7 JULI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toekenning van een verlof dat voorafgaat aan de pensionering voor de ambtenaren van sommige Vlaamse openbare instellingen.
Art. 1-13
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren van de hierna volgende Vlaamse openbare instellingen :
1° Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest;
2° Vlaamse Milieumaatschappij;
3° Vlaamse Landmaatschappij;
4° Vlaamse Huisvestingsmaatschappij;
5° Dienst voor de Scheepvaart;
6° Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen;
7° NV Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen;
8° Export Vlaanderen;
9° Toerisme Vlaanderen;
10° het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie;
11° Commissariaat-Generaal voor de bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie;
12° Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs;
13° permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad;
14° Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen;
15° Kind en Gezin;
16° Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap;
17° Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel;
18° Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° instelling : de instellingen, vermeld in artikel 1;
2° de minister : het lid van de Vlaamse regering dat overeenkomstig de bevoegdheidsverdeling binnen deze regering belast is met het toezicht of de controle op de instelling of met het bestuur van de instelling.
Art.3. Het verlof dat voorafgaat aan de pensionering kan worden toegestaan aan alle ambtenaren die minimum 56 en maximum 59 jaar zijn gedurende de periode van één jaar die volgt op de datum waarop de personeelsformatie van de instelling door de Vlaamse regering is gevalideerd als personeelsplan. Bij ontstentenis van een als personeelsplan gevalideerde personeelsformatie gaat de termijn van één jaar in op 1 januari 2003.
Art.4. De ambtenaar die van het verlof dat voorafgaat aan de pensionering wil gebruikmaken, dient via een aangetekende brief een aanvraag in bij de leidend ambtenaar van de instelling.
De aanvraag moet zijn ingediend uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op deze waarin de personeelsformatie van de instelling als personeelsplan is gevalideerd.
Bij ontstentenis van een als personeelsplan gevalideerde personeelsformatie moet de aanvraag zijn ingediend uiterlijk op 31 maart 2003.
De datum van de poststempel is bepalend.
Art.5. § 1. De datum waarop het verlof ingaat wordt voor de ambtenaren van rang A1 en lager vastgesteld in het begeleidingsplan, genoemd in artikel 6.
Voor de ambtenaren van rang A2A en rang A2 wordt deze datum bepaald door de raad van bestuur of bij ontstentenis van dit orgaan door de minister.
Voor de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtena(a)r(en) wordt deze datum bepaald door de benoemende overheid.
§ 2. De datum waarop het verlof ingaat wordt bepaald afhankelijk van de goede werking van de instelling na overleg met de betrokken ambtenaar. Die dag moet steeds de eerste dag van de maand zijn, maar op zijn vroegst de eerste dag van de maand volgend op deze waarin het begeleidingsplan is goedgekeurd.
De ambtenaar die een mandaatgraad bekleedt, dient alvorens hem of haar het verlof kan worden toegestaan, eerst dit mandaat neer te leggen.
Art.6. Per instelling wordt door de leidend ambtenaar tevens een begeleidingsplan opgesteld. Hierin wordt bepaald voor welke personeelscategorieën het verlof dat voorafgaat aan de pensionering een recht of een gunst is, ofwel niet mogelijk is, ofwel onderworpen is aan bepaalde voorwaarden. Ook wordt een eventuele vervangingsregeling vastgelegd.
Het begeleidingsplan wordt op voorstel van de directieraad goedgekeurd door de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken.
Art.7. § 1. Voor de ambtenaren van rang A1 en lager wordt het besluit tot toekenning van het verlof ondertekend door de leidend ambtenaar. De toekenning gebeurt op basis van het goedgekeurde begeleidingsplan vermeld in artikel 6.
Voor de ambtenaren van rang A2A en rang A2 wordt het verlof toegekend door de raad van bestuur of bij ontstentenis van dit orgaan door de minister. Het besluit tot toekenning van het verlof wordt ondertekend door de leidend ambtenaar.
Voor de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtena(a)r(en) wordt het verlof toegekend respectievelijk ondertekend door de benoemende overheid.
De beslissing wordt de ambtenaar schriftelijk ter kennis gebracht.
§ 2. Bij ontstentenis van een goedgekeurd begeleidingsplan binnen de periode van één jaar, vermeld in artikel 3, wordt voor de ambtenaren van rang A1 en lager, die een aanvraag hebben ingediend conform artikel 4 van dit besluit, het verlof geacht te zijn toegestaan met ingang van de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de voormelde periode van één jaar.
Art.8. De ambtenaar is met verlof tot en met de maand waarin hij of zij de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft. Dit verlof is voltijds en onherroepelijk. De ambtenaar gaat de verplichting aan het vervroegde wettelijke rustpensioen op te nemen bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar.
Art.9. De ambtenaar die met verlof is dat voorafgaat aan de pensionering ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 70 % van zijn of haar salaris.
De ambtenaar ontvangt tevens het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en de haard- of standplaatstoelage die worden beperkt tot 70 % van het bedrag voor volledige prestaties.
Art.10. Het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. De ambtenaar heeft echter geen recht meer op bevordering in graad en in salarisschaal of op aanwijzing in een mandaatgraad.
Art.11. De ambtenaren die het op basis van dit besluit toegekende verlof dat voorafgaat aan de pensionering genieten, mogen, mits voorafgaande toelating, andere beroepsactiviteiten uitoefenen. Als de inkomsten uit die beroepsactiviteiten de grenzen inzake cumulatie, bepaald in artikel 4 en 9 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen overschrijden, wordt het wachtgeld verminderd of geschorst op dezelfde wijze als een rustpensioen.
Art.12. Dit besluit treedt heden in werking.
Art. 13. De leden van de Vlaamse regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 juli 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie,
S. STEVAERT
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,
Mevr. M. VOGELS
De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking,
B. ANCIAUX
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
Mevr. M. VANDERPOORTEN
De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme,
R. LANDUYT
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw,
Mevr. V. DUA
De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport,
J. SAUWENS
De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media,
D. VAN MECHELEN.