15 SEPTEMBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 betreffende de preventieve schorsing en de tucht alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 1-9
Artikel 1. Het opschrift van het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 omtrent de preventieve schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra wordt vervangen door wat volgt : "Besluit van de Vlaamse regering omtrent de preventieve schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding".
Art.2. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt begrepen onder :
1° het decreet : het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
2° raadsman : een advocaat, een personeelslid van de onderwijsinstellingen of van de centra voor leerlingenbegeleiding of wat de werknemer betreft, een vertegenwoordiger van een vakorganisatie en wat de werkgever betreft, een vertegenwoordiger van een overkoepelende vereniging van inrichtende machten;
3° vakorganisaties :
a) voor het vrij onderwijs en de vrije centra voor leerlingenbegeleiding de vakorganisaties die zitting hebben in de paritaire comités, bedoeld in artikel 2 van het decreet;
b) voor het officieel onderwijs en de officiële centra voor leerlingenbegeleiding de representatieve vakorganisaties, bedoeld in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. ".
Art.3. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 2. Dit besluit is van toepassing :
1° a) op de vastbenoemde personeelsleden;
b) op de personeelsleden die tijdelijk zijn aangesteld voor doorlopende duur;
c) op de tijdelijke personeelsleden, wat betreft het ontslag, bedoeld in artikelen 24 en 25 van het decreet;
d) op de personeelsleden die zijn aangesteld in het mandaat van directeur, wat betreft het ontslag, bedoeld in artikel 25 van het decreet;
2° op de inrichtende machten die de in 1° vermelde personeelsleden tewerkstellen.
Art.4. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 3. De inrichtende macht brengt de tuchtmaatregelen die een financiële implicatie hebben voor het personeelslid binnen een termijn van orde van twintig kalenderdagen ter kennis van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde. Deze termijn begint te lopen de dag na het verstrijken van de beroepstermijn, zoals bepaald in artikel 72, 1°, van het decreet, of de dag nadat de inrichtende macht kennis heeft genomen van de beslissing van de kamer van beroep. ".
Art.5. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 13 januari 1998, wordt § 1 vervangen door wat volgt :
"Art. 8. § 1. De bevoegde overheid van de onderwijsinstelling of het centrum oefent na onderzoek de tuchtmacht uit.
Indien het personeelslid tijdelijk gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, gebeurt dit op advies van het bevoegde paritair comité of van het bevoegde overlegcomité, vermeld in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. Dit advies wordt verstrekt binnen een termijn van twintig werkdagen nadat het verzoek om advies werd ingediend. Is dit advies niet verstrekt binnen deze termijn, dan wordt het geacht verstrekt te zijn.
Zodra de feiten die de toepassing van een tuchtmaatregel kunnen verantwoorden, de bevoegde inrichtende macht ter kennis worden gebracht, gaat ze over of doet ze overgaan tot de nodige vaststellingen en verhoren. Wanneer het personeelslid meerdere feiten ten laste worden gelegd die met elkaar in verband staan, kunnen deze allen aanleiding geven tot één tuchtprocedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf
Wanneer in de loop van de tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd dat geen verband heeft met de lopende tuchtprocedure kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven.
De inrichtende macht of haar afgevaardigde deelt onmiddellijk per aangetekende brief aan het personeelslid mee dat ze een tuchtonderzoek instelt, alsook de reden die daartoe aanleiding geeft. De tuchtrechtelijke vervolging begint op de datum van verzending van de aangetekende brief".
Art.6. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, dat luidt als volgt :
" HOOFDSTUK IIIbis. - Bezwaar tegen het ontslag, bedoeld in artikelen 24 en 25 van het decreet
Art. 8bis. De brief waarbij de inrichtende macht het ontslag bedoeld in artikel 24 en 25 van het decreet, meedeelt, moet de beroepsmogelijkheden vermelden. ".
Art.7. In artikel 13, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 13 januari 1998, wordt het derde lid vervangen door wat volgt :
" Het bezwaar tegen het ontslag, bedoeld in artikel 24 en 25 van het decreet, moet worden ingesteld binnen de termijn, bepaald in artikel 24, § 1, tweede lid van het decreet. ".
Art.8. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 1 en 2 die in werking treden op 1 september 2000 en artikel 3 en 5 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1999.
Art. 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 september 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
Mevr. M. VANDERPOORTEN.