15 MEI 2000. - Ministerieel besluit inzake de kwaliteitszorg in de centra voor ontwikkelingsstoornissen.
Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. De sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen, zoals bepaald in artikel 4 van het decreet inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen worden voor de centra voor ontwikkelingsstoornissen vastgesteld zoals bepaald in de bijlage gevoegd bij dit besluit.
Art.2. Het kwaliteitshandboek, zoals bepaald in artikel 6 van hetzelfde decreet moet minimaal de volgende elementen bevatten :
1° een inleiding, met daarin de voorstelling van de voorziening alsmede de opbouw en de structuur van de documentatie;
2° een weergave van het kwaliteitsbeleid waarin de visie, de missie, de doelstellingen en de waarden, de opgave van de sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen, bepaald in artikel 1, en de verlening van een machtiging aan de overheid tot verificatie van het gevoerde kwaliteitsbeleid zijn opgenomen;
3° een weergave van het kwaliteitssysteem.
Art.3. Het in artikel 2, 3° bedoelde kwaliteitssysteem moet minimaal de volgende elementen bevatten :
1° de beschrijving van de organisatiestructuur, met daarin opgenomen het organigram en een omschrijving van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden;
2° de aanwijzing van de verantwoordelijke die met het kwaliteitsbeleid is belast;
3° het overzicht van de interne overlegstructuren en de beschrijving van hun werking;
4° het overzicht van de deelname aan externe overlegorganen;
5° een beschrijving van de procedures.
Art.4. Minimaal moeten de volgende, in artikel 3, 5° bedoelde procedures, worden beschreven :
1° de procedure voor het behandelen van de instroom;
2° de procedure voor het multidisciplinaire onderzoek;
3° de procedure voor het behandelen van de uitstroom;
4° de procedure voor toetsing en klachtenbehandeling;
5° de procedure voor het beheer van documenten;
6° de procedure voor de organisatie en de planning van de werking;
7° de procedure voor de vorming van de medewerkers;
8° de procedure voor het personeelsbeleid.
Art.5. De kwaliteitsplanning bestaat minimaal uit de volgende onderdelen :
1° een evaluatie van het gevoerde kwaliteitsbeleid op sterke en zwakke punten, en de op basis hiervan gemaakte keuzes van prioritaire gebieden waaraan in de toekomst zal worden gewerkt;
2° een opgave van prioritaire werkgebieden voor de toekomst, met per werkgebied de omschrijving van volgende elementen :
a) het werkgebied, project of onderwerp;
b) het streefdoel en de wijze waarop de resultaten zullen worden beoordeeld;
c) de toewijzing van een verantwoordelijke;
d) de fasering in de tijd;
e) de voorziene tussentijdse evaluatiemomenten.
Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000.
Brussel, 15 mei 2000.
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,
Mevr. M. VOGELS
BIJLAGE.
Art. N. Sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen voor de centra voor ontwikkelingsstoornissen.
1. De hulp- en dienstverlening wordt gebruikersgericht verleend.
Een gebruikersgerichte hulp- en dienstverlening houdt in :
1° informatievoorziening aan de cliënt en zijn systeem;
2° inbreng van cliënt en cliëntsysteem;
3° klantvriendelijke dienstverlening.
1.1. Informatievoorziening.
Dit betekent :
a) duidelijke informatie verschaffen over de te volgen procedure;
b) een persoonlijk gesprek voorzien tussen één of meerdere leden van het cliëntsysteem en één of meer teamleden, waarin :
- de resultaten van het onderzoek worden toegelicht;
- conclusies worden overlopen en toegelicht;
- adviezen worden gegeven.
1.2. Inbreng van cliënt en cliëntsysteem.
Dit betekent :
a) een geïndividualiseerd onderzoek, waarbij de teamleden zich inleven in de situatie van de cliënt;
b) het cliëntsysteem betrekken bij het onderzoek;
c) duidelijke afspraken maken m.b.t. klachten en hun behandeling.
1.3. Klantvriendelijke dienstverlening.
Dit betekent :
a) zorgen voor een kindvriendelijke accommodatie;
b) maximale toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap;
c) een minimale bereikbaarheid en beschikbaarheid voorzien;
d) het onderzoek in een " verstaanbare " taal voeren;
e) flexibiliteit in de dienstverlening.
2. De hulp- en dienstverlening wordt maatschappelijk aanvaardbaar verleend.
Een maatschappelijk aanvaardbare hulp- en dienstverlening houdt in :
1° respect voor de cliënt en zijn systeem;
2° aanvaardbare dienstverlening;
3° beleidsstimulerende dienstverlening.
2.1. Respect voor de cliënt en zijn systeem.
Dit betekent :
a) een dienstverlening conform de wetgeving op de privacy;
b) maximale openstelling van de dienstverlening voor alle lagen van de bevolking;
c) gelijke/gelijkwaardige behandeling van cliënten en hun systeem.
2.2. Aanvaardbare dienstverlening.
Dit betekent :
a) binnen een aanvaardbaar tijdsbestek diensten verlenen;
b) aan een aanvaardbare/haalbare prijs voor het cliëntsysteem;
c) een evenwicht creëren tussen een goede toegankelijkheid en keuzevrijheid.
2.3. Beleidsstimulerend.
Dit betekent :
a) advies formuleren naar preventie;
b) advies formuleren naar programmatie, planning en regelgeving;
c) als signaal- en doorgeeffunctie naar de eerstelijnscentra fungeren;
d) ondersteuning bieden naar hiaten in de zorg;
e) feedback leveren via wetenschappelijk onderzoek.
3. Doeltreffendheid.
Een doeltreffende hulp- en dienstverlening houdt in :
1° een effectieve diagnose;
2° een realistische en aanvaardbaar advies.
3.1. Effectieve diagnose.
Dit betekent :
schriftelijk formuleren van een coherente diagnose op basis van de verschillende bevindingen of multidisciplinaire gegevens.
3.2. Realistisch en aanvaardbaar advies.
Dit betekent :
a) zorgen dat de cliënt zich geholpen voelt;
b) inzicht scheppen bij de cliënt en zijn systeem m.b.t. de situatie van de cliënt;
c) terugkoppeling en opvolging voorzien.
4. Doelmatigheid.
Een doelmatige hulp- en dienstverlening houdt in :
1° communicatie en overleg;
2° zicht op het geheel;
3° een gestroomlijnd proces;
4° interne deskundigheid.
4.1. Communicatie en overleg.
Dit betekent :
a) duidelijke afspraken met de cliënt en zijn systeem;
b) een degelijke interne en externe communicatie.
4.2. Zicht op het geheel.
Dit betekent :
a) volledigheid in de verzamelde gegevens in het dossier nastreven;
b) kennis van de regio waarin men diensten verleent en van de aanwezige mogelijkheden naar ondersteuning;
c) inspelen op nieuwe evoluties en stromingen binnen de sector.
4.3. Een gestroomlijnd proces.
Dit betekent :
a) een aanvaardbare doorlooptijd tussen aanmelding en afronding/doorverwijzing;
b) een degelijke praktische organisatie;
c) filteren van de aanmeldingen en doorverwijzen van onterechte aanvragen;
d) coördinatie van activiteiten;
e) adequate taakverdeling;
f) een aangepast onderzoekspakket samenstellen.
4.4. Interne deskundigheid.
Dit betekent :
a) spreiding van knowhow binnen het team;
b) multidisciplinariteit van het team;
c) bijscholing en kennisuitwisseling.
5. Continuïteit.
Een continue hulp- en dienstverlening houdt in :
1° follow-up en terugkoppeling;
2° teamcoherentie/cohesie.
5.1. Follow-up en terugkoppeling.
Dit betekent :
opvolging en bijsturing van gegeven adviezen.
5.2. Teamcoherentie/cohesie.
Dit betekent :
a) door teamtevredenheid een continue dienstverlening garanderen;
b) een aanvaardbare werkdruk binnen het team realiseren.
Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 15 mei 2000 inzake de kwaliteitszorg in de centra voor ontwikkelingsstoornissen.
Brussel, 15 mei 2000.
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,
Mevr. M. VOGELS