28 APRIL 2000. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de categorieën van bedrijven waarvoor en de gebieden waarbinnen [artikel 5.6.7, § 1, eerste lid], van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening niet kan worden toegepast. (NOTA : Opschrift vervangen bij BVR2009-06-05/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009) (BVR2015-11-27/29, art. 557, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2017) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-05-2000 en tekstbijwerking tot 23-02-2016)
Art. 1-4
Artikel 1.[1 Afwijkingen van de stedenbouwkundige voorschriften, vermeld in artikel 5.6.7, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, kunnen niet worden toegestaan, als door de hernieuwing van de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, die inrichting of activiteit geheel of gedeeltelijk ligt of zal liggen in een gebied dat als volgt is ingedeeld :
1° een groengebied, waaronder kan worden onderscheiden :
a) een natuurgebied;
b) een natuurgebied met wetenschappelijke waarde of een natuurreservaat;
2° een natuurontwikkelingsgebied;
3° een overstromingsgebied;
4° een bosgebied.
De verbodsbepalingen, vermeld in het eerste lid, gelden niet voor het houden van dieren conform indelingsrubriek 9.3. tot en met 9.6. van de indelingslijst, opgenomen in bijlage 1 bij titel II van het VLAREM, met de bijbehorende installaties en opslagplaatsen.]1
----------
(1)<BVR 2015-11-27/29, art. 558, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
Art.2.[1 Afwijkingen van de stedenbouwkundige voorschriften, vermeld in artikel 5.6.7, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, kunnen niet worden toegestaan voor de hernieuwing van de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die betrekking heeft op inrichtingen of activiteiten waarvoor een milieueffectrapport of een omgevingsveiligheidsrapport vereist is voor de volledigheid van de aanvraag van een omgevingsvergunning.]1
----------
(1)<BVR 2015-11-27/29, art. 559, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
Art.3. Het besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1993 tot uitvoering van het decreet van 23 juni 1993 houdende aanvulling met een artikel 88 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, wordt opgeheven.
Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.