Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 MEI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering ter uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-07-2000 en tekstbijwerking tot 23-02-2016)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Aangifte en registratie.
Art. 2-9
HOOFDSTUK III. - Registers.
Afdeling 1. - Register van dierlijke mestproductie.
Art. 10
Afdeling 2. - Register van afzet van de nutriënten P2O5 en N uit meststoffen.
Onderafdeling A. - Afzet van de nutriënten P2O5 en N uit dierlijke mest.
Art. 11
Onderafdeling B. - Afzet en export van de nutriënten P2O5 en N uit andere meststoffen.
Art. 12
Afdeling 3. - Register van meststoffenafname voor de nutriënten P2O5 en N.
Onderafdeling A. - Register van meststoffengebruik voor de nutriënten P2O5 en N op cultuurgronden.
Art. 13-16
Onderafdeling B. - Register omtrent import en afname door een verwerkingseenheid, een mestbewerkingseenheid of een verzamelpunt van dierlijke mest of andere meststoffen.
Art. 17
Afdeling 3. - Aanvragen, invullen, bijhouden en bewaren van de registers.
Art. 18
HOOFDSTUK IV. - Erkenning van mestvoerders.
Art. 19-30
HOOFDSTUK V. - Vervoer van meststoffen.
Afdeling 1. - Terminologie.
Art. 31
Afdeling 2. - Nadere regels betreffende het mestafzetdocument, zoals bedoeld in artikel 7, § 2, van het decreet.
Art. 32-33
Afdeling 3. - Nadere regels betreffende de het vervoer zoals bedoeld in artikel 8 van het decreet.
Art. 34-35
Afdeling 4. - Nadere regels betreffende de voorafgaande toestemming voor invoer of uitvoer zoals bedoeld in artikel 9, § 1, vijfde en zesde lid van het decreet.
Art. 36-39
Afdeling 5. - Nadere regels voor de toepassing van de verordening (EEG) nr 259/93.
Art. 40
HOOFDSTUK VI. - Ontvangstplicht van de Mestbank.
Art. 41-47
HOOFDSTUK VII. - Inning en invordering.
Art. 48-51
HOOFDSTUK VIII. - Toezicht.
Art. 52
HOOFDSTUK IX. - Staalname en analyse.
Art. 53-59
HOOFDSTUK X.
Art. 60-75
HOOFDSTUK XI. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 76-78
BIJLAGE.<
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1995036800 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;
  2° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor leefmilieu;
  3° de registratie : het deel van de aangifte, als bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van het decreet, waarbij de aanduiding op cartografisch materiaal van de bedrijfsgebouwen en van de cultuurgronden met inbegrip van hun teeltplan geschiedt.
  4° VLAREM : het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning;
  5° vervoerdocument : een mestafzetdocument zoals bepaald in art 7, § 2, van het decreet of een overeenkomst zoals bepaalt in art 8, § 1, van het decreet of voor de transporten die vallen onder het toepassingsgebied van de verordening (EEG) Nr. 259/93 zoals bepaald in art. 8, § 3, 1° en 2°, b, de documenten zoals bepaald in de verordening.
  6° de verordening : verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap;
  (7° AGR-GPS systeem : geheel van onder meer AGR-GPS apparatuur, software, processen en protocols die gebruikt worden om de nodige gegevens aangaande mesttransporten vanaf het transportmiddel via de GPS-dienstverlener ter beschikking te stellen van de Mestbank;
  8° AGR-GPS apparatuur : geheel van apparaten, sensoren en instrumenten aanwezig op de transportmiddelen dat gegevens aangaande mesttransporten registreert en doorstuurt;
  9° AGR-GPS apparaat : het apparaat dat vast aanwezig is op het transportmiddel en dat op een automatische en voorgeprogrammeerde wijze de gegevens aangaande mesttransporten registreert en doorstuurt naar een GPS-dienstverlener;
  10° GPS-dienstverlener : aanbieder van diensten, onafhankelijk van de erkende mestvoerder, die via een online verbinding gegevens van de AGR-GPS apparatuur ontvangt en doorstuurt naar de Mestbank;
  11° AGR-GPS : Automatische Gegevens Registratie-Global Position System.) <BVR 2006-06-30/42, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2006>

HOOFDSTUK II. - Aangifte en registratie.
Art.2. Alle producenten en gebruikers die in het kalenderjaar voorafgaand aan het aanslagjaar een bedrijf exploiteerden waarvan de productie van dierlijke mest 300 kg difosforpentoxyde of meer bedroeg, of waarvan de oppervlakte tot het bedrijf behorende cultuurgronden 2 ha of meer bedroeg, moeten elk jaar aangifte doen van hun bedrijfssituatie per inrichting door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister. Daarnaast dienen zij zich jaarlijks aan te bieden voor de registratie van de cultuurgronden en bedrijfsgebouwen, die in het jaar van aangifte tot hun landbouw- of veeteeltinrichting behoren.
  (lid opgeheven) <BVR 2000-11-10/34, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>

Art.3. Elke producent of gebruiker die een bedrijf exploiteert, waarvan de productie van dierlijke mest minder bedroeg dan 300 kg difosforpentoxyde, en de tot het bedrijf behorende oppervlakte cultuurgrond minder dan 2 ha bedroeg en die met derden verhandelingen van dierlijke mest of andere meststoffen van meer dan 500 kg per verhandeling wenst uit te voeren, moet daartoe op vraag van de Mestbank het bewijs leveren dat hij voor het desbetreffende jaar aan de voorwaarden voldoet en zal blijven voldoen door middel van een verklaring waarvan het model is vastgesteld door de minister.
  De producent of gebruiker, of degene die als erfgenaam of van rechtswege in zijn rechten en plichten treedt, die de landbouwactiviteit van een bedrijf of een veeteeltinrichting en/of landbouwinrichting totaal wenst te beëindigen of te reduceren tot een niveau waarbij hij voldoet aan de voorwaarden van het vorige lid inzake het gebruik van cultuurgronden en difosforpentoxide productie, moet de Mestbank hiervan op de hoogte stellen. Hij moet daartoe op vraag van de Mestbank het bewijs leveren dat hij voor het desbetreffende jaar aan de voorwaarden voldoet en zal blijven voldoen door middel van een verklaring waarvan het model is vastgesteld door de minister.
  De Mestbank stuurt hem binnen de 3 maanden na ontvangst van dit formulier een overzicht van de nog openstaande verplichtingen met betrekking tot de nog openstaande heffingen en administratieve geldboeten en de hoeveelheden dierlijke mest of andere meststoffen in opslag waarvoor de betrokkene nog een afzet, conform de bepalingen van het decreet, moet aantonen. Nadat de betrokkene aan de verplichtingen vermeld in het overzicht heeft voldaan, is hij definitief vrijgesteld van alle verplichtingen ten aanzien van de Mestbank op voorwaarde dat de betrokkene blijft voldoen aan de voorwaarden van het eerste lid.
  De producent of gebruiker, die de landbouwactiviteit van een bedrijf of een veeteeltinrichting en/of landbouwinrichting of delen hiervan opstart, overneemt of uitbreidt tot een niveau waarbij hij niet langer voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid, moet de Mestbank hiervan schriftelijk op de hoogte stellen voor de opstart, de overname of de uitbreiding. De producent of gebruiker levert op vraag van de Mestbank alle identificatiegegevens die zij nodig heeft om de productie van dierlijke mest en het gebruik van meststoffen te kunnen opvolgen. Dit gebeurt op basis van en een verklaring waarvan het model is vastgesteld door de minister. In het geval van overname blijven alle rechten en verplichtingen overeenkomstig de bepalingen van het decreet, die voortvloeien uit de productie van dieren en het gebruik van cultuurgronden verbonden aan de overlater tot de datum waarop overname bij de Mestbank is aangemeld. De Mestbank stuurt aan de overlater binnen de 3 maanden na ontvangst van deze verklaring een overzicht van de verplichtingen waaraan hij conform de bepalingen van het decreet moet voldoen.

Art.4. Elke natuurlijke of rechtspersoon die in het kalenderjaar voorafgaand aan het aanslagjaar, dierlijke mest en/of andere meststoffen afkomstig van buiten het Vlaamse Gewest heeft vervoerd naar gronden of plaatsen gelegen binnen het Vlaamse Gewest, moet elk jaar een aangifte doen bij de Mestbank door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister.

Art.5. Alle producenten en gebruikers, van wie het bedrijf tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan het aanslagjaar gevestigd was buiten het Vlaamse Gewest, maar waarvan een gedeelte van de tot het bedrijf behorende cultuurgrond binnen het Vlaamse Gewest was gelegen, moeten jaarlijks een aangifte doen bij de Mestbank door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister. Daarnaast moeten zij zich jaarlijks aanbieden voor de registratie van de cultuurgronden en bedrijfsgebouwen, die in het jaar van aangifte tot hun landbouw- of veeteeltinrichting behoren.

Art.6.De exploitant van één of meerdere verzamelpunten, bewerkingseenheden of verwerkingseenheden, met een gezamenlijke opslag-, of verwerkingscapaciteit voor dierlijke mest of andere meststoffen, equivalent aan een massa met een difosforpentoxyde-inhoud van meer dan 300 kg per jaar en elke mestvoerder die exporteert, moeten jaarlijks aangifte doen van hun bedrijfssituatie per verzamelpunt, bewerkings- of verwerkingseenheid door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister. De exploitanten moeten bij de eerste aangifte, alsook bij iedere wijziging van de [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1, een kopie van de[1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 voor het verzamelpunt, de bewerkingseenheid of de verwerkingseenheid meesturen.
  ----------
  (1)<BVR 2015-11-27/29, art. 568, 012; Inwerkingtreding : 23-02-2017>

Art.7. Alle producenten van andere meststoffen die meer dan 300 kg difosforpentoxyde afzetten of laten afzetten op cultuurgrond gelegen in het Vlaamse Gewest, moeten jaarlijks aangifte doen van hun bedrijfssituatie door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister.

Art.8. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die chemische meststoffen of andere meststoffen produceert, verdeelt, importeert of exporteert en deze levert aan een aangifteplichtige overeenkomstig artikel 2, 4 of 5 of deze zelf als aangifteplichtige bedoeld in deze artikels gebruikt, moet zich kenbaar maken aan de Mestbank en moet een aangifte doen bij de Mestbank door middel van een aangifteformulier waarvan het model is vastgesteld door de minister.

Art.9. De in de artikelen 2 en 4 tot en met 8 bedoelde aangifte, moet bij de Mestbank worden ingediend en dit uiterlijk op 15 maart van elk jaar. De Mestbank kan aan de aangifteplichtigen uitstel verlenen tot uiterlijk 15 april indien de Mestbank de formulieren niet voor 15 februari verstuurt. Het in artikel 3 eerste en tweede lid bedoelde bewijs moet worden ingediend bij de Mestbank binnen de maand nadat het hem door de Mestbank werd toegestuurd. Voor het aanslagjaar 2000 met betrekking tot het jaar 1999 moet de aangifte gebeuren overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
  De in de artikelen 2, 4, 5, 6, 7 en 8 bedoelde aangifte mag, hetzij door één producent of gebruiker, hetzij collectief door meerdere producenten of gebruikers, bij de Mestbank worden ingediend door middel van gemagnetiseerde informatiedrager(s) waarvan de conceptie en het systeem door de minister zijn vastgesteld.
  In dat geval moe(t)(en) de informatiedrager(s) evenwel vergezeld te zijn van een door de producent of gebruiker dan wel van hun respectieve volmachtdrager ondertekende verklaring die de juistheid van de gegevens op de informatiedrager bevestigt.

HOOFDSTUK III. - Registers.
Afdeling 1. - Register van dierlijke mestproductie.
Art.10. § 1. Vanaf 1 januari 2000 moeten alle producenten die op jaarbasis een dierlijke mestproductie hebben van 300 kg difosforpentoxyde of meer, in het lopende productiejaar per inrichting, een register bijhouden, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, van het decreet en waarvan het model is vastgesteld door de minister. Voor producenten waarvan de dierlijke mestproductie in het productiejaar 2000 minder dan 2000 kg difosforpentoxyde bedraagt, geldt deze verplichting slechts vanaf 1 juli 2000.
  § 2. Het register geeft naast het aantal aanwezige dieren ook de mestproductie van deze dieren weer, uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N op basis van maandelijkse gemiddelden, alsook de som van de mestproducties voor alle diercategorieën op maandbasis en de gecumuleerde som van de mestproducties van de voorbije maanden voor alle diercategorieën.

Afdeling 2. - Register van afzet van de nutriënten P2O5 en N uit meststoffen.
Onderafdeling A. - Afzet van de nutriënten P2O5 en N uit dierlijke mest.
Art.11. § 1. Elke producent van dierlijke mest moet elke afzet van dierlijke mest noteren in een register voor meststoffenafzet. De afzet van dierlijke mest dient conform de regels van het decreet te gebeuren :
  1° ofwel via opbrenging op cultuurgronden;
  2° ofwel in een verwerkingseenheid;
  3° ofwel in een bewerkingseenheid;
  4° ofwel door export;
  5° ofwel in een verzamelpunt voor verdere afzet op cultuurgrond of voor verdere afzet naar een verwerkings- of bewerkingseenheid of voor export.
  § 2. De producent van dierlijke mest noteert hiertoe binnen de 48 uren elke afzet van dierlijke mest in het register voor meststoffenafzet.
  Bij afzet van dierlijke mest op de cultuurgronden behorende tot de inrichting van de producent wordt de afzet genoteerd via een verwijzing naar het register voor meststoffengebruik van dezelfde inrichting :
  a) in geval van opbrenging van dierlijke mest;
  b) in geval van door vee rechtstreeks uitgescheiden dierlijke mest.
  Bij afzet van dierlijke mest op cultuurgronden van een andere inrichting dan deze bedoeld in het tweede lid :
  a) in geval van opbrenging van dierlijke mest moet deze notitie in het register per transport gebeuren met vermelding van het nummer van het vervoerdocument, de datum van het transport, de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton mest, de naam van de gebruiker en de identificatie van de inrichting waartoe de cultuurgronden behoren, waarop de dierlijke mest zal afgezet worden, via het Mestbanknummer;
  b) in geval van door vee rechtstreeks uitgescheiden dierlijke mest via begrazing moet de notitie gebeuren aan de hand van de veebezetting en de begin- en einddatum van de begrazingsperiode, uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N per inscharing, de naam van de gebruiker en de identificatie van de inrichting, waartoe de cultuurgronden behoren waarop de dieren ingeschaard worden, via het Mestbanknummer;
  c) indien de inscharing gebeurt op gronden van een erkende terreinbeherende vereniging dan moeten de gegevens zoals vermeld onder b) vermeld worden, waarbij de erkende terreinbeherende vereniging dient geïdentificeerd te worden aan de hand van haar kennummer bij de Mestbank.
  Bij afzet van dierlijke mest in een verwerkingseenheid moet de notitie per transport gebeuren met vermelding van bestemming van de dierlijke mest aan de hand van het Mestbanknummer, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument, de hoeveelheid dierlijke mest in kg P2O5, in kg N en in ton mest aan de hand van het uittreksel van het register van de verwerkingseenheid zoals voorzien in artikel 5.28.3.2.3, § 1, 1°, van Vlarem;
  Bij afzet van dierlijke mest in een mestbewerkingseenheid moet de notitie per transport gebeuren met vermelding van bestemming van de dierlijke mest aan de hand van het Mestbanknummer, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument, de hoeveelheid dierlijke mest in ton op basis van de weging op een geijkte weegbrug, en in kg P2O5 en in kg N op basis van de gehalten stikstof en fosfaat zoals bepaald door een erkend laboratorium; tevens dient het gehalte aan droge stof te worden bepaald per transport, door hetzelfde laboratorium op hetzelfde monster.
  Bij export van dierlijke mest moet de notitie gebeuren met vermelding van de datum van het transport, het nummer van het vervoerbewijs, de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton dierlijke mest per transport. Tevens dient de naam van de exporteur en de identificatie van de exporteur aan de hand van het Mestbanknummer vermeld te worden.
  Bij afzet van dierlijke mest in een verzamelpunt voor verdere afzet op cultuurgrond, naar een be- of verwerkingseenheid, via export of naar een ander verzamelpunt moet deze notitie in het register gebeuren met vermelding van de bestemming van de dierlijke mest aan de hand van het Mestbanknummer, het nummer van het vervoerdocument, de datum en de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton dierlijke mest per transport.
  § 3. Elke verantwoordelijke persoon van een be- of verwerkingseenheid of van een verzamelpunt voor dierlijke mest dient elke afzet van dierlijke mest ad hoc te noteren in een register voor meststoffenafzet. De wijze waarop dit dient te gebeuren is conform aan deze voor de producenten van dierlijke mest zoals bepaald in de §§ 1 en 2.
  § 4. Het register voor meststoffenafzet wordt vastgesteld door de minister en dient te worden ingevuld vanaf 1 januari 2001. Voor het jaar 2000 geldt evenwel een vereenvoudigd register voor meststoffenafzet waarin alle nutriëntstromen dienen te worden genoteerd met betrekking tot artikel 11, § 1, 2°, 3°, 4° en 5°, voor zover het verdere afzet naar een be- of verwerkingseenheid of naar export betreft. Het vereenvoudigd register wordt vastgesteld door de minister.

Onderafdeling B. - Afzet en export van de nutriënten P2O5 en N uit andere meststoffen.
Art.12. § 1. Elke producent van andere meststoffen en elke erkend vervoerder die andere meststoffen exporteert, moet elke afvoer of elke uitvoer van andere meststoffen in een register voor meststoffenafzet, als bedoeld in artikel 4 van het decreet en waarvan het model is vastgesteld door de minister, noteren. Het register voor meststoffenafzet moet per inrichting en ad hoc worden bijgehouden.
  § 2. Bij afzet van andere meststoffen op cultuurgronden van een gebruiker moet de notitie gebeuren per transport met vermelding van de bestemming, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton andere meststoffen. Tevens dient de naam van de gebruiker en de identificatie van de inrichting waartoe de cultuurgronden behoren te gebeuren aan de hand van het Mestbanknummer.
  § 3. Bij afzet van andere meststoffen in een verwerkingseenheid moet de notitie per transport gebeuren met vermelding van de bestemming via het Mestbanknummer, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument, de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton andere meststoffen aan de hand van het uittreksel van het register van de verwerkingseenheid zoals voorzien in artikel 5.28.3.2.3, § 1, 1°, van Vlarem;
  § 4. Bij afzet van andere meststoffen in een mestbewerkingseenheid moet de notitie per transport gebeuren met vermelding van de bestemming via het Mestbanknummer, de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument, de hoeveelheid andere meststoffen in ton op basis van de weging op een geijkte weegbrug, en in kg P2O5 en in kg N op basis van de gehalten stikstof en fosfaat zoals bepaald door een erkend laboratorium;
  § 5. Bij export van andere meststoffen moet de notitie in het register per transport gebeuren met vermelding van de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N en in ton andere meststoffen. Tevens dient de naam en de identificatie van de erkende mestvoerder aan de hand van het Mestbanknummer vermeld te worden.
  § 6. Bij afzet van andere meststoffen in een verzamelpunt of een opslag voor verdere afzet op cultuurgrond of voor verdere afzet naar een be- of verwerkingseenheid of naar een verzamelpunt moet de notitie in het register per transport gebeuren met vermelding van de datum van transport, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N en in ton andere meststoffen. Tevens dient de naam en de identificatie van het verzamelpunt of de opslag aan de hand van het Mestbanknummer vermeld te worden;
  § 7. Elke verantwoordelijke persoon van een be- of verwerkingseenheid of van een verzamelpunt voor andere meststoffen moet elke afzet van andere meststoffen ad hoc noteren in een register voor meststoffenafzet. De wijze waarop dit dient te gebeuren is conform aan deze bepaald in de §§ 1 tot 6.

Afdeling 3. - Register van meststoffenafname voor de nutriënten P2O5 en N.
Onderafdeling A. - Register van meststoffengebruik voor de nutriënten P2O5 en N op cultuurgronden.
Art.13. Elke gebruiker van dierlijke mest op cultuurgronden moet zelf per kalenderjaar en per perceel cultuurgrond zoals aangeduid op cartografisch materiaal, binnen de 48 uren het gebruik van dierlijke mest noteren in het register van meststoffengebruik.
  Bij gebruik van dierlijke mest van een inrichting op de cultuurgronden behorende tot de inrichting moet de notitie gebeuren :
  a) in geval van toediening van dierlijke mest, met vermelding van de datum en de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5,in kg N en in ton dierlijke mest per bemesting en met de omrekening naar kg P2O5 en kg N per hectare;
  b) in geval van door vee rechtstreeks uitgescheiden dierlijke mest, aan de hand van de veebezetting en de begin- en einddatum van de begrazingsperiode, uitgedrukt in kg P2O5 en kg N per begrazingsperiode en met de omrekening naar kg P2O5 en kg N per hectare.
  Bij gebruik van dierlijke mest afkomstig van een andere inrichting dan deze bedoeld in het eerste lid, moet de notitie in geval van toediening gebeuren met vermelding van de datum, van het nummer van het vervoerdocument, van de hoeveelheid dierlijke mest uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton per bemesting, van de omrekening naar kg P2O5 en kg N per hectare van de naam van de producent en van de identificatie van de inrichting, waarvan de dierlijke mest afkomstig is, via het Mestbanknummer. Tussenopslag op de kopakker moet eveneens vermeld worden in het register.
  Bij gebruik van dierlijke mest afkomstig van een andere inrichting dan deze bedoeld in het eerste lid, moet de notitie in geval van rechtstreeks door vee uitgescheiden dierlijke mest gebeuren aan de hand van de veebezetting, van de begin- en einddatum van de begrazingsperiode, van de bemesting uitgedrukt in kg P2O5 en kg N per inscharing, van de naam van de producent en van de identificatie van de inrichting. De identificatie van de inrichting, waartoe de dieren die worden ingeschaard behoren, gebeurt via het Mestbanknummer;

Art.14. Elke gebruiker van andere meststoffen op cultuurgronden dient zelf per kalenderjaar en per perceel cultuurgrond zoals aangeduid op cartografisch materiaal, binnen de 48 uren het gebruik van andere meststoffen te noteren in het register van meststoffengebruik. Deze notitie omvat de vermelding van de datum, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5, in kg N en in ton andere meststoffen per bemesting en met de omrekening naar kg P2O5 en naar kg N per hectare. Tevens dient de naam van de producent en de identificatie van de inrichting waar de andere meststof wordt geproduceerd te worden vastgesteld aan de hand van het Mestbanknummer; tussenopslag op de kopakker moet eveneens vermeld worden in het register;

Art.15. Elke gebruiker van chemische meststoffen op cultuurgronden dient zelf per kalenderjaar en per perceel cultuurgrond zoals aangeduid op cartografisch materiaal, binnen de 48 uren het gebruik van chemische meststoffen te noteren in het register van meststoffengebruik. Deze notitie omvat de vermelding van de datum en de hoeveelheid chemische meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N per perceel en met de omrekening naar kg P2O5 en naar kg N per hectare.

Art.16. Het register van meststoffengebruik zoals bepaald in artikel 13, 14 en 15 wordt vastgesteld door de minister en dient te worden ingevuld vanaf 1 januari 2001.

Onderafdeling B. - Register omtrent import en afname door een verwerkingseenheid, een mestbewerkingseenheid of een verzamelpunt van dierlijke mest of andere meststoffen.
Art.17. § 1. Bij ontvangst van dierlijke mest of andere meststoffen in een verwerkingseenheid : de aangifteplichtige van de verwerkingseenheid dient hiervan ter plaatse en ad hoc een register bij te houden. De notitie dient te gebeuren aan de hand van de elementen voorzien in artikel 5.28.3.2.3, § 1, van Vlarem. Het register wordt vastgesteld door de minister.
  Tevens dient de naam van de producent en de identificatie van de inrichting waar de dierlijke mest of andere meststoffen werden geproduceerd te gebeuren aan de hand van het Mestbanknummer.
  § 2. Bij ontvangst van dierlijke mest of andere meststoffen in een mestbewerkingseenheid : de aangifteplichtige van de mestbewerkingseenheid dient hiervan ter plaatse en ad hoc een register bij te houden. Het model van het register wordt vastgesteld door de minister. De notitie omvat :
  1° gegevens over de aangevoerde dierlijke mest of over de andere meststoffen :
  a) het volgnummer, de datum en het uur van de aanvoer van de dierlijke mest of andere meststoffen;
  b) de aard van de dierlijke mest (diersoort, type (droge mest, stalmest, mengmest, dunne fractie, . ), ) of de aard van de andere meststoffen met een duidelijke omschrijving ervan.
  c) de naam van de producent en de identificatie van de inrichting waar de dierlijke mest of de andere meststoffen werd geproduceerd aan hand van het Mestbanknummer;
  d) de vervoerder van de dierlijke mest of de andere meststoffen en de wijze van vervoer met vermelding van het documentnummer van het mestafzetdocument of overdrachtsdocument dat het transport vergezelt;
  e) de hoeveelheid (massa en volume) van de dierlijke mest of de andere meststoffen aan de hand van de weegbon van een geijkte weegbrug;
  f) de gehalten aan stikstof en fosfaat en het droge stofgehalte zoals bepaald door een erkend laboratorium;
  g) in voorkomend geval de opmerkingen over de dierlijke mest of de andere meststoffen;
  h) de gegevens over de verdere afvoer van de dierlijke mest of andere meststoffen uitgedrukt in kg N en kg P2O5 en in ton dierlijke mest of andere meststoffen.
  § 3. Bij import van dierlijke mest of andere meststoffen : de betrokken invoerder gebruiker dient een register bij te houden van de geïmporteerde dierlijke mest of andere meststoffen. Het register wordt vastgesteld door de minister. Deze notitie in het register dient ad hoc te gebeuren met vermelding van de datum van import, het nummer van het vervoerdocument en de hoeveelheid dierlijke mest of andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en kg N en in ton per transport.
  Tevens dient de naam van de erkende mestvoerder en de identificatie van de erkende mestvoerder die de dierlijke mest of de andere meststoffen importeert te gebeuren aan de hand van het mestbanknummer.
  § 4. Bij ontvangst van dierlijke mest of andere meststoffen in een verzamelpunt voor verdere afzet op cultuurgrond of voor verdere afzet naar een be- of verwerkingseenheid : de aangifteplichtige van het verzamelpunt dient elke afname van dierlijke mest of andere meststoffen in een register te noteren. Deze notitie in het register dient ad hoc te gebeuren met vermelding van de datum, het nummer van het vervoerdocument, de herkomst en de hoeveelheid dierlijke mest of andere meststoffen uitgedrukt in kg P2O5 en kg N en in ton per transport. Het register wordt vastgesteld door de minister.
  Tevens dient de naam van de producent en de identificatie van de inrichting waar de dierlijke mest of de andere meststof werd geproduceerd, verzameld of bewerkt of waar zij vandaan komt te gebeuren aan de hand van het Mestbanknummer.

Afdeling 3. - Aanvragen, invullen, bijhouden en bewaren van de registers.
Art.18. § 1. De Mestbank stelt de nodige formulieren ter beschikking van de betrokkenen. De betrokkene is verantwoordelijk voor het bijhouden van het register en is gehouden zelf een register op te vragen bij de Mestbank indien het hem niet heeft bereikt voor 1 januari van het lopende productiejaar. Voor het jaar 2000 wordt deze datum bepaald op 1 juli. De Mestbank kan een digitale versie van de desbetreffende formulieren ter beschikking stellen. Het invullen van het register dient te gebeuren met onuitwisbare inkt. Verbeteringen mogen enkel worden gemaakt door schrapping van de oorspronkelijk ingevulde gegevens en aanvulling van de juiste gegevens.
  § 2. Het register moet per inrichting worden bijgehouden op de plaats waar registerplichtige activiteit uitgevoerd wordt. Voor het register van het gebruik van meststoffen op cultuurgronden wordt hieronder het adres van de gebruiker van de cultuurgronden bedoeld.
  § 3. Het register moet, samen met de luiken van de transportdocumenten die erop betrekking hebben, en samen met de weegbonnen en analyseresultaten afgeleverd door de erkende laboratoria, gedurende drie jaren, volgend op het kalenderjaar waarop het register betrekking heeft, bewaard te worden op de plaats waar de registerplichtige activiteit uitgevoerd wordt.

HOOFDSTUK IV. - Erkenning van mestvoerders.
Art.19.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.20.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.21.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.22.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.23.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.24.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.25.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.26.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.27.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.28.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.29.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.30.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

HOOFDSTUK V. - Vervoer van meststoffen.
Afdeling 1. - Terminologie.
Art.31.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Afdeling 2. - Nadere regels betreffende het mestafzetdocument, zoals bedoeld in artikel 7, § 2, van het decreet.
Art.32.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.33.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Afdeling 3. - Nadere regels betreffende de het vervoer zoals bedoeld in artikel 8 van het decreet.
Art.34.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.35.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Afdeling 4. - Nadere regels betreffende de voorafgaande toestemming voor invoer of uitvoer zoals bedoeld in artikel 9, § 1, vijfde en zesde lid van het decreet.
Art.36.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.37.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.38.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Art.39.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

Afdeling 5. - Nadere regels voor de toepassing van de verordening (EEG) nr 259/93.
Art.40.
  <Opgeheven bij BVR 2007-07-19/87, art. 42, 006; Inwerkingtreding : 31-08-2007>

HOOFDSTUK VI. - Ontvangstplicht van de Mestbank.
Art.41. De producent die overschotten van dierlijke mest aan de Mestbank aanbiedt, dient daarvoor bij een ter post aangetekende brief een aanvraag in bij de Mestbank. Hij gebruikt daarvoor een formulier overeenkomstig het model dat is vastgesteld door de minister, dat in tweevoud moet worden opgemaakt en waarvan hij één exemplaar behoudt. Het aanbod per ophaalplaats moet minstens 20 ton bedragen.
  De Mestbank dient binnen dertig kalenderdagen, volgend op de postdatum van de aanvraag, de aangeboden dierlijke mest af te nemen. Hiertoe wijst de Mestbank een erkende mestvoerder aan die contact moet opnemen met de producent om deze de methode en de datum van afname mee te delen.

Art.42. De via de Mestbank verhandelde mest mag niet op cultuurgronden gebracht worden gelegen in de gemeenten bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 12 mei 2000, houdende uitvoering van artikel 9 van het decreet.

Art.43. § 1. Als de via de Mestbank reëel verhandelde mesthoeveelheid uitgedrukt in kg P2O5 en kg N verschilt van de in de aanvraag vermelde hoeveelheid, wordt de afzetheffing geheven op de reëel via de Mestbank verhandelde mesthoeveelheid.
  § 2. Als de reëel aangeboden hoeveelheid uitgedrukt in kg P2O5 en kg N de in de aanvraag vermelde hoeveelheid overstijgt, kan de Mestbank of de erkende mestvoerder weigeren het meeraanbod te aanvaarden.
  § 3. Als de reëel aangeboden hoeveelheid minder dan 75 % bedraagt van de in de aanvraag vermelde eenheden P2O5 en N, of als de producent zijn aanvraag annuleert, rekent de Mestbank voor elke niet verhandelde kg P2O5 en kg N, aan de producent een boete aan van 25 % van de afzetheffing per ton.

Art.44. § 1. De producent dient ervoor te zorgen dat de plaats van de mestopslag voldoende bereikbaar is voor transportwagens met een laadvermogen van 20 ton, en dat het laden vlot kan gebeuren. Indien dit niet het geval is komen de eventueel hiervoor gemaakte kosten ten laste van de producent.
  § 2. De Mestbank kan te allen tijde passende sanitaire of hygiënische voorwaarden vaststellen waaraan de mestvoerders dienen te voldoen.

Art.45. § 1. De afzetheffing wordt berekend overeenkomstig artikel 21, § 4, van het decreet.
  § 2. De berekeningsmodaliteiten voor de kostprijs van de Mestbank, zoals bedoeld in artikel 21, § 4, van het decreet worden vastgesteld als :
  - de som van de kostprijs van de afhaling, het transport, de opslag, de prefinanciering;
  - verminderd met de kwaliteitspremies zoals bedoeld in artikel 46, § 2;
  - vermeerderd met een administratieve kostprijs ten bedrage van (1,25 euro per ton); <BVR 2001-12-14/98, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - en eventueel ook vermeerderd met de kostprijs van het opbrengen, de verwerking of de vernietiging van de aangeboden mest, en de analyses zoals bedoeld in artikel 47, § 1;
  - maar verminderd met alle financiële tegemoetkomingen of tussenkomsten ongeacht de aard ervan;
  - en vermeerderd met de boetes zoals bedoeld in artikel 43, § 3, de vergoedingen wegens kwaliteitsgebreken zoals bedoeld in artikel 46, § 1, en de toeslagen zoals bedoeld in artikel 47, §§ 2 en 3.

Art.46. § 1. Als vloeibare mest wordt aangeboden die afkomstig is van zeugen of runderen, of die bestaat uit een mengsel dat vloeibare mest van deze diersoorten bevat, rekent de Mestbank als toeslag op de afzetheffing, volgende kwaliteitsvergoedingen aan de producent aan :
  - voor vloeibare mestkalverenmest : (5 euro) per ton; <BVR 2001-12-14/98, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - voor andere vloeibare rundermest : (2,50 euro) per ton; <BVR 2001-12-14/98, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - voor vloeibare zeugenmest : (2,50 euro) per ton. <BVR 2001-12-14/98, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Als mengmest wordt aangeboden die afkomstig is van pluimvee of als vaste mest wordt aangeboden, kent de Mestbank aan de producent de volgende kwaliteitspremie toe :
  - voor alle soorten vaste pluimveemest : (5 euro) per ton; <BVR 2001-12-14/98, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - voor alle andere vaste mest : (2,50 euro) per ton; <BVR 2001-12-14/98, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - voor pluimveemengmest : (2,50 euro) per ton. <BVR 2001-12-14/98, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 3. Alle andere mest dan die vernoemd in de §§ 1 en 2 wordt geacht te voldoen aan de basiskwaliteitsvereisten. Bij aanbod van dergelijke mest wordt noch een kwaliteitsvergoeding aangerekend, noch een kwaliteitspremie toegekend.

Art.47. § 1. De Mestbank kan op aangeboden dierlijke mest alle analyses laten uitvoeren die zij nodig acht.
  § 2. Als uit een dergelijke analyse blijkt dat er in de mest stoffen in abnormale concentraties aanwezig zijn, of dat er zich in de mest chemisch of biologisch mestvreemde stoffen bevinden in zodanige hoeveelheid, dat hetzij afzet niet op de gebruikelijke wijze of op slechts een beperkt aantal cultuurgronden mogelijk is, hetzij de mest dient te worden vernietigd, kan de Mestbank een toeslag aanrekenen aan de producent.
  § 3. Als het vanwege dwingende sanitaire redenen niet mogelijk is de aangeboden mest op de gebruikelijke wijze aan te wenden, of als de mest om voornoemde redenen slechts op een beperkt aantal cultuurgronden mag worden uitgespreid of vernietigd dient te worden, kan een toeslag aangerekend worden aan de producent.
  § 4. De in §§ 2 en 3 bedoelde toeslagen worden aangerekend als de werkelijke kostprijs per ton die de Mestbank heeft moeten maken om de afzet, de verwerking of vernietiging van deze mesthoeveelheid te bewerkstelligen - hierbij rekening houdend met alle in artikel 45 vernoemde kostenbepalende parameters - hoger ligt dan de afzetheffing per ton. De hoogte van deze toeslagen wordt vastgesteld als het verschil tussen deze werkelijke kostprijs per ton en de afzetheffing per ton, vermenigvuldigd met het aantal ton verontreinigde mest dat werd verhandeld.

HOOFDSTUK VII. - Inning en invordering.
Art.48. Het afdelingshoofd en de ambtenaren van de dienst heffingen van de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij zijn belast, voor rekening van de Mestbank, met de inning en invordering van de basisheffingen, de superheffingen en de afzetheffingen bedoeld in artikel 21 van het decreet.

Art.49.
  § 1. Bij voormeld afdelingshoofd dienen de bezwaarschriften tegen de heffingen, bedoeld in artikel 22, § 6, van het decreet, ingediend worden.
  [Voormeld afdelingshoofd is gemachtigd om de administratieve geldboetes, vermeld in artikel 25 van het decreet, op te leggen.] <BVR 2006-02-17/37, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 14-03-2006>
  Voormeld afdelingshoofd is tevens bevoegd voor het treffen van dadingen, het kwijtschelden of verminderen van de administratieve geldboete en het verlenen van uitstel van betaling, conform het bepaalde in de artikelen 25, 26, 27, 27bis, 27ter, 28 en 29 van het decreet.
  § 2. De in artikel 48 bedoelde ambtenaren oefenen toezicht uit op de verplichtingen inzake de heffing en stellen van hun bevindingen verslagen op. Zij beschikken over alle bevoegdheden van de toezichthoudende ambtenaren vastgelegd in het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
  In de uitoefening van hun ambt maken zij zich tegenover derden kenbaar [1 door een legitimatiekaart als bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van... betreffende de legitimatiekaarten van de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid die belast zijn met inspectie- of controlebevoegdheden]1.
  § 3. De leidend ambtenaar van de Vlaamse Landmaatschappij is gemachtigd tot :
  a) het viseren, het uitvoerbaar verklaren en het eensluidend verklaren van het dwangbevel bedoeld in artikel 28 van het decreet;
  b) het verzoeken om de hypothecaire inschrijving bedoeld in artikel 30 van het decreet.
  Bij afwezigheid wordt de leidend ambtenaar voor de in dit artikel genoemde taken vervangen door een ambtenaar van niveau A van de Vlaamse Landmaatschappij door hem aangewezen.
  ----------
  (1)<BVR 2008-07-10/71, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2009>

Art.50.
  § 1. De beroepen bedoeld in artikel 24 van het decreet dienen ingesteld bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu.
  § 2. De adviescommissie bedoeld in artikel 24 van het decreet bestaat uit :
  1° een voorzitter, aangesteld in onderling overleg tussen de Vlaamse minister bevoegd voor financiën, de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid en de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu;
  2° 2 ambtenaren van de Vlaamse Landmaatschappij aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu;
  3° 1 ambtenaar van [1 het Departement Financiën en Begroting]1, aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor financiën;
  4° 1 ambtenaar van de [1 Departement Landbouw en Visserij]1 aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-07/41, art. 252, 007; Inwerkingtreding : 21-05-2008>

Art.51. (Opgeheven) <BVR 2006-02-17/37, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 14-03-2006>

HOOFDSTUK VIII. - Toezicht.
Art.52. § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie en van de burgemeester houden de volgende ambtenaren, ieder wat hun opdracht betreft, toezicht op de toepassing van het decreet, van dit besluit en andere uitvoeringsbesluiten ervan :
  1° de door de minister aangestelde ambtenaren van niveau A, B en C van de Vlaamse Landmaatschappij;
  2° de door de minister aangestelde ambtenaren van niveau A, B en C van de administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur;
  3° de door de gemeente aangewezen agenten van de gemeentelijke politie en de technische ambtenaren van de gemeente die :
  - ofwel in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs waaruit blijkt dat zij een opleiding hebben genoten overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de Milieuvergunning;
  - ofwel van voormelde opleiding zijn vrijgesteld overeenkomstig de bepalingen van hetzelfde besluit.

HOOFDSTUK IX. - Staalname en analyse.
Art.53.
  <Opgeheven bij BVR 2009-04-30/88, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

Art.54.
  <Opgeheven bij BVR 2009-04-30/88, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

Art.55.
  <Opgeheven bij BVR 2009-04-30/88, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

Art.56.
  <Opgeheven bij BVR 2009-04-30/88, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

Art.57.
  <Opgeheven bij BVR 2009-04-30/88, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

Art.58.
  <Opgeheven bij BVR 2009-04-30/88, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

Art.59.
  <Opgeheven bij BVR 2009-04-30/88, art. 39, 009; Inwerkingtreding : 25-06-2009>

HOOFDSTUK X.   
Art.60.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.61.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.62.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.63.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.64.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.65.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.66.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.67.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.68.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.69.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.70.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.71.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.72.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.73.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.74.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

Art.75.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>

HOOFDSTUK XI. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art.76. Het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen wordt opgeheven vanaf het productiejaar 2000 behoudens artikel 13, § 2, artikel 17, § 1, artikel 31, § 5, artikel 32, § 6, tot en met § 10, artikel 36, § 2, en artikel 51, tot en met artikel 65.

Art.77. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000 en heeft betrekking op de productiejaren 2000 en volgende behoudens artikel 21, § 2, artikel 25, § 1, artikel 39, § 5, artikel 40, § 6, tot en met § 10, artikel 44, § 2, en artikel 60, tot en met artikel 75.

Art.78. De Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.


BIJLAGE.<   
Art. N.
  <Opgeheven bij BVR 2011-01-14/04, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 03-03-2011>