Details





Titel:

17 MAART 2000. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de regeling van de procedure en de voorwaarden voor subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-03-2000 en tekstbijwerking tot 28-08-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1-2
Art. 2 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 2/1 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 3-7
Art. 7 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 8-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2000036242  2001035274 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het decreet : het decreet van 30 maart 1999 houdende de subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen;
  2° de Minister : de Vlaamse Minister bevoegd voor Onderwijs;
  3° de administratie : de administratie aangewezen door de Minister om de beslissingen die ingevolge dit besluit worden genomen, uit te voeren en op te volgen;
  4° koepelvereniging : een studentenkoepelvereniging of een leerlingenkoepelvereniging in de zin van het decreet.

Art.2. Binnen de perken van de hiertoe op de begroting voorziene kredieten kan de Minister jaarlijks subsidies toekennen aan koepelverenigingen die voldoen aan de in het decreet en in dit besluit gestelde voorwaarden.
  Indien binnen eenzelfde onderwijsniveau verscheidene koepelverenigingen aan de subsidiëringsvoorwaarden voldoen, worden de op de begroting beschikbare middelen over de koepelverenigingen verdeeld in verhouding tot het aantal raden dat elk ervan overkoepelt.

Art.2 TOEKOMSTIG RECHT.    [1 Binnen de perken van de hiertoe op de begroting voorziene kredieten kan de minister jaarlijks subsidies toekennen aan studentenkoepelverenigingen die voldoen aan de in het decreet en in dit besluit gestelde voorwaarden.
   Indien verscheidene studentenkoepelverenigingen aan de subsidiëringsvoorwaarden voldoen, worden de op de begroting beschikbare middelen over de studentenkoepelverenigingen verdeeld in verhouding tot het aantal raden dat elk ervan overkoepelt.
   De studentenkoepelvereniging moet een aanvraag indienen, zoals bepaald in artikel 3 tot en met 6]1.  ----------
  (1)<BVR 2020-08-28/08, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art.2/1 TOEKOMSTIG RECHT. [1 § 1. Binnen de perken van de hiertoe op de begroting voorziene kredieten kan de minister voor een periode van één of meerdere jaren subsidies toekennen aan leerlingenkoepelverenigingen die voldoen aan de in het decreet en in dit besluit gestelde voorwaarden.
   In het geval de minister een subsidie voor meer dan één jaar aan een leerlingenkoepelvereniging toekent, wordt de subsidie jaarlijks geëvalueerd en jaarlijks uitbetaald zoals bepaald in artikel 7 en gelden de bepalingen zoals geformuleerd in paragraaf 2.
   Indien binnen eenzelfde onderwijsniveau verscheidene leerlingenkoepelverenigingen in aanmerking komen voor een subsidie, worden de op de begroting beschikbare middelen over de leerlingenkoepelverenigingen verdeeld in verhouding tot het aantal raden dat elk ervan overkoepelt.
   § 2. De Vlaamse Regering sluit een beheersovereenkomst met de leerlingenkoepelvereniging af voor de betreffende subsidieperiode. Deze beheersovereenkomst bevat ten minste:
   1° de doelstellingen;
   2° de planning, rapportering en opvolging van de werkzaamheden;
   3° de aanwending van de subsidie.
   De leerlingenkoepelvereniging moet geen aanvraag indienen, zoals bepaald in artikel 3 tot en met 6.
   De leerlingenkoepelvereniging maakt een planning die bestaat uit een werkingsprogramma voor de betreffende subsidieperiode met overeenstemmende begroting, en jaarlijks een actieplan met concrete acties en een overeenstemmende begroting. Het werkingsprogramma voor de betreffende periode is maximaal afgestemd op de doelstellingen uit de beheersovereenkomst.
   De jaarlijkse rapportering over de realisatie van de doelstellingen en acties gebeurt aan de hand van een inhoudelijk verslag en een financieel verslag.
   Een opvolgingsgroep opgericht door het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming staat in voor de periodieke opvolging van de werking van de leerlingenkoepelvereniging. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-08-28/08, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>


Art.3. Om in aanmerking te komen voor de toekenning van een subsidie moet de koepelvereniging in haar aanvraag het bewijs leveren dat ze voldoet aan de voorwaarden omschreven in de artikelen 4 tot en met 9 van het decreet.

Art.4. De koepelverenigingen richten de aanvraag voor de subsidie met een aangetekende brief aan de Minister.
  Deze aanvraag wordt ten laatste op 31 december voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidiëring wordt aangevraagd, ingediend. Voor het jaar 2000 mag deze aanvraag uitzonderlijk ingediend worden tot 31 maart 2000.
  Aanvragen die na deze data ingediend worden, zijn onontvankelijk.

Art.5. Deze aanvraag moet volgende gegevens bevatten :
  1° de statuten van de vereniging;
  2° het uittreksel uit het Belgisch Staatsblad waaruit blijkt dat de aanvrager een vereniging is zonder winstgevend doel;
  3° een lijst van de studentenraden of leerlingenraden die de aanvrager overkoepelt én de onderwijsinstellingen waar deze raden zich situeren;
  4° een actieplan waarin alle activiteiten voor het komende werkjaar worden beschreven;
  5° een raming van de kosten voor werking, personeel en projecten;
  6° een raming van alle inkomsten van de koepelvereniging.

Art.6. De administratie gaat na of de aanvrager aan alle decretale voorwaarden voldoet en formuleert een advies aan de Minister.
  De Minister neemt een beslissing inzake de subsidiëring ten laatste drie maanden na de indiening van de aanvraag.
  (Tegen een negatieve beslissing van de minister kan door de koepelvereniging in beroep gegaan worden binnen tien werkdagen nadat de beslissing haar werd meegedeeld. Op basis van de aanvullende stukken die naar aanleiding van het beroep bij het aanvraagdossier werden gevoegd, zal de minister een definitieve beslissing nemen inzake de subsidiëring.) <BVR 2001-01-12/46, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-03-2001>

Art.7.(De subsidie wordt jaarlijks als volgt uitbetaald : drie voorschotten en een saldo. Elk voorschot kan ten hoogste 30 % bedragen van de totale financiering. De aanvragen tot uitbetaling van de voorschotten worden om de drie maand gericht aan het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Het eerste voorschot wordt uitbetaald na betekening van het subsidiebesluit. Het saldo wordt uitbetaald na de neerlegging van het jaarverslag en mits staving en voorlegging van alle bewijsstukken betreffende de gemaakte kosten.) <BVR 2000-11-17/42, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2000>
  [1 De koepelvereniging kan sociaal passief opbouwen met de middelen van de subsidie die op het einde van het werkingsjaar niet werden aangewend. De koepelvereniging kan nooit meer sociaal passief aanleggen dan nodig is om de wettelijke verplichtingen na te komen. De berekening van het sociaal passief moet jaarlijks samen met het financieel verslag opnieuw ter goedkeuring worden voorgelegd aan de administratie.]1
  Tevens wordt een boekhouding voorgelegd van het voorbije werkjaar waarbij de kosten opgedeeld worden per soort zoals omschreven in artikel 9 van het decreet.
  ----------
  (1)<BVR 2024-06-21/34, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.7 TOEKOMSTIG RECHT.   [1 De jaarlijkse subsidie wordt uitbetaald in twee schijven:
   1° 80 % na de goedkeuring van de planning van de werkzaamheden en de begroting voor het betreffende werkingsjaar;
   2° 20 % na de goedkeuring van de rapportering van de werkzaamheden en het financieel verslag betreffende het werkingsjaar]1.
  [2 De koepelvereniging kan sociaal passief opbouwen met de middelen van de subsidie die op het einde van het werkingsjaar niet werden aangewend. De koepelvereniging kan nooit meer sociaal passief aanleggen dan nodig is om de wettelijke verplichtingen na te komen. De berekening van het sociaal passief moet jaarlijks samen met het financieel verslag opnieuw ter goedkeuring worden voorgelegd aan de administratie.]2  ----------
  (1)<BVR 2020-08-28/08, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<BVR 2024-06-21/34, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.8.[1 De koepelvereniging rapporteert elk werkingsjaar aan de hand van een jaarverslag binnen een termijn van maximaal 6 maanden na de werkingsperiode waarop ze betrekking heeft.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-06-21/34, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2024>

Art.9. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.

Art. 10. De Vlaamse minister bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.