20 NOVEMBER 2000. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap waarbij een vergoeding voor het gebruik van een fiets wordt toegekend aan de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, [van de "Conseil supérieur de l'Audiovisuel" en van de Instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren] (VERTALING). (BFG 2004-06-02/39, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 12-08-2004) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-12-2000 en tekstbijwerking tot 13-08-2019)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Gebruik van een fiets voor het vervullen van dienstopdrachten.
Art. 3
HOOFDSTUK IV. - Aanvraag en uitbetaling van de vergoeding.
Art. 4-9
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 10
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de statutaire en contractuele personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, alsook op de statutaire en contractuele personeelsleden (van de "Conseil supérieur de l'Audiovisuel" en van de Instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren). <BFG 2004-06-02/39, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 12-08-2004>
HOOFDSTUK II. - Gebruik van de fiets op de weg van en naar het werk.
Art.2.§ 1. De personeelsleden bedoeld bij artikel 1 die hun fiets gebruiken om zich naar hun werkplaats te begeven hebben recht, wanneer de af te leggen afstand tussen hun woonplaats en de werkplaats minstens één kilometer bedraagt, [1 op een tegemoetkoming]1 [2 waarvan het bedrag per afgelegde kilometer, afgerond op de volgende kilometer, gelijk is aan het bedrag dat elk jaar voor het gebruik van de fiets door de belastingdienst kan worden vrijgesteld van belasting]2.
Dezelfde vergoeding is toegekend aan de personeelsleden die hun fiets gebruiken om zich van hun woonplaats naar een halte van het gemeenschappelijk vervoer of van de halte van het gemeenschappelijk vervoer naar hun werkplaats begeven, voor zover het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer ertoe dient om zich naar de werkplaats te begeven en dat de afstand tussen de woonplaats of de werkplaats en de halte van het gemeenschappelijk vervoer minstens één kilometer bedraagt.
§ 2. Het gebruik van een fiets kan plaatshebben vóór of na het gebruik van een particulier automotorisch voertuig voor zover dat voertuig niet het bezit zou zijn van het personeelslid en dat het gelijktijdig gebruikt wordt voor de verplaatsing van meerdere personen die onder eenzelfde dak wonen. In dit geval zijn ook de regels van § 1 van toepassing.
§ 3. De geïnde vergoeding voor het gebruik van een fiets kan in geen enkel geval gecumuleerd zijn met een vergoeding voor vervoerskosten voor hetzelfde traject en dezelfde periode.
§ 4. (...) <BFG 2004-06-02/39, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 12-08-2004>
----------
(1)<BFG 2012-05-10/10, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<BFG 2019-05-08/16, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
HOOFDSTUK III. - Gebruik van een fiets voor het vervullen van dienstopdrachten.
Art.3.De bij artikel 1 bedoelde personeelsleden die verplaatsingen doen in het belang van de dienst of wegens dienstverplichtingen hebben recht op [1 de tegemoetkoming bedoeld bij artikel 2]1 afgelegde kilometer, afgerond op de hogere kilometer. <BFG 2001-12-18/51, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<BFG 2019-05-08/16, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
HOOFDSTUK IV. - Aanvraag en uitbetaling van de vergoeding.
Art.4. Mits gebruik van een fiets dat beantwoordt aan de bij artikel 2 bepaalde voorwaarden, kan de aanvraag tot uitbetaling van de vergoeding maandelijks ingediend worden bij de Dienst Personeel of de daartoe gemandateerde ambtenaar via een formulier waarvan model als bijlage 1 bij dit besluit.
Op dit formulier, vermeldt het personeelslid het totaal aantal afgelegde kilometers, afgerond op de hogere eenheid, alsook het bedrag van de vergoeding waarop hij recht meent te hebben.
De eerste indiening van dat formulier gaat gepaard met een beschrijving van de gevolgde weg alsook van het aantal kilometers heen en terug. De keuze van deze weg wordt aangepast aan de eigen specificiteiten van fietsverplaatsingen, in het bijzonder deze vereist voor de veiligheid van de fietser in het verkeer.
Elke latere wijziging van de weg moet via een nieuwe beschrijving vermeld worden via een ad hoc verantwoording.
Art.5. § 1. De Dienst Personeel of de daartoe aangewezen ambtenaar zendt de aanvragen op basis van de formulieren opgenomen als bijlage 1 met zijn advies, binnen de veertien werkdagen vanaf de ontvangst, over naar de daartoe gemandateerde overheid.
Deze laatste beslist, binnen een termijn van één maand na de zending, van de te volgen weg en van de afstand, het totaal aantal kilometers heen en terug zijn de afgerond op de hogere eenheid. De datum van inwerkingtreding van de beslissing tot toekenning wordt in de beslissing vermeld.
Bij gebrek aan een formele beslissing binnen de bepaalde termijn, wordt de aanvraag als zijnde aangenomen geacht.
§ 2. De bepalingen van § 1 zijn toepasselijk op iedere wijziging van de weg bepaald bij de eerste aanvraag om vergoeding.
Art.6. Wanneer het personeelslid zijn akkoord niet kan betuigen met de weg of de afstand die opgelegd zijn, deelt hij zijn bezwaar aan de bij artikel 5, § 1, bedoelde overheid mee, binnen een termijn van tien werkdagen na er kennis van te hebben genomen.
De eindbeslissing behoort tot deze overheid, die over tien werkdagen beschikt vanaf de ontvangst van het bezwaar van betrokkene. Ze wordt onmiddellijk medegedeeld aan betrokkene.
Art.7. § 1. Indien het gebruik van de fiets wel beantwoordt aan de bij artikel 3 bepaalde voorwaarden, dient de aanvraag tot uitbetaling van de vergoeding maandelijks ingediend te worden bij de Dienst personeel of de daartoe gemandateerde ambtenaar via het formulier waarvan model als bijlage 2 van dit besluit. Dit formulier vermeldt het totaal aantal van afgelegde kilometers, afgerond op de hogere eenheid, alsook het bedrag van de vergoeding waartoe het personeelslid recht meent te hebben.
§ 2. Op dit document worden de datums en de reizen afgelegd in het kader van de vervulde opdrachten medegedeeld.
Art.8. De personeelsleden zenden hun aanvraag tot vergoeding aan hun Dienst Personeel of aan de daartoe aangewezen ambtenaar over, die ze zal doorsturen, na advies, naar de daartoe gemandateerde overheid binnen een termijn van veertien werkdagen vanaf hun ontvangst.
Art.9. De bij artikel 5 bedoelde overheid is belast, na verificatie, met de uitbetaling van de vergoeding, op maandelijkse basis.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. (zie franse versie)
Art. N2. Bijlage 2. (zie franse versie)