5 MEI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende uitvoering van artikel 9 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 23-06-2000 en tekstbijwerking tot 28-03-2003)
Art. 1-10
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder het decreet: het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
Art.2. § 1. De bedrijfsmatige mestoverschotten die krachtens artikel 9 van het decreet, verwerkt of geëxporteerd dienen te worden, kunnen niet op cultuurgronden afgezet worden.
§ 2. Bedrijven die zoals bepaald in artikel 9, van het decreet onderworpen zijn of worden aan de verwerkingsplicht, moeten het deel van hun bedrijfsmatige mestoverschotten, dat niet moet verwerkt of geëxporteerd worden, afzetten op cultuurgrond zoals bepaald in artikel 3.
Art.3. § 1. De afzet van het bedrijfsmatig mestoverschot op cultuurgronden, dient te gebeuren overeenkomstig volgende regels :
a) tot 31 december 2000 zijn bedrijven die minstens 1 landbouw- en/of veeteeltinrichting hebben gelegen in een gemeente met oorspronkelijke gemeentelijke productiedruk van 160 kg difosforpentoxyde per ha of meer, zijn verplicht om hun mestoverschotten af te zetten op cultuurgronden gelegen in gemeenten met een actuele productiedruk lager dan 125 kg difosforpentoxvdy per ha;
b) vanaf 1 januari 2001 zijn bedrijven die minstens 1 landbouw- en/of veeteeltinrichting hebben gelegen in een gemeente met oorspronkelijke gemeentelijke productiedruk van 160 kg difosforpentoxyde per ha of meer, zijn verplicht om hun mestoverschotten af te zetten op cultuurgronden gelegen in gemeenten met een actuele productiedruk lager dan 100 kg difosforpentoxyde per ha;
c) voor bedrijven die geen landbouw- en/of veeteeltinrichting hebben gelegen in een gemeente met een oorspronkelijke productiedruk van 160 kg difosforpentoxyde per ha of meer, doch waarvan één of meer landbouw- en/of veeteeltinrichtingen gelegen is in een gemeente met oorspronkelijke gemeentelijke productiedruk hoger dan 100 kg difosforpentoxyde per ha, is het verboden om mestoverschotten af te zetten in gemeenten met een oorspronkelijke productiedruk van 160 kg difosforpentoxyde per ha of meer.
§ 2. De afzet van bedrijfsmatige mestoverschotten op cultuurgronden, overeenkomstig dit besluit, kan steeds vervangen worden door mestverwerking of mestexport.
Art.4. § 1. De bepalingen van artikel 3 en 6 zijn voor het jaar 2000 niet van toepassing op producenten van mestkalveren voor de op hun bedrijf geproduceerde mest afkomstig van mestkalveren.
§ 2. De bepalingen van artikel 3 en 6 zijn (tot 1 januari 2004) niet van toepassing voor bedrijven waarvan de bedrijfsmatige mestproductie MPp, blijkens de aangifte van het vorig aanslagjaar, kleiner is dan 10.000 kg difosforpentoxyde. <BVR 2003-02-28/45, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Art.5. § 1. Tot 31 december 2000 is het verboden mestoverschotten door invoer af te zetten op cultuurgronden gelegen in gemeenten met een actuele productiedruk van 125 kg difosforpentoxyde of meer.
§ 2 Vanaf 1 januari 2001 is het verboden mestoverschotten door invoer af te zetten op cultuurgronden gelegen in gemeenten met een actuele productiedruk van 100 kg difosforpentoxyde of meer.
Art.6. In afwijking van artikel 3 en 5 is het verboden de betreffende mestoverschotten of overschotten door invoer af te zetten op cultuurgronden gelegen in een gemeente met een actuele productiedruk groter dan 100 kg en waar meer dan 50 % van de oppervlakte cultuurgronden valt onder gebiedsgerichte verscherpingen zoals vastgesteld in artikel 15, 15bis, 15ter, van het decreet.
Art.7. De Mestbank kan afwijkingen toestaan op de bepalingen van de artikels 2 en 3 aan bedrijven ingeval algemene of bijzondere maatregelen genomen worden in toepassing van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 ter voorkoming en bestrijding van dierenziekten.
Een dergelijke afwijking kan slechts toegestaan worden ingevolge een overmachtsituatie en mits een gemotiveerd attest van de bevoegde diergeneeskundig inspecteur.
Art.8. Het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 houdende uitvoering van artikel 9, § 2 en § 3, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, wordt opgeheven.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 10. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 5 mei 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw,
Mevr. V. DUA.