokale politie daarenboven in iedere gemeente over één of meerdere politieposten. Het aantal politieposten wordt lokaal bepaald met inachtneming van het aantal gemeenten van de politiezone, de oppervlakte en de bevolkingsdichtheid van de gemeenten. Het vierde lid is eveneens van toepassing voor deze politieposten.
Art.4. De functie interventie bestaat erin om binnen een passende termijn een antwoord te bieden op elke oproep waarbij een politionele interventie ter plaatse noodzakelijk is.
Deze functie wordt op permanente wijze binnen elke politiezone georganiseerd, rekening houdend met de frequentie en de aard van de oproepen, en inzonderheid de ernst en de dringendheid van het gevraagde optreden.
Als minimale werkings- en organisatienorm voor de uitvoering van deze functie geldt : per politiezone de inzet van een interventieploeg gedurende 24 uur op 24 uur, aangevuld met een bijkomende ploeg, gedurende 84 uur per week.
Een officier van bestuurlijke en gerechtelijke politie is permanent bereikbaar en terugroepbaar om binnen de kortst mogelijk termijn zijn functie op te nemen.
Art.5. De functie politionele slachtofferbejegening bestaat in het verschaffen van een adequate opvang, informatie en bijstand aan het slachtoffer.
De lokale politie organiseert zich derwijze dat elke politieambtenaar en elke hulpagent van politie in staat is deze taak te vervullen.
In geval de lokale politie geconfronteerd wordt met zeer ernstig slachtofferschap mag ze een beroep kunnen doen op een gespecialiseerde medewerker, personeelslid van de politiediensten, inzake slachtofferbejegening.
Als minimale werkings- en organisatienorm voor deze functie geldt : één gespecialiseerde medewerker per zone. Bovendien wordt de permanente bereikbaarheid en terugroepbaarheid van dergelijke medewerker verzekerd, eventueel in samenwerking met andere zones.
Art.6. De functie lokale opsporing en lokaal onderzoek bestaat uit de uitvoering van de opdrachten die bij voorrang door de lokale politie worden vervuld overeenkomstig artikel 5, derde lid, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
De korpschef deelt de Procureur des Konings de lijst mede van de personeelsleden van het operationele kader die hij aanwijst voor de uitoefening van deze opdrachten.
De diensten van de lokale politie bestemmen voor deze functie ten minste :
1° in de politiezones waarvan het globale effectief gelijk is aan of meer is dan 230 : 10 procent van het effectief van het operationeel kader;
2° in de andere politiezones, 7 procent van het van het effectief van het operationeel kader, met een inzet van minimum één ploeg bestaande uit twee rechercheurs de andere dagen dan zaterdagen, zondagen en feestdagen.
Art.7. De functie handhaving van de openbare orde voor de politiezone bestaat erin het vrijwaren en, in voorkomend geval, het herstellen van de openbare rust, de openbare veiligheid en de openbare gezondheid.
Een officier van bestuurlijke politie is permanent bereikbaar en terugroepbaar om binnen de kortst mogelijke tijd zijn functie op te nemen.
Art.7bis. [1 De functie verkeer bestaat voor de lokale politie uit het uitvoeren van de opdrachten bedoeld in artikel 16 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, op het grondgebied van de politiezone, met uitzondering van de autosnelwegen, waarvan het toezicht aan de federale politie toekomt.
Deze opdrachten worden met name geconcretiseerd door :
- het voeren van preventieve en repressieve acties inzake de naleving van de verkeersregels;
- de verkeersregeling in geval van ernstige en onverwachte verstoring van de mobiliteit;
- het vaststellen van verkeersongevallen;
- het verstrekken van advies aan de bevoegde overheden inzake mobiliteit en verkeersveiligheid.
De capaciteit die aan de uitoefening van deze functie wordt besteed, bedraagt minimum 8 % van de totale werkcapaciteit binnen elke politiezone.
Met het oog op de effectieve aanwending van deze capaciteit is elke politieambtenaar en -agent minstens in staat om, wanneer de omstandigheden zijn optreden vereisen, de taken te vervullen die deze functie inhoudt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-10-16/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2009>
Art. 8. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 september 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.