Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

31 AUGUSTUS 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.



Inhoudstafel:


Art. 1-23
BIJLAGEN.
Art. N1, N2, N3, N4, N5, N6, N7, N8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1989029601 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 31 juli 1990, 26 september 1990, 25 januari 1995 en 9 juli 1996, worden de woorden " en van het opvoedend hulppersoneel " vervangen door de woorden " , van het opvoedend hulppersoneel en van het ondersteunend personeel ".

Art.2. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 december 1991, 25 januari 1995 en 4 november 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° aan § 2 worden twee liggende streepjes toegevoegd, die luiden als volgt :
  " - het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1;
  - het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 2; ".
  2° § 3 wordt vervangen door wat volgt :
  " § 3. Voor de houder van het diploma van licentiaat, die tevens houder is van een diploma of getuigschrift, genoemd in § 2, wordt dit laatste gelijkgesteld met het diploma van GHSO of GVO. ".

Art.3. In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 25 januari 1995 en 4 november 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in plaats van punt 14 j, dat punt 14 l wordt, wordt een nieuw punt 14 j ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " j. het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1; ";
  2° aan punt 14 wordt k. toegevoegd, dat luidt als volgt :
  " k. het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 samen met het diploma van de voortgezette lerarenopleiding voor de bijkomende uitdieping van een opleidingseenheid; ".

Art.4. In artikel 6bis, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1991, worden de woorden " artikel 4 " vervangen door de woorden " artikel 4, § 1 ".

Art.5. In artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 26 september 1990, 19 december 1991, 25 januari 1995 en 4 november 1997 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in punt 5 worden de woorden " de punten 1 tot en met 14i " vervangen door de woorden " de punten 1 tot en met 14k ";
  2° aan punt 6, tweede lid, worden twee streepjes toegevoegd, die luiden als volgt :
  " - het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1;
  - het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 samen met het diploma van de voortgezette lerarenopleiding voor de bijkomende uitdieping van een opleidingseenheid. ";
  3° er wordt een punt 6ter ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " 6ter. Voor het ondersteunend personeel wordt bedoeld met :
  1° een bekwaamheidsbewijs van het niveau HOKT : één van de basisdiploma's vermeld onder punt 7 tot en met 14 k van artikel 6 van dit besluit;
  2° een bekwaamheidsbewijs van het niveau HOLT : één van de basisdiploma's vermeld onder punt 1 tot en met 6 van artikel 6 van dit besluit. ";
  4° er wordt een punt 7ter ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " 7ter. GVSO-groep 2 het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 2. ";
  5° aan punt 8 worden drie streepjes toegevoegd, die luiden als volgt :
  " - het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 2;
  - het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs;
  - het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs in de godsdienstwetenschappen. ";
  6° aan punt 9 worden twee liggende streepjes toegevoegd, die luiden als volgt :
  " - het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1;
  - het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 samen met het diploma van de voortgezette lerarenopleiding voor de bijkomende uitdieping van een opleidingseenheid. ";
  7° er wordt een punt 9bis tot en met 9quater ingevoegd, die luiden als volgt :
  " 9bis. GVSO-groep 1 : het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1.
  9ter. GVSO-groep 1 + BU : het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 samen met het diploma van de voortgezette lerarenopleiding voor de bijkomende uitdieping van een opleidingseenheid.
  9quater. Onderwijzer + AV : het diploma van onderwijzer samen met het diploma van de voortgezette lerarenopleiding voor de algemene vakken in het eerste leerjaar B van het secundair onderwijs en het beroepsvoorbereidend leerjaar. ";
  8° punt 10 wordt vervangen door wat volgt :
  " 10. GLSO voor de algemene vakken : de GLSO die een vereist bekwaamheidsbewijs heeft, zoals bepaald in de bij dit besluit gevoegde bijlagen I tot en met VIII, voor het onderwijs van algemene vakken, alsmede het diploma van geaggregeerde voor het godsdienstonderricht in het lager secundair onderwijs en het diploma van gegradueerde voor het godsdienstonderricht in het lager secundair onderwijs.".

Art.6. Aan artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 26 september 1990, 19 december 1991, 25 januari 1995 en 4 november 1997 wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 4. In de bijlagen I tot en met VI gelden de afdelingen, specialiteiten, specialisaties, disciplines en opties, vermeld onder de basisdiploma's :
  1° GLSO ook voor de basisdiploma's HOKT, technisch ingenieur en hoger kunstonderwijs van de tweede graad;
  2° HOKT ook voor de basisdiploma's GLSO, technisch ingenieur en hoger kunstonderwijs van de tweede graad;
  3° technisch ingenieur ook voor de basisdiploma's GLSO, HOKT en hoger kunstonderwijs van de tweede graad;
  4° hoger kunstonderwijs van de tweede graad ook voor de basisdiploma's GLSO, HOKT en technisch ingenieur,
  wanneer deze basisdiploma's voor hetzelfde vak, in dezelfde graad en onderwijsvorm opgenomen zijn. ".

Art.7. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 26 september 1990, 25 januari 1995 en 4 november 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° er wordt een § 1bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " § 1bis. De getuigschriften en diploma's die vóór de inwerkingtreding van de bevoegde homologatiecommissies uitgereikt werden door een hogere secundaire middelbare of technische school, die door de Staat ingericht, gesubsidieerd of erkend was, worden geacht gehomologeerd te zijn. ".
  2° § 2, tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
  " Voor de toepassing van deze bepalingen worden de diploma's beeldende kunsten uitgereikt door instellingen voor hoger kunstonderwijs met volledig leerplan in de periode van 1 september 1981 tot en met het academiejaar 1993-1994, samen met het verklarend attest met vermelding van de specialiteit, gelijkgesteld met de diploma's uitgereikt door instellingen voor hoger kunstonderwijs met volledig leerplan waarop de specialiteit vermeld staat. ".

Art.8. In artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt :
  " Deze verklaring moet ook niet afgelegd worden bij de aanwerving van een personeelslid, indien het bekwaamheidsbewijs van dit personeelslid beschouwd zou worden als een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs indien de voorwaarde inzake het bezit van een bewijs van pedagogische bekwaamheid vervuld zou zijn. Deze bepaling kan slechts toegepast worden gedurende een periode gelijk aan de minimumduur nodig voor het behalen van een bewijs van pedagogische bekwaamheid zoals gedefinieerd in artikel 3, § 2, vermeerderd met één schooljaar. ";
  2° het derde lid wordt opgeheven.

Art.9. Aan artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 26 september 1990 en 9 juli 1996, wordt een § 4 toegevoegd die luidt als volgt :
  " § 4. De personeelsleden die tijdelijk belast worden met een andere opdracht in een niet-vacante betrekking in een ambt waarvoor de titularis de weddeschaal 106 ontvangt, krijgen de toelage voor het uitoefenen van een beter bezoldigde opdracht. ".

Art.10. Aan artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 en 9 juli 1996, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 2.De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties mogen maximaal belast worden met een opdracht die het minimum van het aantal uren voor een ambt met volledige prestaties bedraagt. ".

Art.11. Aan artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 26 september 1990, 9 juli 1996 en 4 november 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° In § 1 wordt een 3° toegevoegd waarvan de tekst luidt als volgt :
  " 3°. De personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 1989 op grond van de op deze datum geldende reglementering over een vrijstelling van het vereiste bekwaamheidsbewijs met het oog op de toelating tot de stage beschikten en uiterlijk op 1 juli 1998 in vast verband benoemd werden in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel. ".
  2° In § 2 wordt een punt 2°ter ingevoegd waarvan de tekst luidt als volgt :
  " 2°ter. Voor de in § 1, 3° bedoelde personeelsleden voor het ambt, vak en/of specialiteit waarvoor de vrijstelling van het vereiste bekwaamheidsbewijs met het oog op de toelating tot de stage werd verleend. ".
  3° Een § 3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 3. De overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 1989,rekening houdend met het volgende :
  1° de in § 1, 1° bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs uitgezonderd.
  2° de in § 1, 2° bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in § 1, 2°, tweede lid.
  3° met ingang van 1 september 1999 hebben de in 2° bedoelde personeelsleden recht op de overgangsmaatregelen die hen toegekend werden op 1 september 1989, indien ze sindsdien ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap.
  Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximum duur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
  4° de in 2° en 3° bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in 3°, tweede lid. ".

Art.12. Aan artikel 16bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1990 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 november 1997, wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 3. De overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 1990, rekening houdend met het volgende :
  1° de in § 1 bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in § 1, tweede lid;
  2° met ingang van 1 september 1999 hebben de in § 1 bedoelde personeelsleden recht op de overgangsmaatregelen die hen toegekend werden op 1 september 1990, indien ze sindsdien ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel.
  Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximum duur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren;
  3° de in 1° en 2° bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in 2°, tweede lid. ".

Art.13. Aan artikel 16ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1991 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 november 1997, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 4. De overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 1990, rekening houdend met het volgende :
  1° de in § 1, 1°, bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs uitgezonderd;
  2° de in § 1, 2°, bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in § 1, 2°, tweede lid.
  3° met ingang van 1 september 1999 hebben de in § 1, 2° bedoelde personeelsleden recht op de overgangsmaatregelen die hen toegekend waren op 1 september 1990, indien ze sindsdien ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap.
  Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximum duur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
  4° de in 2° en 3° bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in 3°, tweede lid. ".

Art.14. Aan artikel 16sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 juli 1996 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 november 1997, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt :
  " § 5. De overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 1996, rekening houdend met het volgende :
  1° de personeelsleden, genoemd in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
  2° de personeelsleden, genoemd in § 1, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling wordt niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in § 1, 2°, tweede lid;
  3° met ingang van 1 september 1999 hebben de personeelsleden, genoemd in § 1, 2°, recht op de overgangsmaatregelen die hen toegekend werden op 1 september 1996, indien ze sindsdien ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap.
  Voor de toepassing van deze bepaling wordt niet als een onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximum duur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
  4° de personeelsleden genoemd in 2° en 3° behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in 3°, tweede lid. ".

Art.15. In hetzelfde besluit wordt een artikel 16septies ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 16septies. § 1. Overgangsbepalingen worden toegekend aan :
  1° de personeelsleden die op 30 juni 1998 op grond van de op deze datum geldende reglementering vastbenoemd waren in een ambt van het opvoedend hulppersoneel;
  2° de personeelsleden die op 30 juni 1998 tijdelijk aangesteld waren of tijdelijk belast waren met een opdracht in een vacante betrekking van het opvoedend hulppersoneel;
  3° de personeelsleden die op 30 juni 1998 tijdelijk aangesteld waren in een niet-vacante betrekking van het opvoedend hulppersoneel en die sinds 1 september 1996 tot en met 31 augustus 1998 ononderbroken in dienst waren in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
  4° de personeelsleden die op 30 juni 1998 tijdelijk belast waren met een opdracht in een niet-vacante betrekking van een selectie- of bevorderingsambt van het opvoedend hulppersoneel en die sinds 1 september 1996 tot en met 31 augustus 1998 ononderbroken in dienst waren in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
  Voor de toepassing van voormelde bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximum duur van ten hoogste 30 kalenderdagen per schooljaar. Voornoemde onderbrekingen kunnen aanvangen of lopen op 1 september 1996.
  § 2. De overgangsmaatregelen gelden voor de ambten van het ondersteunend personeel.
  § 3. De in § 1 genoemde personeelsleden :
  1° die op basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1998 organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het opvoedend hulppersoneel en geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor een ambt van het ondersteunend personeel worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs;
  2° die op basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1998 organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het opvoedend hulppersoneel en geen vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor een ambt van het ondersteunend personeel worden geacht in het bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs.
  § 4. De overgangsbepalingen worden toegekend op 1 september 1998, rekening houdend met het volgende :
  1° De personeelsleden, genoemd in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
  2° De personeelsleden, genoemd in § 1, 2°, 3°en 4°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximum duur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren. ".

Art.16. In hetzelfde besluit wordt een artikel 16octies ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 16octies. § 1. Overgangsbepalingen worden toegekend aan :
  1° de personeelsleden die op 30 juni 1998 op grond van de op deze datum geldende reglementering vastbenoemd waren in een ambt van het administratief personeel;
  2° de personeelsleden die op 30 juni 1998 tijdelijk aangesteld waren of tijdelijk belast waren met een opdracht in een vacante betrekking van het administratief personeel;
  3° de personeelsleden die op 30 juni 1998 tijdelijk aangesteld waren in een niet-vacante betrekking van het administratief personeel en die sinds 1 september 1996 tot en met 31 augustus 1998 ononderbroken in dienst waren in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
  Voor de toepassing van voormelde bepaling worden niet als een onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximum duur van ten hoogste 30 kalenderdagen per schooljaar. Voornoemde onderbrekingen kunnen aanvangen of lopen op 1 september 1996.
  § 2. De overgangsmaatregelen gelden voor de ambten van het ondersteunend personeel.
  § 3. De in § 1 genoemde personeelsleden die op basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1998 organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een bekwaamheidsbewijs vereist voor een ambt van het administratief personeel en geen vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor een ambt van het ondersteunend personeel : zij worden geacht in het bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs.
  § 4. De overgangsbepalingen worden toegekend op 1 september 1998, rekening houdend met het volgende :
  1° De personeelsleden, genoemd in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
  2° De personeelsleden, genoemd in § 1, 2° en 3°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de loopbaanonderbreking, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van wedde(ntoelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van wedde(ntoelage) voor een maximum duur van zes werkdagen per schooljaar, alsmede een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren. ".

Art.17. Artikel 17quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1990 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1991, wordt vervangen door wat volgt :
  " Art. 17quater. § 1. De personeelsleden die niet in het bezit zijn van één van de vereiste bekwaamheidsbewijzen die in de bijlagen gevoegd bij dit besluit bepaald zijn voor het ambt van werkplaatsleider/technisch adviseur-coördinator, doch die uiterlijk op 1 juni 1986 het bevorderingsbrevet voor dit ambt behaald hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van werkplaatsleider en van technisch adviseur-coördinator met als weddenschaal 311.
  § 2. De personeelsleden die niet in het bezit zijn van één van de vereiste bekwaamheidsbewijzen die in de bijlagen gevoegd bij dit besluit bepaald zijn voor het ambt van werkplaatsleider/technisch adviseur-coördinator, doch die het ambt van werkmeester uitoefenen en uiterlijk op 1 juni 1991 in dit ambt hetzij vastbenoemd en als dusdanig erkend zijn, daar waar de erkenning bestaat, hetzij gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden, worden eveneens geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van werkplaatsleider en van technisch adviseur-coördinator met weddenschaal 311. ".

Art.18. In hetzelfde besluit wordt een artikel 17nonies ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 17nonies. § 1. De personeelsleden, genoemd in artikel 16septies en 16octies, blijven in de ambten van het ondersteunend personeel de weddenschaal genieten die hen op grond van de vóór 1 september 1998 geldende reglementering verleend mocht worden in de ambten van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere weddenschaal.
  § 2. De personeelsleden, genoemd in artikel 16septies, § 1, die op basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1998 :
  1° organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het opvoedend hulppersoneel en die bij toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het ondersteunend personeel;
  2° organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het opvoedend hulppersoneel en die bij toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het ondersteunend personeel,
  blijven eveneens de weddenschaal genieten die hen op grond van de vóór deze datum geldende reglementering toegekend werd, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere weddenschaal. ".
  § 3. De personeelsleden genoemd in artikel 16 octies § 1, die op basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1998 in het bezit waren van een bekwaamheidsbewijs vereist voor een ambt van het administratief personeel en een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor een ambt van het ondersteunend personeel, blijven eveneens de weddenschaal genieten die hen op grond van de vóór deze datum geldende reglementering toegekend werd, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere weddenschaal.

Art.19. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt geschrapt.

Art.20. In hetzelfde besluit wordt een artikel 21bis ingevoegd, dat luidt als volgt :
  " Art. 21bis. § 1. In de bijlagen I tot en met VIII bij dit besluit wordt in de kolom " code dd. " bedoeld met :
  1° 1 : vanaf 1 september 1989;
  2° 2 : vanaf 1 september 1989, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1989 tot en met 31 augustus 1991 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling;
  3° 3 : vanaf 1 september 1989 tot en met 31 augustus 1992;
  4° 4 : vanaf 1 september 1990;
  5° 5 : vanaf 1 september 1989, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1989 tot en met 31 december 1994 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling;
  6° 6 : vanaf 1 januari 1994;
  7° 7 : vanaf 1 september 1989 tot en met 31 december 1994;
  8° 8 : vanaf 1 september 1996, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1996 tot en met 19 april 1998 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot de bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling;
  9° 9 : vanaf 1 januari 1995;
  10° 10 : vanaf 1 september 1989, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1989 tot en met 31 augustus 1997 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling;
  11° 11 : vanaf 1 september 1997;
  12° 12 : vanaf 1 september 1996, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1996 tot en met 31 augustus 1997 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling;
  13° 13 : vanaf 1 september 1999;
  14° 14 : vanaf 1 september 1998;
  15° 15 : vanaf 1 september 1998 met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1998 tot en met 31 augustus 1999 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling.
  § 2. De onderstreepte bepalingen van de bijlagen I tot en met VIII hebben uitwerking met ingang van 1 september 1989, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode 1 september 1989 tot en met 31 december 1991 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling. ".

Art.21. De bijlagen I tot en met VIII, gevoegd bij hetzelfde besluit, worden vervangen door de bijlagen I tot en met VIII, gevoegd bij dit besluit.

Art.22. § 1. De bepalingen van dit besluit hebben uitwerking met ingang van :
  1° 1 september 1989 : artikel 5, 8° en 7, 1°;
  2° 1 september 1989 met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1989 tot en met 31 augustus 1999 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling : artikel 7, 2°;
  3° 1 september 1990 met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1990 tot en met 31 augustus 1999 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling : artikel 4;
  4° 1 september 1997 : artikel 2, 1°, 3, 5, 1°, 2°, 4° tot en met 7°;
  5° 1 januari 1998 : artikel 11, 1° en 2°;
  6° 1 september 1998 : artikel 1, 5, 3°, 9, 15, 16, 17 en 18;
  § 2. Artikel 2, 2°, 6, 8, 10, 11, 3°, 12, 13, 14, 19 en 20 treden in werking op 1 september 1999.

Art.23. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 31 augustus 1999.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
  Mevr. M. VANDERPOORTEN

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. Bekwaamheidsbewijzen en weddeschalen voor de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 23-03-2000, p. 3 - 74).

Art. N2. Bijlage II. - Bekwaamheidsbewijzen en weddenschalen voor de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 23-03-2000, p. 75 - 292).

Art. N3. Bijlage III. - Bekwaamheidsbewijzen en weddeschalen voor de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 23-03-2000, p. 293 - 516).

Art. N4. Bijlage IV. - Bekwaamheidsbewijzen en weddeschalen voor de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 23-03-2000, p. 517 - 548).

Art. N5. Bijlage V. Bekwaamheidsbewijzen en weddeschalen voor de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 23-03-2000, p. 549 - 644).

Art. N6. Bijlage VI. - Bekwaamheidsbewijzen en weddeschalen voor de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 23-03-2000, p. 645).

Art. N7. Bijlage VII. - Bekwaamheidsbewijzen en weddeschalen voor de selectie- en bevorderingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 23-03-2000, p. 665 - 668).

Art. N8. Bijlage VIII. - Bekwaamheidsbewijzen en weddeschalen voor de wervings-, selectie- en bevorderingsambten van het opvoedend hulppersoneel en het ondersteunend personeel
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 23-03-2000, p. 669 - 672)