Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

8 SEPTEMBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de modaliteiten van de aanwerving, de herbenoeming, de beëindiging, de voortijdige beëindiging en de evaluatie van het mandaat van de directeur- generaal en de adjunct-directeur-generaal van de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Aanwerving.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Mandaatevaluatie.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - Herbenoeming en beëindiging van het mandaat.
Art. 6-7
HOOFDSTUK IV. - Voortijdige beëindiging van het mandaat.
Art. 8-11
HOOFDSTUK V. - Geldelijk statuut.
Art. 12-13
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen.
Art. 14
HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen.
Art. 15
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991035068 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Aanwerving.
Artikel 1. § 1. De bepalingen hebben betrekking op de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal van de Vlaamse Vervoermaatschappij. Deze functies worden begeven bij wijze van mandaat.
  Als directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal kan enkel worden aangeworven wie aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1. een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;
  2. de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  3. aan de dienstplichtwetten voldoen;
  4. de lichamelijke geschiktheid bezitten die vereist is voor het uit te oefenen mandaat;
  5. in het bezit zijn van een diploma dat toegang verleent tot niveau A in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
  6. de Belgische nationaliteit bezitten.
  § 2. Bovendien moet men slagen in een geheel van testen, georganiseerd door een extern selectiebureau, aangesteld door de Vlaamse regering.

Art.2. § 1. Het vacant verklaren van de betrekkingen van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal gebeurt door de Vlaamse regering.
  § 2. De kennisgeving van de vacature gebeurt minstens via de publicatie van de oproep in het Belgisch Staatsblad.
  § 3. Het vacaturebericht omvat inzake de te verlenen betrekkingen :
  1. de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden,
  2. een functiebeschrijving,
  3. het gewenste profiel,
  4. de salarisschalen,
  5. de termijn en de modaliteiten voor het indienen van de kandidaatstelling, volgens de bepalingen van § 4 en in voorkomend geval de voor te leggen stukken.
  § 4. Om geldig te zijn moet de kandidaatstelling beantwoorden aan de voorschriften van het vacaturebericht en per aangetekende brief worden ingediend binnen dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de eerste werkdag na de datum van publicatie van het vacaturebericht in het Belgisch Staatsblad.
  Voor de kandidaatstelling geldt de datum van de poststempel als indieningsdatum.

HOOFDSTUK II. - Mandaatevaluatie.
Art.3. De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal worden na een termijn van zes jaar, op het einde van hun mandaat, geëvalueerd door de Vlaamse regering voor het uitoefenen van hun mandaat gedurende deze zes jaar, op basis van een beschrijvend evaluatieverslag van een externe evaluatie-instantie die daartoe door haar wordt aangesteld. Ter voorbereiding van deze mandaatevaluatie bevraagt deze externe evaluatie-instantie de minister die belast is met het toezicht op de instelling, hierna "de minister" genoemd, de voorzitter en de ondervoorzitter van de raad van bestuur, de directeuren die onder het hiërarchisch gezag van de betrokken personen staan, alsook de adjunct-directeur-generaal voor de evaluatie van de directeur-generaal en omgekeerd.

Art.4. De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal die niet kunnen instemmen met hun evaluatieverslag kunnen binnen de vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het evaluatieverslag vragen om door de minister gehoord te worden.
  De minister kan de betrokken externe evaluatie-instantie, evenals de voorzitter en de ondervoorzitter van de raad van bestuur en de personen die zij heeft geraadpleegd, horen en om uitleg vragen.

Art.5. De minister doet binnen de dertig kalenderdagen na de kennisname van het evaluatieverslag een gemotiveerd voorstel aan de Vlaamse regering.
  De Vlaamse regering beslist binnen de dertig kalenderdagen.

HOOFDSTUK III. - Herbenoeming en beëindiging van het mandaat.
Art.6. § 1. Na een gunstige evaluatie van het mandaat wordt de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal herbenoemd door de Vlaamse regering voor een nieuwe mandaatperiode.
  § 2. De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal kunnen maximaal voor twee mandaten van zes jaar in dezelfde functie worden aangesteld. Bij gemotiveerde beslissing kan de Vlaamse regering de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal voor een bijkomend mandaat van zes jaar benoemen.

Art.7. § 1. Na een ongunstig evaluatie van het mandaat wordt het mandaat niet verlengd en wordt de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal door de Vlaamse regering belast met een andere opdracht. In dit geval wordt de salarisschaal voor de directeur-generaal A411 en voor de adjunct-directeur-generaal A311. De wedde van de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal van de Vlaamse vervoermaatschappij worden vastgesteld in respectievelijk salarisschaal A411 en A311 die, volgens bijlage 11 bij het Vlaams personeelsstatuut, verbonden zijn aan de graad van secretaris-generaal (rang A4) en directeur-generaal (rang A3);
  § 2. De functie van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal wordt dan door de Vlaamse regering vacant verklaard en begeven via een algemene oproep tot de kandidaten.

HOOFDSTUK IV. - Voortijdige beëindiging van het mandaat.
Art.8. De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal kunnen voortijdig hun mandaat beëindigen. Tot deze neerlegging van het mandaat geven aanleiding :
  1. het vrijwillig ontslag;
  2. de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid.

Art.9. § 1. In geval van vrijwillig ontslag mogen de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal slechts na toestemming en na een opzeggingstermijn van ten minste dertig kalenderdagen hun dienst verlaten. Indien de Vlaamse regering binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de aanvraag van de directeur-generaal of van de adjunct-directeur-generaal niet geantwoord heeft, wordt de toestemming geacht gegeven te zijn.
  Nochtans kan in onderling akkoord tussen de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal en de Vlaamse regering de opzeggingstermijn worden ingekort.
  § 2. Een benoeming bij een andere overheid die een voltijdse bezoldigde functie inhoudt, wordt gelijkgesteld met vrijwillig ontslag.
  Het vrijwillig ontslag van de directeur-generaal en van de adjunct-directeur-generaal wordt toegestaan door de Vlaamse regering.

Art.10. § 1. De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal worden definitief ongeschikt verklaard wegens beroepsredenen indien zij bij de jaarlijkse functioneringsevaluatie gedurende twee opeenvolgende keren de evaluatie "onvoldoende" hebben gekregen.
  § 2. Daartoe zal de Raad van Bestuur van de Vlaamse Vervoermaatschappij een externe evaluatie-instantie aanstellen dewelke een evaluatierapport zal afleveren.
  Op basis van dit evaluatierapport zal de Raad van Bestuur van de Vlaamse Vervoermaatschappij een voorstel aan de voogdijminister formuleren. De voogdijminister hecht binnen de 30 kalenderdagen, al dan niet, zijn goedkeuring aan dit voorstel.
  Het voorstel "onvoldoende" dat de tweede opeenvolgende maal wordt geformuleerd, wordt gelijkgesteld met een voorstel tot afdanking wegens beroepsongeschiktheid, waartegen beroep mogelijk is bij de minister.
  § 3. De afdanking wegens beroepsongeschiktheid wordt uitgesproken door de Vlaamse regering. In geval van afdanking wegens beroepsongeschiktheid worden de nodige bijdragen gestort opdat betrokkene kan genieten van het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

Art.11. De Vlaamse regering beslist over de tijdelijke aanstelling in de mandaten van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal. Samen met de beslissing tot afdanking wordt het opengevallen ambt vacant verklaard.

HOOFDSTUK V. - Geldelijk statuut.
Art.12. § 1. De wedde van de directeur-generaal wordt vastgesteld in de salarisschaal A411 die, volgens bijlage 11 bij het Vlaams Personeelsstatuut, verbonden is aan de graad van secretaris-generaal (rang A4), verhoogd met 10 %.
  § 2. De wedde van de adjunct-directeur-generaal wordt vastgesteld in de salarisschaal A311 die, volgens bijlage 11 bij het Vlaams Personeelsstatuut, verbonden is aan de graad van directeur-generaal (rang A3), verhoogd met 10 %.

Art.13. § 1. Jaarlijks kan aan de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal een managementtoelage worden toegekend, in functie van de bereikte resultaten, op basis van de resultaten van de functioneringsevaluatie, zoals omschreven in artikel 10, § 2 van dit besluit.
  Deze toelage schommelt tussen 0 % en 20 % van de salarisschaal en wordt toegekend op basis van de realisatiegraad van de in het begin van het jaar met betrokkenen overeengekomen doelstellingen en wanneer uit de jaarlijkse functioneringsevaluatie blijkt dat zij tijdens de evaluatieperiode beter hebben gepresteerd dan normaliter kon worden verwacht van die functie.
  § 2. Deze overeengekomen doelstellingen moet in overeenstemming zijn met de criteria bepaald in de beheersovereenkomst.

HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen.
Art.14. De ambtenaren die titularis zijn van de functies van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal bij de inwerkingtreding van dit besluit, worden geacht hun eerste mandaat in de zin van artikel 6, § 2 te hebben aangevat op 21 maart 1997.

HOOFDSTUK VII. - Opheffingsbepalingen.
Art.15. Het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1990 houdende het administratief en geldelijk statuut van de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal van de Vlaamse Vervoermaatschappij wordt opgeheven.

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.16. Dit besluit treedt heden in werking met uitzondering van hoofdstuk V dat in werking treedt op 21 maart 1997.

Art. 17. De Vlaamse minister bevoegd voor de mobiliteit, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 8 september 2000.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De minister vice-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.
  S. STEVAERT.