20 JULI 2000. - [Decreet tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en huisvestingscentra en van informatiecentra voor jongeren en van hun federaties] <DFG2008-05-09/83, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008> (VERTALING). - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-08-2000 en tekstbijwerking tot 31-01-2024)
TITEL I. - De erkenning.
HOOFDSTUK I. - De erkenning van jeugdhuizen, van ontmoetings- en accommodatiecentra en van jongeren informatiecentra.
Afdeling 1. - Algemene voorwaarden [1 voor de erkenning]1.
Art. 1-2, 2/1
Afdeling 2. - De bijzondere erkenningsvoorwaarden van [1 ...]1.
Onderafdeling 1. - De jeugdhuizen.
Art. 3
Onderafdeling 2. - De ontmoetings- en accommodatiecentra.
Art. 4-5
Onderafdeling 3. - De Jongeren informatiecentra.
Art. 6-7
HOOFDSTUK II. - [1 Federaties.]1
Art. 8
HOOFDSTUK III. - De procedure voor de toekenning en de intrekking van de erkenning.
Art. 9
TITEL II. - [1 Rangschikking van de verenigingen in de hoofdstelsels " jeugdhuizen ", " ontmoetings- en huisvestingscentra " en " informatiecentra voor jongeren " en toelating ervan tot een bijzonder stelsel.]1
HOOFDSTUK I. - [1 Hoofdstelsels]1
Afdeling 1. - [1 Rangschikking in het hoofdstelsel " jeugdhuizen " - vierjarenactieplan ".]1
Art. 10
Afdeling 2. - [1 Rangschikking in het hoofdstelsel " ontmoetings- en huisvestigingscentrum " - van het vierjarenactieplan.]1
Art. 11-13
Afdeling 3. - [1 Rangschikking in het hoofdstelsel " informatiecentrum voor jongeren " - van het vierjarenactieplan.]1
Art. 14
Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepaling.
Art. 15
HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen.
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden voor de toelating tot een bijzonder stelsel.]1
Art. 16-18, 18bis
Afdeling 2. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen]1
Art. 19
HOOFDSTUK III.
Art. 20
TITEL III. - De commissie en subcommissies.
HOOFDSTUK I. - De adviescommissie voor de jeugdhuizen en centra.
Art. 21-35
HOOFDSTUK II. - De subcommissies.
Art. 36
Afdeling 1. - De subcommissie kwalificatie.
Art. 37-39
Afdeling 2. - De subcommissie socio-cultureel gelijkekansenbeleid.
Art. 40-41
Afdeling 3. - De subcommissie voor overleg over jongereninformatie.
Art. 42-43
Hoofdstuk III. [1 - Het oriëntatie- en selectiecomité voor de productie, de verspreiding en de kwaliteit van de informatie bestemd voor de jongeren.]1
Art. 43bis
TITEL IV. - De toelagen.
HOOFDSTUK I. - De toelagen aan jeugdhuizen, ontmoetings- en accommodatiecentra en jongeren informatiecentra.
Afdeling 1. - De gewone toelage.
Art. 44-45
Afdeling 2. - De toelagen voor inrichtingen en voorzieningen.
Art. 46
HOOFDSTUK II. - De gewone toelage voor de federaties.
Art. 47, 47bis
HOOFDSTUK III. - De uitbetaling, rechtvaardiging, beperking en schorsing van de toelagen.
Art. 48-50, 50/1, 51-52, 52bis
TITEL V. - Bescherming van de benamingen.
Art. 53
TITEL VI. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Opheffingsbepalingen.
Art. 54
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen.
Afdeling 1. - [1 Erkenningen en wijziging van rangschikking in de hoofdstelsels.]1
Art. 55, 55bis, 55ter, 56-60
Afdeling 2. - De goedkeuring van de animatoren-coördinatoren.
Art. 61
Afdeling 3. - De adviescommissie voor jeugdhuizen en jeugdcentra.
Art. 62
Afdeling 4. - De toelagen.
Art. 63-66, 66bis, 66ter, 66quater
HOOFDSTUK III. - Slotbepaling.
Art. 67
1971102211 1971102541 1984024007 1987027377 1996029506 1996029508
2001029547 2002029365 2002029501 2009029114 2013029499 2013029575 2015029140 2015029145 2015029343 2018011023 2019014408
TITEL I. - De erkenning.
HOOFDSTUK I. - De erkenning van jeugdhuizen, van ontmoetings- en accommodatiecentra en van jongeren informatiecentra.
Afdeling 1. - Algemene voorwaarden [1 voor de erkenning]1.
----------
(1)
Artikel 1.[1 § 1. Om, voor onbepaald tijd, de erkenning als jeugdhuis, ontmoetings- en huisvestingscentrum of informatiecentrum voor jongeren te bekomen en te behouden, moet de vereniging voldoen aan de bijzondere voorwaarden vermeld in artikelen 3, 4 of 6, naar gelang van het doel van haar aanvraag, en, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 5 of 7, aan de volgende algemene voorwaarden :
1° Opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, [3 overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen en de vereisten ervan naleven]3;
2° open staan voor alle jongeren, de rechten van de mens indachtig;
3° zoals iedere persoon die daar een verantwoordelijkheid uitoefent, de beginselen uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag over de Rechten van het Kind eerbiedigen en verdedigen;
4° zich als doel stellen een kritische, actieve en verantwoordelijke burgerzin te ontwikkelen, voornamelijk bij de jongeren van 12 tot 26 jaar, door zich bewust te zijn van de maatschappelijke realiteit, van de zin voor verantwoordelijkheid en van deelname aan het sociaal, economisch, cultureel en politiek leven, alsook sociaal-culturele en creatieve activiteiten te ontplooien en promoten;
5° die methodes en technieken aanwenden die het best aangepast zijn aan de noden van het potentieel publiek en aan de verwezenlijking van het in het eerste lid, 4°, van dit artikel gestelde doel;
6° niet erkend zijn in het raam van het [3 decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties]3;
7° activiteiten uitoefenen die overeenstemmen met het in het eerste lid, 4°, van dit artikel bepaalde doel, in het kader van een vierjarenactieplan dat ten minste beantwoordt aan een niveau in één van de voornaamste voorzieningen bedoeld bij de artikelen 10 tot 14;
8° over een animatieteam beschikken;
9° over een infrastructuur beschikken die aangepast is aan haar activiteiten en waarvan het beheer geheel in haar handen is op grond van hetzij een eigendomsrecht, hetzij van een contract dat haar een legitiem recht op het gebruik van de ruimten garandeert voor de verwezenlijking van haar doelstellingen, voor een minimumperiode die gelijk is aan de duur van het vierjarenactieplan bedoeld in de artikelen 10 en volgende. In geval van verhuizing of werken, kan de Regering een vrijstelling van de naleving van die voorwaarde toekennen;
10° over een telefoonlijn uitsluitend voor eigen gebruik beschikken;
11° een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering aangaan voor al haar activiteiten;
12° een regelmatige boekhouding voeren en over een rekening op haar naam bij een kredietinstelling beschikken;
13° [3 zorgen voor een voortgezette opleiding van minimaal vijf dagen per jaar voor al het personeel, en in het bijzonder op het gebied van het beheer van de vzw en de boekhouding voor beheerders van de vzw (directie, coördinator, bestuurlijk attaché, boekhoudkundig attaché, gedelegeerde aan het dagelijks bestuur, enz.), behalve wanneer de in deze aangelegenheden vereiste kennis door de beheerders van de vzw bekend wordt geacht vanwege hun kwalificaties of beroepservaring]3
14° zorgen voor de bekendmaking van de informatie ten behoeve van haar gebruikers en haar leden, van de voorwaarden om lid te worden, alsook van de regels voor de toegang tot de activiteiten, programma's en uitrusting.
[2 15° om ervoor te zorgen dat kinderen worden behandeld met respect voor hun persoon en individualiteit en niet worden blootgesteld aan enige vorm van fysiek of psychisch geweld.]2
§ 2. De erkenning kan alleen binnen de perken van de beschikbare kredieten worden toegekend.
De beschikbare kredieten zijn deze die worden bekomen na aanrekening van het totale bedrag van de subsidies waarop de erkende verenigingen aanspraak kunnen maken.
§ 3. Als de begrotingskredieten onvoldoende zijn om verschillende verenigingen die aan de algemene en bijzondere erkenningsvoorwaarden voldoen te erkennen, erkent de Regering eerst de verenigingen die het best beantwoorden aan de in de hierna volgende leden bedoelde prioriteitscriteria, die ze vooraf nader bepaald en gerangschikt heeft op eensluidend advies van de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra.
De prioriteitscriteria hebben betrekking op de demografische, geografische, socio-economische en socioculturele contexten waarin de aanvragen van de verenigingen plaatsvinden.
Het jaar of de jaren waarin de aanvraag om erkenning van een vereniging werd afgewezen bij toepassing van voormelde prioriteitscriteria, maken een prioriteitscriterium uit dat ten minste onder de eerste drie moet worden gerangschikt.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2023-10-05/23, art. 27, 013; Inwerkingtreding : 02-02-2024>
(3)<DFG 2023-11-09/19, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Art.2. [1 De erkende vereniging zendt de Administratie elk jaar het activiteitenverslag over dat aan haar algemene vergadering wordt voorgelegd. De vereniging moet overigens de Administratie op de hoogte brengen van elke wijziging van haar openingsuren, van elke grote wijziging bij de toepassing van het ingediende vierjarenplan, en elke informatiedrager van de uitgeoefende activiteiten regelmatig meedelen.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.2/1. [1 De vereniging is ertoe gehouden ten minste één algemene vergadering tijdens het betrokken kalenderjaar en ten minste één vergadering van het bestuursorgaan per semester te organiseren. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2023-11-09/19, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Afdeling 2. - De bijzondere erkenningsvoorwaarden van [1 ...]1.
----------
(1)
Onderafdeling 1. - De jeugdhuizen.
Art.3.[1 Om de erkenning als jeugdhuis te verkrijgen en te behouden, moet de vereniging voldoen aan de volgende bijzondere voorwaarden :
1° een vereniging zijn die is gebaseerd op de opvang van jongeren, hun deelneming aan de programmering en de realisatie van gezamenlijke initiatieven en van socioculturele bedrijvigheden die tegemoet komen aan de noden van het vestigingsmilieu, onder de verantwoordelijkheid van een overeenkomstig artikel 38 gekwalificeerd animator-coördinator;
2° een raad van bestuur hebben, permanent samengesteld uit minstens één derde bestuurders die jonger zijn dan 26 jaar;
3° een vrije toegang organiseren die aan de hierna vermelde minimumcriteria beantwoordt :
a) de openingsuren moeten worden vastgesteld rekening houdend met de schoolactiviteiten of de beroepsactiviteiten van het doelpubliek;
b) de informatie over de openingsuren moet duidelijk, leesbaar, zichtbaar binnen en buiten het lokaal bestemd voor de opvang zijn;
c) de opvang van het publiek moet geschieden onder begeleiding van een animator of iedere persoon die een ervaring heeft op het gebied van de dynamiek van de opvang;
d) de gecumuleerde duur van de sluitingsperioden kan niet langer zijn dan 6 weken per jaar. Bij belangrijke inrichtingswerken kan de Regering de uitbreiding van de sluitingsperiode tot de verwezenlijking van die werken toelaten;
e) de deelneming aan een bepaalde activiteit kan niet verplicht worden gemaakt;
4° geen bijdrage of betaling van activiteit voorstellen die de deelneming van de jongere kan belemmeren;
5° de actieve deelneming van de jongeren aan het beheer van de vereniging bevorderen, inzonderheid door de oprichting van raadplegings- en beslissingsstructuren waarmee de gebruikers kunnen meewerken aan het ontwerpen, het verwezenlijken, het beheren en het evalueren van de acties van de jeugdhuizen;
6° een huishoudelijk reglement goedkeuren, na de voorafgaande raadpleging van de gebruikers. Daartoe worden voorstellen ingezameld en meegedeeld aan de algemene vergadering;
7° elk jaar een raadplegingsvergadering organiseren die elke jongere die in haar actiegebied verblijft, zo hij dit wenst, en vertegenwoordigers van verenigingen die daar werkzaam zijn, bijwonen. Die vergadering heeft tot doel zich ervan te vergewissen dat het jeugdhuis open staat ten aanzien van de bevolking van zijn actiezone, zoals hierna bepaald, en dat een informatie over haar activiteiten wordt verstrekt.
Het actiegebied [2 , zoals bedoeld in het eerste lid, 7°]2 is de geografische zone rond de vestigingsplaats van de infrastructuur waar de erkende vereniging haar activiteiten krachtens dit decreet uitoefent. Het stemt ten minste met een deel van het grondgebied van de vestigingsgemeente (" plaatselijk " niveau) overeen en wordt door de vereniging in haar vierjarenactieplan bepaald. Deze definitie geldt voor alle bepalingen van dit decreet.]1
[2 § 2. De vereniging leeft de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen na.]2
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2023-11-09/19, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Onderafdeling 2. - De ontmoetings- en accommodatiecentra.
Art.4.[1 [2 § 1.]2 Om de erkenning als ontmoetings- en huisvestingscentrum te verkrijgen en te behouden, moet de vereniging voldoen aan de volgende bijzondere voorwaarden]1 :
1° verblijfsactiviteiten van beperkte duur organiseren;
2° jongeren opvangen in groep of individueel;
3° groepen en individuen die de vereniging bezoeken met elkaar in contact brengen en zorgen voor openheid naar de lokale gemeenschap en voor multiculturele uitwisselingen;
4° de jongeren informatie verstrekken omtrent de verschillende aspecten van de actieradius van de vereniging;
5° de animatieteams van de onthaalde jongerengroepen, op hun verzoek, bijstaan in de realisatie van hun programma;
6° vertrekken en voorzieningen hebben om minstens 50 jongeren in vol pension op te vangen en onderdak te bieden.
[2 § 2. De vereniging leeft de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen na. ]2
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2023-11-09/19, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Art.5.In afwijking van [1 artikel 1, § 1, 1° en 12°]1, kan het centrum een activiteitenzetel zijn van een jeugdorganisatie onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, erkend in het raam van het [2 decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties ]2.
(In dit geval moet de vereniging een boekhouding bijhouden waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen haar financieel beheer, dat van andere uitbatingszetels en dat van de in het eerste lid bedoelde jeugdorganisatie.) <DFG 2004-03-03/45, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2023-11-09/19, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Onderafdeling 3. - De Jongeren informatiecentra.
Art.6.[1 [2 § 1. ]2 Om de erkenning als informatiecentrum voor jongeren te verkrijgen en te behouden, moet de vereniging voldoen aan de volgende bijzondere voorwaarden :
1° een dienstverlenende vereniging zijn die tot doel heeft dat jongeren informatie en informatiemiddelen verwerven, met het oog op pluralisme, onafhankelijkheid en volledigheid;
2° De volgende twee functies hebben :
a) een technische functie, om op de onmiddellijke vragen te antwoorden;
b) een sociaal-culturele functie, om de jongeren te laten komen tot een betere analyse en bewustwording van de sociale, culturele, economische en politieke elementen van hun bestaan;
3° een basisopvangdienst in haar lokalen organiseren :
a) met een vrije toegang, ten minste 46 weken per jaar;
b) volgens een regelmatige dienstregeling, rekening houdend met de school- of beroepsbezigheden van de jongeren;
c) kosteloos verleend;
d) waarvan de organisatie zorgt voor :
- de vrije toegang tot een documentatie die volgens de gebieden gerangschikt is, en tot het Internet, voor het opzoeken van informatie. Indien de jongere dit aanvraagt, moet die opzoeking samen met een informateur worden uitgevoerd;
- een onmiddellijk antwoord of een oriëntatie door een informateur, als antwoord op vragen van algemene aard van de jongere;
- op aanvraag van de jongere, een vertrouwelijk en persoonlijk onderhoud met een daartoe opgeleide informateur. Tijdens dat onderhoud zorgt de informateur voor het tot stand brengen van een raadgevingsrelatie met de jongere en het globale behandelen van de projecten of het individuele traject van de jongere.
4° de eventuele betaaldiensten moeten worden opgenomen in een lijst waarin hun respectieve prijzen duidelijk worden vermeld en die binnen en buiten de voor de opvang dienende lokalen wordt aangeplakt. De gebruikte prijzen moeten redelijk zijn en mogen geenszins een hindernis zijn voor de toegang van de jongere tot de voorgestelde activiteiten.]1
[2 § 2. De vereniging leeft de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen na.]2
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2023-11-09/19, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Art.7.In afwijking van [1 artikel 1, § 2, 1° en 12°]1, kan het centrum een activiteitenzetel zijn van een jeugdorganisatie onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, erkend in het raam van het [2 decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties]2.
(In dit geval moet de vereniging een boekhouding bijhouden waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen haar financieel beheer, dat van andere uitbatingszetels en dat van de in het eerste lid bedoelde jeugdorganisatie.) <DFG 2004-03-03/45, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2023-11-09/19, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
HOOFDSTUK II. - [1 Federaties.]1
----------
(1)
Art.8.[1 § 1.]1 [2 Om de erkenning als federatie te verkrijgen en te behouden, moet een vereniging de volgende voorwaarden naleven :
1° minstens in een federatie verenigen ;
a) hetzij vijftien erkende jeugdhuizen ;
b) hetzij vijf erkende ontmoetings- en accommodatiecentra ;
c) hetzij vijf erkende jongeren informatiecentra ;
2° ten gunste van haar leden de volgende opdrachten uitvoeren :
a) de coördinatie en netwerking van de leden ;
b) de interne en externe opleiding van de leden, de jongeren, de professionelen en de vrijwilligers ;
c) de diensten aan de leden, met inbegrip van de begeleiding naar de opleiding van de leden inzake het beheer van de vzw ;
d) educatieve begeleiding, methodologische ondersteuning en de uitwisseling van beroepspraktijken, inclusief begeleiding van de leden bij hun inspanningen om de bepalingen van dit decreet en van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen na te leven ;
e) de ontwikkeling en het beheer van projecten ;
f) het creëren van informatie-instrumenten, reflectie- en educatieve ondersteuning en de promotie van de acties en projecten van haar leden ;
g) zorgen voor de vertegenwoordiging van erkende verenigingen in het kader van dit decreet ;
3° ervoor zorgen dat het personeel over de nodige kennis beschikt over het beheer van de vzw, inzonderheid door het volgen van opleidingen in verband met het beheer en de boekhouding van de vzw]2
Deze tehuizen en centra moeten minstens in vier van de volgende zes gebieden ondergebracht zijn : de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luxemburg, Namen, Luik met uitzondering van de gemeenten bedoeld in artikel 5 van de wetten op het taalgebruik in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van het tweetalig gewest Brussel-Hoofdstad.
Indien meerdere federaties onder hun leden eenzelfde jeugdhuis, eenzelfde ontmoetings- en accommodatiecentrum of eenzelfde jongeren informatiecentrum tellen, [1 duiden het jeugdhuis of het centrum]1 de federatie aan bij wie het lid is om de [1 in [2 het eerste lid, 1° van dit artikel bedoelde telling]2 te verrichten.
[1 § 2. De erkenning kan alleen binnen de perken van de beschikbare kredieten worden toegekend. De beschikbare kredieten zijn deze die worden gekregen na aanrekening van het totale bedrag van de susidies waarop de erkende verenigingen aanspraak kunnen maken. Als er geen voldoende beschikbare kredieten zijn, is artikel 1, § 3, van toepassing.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2023-11-09/19, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
HOOFDSTUK III. - De procedure voor de toekenning en de intrekking van de erkenning.
Art.9. [1 Na het advies van de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra te hebben ingewonnen, bepaalt de Regering :
1° de nadere regels voor de aanvraag om erkenning en actualisering van die aanvraag, met inbegrip van de nadere regels betreffende de hoofdstelsels en de bijzondere stelsels bedoeld in Titel II, Hoofdstukken I en II van dit decreet;
2° de nadere regels voor een beroep tegen een beslissing tot weigering of intrekking van de erkenning, tot niveauverlaging of tot weigeering van niveauopklimming in een hoofdstelsel, tot weigering of stopzetting van toelating tot een bijzonder stelsel voor de schorsing van het recht op de toekenning van de forfaitaire werkingssubsidie bedoeld in artikel 44, § 1, eerste lid, 1°, d ;
3° de nadere regels voor de aanvraag om advies aan de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra in het kader van de beroepen;
4° de mogelijkheid, voor de vereniging, om gehoord te worden in het kader van een beroepsprocedure;
5° de nadere regels voor de beslissingen tot toekenning, weigering, intrekking van de erkenning, tot niveauverlaging of niveauopklimming in een hoofdstelsel, de beslissingen tot toelating of stopzetting van toelating tot een bepaald stelsel.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
TITEL II. - [1 Rangschikking van de verenigingen in de hoofdstelsels " jeugdhuizen ", " ontmoetings- en huisvestingscentra " en " informatiecentra voor jongeren " en toelating ervan tot een bijzonder stelsel.]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - [1 Hoofdstelsels]1
----------
(1)
Afdeling 1. - [1 Rangschikking in het hoofdstelsel " jeugdhuizen " - vierjarenactieplan ".]1
----------
(1)
Art.10. [1 § 1. De rangschikking in het hoofdstelsel " jeugdhuizen " wordt bepaald naargelang het aantal :
a) socioculturele activiteiten (de socioculturele activiteit is een incidenteel of regelmatig, educatief of recreatief initiatief dat wordt verwezenlijkt met het oog op expressie en ontplooiing van de individuele personen);
b) collectieve acties (de collectieve actie is een initiatief dat in verschillende fasen wordt verwezenlijkt en dat in groep uitgewerkt en uitgevoerd wordt);
c) uren voor de opvang van de jongeren;
d) socioculturele activiteiten met de plaatselijke bevolking.
Om voor een rangschikking in aanmerking te komen, maakt de vereniging een vierjarenactieplan op en voert dit uit; dit plan bepaalt de socioculturele en economische leefomgeving van de vereniging, de opdrachten die zij wenst te volbrengen, haar prioritaire doelstellingen alsook de middelen die moeten worden aangewend om deze doelstellingen te realiseren.
§ 2. De Regering rangschikt de vereniging in niveau J.H.3 als haar actieplan omstandig is en tot doel heeft aan de volgende minimale kwantitatieve criteria te voldoen :
1° samen met de jongeren tien socioculturele activiteiten per maand organiseren, met een minimum van één activiteit per week;
2° ervoor zorgen dat de jongeren worden opgevangen en toegang krijgen tot de verschillende door het jeugdhuis georganiseerde activiteiten met een minimum van 800 uren per jaar, waarvan minstens tien uren per week aan de opvang worden besteed;
3° jaarlijks 1 collectieve actie ondernemen;
4° jaarlijks ten minste één socioculturele activiteit met de plaatselijke bevolking organiseren.
§ 3. De Regering rangschikt de vereniging in niveau J.H.2 als haar actieplan omstandig is en tot doel heeft aan de volgende minimale kwantitatieve criteria te voldoen :
1° samen met de jongeren achttien socioculturele activiteiten per maand organiseren, met een minimum van twee activiteiten per week;
2° ervoor zorgen dat de jongeren worden opgevangen en toegang krijgen tot de verschillende door het jeugdhuis georganiseerde activiteiten met een minimum van 1 200 uren per jaar, waarvan minstens veertien uren per week aan de opvang worden besteed;
3° jaarlijks twee collectieve acties ondernemen;
4° jaarlijks ten minste twee socioculturele activiteiten met de plaatselijke bevolking organiseren.
§ 4. De Regering rangschikt de vereniging in niveau J.H.1 als haar actieplan omstandig is en tot doel heeft aan de volgende minimale kwantitatieve criteria te voldoen :
1° samen met de jongeren zesentwintig socioculturele activiteiten per maand organiseren, met een minimum van drie activiteiten per week;
2° ervoor zorgen dat de jongeren worden opgevangen en toegang krijgen tot de verschillende door het jeugdhuis georganiseerde activiteiten met een minimum van 1 600 uren per jaar, waarvan achttien uren per week aan de opvang worden besteed;
3° jaarlijks drie collectieve acties ondernemen;
4° jaarlijks ten minste drie socioculturele activiteiten met de plaatselijke bevolking organiseren.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Afdeling 2. - [1 Rangschikking in het hoofdstelsel " ontmoetings- en huisvestigingscentrum " - van het vierjarenactieplan.]1
----------
(1)
Art.11. [1 § 1. De rangschikking in het hoofdstelsel " ontmoetings- en huisvestigingscentrum " wordt bepaald naargelang het aantal en het type lokalen die het aanbiedt, de duur van zijn sluitingstijden, zijn bezettingsgraad.
Om voor een rangschikking in aanmerking te komen, maakt de vereniging een vierjarenactieplan op en voert dit uit; dit plan bepaalt de socioculturele en economische leefomgeving van de vereniging, de opdrachten die zij wenst te volbrengen, haar prioritaire doelstellingen alsook de middelen die moeten worden aangewend om deze doelstellingen te realiseren. Dit plan bepaalt de kwaliteit van de opvang, de infrastructuur, de steun die door de vereniging wordt verleend voor de verwezenlijking van de activiteiten van de opgevangen groepen, alsook de ontwikkeling van de inschakeling op regionaal niveau.
§ 2. De Regering rangschikt de vereniging in niveau O.H.C.3 als haar actieplan omstandig is en tot doel heeft aan de volgende minimale kwantitatieve criteria te voldoen :
1° Over een activiteitenlokaal beschikken dat afgezonderd is van de onthaal-, eet- en huisvestingszalen;
2° Haar jaarlijkse sluitingstijden tot twaalf weken per jaar beperken;
3° Een bezettingspercentage van minstens dertig procent hebben, zowel in de vorm van overnachtingen als in de vorm van activiteitsdagen, berekend op grond van 281 dagen per jaar en van hoogstens 100 bedden.
§ 3. De Regering rangschikt de vereniging in niveau O.H.C.2 als haar actieplan omstandig is en tot doel heeft aan de volgende minimale kwantitatieve criteria te voldoen :
1° Over 2 activiteitenlokalen beschikken die afgezonderd zijn van de onthaal-, eet- en huisvestingszalen;
2° Haar jaarlijkse sluitingstijden tot negen weken per jaar beperken;
3° Een bezettingspercentage van minstens vijfendertig procent hebben, zowel in de vorm van overnachtingen als in de vorm van activiteitsdagen, berekend op grond van 302 dagen per jaar en van hoogstens 100 bedden.
§ 4. De Regering rangschikt de vereniging in niveau O.H.C.1 als haar actieplan omstandig is en tot doel heeft aan de volgende minimale kwantitatieve criteria te voldoen :
1° Over drie activiteitenlokalen beschikken die afgezonderd zijn van de onthaal-, eet- en huisvestingszalen;
2° Haar jaarlijkse sluitingstijden tot zes weken per jaar beperken;
3° Een bezettingspercentage van minstens veertig procent hebben, zowel in de vorm van overnachtingen als in de vorm van activiteitsdagen, berekend op grond van 323 dagen per jaar, en van hoogstens 100 bedden.
§ 5. Voor de bepaling van de cijfers bedoeld in § 2, 3°, § 3, 3°, § 4, 3°, van dit artikel, telt één dag die voorafgegaan of gevolgd wordt door één nacht, voor één eenheid, zoals één enkele nacht of één enkele dag.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.12. <DFG 2004-03-03/45, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Minstens 50 % van de bezettingsgraden bedoeld [1 in artikel 11, § 2, 3°, § 3, 3° en § 4, 3°]1, dienen betrekking te hebben op buitenschoolse activiteiten. De schoolactiviteiten zijn, namelijk, de bosklassen, de recreatieklassen en gelijkgestelde activiteiten.
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.13.Het centrum mag niet meer dan 30 % van haar activiteiten wijden aan de leden van de jeugdorganisatie die is [2 erkend in de categorieën bedoeld in de artikelen 6 en 7 van het decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties]2, [1 of de organisatie voor permanente opvoeding, erkend in het kader van het decreet van 17 juli 2003 met betrekking tot de steun aan het verenigingsleven op het gebied van de permanente opvoeding, waarbij het is aangesloten.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2023-11-09/19, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Afdeling 3. - [1 Rangschikking in het hoofdstelsel " informatiecentrum voor jongeren " - van het vierjarenactieplan.]1
----------
(1)
Art.14. [1 § 1. De rangschikking in het hoofdstelsel " informatiecentrum voor jongeren " wordt bepaald volgens de duur van de opvang en het aantal uitgewerkte en bijgewerkte informatiegebieden.
Om voor een rangschikking in aanmerking te komen, maakt de vereniging een vierjarenactieplan op en voert dit uit; dit plan bepaalt de socioculturele en economische leefomgeving van de vereniging, de opdrachten die zij wenst te volbrengen, haar prioritaire doelstellingen alsook de middelen die moeten worden aangewend om deze doelstellingen te realiseren. Dit plan bepaalt de wijze van ontwikkeling, bijwerking en verspreiding van de informatie.
De Regering stelt de lijst vast van de informatiegebieden die het informatiecentrum moet uitwerken en bijwerken, na voorstel van de Adviescommissie van de jeugdhuizen en de jeugdcentra, geformuleerd op advies van de subcommissie voor jongereninformatie.
§ 2. De Regering rangschikt de vereniging in niveau I.C.J.3 indien haar actieplan omstandig is en tot doel heeft aan de volgende minimale kwantitatieve criteria te voldoen :
1° databanken uitwerken en bijwerken op 5 informatiegebieden;
2° zorgen voor de opvang van jongeren gedurende ten minste 15 uren per week, verdeeld over ten minste 3 dagen.
§ 3. De Regering rangschikt de vereniging in niveau I.C.J.2, indien haar actieplan omstandig is en tot doel heeft aan de volgende minimale kwantitatieve criteria te voldoen :
1° databanken uitwerken en bijwerken op 6 informatiegebieden;
2° zorgen voor de opvang van jongeren gedurende ten minste 20 uren per week, verdeeld over ten minste 4 dagen.
§ 4. De Regering rangschikt de vereniging in niveau I.C.J.1, indien haar actieplan omstandig is en tot doel heeft aan de volgende minimale kwantitatieve criteria te voldoen :
1° databanken uitwerken en bijwerken op 7 informatiegebieden;
2° zorgen voor de opvang van jongeren gedurende ten minste 25 uren per week, verdeeld over ten minste 5 dagen.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepaling.
Art.15.[1 § 1. De verenigingen worden van rechtswege in het laagste niveau van hun hoofdstelsel gerangschikt, voor zover ze aan de daaraan verbonden voorwaarden voldoen. Er kan een niveauopklimming alleen binnen de perken van de beschikbare kredieten geschieden, enkel één keer gedurende de vier jaren waarop het actieplan betrekking heeft en uitsluitend naar het onmiddellijk hogere niveau. Als de beschikbare kredieten onvoldoende zijn, is artikel 1, § 3, van overeenkomstige toepassing.]1
[1 § 2. De rangschikking in een hoofdstelsel geldt voor een onbepaalde tijd. Om zijn rangschikkingsniveau te behouden, moeten het jeugdhuis, het ontmoetings- en huisvestingscentrum, het informatiecentrum voor jongeren de kwantitatieve criteria en de kwalitatieve criteria van hun actieplan in acht nemen.
De Regering evalueert regelmatig het actieplan (ten minste om de vier jaar op het einde van de termijn van het actieplan) door middel van een door haar vast te stellen evaluatierooster, na advies van de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra, volgens de kwantitatieve criteria vastgesteld in de artikelen 10 tot 14, en de kwaliteit van de uitgeoefende activiteiten en opdrachten. De kwaliteit van de uitgeoefende activiteiten en opdrachten wordt bepaald op grond van de regels en definities bedoeld in de artikelen 1, § 1, 4° en 5°, en 10 tot 14, en van de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen vastgelegd in het actieplan.]1
[1 § 3.]1 (Een van de leden van de animatieploeg is een gekwalificeerd animator-coördinator erkend door de subcommissie kwalificatie bedoeld bij de artikelen 37 tot 39. In afwijking daarvan, kan een vereniging ertoe gemachtigd worden, [2 oor een maximale duur van twee jaar]2, zich te laten bijstaan door een collegiaal team waarvan een lid het ambt gekwalificeerd animator-coördinator waarneemt, erkend door de subcommissie kwalificatie bedoeld bij de artikelen 37 tot 39. Deze afwijking kan enkel toegestaan worden op de aanvraag van de vereniging en op eensluidend advies van de adviescommissie voor jeugdhuizen en Bcentra. Het aantal verenigingen die deze afwijking genieten, mag in geen geval 20 % overschrijden van het geheel aantal verenigingen waarvoor een actieplan erkend zal worden. De commissie draagt de kandidaatstelling voor van de verenigingen die deze afwijking wensen te genieten en bepaalt, indien nodig, een voorrangsorde volgens door haar opgelegde criteria.
[2 Voor verenigingen die vóór 30 december 2022 de afwijking bedoeld in het eerste lid hebben verkregen, gaat de termijn van twee jaar in op 01 januari 2023.
De Regering stelt de minimumkwalificaties vast die nodig zijn om de functie van bekwaam coördinator-animator bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen.]2
[1 De vereniging]1 die de afwijking bedoeld in artikel 1, [1 § 1, 8°]1, geniet, kan enkel in niveau J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 [1 gerangschikt]1 worden.) <DFG 2004-03-03/45, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[1 § 4. De Regering kan een afwijking toestaan betreffende het aantal opvanguren gedurende een bepaalde periode van niet meer dan tien maanden, om de vereniging in staat te stellen het hoofd te bieden aan uitzonderlijke toestanden die de opvang onmogelijk maken.
De Regering deelt de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra de lijst van de verenigingen die recht hebben op de afwijking, mee, alsook de redenen waarom die afwijking wordt toegestaan.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2023-11-09/19, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen.
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden voor de toelating tot een bijzonder stelsel.]1
----------
(1)
Art.16. [1 § 1. Toegelaten wordt tot het bijzonder stelsel " sociocultureel gelijkekansenbeleid ", het jeugdhuis dat, in zijn actieplan, volgens de hieronder vermelde voorwaarden, een programma van specifieke acties opmaakt en uitvoert, ten aanzien van de jongeren wier economische, sociale of culturele omstandigheden minder gunstig zijn.
De specifieke acties worden bepaald volgens paragraaf 2 van dit artikel en gebaseerd op een aangepaste pedagogische benadering die rekening houdt met de maatschappelijke, economische en culturele realiteit van het actiegebied van het jeugdhuis en van zijn potentieel publiek.]1
[1 § 2. Op voorstel van de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra, geformuleerd na raadpleging van de Subcommissie voor het gelijkekansenbeleid bedoeld in de artikelen 40 en 41, bepaalt de Regering welke elementen vervat moeten zijn in het programma en kenmerkt de sociale problematiek alsook de sociaal-economische en culturele context van de jongeren waarop het bijzonder stelsel betrekking heeft.]1
De programmeringselementen gaan [1 ...]1 over :
1° de realisatie van socioculturele activiteiten gebaseerd op actieve pedagogieën dewelke de socioculturele ontplooiing van de doelgroep bevorderen;
2° de koppeling van de culturele actie aan de andere bijzondere dienstverleningen;
3° de totstandkoming, op eigen initiatief of in partnerschapsverband, van gemeenschappelijke acties ter bevordering van de maatschappelijke veranderingen en de valorisatie van de doelgroep;
4° een analyse van het interventiemilieu, rekening houdend met de jongeren en hun leefomgeving, door meer rekening te houdend met hun vragen en noden ten aanzien van het jeugdhuis;
5° de realisatie van een socioculturele activiteit die kan worden aangevuld met een interculturele dynamiek en acties ten behoeve van de jongsten.
De elementen die in aanmerking worden genomen om de sociale, economische en culturele context van de kansarme jongeren die het jeugdhuis bezoeken, te omschrijven zijn :
1° de schoolplicht;
2° het familiaal milieu;
3° de woonomstandigheden;
4° de sociaal-economische omstandigheden van de jongeren;
5° de kenmerken van het interventiegebied;
6° de noden en behoeften van het publiek.
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.17. [1 § 1. Toegelaten wordt tot het bijzonder stelsel " samenwerking en decentralisatie voor de jongereninformatie ", het informatiecentrum voor jongeren dat, in zijn actieplan, volgens de hieronder vermelde voorwaarden, een programma opmaakt en uitvoert voor samenwerking met associatieve partners en, in voorkomend geval, met publieke of parapublieke partners die in zijn actiegebied gevestigd zijn, om zijn acties en dienstverleningen te decentraliseren en met die partners methoden en acties te ontwikkelen om jongeren te helpen toegang tot informatie te krijgen en die informatie in te winnen.
§ 2. De programmatie moet tot doel hebben permanente activiteiten voor informatie van jongeren te organiseren, over de periode van het vierjarenplan gespreid, en het grootste aantal jongeren van het actiegebied van het informatiecentrum te bereiken.
Het bepaalt de prioritaire doelstellingen van het informatiecentrum en de middelen die aan te wenden zijn om die te verwezenlijken.
§ 3. Het informatiecentrum voor jongeren moet samenwerken met minstens twee partners en bij voorrang met verenigingen die ofwel als jeugdhuis, ofwel als ontmoetings- en huisvestingscentrum worden erkend, in zijn actiegebied.
§ 4. De samenwerking moet worden vastgelegd in samenwerkingsovereenkomsten waarin de rollen en taken van elke partner, en, in voorkomend geval, de door sommige partners geleverde financiële middelen worden bepaald. Ze moet door concrete acties en een concrete medewerking worden uitgevoerd.
Het informatiecentrum coördineert de samenwerking.
§ 5. Het informatiecentrum moet de associatieve partners, die als jeugdhuis of als ontmoetings- en huisvestingscentrum worden erkend, de informatiedragers op de in artikel 14, § 1, derde lid bedoelde informatiegebieden gratis meedelen, behalve als ze een subsidie genieten van een andere overheid dan de Franse Gemeenschap om er de kosten van te dekken.
§ 6. Op voorstel van de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra, geformuleerd op advies van de subcommissie voor overleg over jongereninformatie.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.18. [1 § 1. Toegelaten wordt tot het bijzonder stelsel " decentralisatie ", het jeugdhuis of het ontmoetings- en huisvestingscentrum dat, in zijn actieplan, volgens de hieronder vermelde voorwaarden, een programma opmaakt en uitvoert voor acties of dienstverlening aan jongeren of jongerengroepen waarvan de toegang tot zijn activiteiten wordt belemmerd ofwel door geografische perken ofwel door de culturele of sociologische gegevens in verband met de vestigingsomgeving.
De programmatie heeft betrekking op minstens de problematiek van de verblijfplaats van de jongeren in wijken of delen van gemeenten die verschillend zijn van de plaats waar het jeugdhuis of het ontmoetings- en huisvestingscentrum gevestigd is.
Ze bepaalt de prioritaire doelstellingen die het jeugdhuis of het ontmoetingscentrum voor zichzelf vaststelt en de middelen die aan te wenden zijn om die te verwezenlijken.
§ 2. De Regering stelt de nadere inlichtingen die in de programmatie moeten voorkomen en de kenmerken van de bedoelde jongeren vast, op de voordracht van de adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 18bis. [1 § 1. Toegelaten wordt tot het bijzonder stelsel " permanente hulpverlening voor de uitdrukking en de creatie van jongeren ", het jeugdhuis of het ontmoetings- en huisvestingscentrum dat, in het kader van zijn actieplan, volgens de hieronder vermelde voorwaarden, een programma van acties opmaakt en uitvoert tot ondersteuning en ontwikkeling van de uitdrukkings- en creatiecapaciteiten van jongeren door de aanwending van één of meer lichamelijke, artistieke en socioculturele communicatie- of uitdrukkingswijzen. De programmatie moet initiatie- en vervolmakingsacties tot doel hebben en steun verlenen voor de productie van realisaties en de verspreiding hiervan buiten het centrum.
De acties bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf :
1° moeten de bevordering van de jongeren beogen in verband met de gekozen technieken, hun integratie in een net met andere jongeren, hun contactopname met externe netwerken met als doel de waardering en de bekendmaking van hun verwezenlijkingen;
2° mogen niet beperkt worden tot de overeenkomstig dit decreet gewoonlijk door het centrum geprogrammeerde werkactiviteiten;
3° moeten open staan voor het publiek van het centrum en voor een publiek buiten het centrum, ofwel afkomstig van hun actiegebied, ofwel van het gewest waarin het centrum gelegen is, ofwel van de Franse Gemeenschap.
§ 2. De Regering bepaalt de nadere inlichtingen die in de programmatie moeten voorkomen, op de voordracht van de adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Afdeling 2. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen]1
----------
(1)
Art.19. [1 Gedurende de uitvoering van een vierjarenactieplan, kunnen een jeugdhuis, een ontmoetings- en huisvestingscentrum en een informatiecentrum alleen tot één enkel stelsel bedoeld in de artikelen 16 tot 18bis worden toegelaten en kunnen alleen aanspraak maken op het genot van één enkele subsidie bedoeld in artikel 44, § 1, eerste lid, 2°.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
HOOFDSTUK III.
Art.20. [1 § 1. Tot een bijzonder stelsel kunnen alleen worden toegelaten, de verenigingen die gedurende de vier jaren voorafgaand aan de indiening van de toelatingsaanvraag reeds erkend zijn.
Een toelating tot een bijzonder stelsel kan alleen binnen de perken van de beschikbare kredieten geschieden. Als de beschikbare kredieten onvoldoend zijn, is artikel 1, § 3, van overeenkomstige toepassing.
§ 2. De toelating tot één van de bijzondere stelsels geldt voor een onbepaalde duur.
Om zijn toelating tot een bijzonder stelsel te behouden, moeten het jeugdhuis, het ontmoetings- en huisvestingscentrum en het informatiecentrum voor jongeren voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 16 tot 18bis en aan de kwalitatieve aspecten van de programmatie bedoeld in die artikelen.
Voor de evaluatie van de kwalitatieve aspecten van de programmatie, stelt de Regering, na advies van de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra, de evaluatieroosters vast die evaluatiecriteria bepalen. Die criteria hebben betrekking :
a) voor de programmatie betreffende het stelsel " sociocultureel gelijke-kansenbeleid ", op de analyse van de vestigingsomgeving, op de werkmethode, op de aangewende actieve pedagogische methoden, de specifieke acties en de prioritaire doelstellingen, het opnemen van de hoofdlijnen van het programma in het actieplan;
b) voor de programmatie betreffende het stelsel " samenwerking en decentralisatie voor de jongereninformatie ", op de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen, de ontwikkelde specifieke animatie- of dienstverleningsacties, op de samenwerkingsverbanden die met partners worden ontwikkeld, op de banden tussen de acties van het programma en de actie van het centrum, op het publiek waarop de programmatie doelt;
c) voor de programmatie betreffende het stelsel " decentralisatie ", op de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen, de ontwikkelde specifieke animatie- of dienstverleningsacties, de beoogde medewerkings- of partnerschapsverbanden, op de banden tussen de acties van het programma en de actie van het centrum;
d) voor de programmatie betreffende het stelsel " permanente hulpverlening voor de uitdrukking en de creatie van jongeren ", op het permanent karakter van de gevoerde specifieke actie, op de verwezenlijking van de doelstellingen inzake communicatie of uitdrukking, de pedagogische methoden, de medewerking, het chronologisch overzicht van de specifieke acties die in dat kader werden gevoerd.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
TITEL III. - De commissie en subcommissies.
HOOFDSTUK I. - De adviescommissie voor de jeugdhuizen en centra.
Art.21. Er wordt bij de Franse Gemeenschapsregering een adviescommissie van de jeugdhuizen en centra opgericht, hierna de commissie genoemd.
[1 Onverminderd de andere bepalingen van dit decreet heeft de commissie tot doel 1 :
1° [1 adviezen te verstrekken :
a) over de aanvragen om erkenning, de aanvragen om toelating tot een bijzonder stelsel, de aanvragen om verandering van niveau in een hoofdstelsel, het kwalificatieprofiel van coördinerend animator;
b) in het kader van de beroepen georganiseerd op grond van dit decreet;
c) in het kader van de procedure voor de schorsing van het recht op subsidiëring, de intrekking van de erkenning, de niveauverlaging in een hoofdstelsel, de uitsluiting uit een bijzonder stelsel;
d) over de aanvragen om facultatieve subsidies die de Regering binnen de perken van de beschikbare kredieten kan toekennen aan de erkende verenigingen met toepassing van dit decreet. Die facultatieve subsidie wordt toegekend voor een actie die op lokaal niveau geschiedt;
e) over de aanvragen om facultatieve subsidies die de Regering, binnen de perken van de beschikbare kredieten, kan toekennen aan de verenigingen waarvan het project gelijk kan worden gesteld met dat van een jeugdhuis of een jeugdcentrum dat in hun actiegebied gevestigd is. Die facultatieve subsidie wordt toegekend voor een actie die zich op lokaal niveau afspeelt.]1
2° [1 Op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering adviezen of voorstellen uitbrengen over :
a) het vaststellen voor één jaar of meer jaren :
- van de toekenning van erkenningen, op grond van de voorrangscriteria bedoeld in artikel 1, § 3;
- de toelatingen tot een bijzonder stelsel;
- de toekenning van de verschillende subsidies bedoeld in de artikelen 44, 46 en 47;
b) de afwijkingen toegestaan in het kader van artikel 15, § 4;
c) de promotie van de erkende verenigingen.]1
3° in overleg met de Conseil de la Jeunesse d'Expression française en volgens de wijze bepaald door de Regering, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of van de Raad van de Franse Gemeenschap, adviezen of voorstellen formuleren met betrekking tot de beleidslijnen die gevolgen hebben voor de jeugd op plaatselijk niveau;
4° zich uit te spreken over de adviezen en voorstellen die worden uitgebracht door de subcommissies voor het socio-cultureel gelijkekansenbeleid en voor het overleg over de jongereninformatie;
5° de follow-up van deze adviezen en voorstellen verzorgen en coördineren. De adviezen van de subcommissies worden systematisch gevoegd bij de adviezen van de commissie.
6° [1 ...]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.22.De commissie bestaat uit :
1° de leden, die er in zetelen en stemgerechtigd zijn, als volgt verdeeld :
a) [2 twee vertegenwoordigers van de adviescommissie van de jeugdorganisaties en één vertegenwoordiger van de Jeugdraad van de Franse Gemeenschap]2;
b) drie leden aangeduid door de Regering op basis van hun bevoegdheid in jeugdzaken;
c) twee leden per erkende vereniging waarvan de meerderheid van de ledenverenigingen erkend is als jeugdhuis;
d) een lid per erkende vereniging waarvan de meerderheid van de ledenverenigingen erkend is als ontmoetings- of accommodatiecentrum of als jongeren informatiecentrum;
e) acht leden verdeeld onder de federaties naar rato van het aantal erkende jeugdhuizen, ontmoetings- en accommodatiecentra en jongeren informatiecentra waartoe zij respectievelijk behoren;
(f) een vertegenwoordiger van iedere Franstalige provincie en een vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse hoofdstedelijk Gewest, respectief aangewezen door iedere [1 Provinciaal College]1 of het College van de Franse Gemeenschapscommissie.) <DFG 2004-03-03/45, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
2° de leden met raadgevende stem, namelijk :
a) (...) <DFG 2004-03-03/45, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
b) drie vertegenwoordigers van het bestuur, voorgedragen door deze laatste en aangeduid door de Regering. Zij staan in voor het secretariaat.
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2013-07-04/29, art. 29, 009; Inwerkingtreding : 12-08-2013>
Art.23. De leden van de commissie worden door de Regering aangeduid op voordracht van de in artikel 22 bedoelde organen of instanties.
Art.24. Voor ieder werkend lid stelt de Regering, onder dezelfde voorwaarden, een plaatsvervanger aan.
De plaatsvervanger neemt deel aan de werkzaamheden van de commissie in afwezigheid van het werkend lid en is stemgerechtigd. Hij ontvangt ambtshalve, ter informatie, iedere oproeping of ieder document gericht aan alle werkende leden.
Art.25. De commissie vergadert minstens een maal per kwartaal en daarnaast op verzoek van de Regering of minstens een vijfde van de leden van de commissie.
Er kan bij de in artikel 21, tweede lid, bedoelde adviezen en voorstellen een minderheidsnota gevoegd worden. Het huishoudelijk reglement bepaalt de voorwaarden voor het opstellen van een dergelijke minderheidsnota. Deze mag in geen geval meer tekens bevatten dan de meerheidstekst.
De commissie heeft drie maand de tijd, vanaf de ontvangst van het verzoek, om de door de Regering of de Raad van de Franse Gemeenschap gevraagde adviezen of voorstellen te formuleren. Deze bepaling is niet van toepassing op de in artikelen 9, [1 ...]1 en 37, vierde lid, bedoelde materies.
Indien de commissie vergadert met minder dan 1/3 van haar leden, dienen de aangenomen adviezen en voorstellen opnieuw gestemd worden als, binnen de acht werkdagen na de verzending van de notulen van de zitting, 5 leden van de commissie die tijdens de eerste vergadering voorafgaandelijk waren verontschuldigd, hierom verzoeken. De tweede stembeurt is definitief ongeacht het aantal aanwezige leden in de zitting.
De commissie neemt, bij 3/4 meerderheid van de aanwezige leden, een huishoudelijk reglement aan dat zij ter goedkeuring aan de Regering voorlegt. Dit reglement bevat tevens de regels inzake de werking van de subcommissies.
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.26. De commissie kiest, door en onder haar stemgerechtigde leden, een voorzitter die :
1° de activiteiten van de commissie plant en de commissie samenroept;
2° instaat voor de vertegenwoordiging van de commissie naar buiten toe;
3° toeziet op de toepassing van de beslissingen van de commissie;
4° tussen twee vergaderingen in, elke nuttige maatregel treft voor de algemene opdrachten en doelstellingen van de commissie.
Art.27. De commissie mag werkgroepen oprichten en bepaalt hiervan de opdracht en samenstelling. Deze worden voorgezeten door een lid van de commissie dat door haar wordt aangeduid.
Art.28. Bij de vernieuwing van de mandaten maakt de commissie een activiteitenverslag op voor de Regering, de Raad en de in het raam van dit decreet erkende verenigingen.
Art.29. De Regering installeert de commissie binnen de vier maanden na de inwerkingtreding van het decreet.
Art.30. Om lid te worden van de commissie moet men afgevaardigd zijn door de instantie die het recht heeft om krachtens artikel 22 te worden vertegenwoordigd.
Het mandaat van de werkende en plaatsvervangende leden duurt 4 jaar; dit mandaat is hernieuwbaar.
Art.31. § 1. Het mandaat van de werkende leden verstrijkt :
1° op de vervaldag na 4 jaar;
2° bij vrijwillig ontslag of bij overlijden;
3° bij terugtrekking betekend bij het secretariaat van de commissie op initiatief van de instantie waarvan het lid de mandataris is;
4° [1 door de intrekking van de erkenning]1 van een vertegenwoordigde federatie die krachtens artikel 22 het recht had er te worden vertegenwoordigd;
5° door verlies van het recht om te zetelen in de commissie. Dit verlies is het gevolg van de voorafgaandelijk onverantwoorde afwezigheid van het werkend of plaatsvervangend lid tijdens drie opeenvolgende vergaderingen of tijdens de helft van de jaarlijkse zittingen. Dit recht kan worden herwonnen op verzoek van de betrokken instantie en na beslissing van de commissie.
§ 2. Er wordt voorzien in de vervanging van het werkend of plaatsvervangend lid volgens de in artikel 24 bedoelde procedure.
De aldus te beurt gevallen mandaten van de werkende of plaatsvervangende leden zijn slechts geldig voor de resterende periode van de gewone looptijd van vier jaren.
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.32. De commissie neemt haar beslissingen bij gewone meerderheid van de door de aanwezige leden uitgebrachte stemmen, voorzover 1/3 van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn.
Art.33. De commissie kan tijdens haar werkzaamheden personen uitnodigen wier aanwezigheid haar nuttig lijkt om de agendapunten te onderzoeken. Deze personen zijn niet stemgerechtigd.
Art.34. De Regering verleent de commissie werkingsmiddelen of personeel.
Zij geeft haar de door haar nuttig geachte bijstand en informatie. Zij belast meer in het bijzonder de dienst jeugdzaken met het secretariaat en de betrekkingen met de betrokken besturen en met de verzending van de notulen van de commissievergaderingen naar de Regering.
Art.35. De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder de commissieleden en de adviesverlenende personen waarop deze beroep doet, presentiegelden en verplaatsingsvergoedingen.
HOOFDSTUK II. - De subcommissies.
Art.36. Artikelen 24, 29 en 35 zijn mutatis mutandis van toepassing op de in artikelen 37 tot 43 bedoelde subcommissies.
Afdeling 1. - De subcommissie kwalificatie.
Art.37. Er wordt, in de schoot van de commissie, een subcommissie kwalificatie opgericht, hierna de subcommissie genoemd, met als opdracht :
1° de competentie van de kandidaten voor de functie gekwalificeerd animator-coördinator erkennen;
2° op eigen initiatief of op verzoek van de Regering adviezen uitbrengen betreffende de bekwaamheidsprofielen voor de bepaling van de functie gekwalificeerd animator-coördinator;
3° op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, adviezen verstrekken over de opleidingen die recht kunnen geven op een kwalificatie-erkenning.
De subcommissie bepaalt de kwalificatiecriteria, de bekwaamheidsprofielen en de vereiste opleidingen die recht geven op een kwalificatie-erkenning, legt deze, na akkoord van de adviescommissie voor de jeugdhuizen en centra, ter goedkeuring voor aan de Regering. De kwalificatie is van het type 1 wanneer de kandidaat geheel voldoet aan het profiel. De kwalificatie is van het type 2 wanneer de kandidaat voldoet aan een deel van het profiel.
De subcommissie kan volgende beslissingen nemen :
1° beslissing tot kwalificatie van het type 1 en 2;
2° beslissing tot niet-kwalificatie, met toekenning van een termijn om deze kwalificatie te verkrijgen;
3° beslissing tot niet-kwalificatie.
Na advies van de adviescommissie voor jeugdhuizen en centra legt de Regering de procedures vast inzake de beroepen tegen de in het derde lid bedoelde beslissingen, dewelke minstens voorzien in :
1° de mogelijkheid voor de vereniging om een beroep in te dienen;
2° de vormen en termijnen waarbij dit moet worden gedaan;
3° de raadgevende bevoegdheid van de adviescommissie voor de jeugdhuizen en centra inzake beroepszaken;
4° de mogelijkheid voor de vereniging om te worden gehoord tijdens een beroepsprocedure;
5° de vormen en termijnen volgens dewelke de beslissingen moeten worden genomen.
Art.38. [1 Binnen een termmijn van 18 maanden vanaf de datum van de erkenning van de vereniging of de aanwerving of de aanstelling van de animator-coördinator, als dit gebeurt na de erkenning van de vereniging,]1, moet zij een aanvraag om erkenning van de kwalificatie van haar animator-coördinator indienen bij de in artikel 37 bedoelde subcommissie kwalificatie.
Indien de vereniging deze aanvraag niet indient binnen de toegekende termijnen, wordt (een procedure tot intrekking van de erkenning [1 ...]1) opgestart tegen haar. <DFG 2004-03-03/45, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[1 Indien een beslissing tot niet-kwalificatie van de animator wordt genomen zonder dat een termijn wordt toegekend met toepassing van artikel 37, derde lid, 3° moet de vereniging binnen de 6 maanden de animator vervangen. Indien de betrokken animator wordt ontslagen en de duur van zijn opzegtermijn langer is dan 6 maanden, wordt hij uiterlijk één maand na het einde van de opzegtermijn vervangen. Als de vervanging niet binnen de gestelde termijn geschiedt, wordt een procedure tot intrekking van de erkenning opgestart.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.39. De subcommissie is paritair samengesteld uit :
1° een vertegenwoordiger van iedere erkende federatie en overigens lid van de adviescommissie voor de jeugdhuizen en centra;
2° vertegenwoordigers van het bestuur, bij voorkeur leden van de adviescommissie voor de jeugdhuizen en centra.
De leden zijn allen stemgerechtigd.
Afdeling 2. - De subcommissie socio-cultureel gelijkekansenbeleid.
Art.40. Er wordt, in de schoot van de commissie, een subcommissie socio-cultureel gelijkekansenbeleid opgericht, hierna de subcommissie genoemd, met als opdracht :
1° de verzoeken om advies vanwege de commissie in het raam van deze bijzondere bepaling beantwoorden;
2°aanzetten tot bezinning, voorstellen laten formuleren en projecten doen uitwerken door de jeugdhuizen die van deze bepaling genieten;
3° een advies voorbereiden over het vierjarenactieplan van iedere instelling die een bijkomstig actieplan indient, zoals voorzien in artikel 16.
Art.41. De subcommissie is samengesteld uit :
1° twee vertegenwoordigers van iedere erkende federatie, waarvan de meerderheid van de aangesloten verenigingen erkend zijn als jeugdhuizen, en leden van de adviescommissie voor jeugdhuizen en centra;
2° twee vertegenwoordigers van het bestuur waarvan minstens één lid van de adviescommissie voor jeugdhuizen en centra.
De leden die de federaties vertegenwoordigen, zijn stemgerechtigd; deze die het bestuur vertegenwoordigen hebben een raadgevende stem.
Afdeling 3. - De subcommissie voor overleg over jongereninformatie.
Art.42. Er wordt, in de schoot van de commissie, een subcommissie voor overleg over jongereninformatie opgericht, hierna de subcommissie genoemd, met als opdracht op eigen initiatief of op verzoek adviezen uit te brengen bij de adviescommissie voor jeugdhuizen en centra aangaande ieder onderwerp dat verband houdt met de voorlichting van de jongeren van de Franse Gemeenschap, het beleid en de evolutie ter zake.
Art.43.De subcommissie is samengesteld uit :
1° de drie leden van de commissie die de Conseil de la Jeunesse d'Expression française vertegenwoordigen;
2° een vertegenwoordiger :
a) van ieder erkend jongeren informatiecentrum;
b) van iedere erkende federatie, waarvan het merendeel van de leden erkend is als jongeren informatiecentrum, lid van de commissie;
c) iedere jeugdorganisatie of jeugdbeweging erkend in het raam van het [1 decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties]1 en wiens maatschappelijk hoofddoel bestaat in de voorlichting van de jongeren;
3° twee vertegenwoordigers van het bestuur waarvan minstens één lid van de commissie.
De in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde leden zijn stemgerechtigd; de in 3° bedoelde leden hebben raadgevende stem.
----------
(1)<DFG 2023-11-09/19, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Hoofdstuk III. [1 - Het oriëntatie- en selectiecomité voor de productie, de verspreiding en de kwaliteit van de informatie bestemd voor de jongeren.]1
----------
(1)
Art. 43bis. [1 § 1. Er wordt een oriëntatie- en selectiecomité voor de productie, de verspreiding en de kwaliteit van de informatie bestemd voor de jongeren opgericht.
§ 2. Dit heeft als opdracht :
a) de Regering de algemene prioriteiten inzake informatieverstrekken aan jongeren voorstellen op grond van de voorstellen van de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra, na raadpleging van de Subcommissie voor jongereninformatie;
b) de Regering de criteria voor de selectie van de projecten in het kader van de productie, de verspreiding en de kwaliteit van de informatie, met het oog op de vastlegging ervan door haar, rekening houdend met de algemene prioriteiten bedoeld in punt a), alsook de nadere regels voor de indiening en de selectie van de projecten, voorleggen;
c) elk jaar de te subsidiëren projecten, zoals bedoeld in artikel 44 § 1, 3°, selecteren en aan de Regering voorleggen.
§ 3. Het Comité is samengesteld uit vijftien stemgerechtigde leden die door de Regering voor een vernieuwbare periode van vier jaar worden benoemd, verdeeld als volgt :
a) vijf deskundigen inzake jeugd en informatie, aangesteld op de voordracht van de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra. Die deskundigen kunnen niet afkomstig zijn uit een informatiecentrum voor jongeren, noch uit een federatie van informatiecentra, maar zullen deskundig moeten zijn inzake informatie en beheer van de procedures;
b) vijf afgevaardigden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;
c) vijf deskundigen inzake jeugd en informatie, afkomstig uit de erkende informatiecentra voor jongeren en/of hun federaties en voorgedragen door de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra, op advies van de Overlegsubcommissie voor de jongereninformatie.
§ 4. Het Comité richt elk jaar een activiteitenverslag aan de Regering, aan de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra en aan de Overlegsubcommissie voor de jongereninformatie.
De leiding van de werkzaamheden van het Comité en het secretariaat worden waargenomen door de afgevaardigden van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.
Onverminderd de bepalingen van dit artikel, zijn de artikelen 24, 25, 26, 31, 33 en 35 van overeenkomstige toepassing op het Comité.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2008-05-09/83, art. 36, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
TITEL IV. - De toelagen.
HOOFDSTUK I. - De toelagen aan jeugdhuizen, ontmoetings- en accommodatiecentra en jongeren informatiecentra.
Afdeling 1. - De gewone toelage.
Art.44.<DFG 2004-03-03/45, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. [1 De erkende vereniging]1, geniet, ten belope van de beschikbare begrotingskredieten, een gewone toelage, omvattende :
1° een DEEL I dat bestaat uit :
a) [2 ongeacht het niveau waarin het vierjarenactieplan is erkend, een subsidie voor een permanent voltijds equivalent zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap;]2
b) een forfaitaire tegemoetkoming van minstens 5.580,00 EUR of van minstens 1.860,00 EUR, naargelang de animator-coördinator respectievelijk gekwalificeerd is als type 1 of 2 overeenkomstig artikel 37, tweede lid;
c) indien de vereniging beroep doet op een collegiaal team, zoals bedoeld in artikel 1, [1 § 1, 8°]1, een forfaitaire tegemoetkoming van minstens 4.960,00 EUR voor de onkosten die voortvloeien uit de activiteiten van dit team;
d) een forfaitaire tegemoetkoming, voor de werkingsuitgaven en gekoppeld aan de tenuitvoerlegging van het actieplan, van ten minste :
- 17.360,00 EUR [1 indien de vereniging gerangschikt is]1 in het niveau J.H.1, O.A.C B.1 of J.I.C.1;
- 14.880,00 EUR [1 indien de vereniging gerangschikt is]1 in het niveau J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2;
- 9.920,00 EUR [1 indien de vereniging gerangschikt is]1 in het niveau J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3;
e) desgevallend, een [1 bijkomende werkingstegemoetkoming, die evenredig is aan het volume bijkomend (technisch, administratief en cultureel) personeel dat ze bezoldigt, met uitsluiting van het personeel dat reeds mee wordt gerekend voor de subsidiëring van de vereniging in het kader van het decreet[5 door de woorden " decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties ]5]1. De Regering bepaalt de wijzen en het bedrag van deze tegemoetkoming;
f) [2 [4 desgevallend, een subsidie voor een bijkomend permanent voltijds equivalent, zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap; rekening houdend met het feit dat, in afwijking van artikel 9 van het decreet van 24 oktober 2008, dit tweede permanent equivalent gerangschikt kan zijn in een ander ambt dan deze gebonden aan het maatschappelijk doel, zoals beschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 2003, en zal ten minste op niveau 3 ingeschaald kunnen worden;]4]2
g) [2 desgevallend, een subsidie voor een ander permanent voltijds equivalent zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap;]2
Voor de toekenning van de tegemoetkomingen bedoeld bij de punten e), f) en g), houdt de Regering rekening met de aan iedere vereniging reeds toegekende tewerkstellingssubsidies, buiten de stelsels bedoeld bij de artikelen 16 tot 18bis.
[3 In afwijking van punt f), kan de Regering, na het advies van de adviescommissie voor de jeugdhuizen en -centra te hebben ingewonnen, voorrangcriteria bepalen voor de toekenning van de in punt f) bedoelde tegemoetkoming, rekening houdend met de beschikbare middelen.". Die criteria hebben inzonderheid betrekking op :
- het type erkenning van de vereniging;
- het volume van de arbeidsplaatsen binnen de vereniging;
- de anciënniteit van de erkenning van de vereniging.
Gedurende het jaar 2017, kan de vereniging die voor de eerste keer de in punt f) bedoelde subsidie geniet deze verantwoorden door alle lasten in verband met haar opdrachten zoals bepaald in dit decreet.]3
2° [1 een tweede deel, indien het wordt toegelaten tot één van de bijzondere stelsels, dat bestaat uit :
a) [2 een subsidie voor een permanent halftijds personeelslid zoals bepaald in het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap;]2
b) een vast werkingsbedrag, door de Regering te bepalen;]1
3° [1 In voorkomend geval, een derde deel dat bestaat uit vaste subsidies voor projecten die overeenkomstig artikel 43bis, § 2, c, worden geselecteerd.
Elk productieproject kan worden vernieuwd en gefinancierd door één of meer vaste subsidies.
De Regering bepaalt de bedragen en de nadere regels voor die subsidies, na voorstel van de adviescommissie voor de jongerencentra, geformuleerd op advies van de subcommissie voor jongereninformatie.]1
§ 2. Voor de tegemoetkoming in de personeelskosten bedoeld bij § 1, bepaalt de Regering de waarde van het punt, en die mag niet lager zijn dan 2 541 EUR. Voor de toepassing [1 van § 1, 1° van dit artikel]1, kunnen de tegemoetkomingen de toekenning van puntenfracties met zich meebrengen.
[1 § 3. De betrekkingen bedoeld in het eerste lid, § 1, eerste lid, 1°, a) en b) kunnen tijdelijk onderverdeeld worden in twee halftijdse betrekkingen, als de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002, in acht moet worden genomen.
De vaste kwalificatiebezoldiging blijft volledig verworven, indien de animator-coördinator halftijds presteert. In dit geval is artikel 38 niet van toepassing op de persoon die de coördinator halftijds tijdelijk vervangt.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 37, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2008-10-24/35, art. 37, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(3)<DFG 2017-07-19/15, art. 26, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<DFG 2018-02-22/12, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(5)<DFG 2023-11-09/19, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Art.45.[1 § 1. De bij artikel 44, § 1, 1°, b), c), d), e) vastgestelde bedragen, in voorkomend geval volgens artikel 66bis aangepast, worden jaarlijks geïndexeerd door de waarde van de vaste tegemoetkoming te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de cijfers van de index van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de maand januari van het lopende jaar, gedeeld door het gemiddelde van de cijfers van de index van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de maand januari van het voorafgaande jaar.
Die indexering kan echter niet hoger zijn dan de indexering van de algemene begroting van de oorspronkelijke uitgaven, die betrekking heeft op de uitgaven buiten de last van de schuld.
§ 2. De waarde van het punt " betrekking " wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel 9, § 1, van het decreet van 17 december 2003 betreffende de werkgelegenheid in de sociaal-culturele sectoren en houdende diverse bepalingen.]1
[2 In afwijking van paragraaf 1, worden de bedragen van de subsidies bedoeld bij artikel 44, § 1, 1°, b), c), d) en e), niet geïndexeerd gedurende de burgerlijke jaren 2015 en 2016.]2
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 38, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DFG 2014-12-18/21, art. 58, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Afdeling 2. - De toelagen voor inrichtingen en voorzieningen.
Art.46. [1 De erkende vereniging]1 geniet, ten belope van de beschikbare begrotingskredieten, een tegemoetkoming voor de eerste voorzieningen van (4.960 EUR) die wordt uitbetaald in gelijke schijven : <BFG 2001-11-08/51, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <DFG 2004-03-03/45, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° de eerste schijf tijdens het jaar waarin zij haar jaarlijkse gewone toelage ontvangt;
2° de tweede schijf het daaropvolgend jaar.
Na 10 jaar ononderbroken gewone jaarlijkse toelagen te hebben ontvangen, krijgt de vereniging, iedere 5 jaar, ten belope van de beschikbare begrotingskredieten, een toelage van (1.860 EUR) voor nieuwe voorzieningen. <BFG 2001-11-08/51, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Tijdens het jaar dat de vereniging een toelage krijgt voor de eerste voorzieningen of voor nieuwe voorzieningen, kan zij geen andere toelage krijgen voor inrichtingen of voorzieningen ten laste van de kredieten van de Franse Gemeenschap.
De Regering kan, ieder jaar en binnen de perken van de [1 beschikbare begrotingskredieten]1, de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen aanwenden voor indexen hoger dan 1.
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
HOOFDSTUK II. - De gewone toelage voor de federaties.
Art.47. <DFG 2004-03-03/45, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Jaarlijks geniet de als federatie erkende vereniging, ten belope van de beschikbare begrotingskredieten, een gewone forfaitaire toelage van minstens 4 960,00 EUR. Deze toelage is volledig verschuldigd per kalenderjaar, zelfs als de vereniging pas als federatie erkend wordt tijdens het jaar.
Art. 47bis.<Ingevoegd bij DFG 2004-03-03/45, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2005, behalve als de gesubsidieerde vereniging haar boekhouding voerde voor deze datum overeenkomstig de bij artikel 16 vermelde wetgeving> Iedere vereniging die een toelage geniet in het raam van dit decreet moet een volledige boekhouding [1 aan het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen]1; de boekhouding dient volgens deze beginsels gevoerd te worden vanaf 1 januari van het eerste jaar waarvoor de vereniging de toelagen geniet bedoeld bij artikel 44.
----------
(1)<DFG 2023-11-09/19, art. 13, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
HOOFDSTUK III. - De uitbetaling, rechtvaardiging, beperking en schorsing van de toelagen.
Art.48. [1 Vanaf 1 januari van elk jaar en voor zover de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap vooraf werd aangenomen, betaalt de Regering in één enkele schijf, voor uiterlijk 31 maart, de gewone subsidies bedoeld in de artikelen 44, § 1, 1°, b), c), d) en e), 2°, b) en 47.
Voor de gewone subsidies bedoeld in artikel 44, § 1, eerste lid, 1°, a), f), g), en 2°, a), betaalt de Regering de subsidie in twee schijven. Een eerste schijf die gelijk is aan 85 % van de gewone subsidie wordt voor uiterlijk 31 maart uitbetaald. De tweede schijf, dit is 15 % van de gewone subsidie, wordt ten vroegste op 1 april uitbetaald en uiterlijk binnen de drie maanden na de voorlegging door de vereniging van de opgave van haar loonlasten van het voorafgaande jaar waarvoor een gewone subsidie werd toegekend.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.49.<DFG 2004-03-03/45, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005, behalve als de gesubsidieerde vereniging haar boekhouding voerde voor deze datum overeenkomstig de bij artikel 16 vermelde wetgeving> De gewone toelage toegekend voor een jaar heeft betrekking op eenzelfde kalenderjaar. Deze toelage wordt verantwoord door de lasten die voor dat kalenderjaar in aanmerking komen. Om in aanmerking genomen te mogen worden, dienen de lasten het voorwerp uit te maken van een boekhoudkundige vastlegging gedurende datzelfde kalenderjaar.
[4 De vereniging is ertoe gehouden tegen 30 juni ten laatste aan de Regering haar jaarrekeningen mede te delen, onder voorbehoud van onderzoek door een verificateur van de rekeningen of de commissaris bedoeld in artikel 3.47, § 6, van het Wetboek van Vennootschappen en Vennootschappen, goedgekeurd door haar algemene vergadering en die betrekking hebben op het voorgaande kalenderjaar.
De Regering bepaalt de bewijsdocumenten en de praktische nadere regels volgens welke deze documenten door de verenigingen worden bezorgd]4.
De lasten die in de resultatenrekening opgenomen zijn en de andere lasten dan deze die betrekking hebben op de loonlasten die gedekt worden door andere toelagen gelden als verantwoording van de forfaitaire toelagen bedoeld bij [2 de artikelen 44, § 1, 1°, b), c), d), en e), 2°, b), en 47]2.
[3 Het bedrag, de nadere regels voor de toekenning, de uitbetaling en de verantwoording van de subsidies bedoeld bij artikel 44, § 1, eerste lid, 1°, a), f), g) en 2° a) worden door het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, bepaald.]3
Worden beschouwd als uitgaven die de toelagen bedoeld bij artikel 46, 1 en 2 leden verantwoorden : de investeringen van de vereniging in verband met het aanschaffen van meubilair, bureaumateriaal en didactisch materiaal met uitsluiting van elke uitgave met betrekking tot verbruiksmateriaal.
[1 De Regering bepaalt, in voorkomend geval, voor de gegevens in verband met de opdrachten die het voorwerp van een verkiezing uitmaken, de gegevens uit de geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling die werd opgericht binnen het secretariaat-generaal en bepaald wordt door het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap. De overzending en het gebruik van die gegevens geschieden met inachtneming van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en van de besluiten ter uitvoering ervan alsook van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de besluiten ter uitvoering ervan.]1
----------
(1)<DFG 2007-10-19/49, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2009>
(2)<DFG 2008-05-09/83, art. 42, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(3)<DFG 2008-10-24/35, art. 38, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(4)<DFG 2023-11-09/19, art. 14, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Art.50. <DFG 2004-03-03/45, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De vereniging is ertoe gehouden om gedurende vijf jaar, vanaf de 1ste januari van het jaar dat volgt op het jaar van de toekenning van de toelagen, alle boekhoudkundige documenten die het gebruik van de toegekende toelagen verantwoorden bij te houden en deze ter beschikking te stellen in geval van controle, overeenkomstig de algemene bepalingen die van toepassing zijn op de begrotingen, het toezicht op de toelagen en de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook de inrichting van het toezicht van het Rekenhof.
Art.50/1. [1 § 1. Het bestuursorgaan van de vereniging zet een intern proces op van dubbele validatie en controle van de uitgaven. Deze dubbele validatie en deze controle van de uitgaven kunnen a priori en/of a posteriori worden uitgevoerd.
De vereniging zendt jaarlijks een beschrijving door van het interne proces van dubbele validatie en controle van de uitgaven in het kader van de verzending van de jaarrekening, zoals bedoeld in artikel 49, tweede lid.
§ 2. Het interne proces van dubbele validatie en controle van uitgaven, ontwikkeld door het bestuursorgaan, bepaalt de persoon of personen die verantwoordelijk zijn voor de fasen rond de vastlegging van een uitgave, namelijk de beslissing, validatie, betaling en boekingen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2023-11-09/19, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-05-2024>
Art.51. [1 De Regering trekt de erkenning in, als ze vaststelt dat één of meer erkenningsvoorwaarden niet vervuld zijn.
Alvorens de procedure voor de intrekking toe te passen en volgens de door haar nader te bepalen regels na advies van de Adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra, kan de Regering het recht op de vaste werkingssubsidie bedoeld in artikel 44, § 1, eerste lid, 1°, d) schorsen voor een niet-vernieuwbare maximumperiode van één jaar. Op het einde van die periode, wordt de procedure voor de intrekking van de erkenning ingezet als de erkenningsvoorwaarden nog altijd niet vervuld zijn.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 43, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.52. [1 § 1. De vereniging waarvan de erkenning ingetrokken wordt of waarvan de toelating tot een bijzonder stelsel eindigt, geniet de gewone subsidies bedoeld in artikel 44 prorata temporis voor de periode die loopt van 1 januari van dat jaar tot de datum met ingang waarvan de intrekking van de erkenning uitwerking heeft ".
De Regering kent eveneens, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, een buitengewone subsidie toe, berekend op grond van artikel 44, die een periode van zes maanden dekt, met ingang van de datum waarop de erkenning wordt ingetrokken of waarop de toelating tot een bijzonder stelsel eindigt. Die buitengewone subsidie dekt de werkings- en personeelslasten. Die buitengewone subsidie wordt verantwoord overeenkomstig de artikelen 49 en 50.
§ 2. Als een erkende vereniging in vereffening wordt gesteld, komen de subsidies overeenkomstig § 1 die vereniging toe, voor zover de vereniging een vereffenaar heeft aangesteld die zich ertoe verbindt dat de gestorte subsidies uitsluitend worden aangewend voor het dekken van lasten die in aanmerking komen krachtens dit decreet.]1
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 44, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 52bis. § 1. De Regering zorgt via haar diensten voor de jaarlijkse bekendmaking van een verslag met betrekking tot de bedragen toegekend krachtens dit decreet en aan de begunstigden van deze bedragen.
§ 2. De Regering gaat over tot een evaluatie van dit decreet om de vijf jaar vanaf zijn inwerkingtreding.
De Regering kent aan het Observatoire de l'Enfance, de la Jeunesse et de l'Aide à la Jeunesse de opdracht om dit evaluatieproces te sturen, in samenwerking met de Adviescommissie voor jeugdhuizen en -centra. De nadere regels voor deze evaluatie worden door de Regering bepaald.
Deze evaluatie wordt door de Regering aan het Parlement van de Franse Gemeenschap medegedeeld binnen een termijn van zes maanden vanaf het verstrijken van de termijn van vijf jaar bedoeld bij lid 1.
Via haar diensten, zorgt de Regering voor de bekendmaking van deze evaluatie.
TITEL V. - Bescherming van de benamingen.
Art.53. (Ingetrokken) <BFG 2002-06-27/38, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(NOTA : de woorden " de erkende verenigingen en de verenigingen die een aanvraag hebben ingediend die nog niet is behandeld " worden vervangen door de woorden " de erkende verenigingen " bij <DFG 2008-05-09/83, art. 45, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>; zie archief versie 002)
TITEL VI. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Opheffingsbepalingen.
Art.54. Worden opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 1 augustus 1979, bij besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 27 maart 1985 en bij de besluiten van de Franse Gemeenschapsregering van 2 juni 1995 en 14 oktober 1997;
2° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 april 1984 tot bepaling van de nadere regelen van de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;
3° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 maart 1987 betreffende nadere regelen van de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, gewijzigd bij besluit van 11 juli 1989;
4° het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 2 juni 1995 betreffende de nadere regelen voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;
5° het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 2 juni 1995 betreffende de nadere regelen voor de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;
6° het ministerieel besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden waaronder de hoedanigheid van jeugdhuis kan toegekend worden aan sommige instellingen met specifiek karakter, gewijzigd door het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 2 juni 1995.
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen.
Afdeling 1. - [1 Erkenningen en wijziging van rangschikking in de hoofdstelsels.]1
----------
(1)
Art.55. <DFG 2004-03-03/45, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De verenigingen die vroeger erkend werden in het raam van de hierna vermelde wetgeving :
1° het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1979, bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 maart 1985 en bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995 en 14 oktober 1997;
2° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 april 1984 tot vaststelling van de nadere regelen voor de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;
3° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 maart 1987 betreffende de nadere regels voor de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, gewijzigd bij het besluit van 11 juli 1989;
4° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995 betreffende de nadere regels voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;
5° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995 betreffende de nadere regels voor de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;
6° het ministerieel besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden waaronder de hoedanigheid van jeugdtehuis kan toegekend worden aan sommige instellingen met specifiek karakter, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995;
genieten een uitzonderlijke toelage die overeenstemt met de periode gaande van 1 juli 2000 tot 31 december 2000. De vereffening van deze uitzonderlijke toelage zal geschieden naast de bij artikel 44 bedoelde toelage, als volgt :
- 5 % van de uitzonderlijke toelage vereffend ten laatste tegen 30 juni 2004;
- 39 % van de uitzonderlijke toelage vereffend ten laatste tegen 30 juni 2005;
- 39 % van de uitzonderlijke toelage vereffend ten laatste tegen 30 juni 2006;
- 17 % van de uitzonderlijke toelage vereffende ten laatste tegen 30 juni 2007.
§ 2. De bij § 1 bedoelde uitzonderlijke toelage wordt als volgt bepaald :
1° een eerste schijf bestaande uit :
a) [1 ongeacht haar niveau in een hoofdstelsel]1 een tegemoetkoming in de personeelskosten waarbij, ten belope van 9.916 EUR, 85 % van de uitgaven inzake bezoldigingen betaald door de vereniging ten gunste van zijn animator-coördinator;
b) een aanvullende forfaitaire tegemoetkoming waarbij de bezoldiging gedekt wordt van de animator-coördinator voor een bedrag van 2.790 EUR of van 930 EUR naargelang hij respectief een kwalificatie van type 1 of 2 heeft overeenkomstig artikel 37, 2e lid;
c) indien de vereniging een beroep doet op een collegiaal team waarvan een lid, met voltijdse betrekking, gekwalificeerd animator B coördinator is, erkend door de kwalificatiesubcommissie bedoeld bij de artikelen 37 tot 39, een forfaitaire tegemoetkoming van 2.480 EUR om de kosten te dekken in verband met de activiteiten van dit team;
d) een forfaitaire tegemoetkoming, ter dekking van werkingsuitgaven van minstens :
- 7.440 EUR voor de vereniging erkend in categorie A in het raam van koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;
- 6.200 EUR voor de vereniging erkend in categorie B in het raam van koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;
- 3.720 EUR voor de vereniging erkend in categorie C in het raam van koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;
2° een DEEL II indien, voor de inwerkingtreding van dit decreet, de vereniging erkend werd in het raam van het stelsel bepaald bij het ministerieel besluit van 25 oktober 1971 bedoeld bij § 1, 6°. Het bedrag van dit DEEL II is op 4.958 EUR bepaald.
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 47, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 55bis. <Ingevoegd bij DFG 2004-03-03/45, art. 23; Inwerkingtreding : 01-01-2000> Voor de verenigingen erkend in het raam van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen voor de inwerkingtreding van het decreet en die erkend zijn in het kader van dit decreet, wordt de overgang tussen de twee subsidiërings- en verantwoordingsystemen als volgt geregeld :
1. de toelage verkregen in 2000 op basis van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 en van het ministerieel besluit van 25 oktober 1971 wordt verantwoord door de uitgaven van de laatste referentieperiode gedekt door dit koninklijk besluit voor de periode gaande van 1 juli 1999 tot 30 juni 2000;
2. de eerste gewone toelage verkregen krachtens dit decreet werd in 2001 vereffend en wordt verantwoord door de uitgaven van het kalenderjaar 2001 overeenkomstig de regels van de artikelen 49 en 50 zoals bedoeld bij het eerste lid van dit artikel;
3. de uitgaven van het tweede semester 2000 maken het voorwerp uit van een aanvullende toelage overeenkomstig artikel 55.
Art. 55ter. <Ingevoegd bij DFG 2004-03-03/45, art. 24; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De verenigingen die oorspronkelijk erkend werden in het raam van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, worden geacht van rechtswege erkend te zijn voor één jaar vanaf 1 januari 2001.
Gedurende dat jaar, genieten deze verenigingen de toelage waarin voorzien wordt voor de verenigingen waarvan het actieplan erkend is als :
1° J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 voor de vroeger in categorie A erkende verenigingen;
2° J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 voor de vroeger in categorie B erkende verenigingen;
3° J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 voor de vroeger in categorie C erkende verenigingen.
Art.56. De verenigingen die, vóór de inwerkingtreding van het decreet, in het raam van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen waren erkend en hierdoor beroep mogen doen op een collegiaal team, mogen dit blijven doen gedurende het eerste jaar van de toepassing van het decreet en dit in afwijking van de toepassing van artikel 15.
Art.57. De verenigingen die, vóór de inwerkingtreding van het decreet, in het raam van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen erkend waren in categorie A of B en een collegiaal team ter beschikking hebben, wijken af van de toepassing van artikel 15 en worden gerangschikt per commissie, met toepassing van artikel 21, tweede lid, 2°, a), om eerst te kunnen genieten van de toepassing van artikel 44, 1°, a).
Art.58. De verenigingen die in het raam van het ministerieel besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden waaronder de hoedanigheid van jeugdhuis kan toegekend worden aan sommige instellingen met specifiek karakter erkend waren, zien hun actieplan van rechtswege erkend voor een duur van een jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het decreet in het raam van de bepaling inzake het socio-cultureel gelijkekansenbeleid bepaald in artikel 16.
Tijdens de eerste vier jaren dat dit decreet wordt toegepast, blijven de in het eerste lid bedoelde verenigingen die een bijkomende toelage kregen, deze toelage behouden en dit ten behoeve van de enige werknemer die in het raam hiervan was aangenomen vóór de inwerkingtreding van het decreet.
Art.59. Op het einde van de erkenningsprocedure van de verenigingen en de goedkeuring van hun actieplannen, opgestart in de loop van het eerste toepassingsjaar van het decreet, kunnen de actieplannen van de verenigingen die vroeger in categorie B of C erkend waren in het raam van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, niet worden erkend in een niveau hoger dan respectievelijk J.H.2, O.A.C.2 en J.I.C.2 of J.H.3, O.A.C.3 en J.I.C.3.
Van de in het eerste lid gestelde bepaling kan worden afgeweken indien tegelijktijdig compenserende beslissingen worden genomen tot intrekking van de erkenning of tot declassering van het goedkeuringsniveau van het actieplan of tot verhoging van de kredieten voor de toepassing van het decreet tot meer dan de in artikel 45 bedoelde indexering. In dit geval rangschikt de commissie, volgens door haar vastgestelde criteria, de verenigingen die eerst van deze afwijking moeten genieten.
Art.60. Tijdens de eerste vier jaren dat dit decreet van toepassing is, zal geen enkele beslissing worden genomen met het oog op hetzij de goedkeuring van een actieplan van een nieuw erkende vereniging, hetzij de goedkeuring van het actieplan van een vereniging in een niveau hoger dan datgeen waarin het zou zijn gerangschikt op het einde van de goedkeuringsprocedure ervan.
Van de in het eerste lid gestelde bepaling kan worden afgeweken indien tegelijktijdig compenserende beslissingen worden genomen tot intrekking van de erkenning of tot declassering van het goedkeuringsniveau van het actieplan of tot verhoging van de kredieten voor de toepassing van het decreet tot meer dan de in artikel 45 bedoelde indexering. In dit geval rangschikt de commissie, volgens door haar vastgestelde criteria, de verenigingen die eerst van deze afwijking moeten genieten.
Afdeling 2. - De goedkeuring van de animatoren-coördinatoren.
Art.61. Een animator-coördinator die, vóór de inwerkingtreding van het decreet, is erkend " voor het hele netwerk, alle types inbegrepen " of " uitsluitend in het centrum waar de animator zijn functie vervult ", krachtens het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 2 juni 1995 betreffende de nadere regelen voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, verkrijgt van rechtswege de goedkeuring van respectievelijk type 1 of type 2, bedoeld in artikel 37, tweede lid, bij de inwerkingtreding van het decreet.
Afdeling 3. - De adviescommissie voor jeugdhuizen en jeugdcentra.
Art.62. De adviescommissie voor jeugdhuizen en jeugdcentra, de erkenningscommissie en de permanente commissie voor jeugdhuizen in woonmilieu's, bedoeld in het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 en zijn wijzigingsbesluiten, blijven hun activiteiten voortzetten en oefenen, tot de installatie ervan, alle bevoegdheden uit die respectievelijk ressorteren onder de adviescommissie voor jeugdhuizen en jeugdcentra, de subcommissie kwalificatie en de subcommissie socio-cultureel gelijkekansenbeleid, respectievelijk bedoeld in artikelen 21, 37 en 40.
Afdeling 4. - De toelagen.
Art.63. Tijdens de eerste vier jaren dat het decreet van toepassing is, zijn de in artikel 47 bedoelde bepalingen niet van toepassing.
Art.64. <DFG 2004-03-03/45, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2000> De in artikel 44, 1°, d, bedoelde jaarlijkse gewone toelagen bedragen, ten belope van de beschikbare begrotingskredieten, ten minste :
1° voor het begrotingsjaar 2000 :
a) 14.880 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 van dit decreet;
b) 12.400 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 van dit decreet;
c) 7.440 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 van dit decreet;
2° voor het begrotingsjaar 2001 :
a) 15.500 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 van dit decreet;
b) 13.020 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 van dit decreet;
c) 8.060 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 van dit decreet;
3° voor het begrotingsjaar 2002 :
a) 16.120 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 van dit decreet erkend is;
b) 13.640 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 van dit decreet erkend is;
c) 8.680 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 van dit decreet erkend is;
4° voor het begrotingsjaar 2003 :
a) 16.740 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 van dit decreet erkend is;
b) 14.260 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 van dit decreet erkend is;
c) 9.300 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 van dit decreet erkend is.
Art.65. <DFG 2004-03-03/45, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de begrotingsjaren 2001 tot 2004 of tot de in artikel 44, 2°, bedoeld stelsel in werking treedt, wordt het aantal verenigingen die, ten laste van de kredieten van de Franse Gemeenschap, de tegemoetkoming betreffende het stelsel van het socio-cultureel beleid inzake gelijke kansen bedoeld bij artikel 16 kunnen genieten, op hoogstens 11 vastgesteld.
Bij de vernieuwing van de erkenning en de goedkeuring van de actieplannen gedurende het begrotingsjaar 2000, rangschikt de Adviescommissie voor jeugdhuizen en -centra, met inachtneming van door haar bepaalde criteria, de relevante aanvragen, indien hun aantal het quotum bedoeld bij dit artikel overschreden wordt, volgens een prioritaire orde.
Art.66. De verenigingen die vóór de inwerkingtreding van het decreet waren erkend in het raam van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen :
a) genieten niet van de toepassing van artikel 46, eerste lid, tijdens het jaar van hun eerste erkenning in het raam van het decreet;
b) krijgen, als referentiedatum voor de toepassing van artikel 46 tweede lid, deze waarop zij erkend werden in het raam van dat besluit.
Art. 66bis. <Ingevoegd bij DFG 2004-03-03/45, art. 27; Inwerkingtreding : 01-01-2004> [1 Naast de indexering bedoeld in artikel 45, worden de jaarlijkse subsidies, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, ten minste bepaald op :
]1
1° voor het begrotingsjaar 2004 :
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) :
- 18.232 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1;
- 15.752 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2;
- 10.792 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3;
- voor de toepassing van artikel 44, 2° :
- een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 55 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 11 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator;
- een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 5 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 1 bijkomende halftijdse werknemer, specifiek belast met de tenuitvoerlegging van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan;
- voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 24 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 24 experimenten aangemoedigd worden.
2° voor het begrotingsjaar 2005 :
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) :
- 18.432 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1;
- 15.952 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2;
- 10.992 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3;
- voor de toepassing van artikel 44, 2° :
- een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 65 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 13 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator;
- een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 5 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 1 bijkomende halftijdse werknemer, specifiek belast met de tenuitvoerlegging van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan;
- voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 37 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 37 experimenten aangemoedigd worden.
3° voor het begrotingsjaar 2006 :
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) :
- 18.432 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1;
- 15.952 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2;
- 10.992 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3;
- voor de toepassing van artikel 44, 2° :
- een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 65 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 13 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator;
- een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 5 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 1 bijkomende halftijdse werknemer, specifiek belast met de tenuitvoerlegging van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan;
- voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 26 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 26 experimenten aangemoedigd worden.
4° voor het begrotingsjaar 2007 :
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, b) :
- 5.880 EUR voor een als T1 gekwalificeerd animator;
- 2.160 EUR voor een als T2 gekwalificeerd animator;
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) :
- 19.932 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1;
- 17.452 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2;
- 12.492 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3;
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, e), een tegemoetkoming [1 gelijk aan minimale vaste bedragen. De waarde van het vaste bedrag wordt op 2.541 euro vastgesteld. De tegemoetkomingen kunnen leiden tot de toekenning van delen van vaste bedragen]1;
- [1 voor de toepassing van artikel 44, 1°, f) en g), een tegemoetkoming die gelijk is aan minstens 100 punten, bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 10 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator;]1
- [1 voor de toepassing van artikel 44, 2°, a), een tegemoetkoming die gelijk is aan minstens 170 punten, bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 34 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator, waarvan minstens 145 punten voor 29 halftijdse werknemers belast met de uitvoering van de programmatie bedoeld in de artikelen 16, 18 en 18bis en 25 punten voor 5 halftijdse werknemers belast met de uitvoering van de programmatie bedoeld in artikel 17;]1
[1 - voor de toepassing van artikel 44, § 1, eerste lid, 2°, b), een vaste werkingssubsidie van ten minste 905 euro voor 33 stelsels voor de centra die worden toegelaten tot één van de bijzondere stelsels bedoeld in de artikelen 16, 18 en 18bis en een werkingssubsidie van ten minste 5.000 euro voor 6 stelsels voor de informatiecentra die worden toegelaten tot het bijzonder stelsel bedoeld in artikel 17;]1
- voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens [1 6]1 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, [1 voor hoogstens zes productieprojecten]1.
5° voor het begrotingsjaar 2008 :
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, b) :
- 6.150 EUR voor een als T1 gekwalificeerd animator;
- 2.435 EUR voor een als T2 gekwalificeerd animator;
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) :
- 20.107 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1;
- 17.627 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2;
- 12.667 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3;
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, e), een tegemoetkoming gelijk aan [1 minimale vaste bedragen. De waarde van het vaste bedrag wordt op 2.541 euro vastgesteld. De tegemoetkomingen kunnen leiden tot de toekenning van delen van vaste bedragen;]1
- [1 voor de toepassing van artikel 44, 1°, f), een tegemoetkoming die gelijk is aan minstens 130 punten, bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 13 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator;]1
- [1 voor de toepassing van artikel 44, 2°, a), een tegemoetkoming die gelijk is aan minstens 235 punten, bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 47 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator, waarvan ten minste 190 punten voor 38 halftijdse werknemers belast met de uitvoering van de programmatie bedoeld in de artikelen 16, 18 en 18bis, en 45 punten voor 9 halftijdse werknemers belast met de uitvoering van de programmatie bedoeld in artikel 17;]1
[1 - voor de toepassing van artikel 44, § 1, eerste lid, 2°, b), een vaste werkingssubsidie van ten minste 2.200 euro voor 42 stelsels voor de centra die toegelaten worden tot één van de bijzondere stelsels bedoeld in de artikelen 16, 18 en 18bis en een vaste subsidie van ten minste 6.000 euro voor 10 stelsels voor de informatiecentra die tot het bijzonder stelsel worden toegelaten bedoeld in artikel 17;]1
- voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens [1 19]1 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, [1 voor hoogstens 19 productieprojecten]1;
- voor de toepassing van artikel 47, een toelage van 5.200 EUR wordt toegekend per erkende federatie.
6° voor het begrotingsjaar 2009 :
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, b) :
- 6.155 EUR voor een als T1 gekwalificeerd animator;
- 2.435 EUR voor een als T2 gekwalificeerd animator;
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) :
- 20.257 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1;
- 17.777 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2;
- 12.817 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3;
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, e), een tegemoetkoming gelijk aan [1 minimale vaste bedragen. De waarde van het vaste bedrag wordt op 2.541 euro vastgesteld. De tegemoetkomingen kunnen leiden tot de toekenning van delen van vaste bedragen;]1;
- [1 voor de toepassing van artikel 44, 1°, f) en g), een tegemoetkoming die gelijk is aan minstens 160 punten, bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 16 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator;]1
- [1 voor de toepassing van artikel 44, 2°, a), een tegemoetkoming die gelijk is aan minstens 290 punten, bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 58 bijkomende halftijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator, waarvan ten minste 245 punten voor 49 halftijdse werknemers belast met de uitvoering van de programmatie bedoeld in de artikelen 16, 18 en 18bis, en 45 punten voor 9 halftijdse werknemers belast met de uitvoering van de programmatie bedoeld in artikel 17;]1
[1 - voor de toepassing van artikel 44, § 1, eerste lid, 2°, b), een vaste werkingssubsidie van ten minste 1.930 euro voor 53 stelsels voor de centra die toegelaten worden tot één van de bijzondere stelsels bedoeld in de artikelen 16, 18 en 18bis en een vaste subsidie van ten minste 6.000 euro voor 10 stelsels voor de informatiecentra die tot het bijzonder stelsel worden toegelaten bedoeld in artikel 17;]1
- voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens [1 23]1 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, [1 voor hoogstens 23 productieprojecten]1;
- voor de toepassing van artikel 47, een toelage van 6.300 EUR wordt toegekend per erkende federatie.
7° voor het begrotingsjaar 2010 :
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, b) :
- 6.445 EUR voor een als T1 gekwalificeerd animator;
- 2.725 EUR voor een als T2 gekwalificeerd animator;
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) :
- 20.482 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1;
- 18.002 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2;
- 13.042 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3;
- voor de toepassing van artikel 44, 1°, e), een tegemoetkoming gelijk aan [1 minimale vaste bedragen. De waarde van het vaste bedrag wordt op 2.541 euro vastgesteld. De tegemoetkomingen kunnen leiden tot de toekenning van delen van vaste bedragen;]1;
- [1 voor de toepassing van artikel 44, 1°, f) en g), een tegemoetkoming die gelijk is aan minstens 210 punten, bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 21 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator;]1
- [1 voor de toepassing van artikel 44, 2°, a), een tegemoetkoming die gelijk is aan minstens 350 punten, bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 70 bijkomende halftijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator, waarvan ten minste 280 punten voor 56 halftijdse werknemers belast met de uitvoering van de programmatie bedoeld in de artikelen 16, 18 en 18bis, en 70 punten voor 14 halftijdse werknemers belast met de uitvoering van de programmatie bedoeld in artikel 17;]1
[1 - voor de toepassing van artikel 44, § 1, eerste lid, 2°, b), een vaste werkingssubsidie van ten minste 3.205 euro voor 60 stelsels voor de centra die toegelaten worden tot één van de bijzondere stelsels bedoeld in de artikelen 16, 18 en 18bis en een vaste werkingssubsidie van ten minste 6.000 euro voor 15 stelsels voor de informatiecentra die tot het bijzonder stelsel worden toegelaten bedoeld in artikel 17;]1
- voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens [1 47]1 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, [1 voor hoogstens 47 productieprojecten]1;
- voor de toepassing van artikel 47, een toelage van 6.300 EUR wordt toegekend per erkende federatie.
----------
(1)<DFG 2008-05-09/83, art. 48, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 66ter. [1 Tot 31 december 2009, wanneer de beschikbare begrotingskredieten het niet mogelijk maken dat alle erkende verenigingen worden betaald, worden de kredieten verdeeld volgens de datum van indiening van de aanvraag die tot de erkenning heeft geleid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2008-05-09/83, art. 49, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 66quater. [1 § 1. De jeugdhuizen, de ontmoetings- en huisvestingscentra en de informatiecentra voor jongeren alsook de erkende federaties waarvan het actieplan erkend werd in het kader van het decreet van 20 juli 2000, zijn van rechtswege erkend op de datum van inwerkingtreding van dit decreet.
Die erkenning is van rechtswege verworven onder voorbehoud van de naleving van de algemene en bijzondere voorwaarden bedoeld in de artikelen 1 tot 8 van het decreet van 20 juli 2000, zoals het door dit decreet wordt gewijzigd.
De jeugdhuizen, de ontmoetings- en huisvestingscentra en informatiecentra voor jongeren bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend gerangschikt in het niveau waarin hun actieplan erkend is op de dag van de inwerkingtreding van dit decreet.
§ 2. De jeugdhuizen, de ontmoetings- en huisvestingscentra en informatiecentra voor jongeren waarvan het actieplan erkend werd in één van de bijzondere stelsels van het decreet van 20 juli 2000, worden van rechtswege toegelaten tot één van die stelsels vanaf de datum van inwerkingtreding van dit decreet.
Die toelating wordt van rechtswege verworven onder voorbehoud van de naleving van de voorwaarden bedoeld in de artikelen 16 tot 19 van het decreet van 20 juli 2000, zoals gewijzigd bij dit decreet, onverminderd de hierna vermelde paragraaf 3.
§ 3. De informatiecentra waarvan het actieplan erkend werd in de bijzondere stelsels " partnerschap " en " decentralisatie ", respectievelijk bedoeld in de artikelen 17 en 18 van het decreet van 20 juli 2000, behouden, met inachtneming van die bepalingen, het genot van die erkenningen tot hun vervaldatum.
§ 4. De aanvragen om vernieuwing van de erkenning van het actieplan, ingediend door de verenigingen tussen 1 april 2008 en 15 april 2008, worden van rechtswege omgezet tot aanvragen om rangschikking in één van de hoofdstelsels in de zin van de artikelen 1 tot 8 en 10 tot 15 van het decreet van 20 juli 2000, zoals gewijzigd bij dit decreet. Als de actieplannen minimaal voldoen aan de voorwaarden bedoeld in het decreet van 20 juli 2000, niet gewijzigd bij dit decreet, worden ze geacht in overeenstemming te zijn met de voorwaarden van het decreet zoals gewijzigd bij dit decreet, mits ze geleidelijk in overeenstemming worden gebracht om te leiden tot de vervulling van alle voorwaarden uiterlijk één jaar vóór het verstrijken van het actieplan.
De aanvragen om vernieuwing van de erkenning van het actieplan in een bijzonder stelsel, ingediend door de verenigingen tussen 1 en 15 april 2008, worden van rechtswege omgezet tot aanvragen om toelating tot een bijzonder stelsel in de zin van de artikelen 16 tot 18bis en 20 van het decreet van 20 juli 2000, zoals gewijzigd bij dit decreet. Als de actieplannen minstens voldoen aan de voorwaarden bedoeld in het decreet van 20 juli 2000, niet gewijzigd krachtens dit decreet, worden ze geacht in overeenstemming te zijn met de voorwaarden van het decreet, zoals gewijzigd bij dit decreet, mits ze geleidelijk in overeenstemming worden gebracht om te leiden tot de vervulling van alle voorwaarden uiterlijk één jaar vóór het verstrijken van het actieplan.
De aanvragen om erkenning van het actieplan die sedert 1 januari 2008 ingediend zijn, worden van rechtswege geacht aanvragen te zijn om erkenning en rangschikking in een hoofdstelsel in de zin van de artikelen 1 tot 8 en 10 tot 15 van het decreet van 20 juli 2000, zoals gewijzigd bij dit decreet.
De Regering stelt, na Advies van de adviescommissie voor de jeugdhuizen en de jeugdcentra, de nadere regels vast betreffende de procedure voor de erkenning en de rangschikking in een hoofdstelsel of toelating tot een bijzonder stelsel die van toepassing zijn in de gevallen bedoeld in de eerste tot derde leden van deze § 4, waarmee de verenigingen hun aanvraag kunnen wijzigen overeenkomstig de bepalingen van dit decreet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DFG 2008-05-09/83, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
HOOFDSTUK III. - Slotbepaling.
Art. 67. Het decreet treedt in werking op 1 januari 2001, uitgezonderd artikelen 44, 1°, a), b) en c), 61 en 64, 1°, die van kracht worden op 1 januari 2000.