8 JUNI 2000. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse regering van 17 november 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van het Gewest.
Art. 1-39
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. In artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van het Gewest worden lid 2 en 3 vervangen door volgende leden :
" De personeelsformatie is verdeeld in algemene directies, afdelingen en directies. Zij bepaalt onder meer het aantal betrekkingen van iedere rang in alle centrale diensten en van alle buitendiensten van iedere algemene directie. Het aantal betrekkingen in niveau 4 kan er per algemene directie of, bij gebreke, globaal vastgesteld worden.
Jaarlijks stelt de secretaris-generaal een repertorium op van de betrekkingen per directie en per buitendienst waarin niet voorzien is of waarin zal worden voorzien binnen twaalf maanden. ".
Art.2. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 6. Iedere directieraad bepaalt de voorwaarden voor de toegang tot elke betrekking, overeenkomstig de hierna volgende voorwaarden. De beslissing van de directieraad wordt meegedeeld aan de leden van de Regering binnen acht dagen na haar goedkeuring. Binnen vijftien dagen na de kennisgeving ervan doet het regeringslid dat de beslissing van de directieraad wenst te wijzigen, een voorstel aan de Regering die erover beslist binnen de maand.
Onverminderd artikelen 15, 5e lid, en 25, 4e lid, is de toegang tot een betrekking volgens één van de in artikel 8 bedoelde wijzen onderworpen aan het bezit van de in de kwalificatie- en bevoegdheidsfiche opgenomen kwalificaties en bevoegdheden, met uitzondering van de toegang tot het hogere niveau die enkel afhangt van de vereiste bevoegdheden. De fiche wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage 1 waarin eventueel bijkomende inlichtingen betreffende de betrekking staan vermeld.
Onder kwalificatie dient te worden verstaan het houden van één of meerdere diploma's of getuigschriften vermeld in bijlage II bij het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot bepaling van de algemene principes.
Onder bevoegdheid dient te worden verstaan bijzondere vakkennis of bekwaamheid, inzonderheid de actieve kennis van een vreemde taal, van één of meerdere software, het beschikken over een rijbewijs, het houden van een getuigschrift van bekwaamheid in de bosbouwkunde. ".
Art.3. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 7. De Regering kan elke betrekking waarin niet of niet meer voorzien is, binnen zes maanden vacant verklaren.
De vacantverklaring vermeldt de plaats van de betrekking in de personeelsformatie, de voorwaarden voor de toegang tot de betrekking en eventueel, de bijkomende inlichtingen betreffende de betrekking.
In geval van bevordering in niveau 4 of wanneer de betrekking haar titularis verplicht dezelfde woonplaats of hetzelfde persoonlijke verblijf als die van de administratieve standplaats te hebben kan de ambtenaar die een bevordering nastreeft, voor zover hij reeds een gelijkaardige betrekking bekleedt in dezelfde onderafdeling van de personeelsformatie, kiezen tussen de in de vacantverklaring bepaalde administratieve standplaats en het behouden van zijn administratieve standplaats op het ogenblik dat hij zich kandidaat stelt. ".
Art.4. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 10. De bevordering door overgang naar het hogere niveau is de benoeming tot de minst hoge graad van het niveau dat onmiddellijk hoger is dan dat waartoe de ambtenaar behoort, behalve wat betreft het niveau 2 waarin de ambtenaren toegang kunnen hebben tot het niveau 2+ of tot het niveau 1 en het niveau 4 waar de ambtenaren toegang kunnen hebben tot de niveaus 3 of 2. ".
Art.5. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 11. Bevorderd kan worden door overgang naar het hogere niveau, de ambtenaar die aan volgende voorwaarden voldoet :
1° een niveauanciënniteit van minstens vier jaar hebben;
2° een positieve evaluatie beantwoorden;
3° voor een door het Vast Wervingssecretariaat georganiseerd examen voor overgang naar het hogere niveau geslaagd zijn;
4° geen definitieve tuchtstraf opgelopen hebben, die vóór de vacantverklaring voorgesteld werd en niet geschrapt werd. ".
Art.6. Artikel 13, 1e lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende lid :
" Wanneer niet kan voorzien worden in een vacante betrekking door bevordering door overgang naar het hogere niveau wordt erin voorzien bij mutatie. ".
Art.7. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de woorden " en zijn kwalificatie " geschrapt.
Art.8. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 15. Alléén de mutatieaanvragen ingediend binnen dertig dagen na de uitgave van het in artikel 5, 3e lid, bedoelde repertorium komen in aanmerking, met uitzondering van degene die gemotiveerd zijn om sociale of familiale redenen.
De mutatieaanvragen worden aan de directieraad voorgelegd, die ze al dan niet verenigbaar verklaart met de behoeften van de dienst van herkomst en met die van de dienst waarvoor de ambtenaar zijn mutatie vraagt.
Indien de ambtenaar sociale of familiale redenen inroept, wordt hij door de sociale dienst gehoord, die een advies geeft ter attentie van de directieraad.
De directieraad verhoort voorafgaand de ambtenaar die zich door een persoon van zijn keuze kan laten bijstaan. Behalve gegronde verhindering wordt hij geacht gehoord te zijn indien hij geen gehoor geeft aan de oproep van de directieraad.
Indien de sociale of familiale redenen gegrond worden verklaard door de directieraad, kan de mutatie toegekend worden in afwijking van artikel 16, § 1, voor een betrekking die niet vacant werd verklaard en die openstaat. ".
Art.9. Artikel 16, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 1. De mutatie wordt door de Regering aan de ambtenaar toegekend die, onder de personen die door de directieraad voorgedragen zijn, de grootste anciënniteit doet gelden.
Nochtans, wat de ambtenaren van rang A4 en hoger betreft, wordt geen rekening gehouden met de anciënniteit.
§ 2. Wanneer niet kan voorzien worden in een vacante betrekking door mutatie, wordt de vacante betrekking ter kennis gebracht van de personeelsleden die in aanmerking komen voor bevordering bij verhoging in graad.
In dit geval wordt een voorstel toegelicht door de directieraad wat betreft de vacante betrekkingen in rangen A3 tot A5. ".
Art.10. In artikel 17, § 2, van hetzelfde besluit wordt het woord " toegekend " vervangen door het woord " besloten ".
Art.11. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 18. Uitgezonderd de bevorderingen tot rangen A1 en A2, bevorderd kan worden door verhoging in graad de ambtenaar die aan volgende voorwaarden voldoet :
1° een ranganciënniteit van ten minste vier jaar tellen;
2° een positieve evaluatie rechtvaardigen;
3° een voorbereidende vorming rechtvaardigen;
4° voor het bevorderingsexamen slagen;
5° geen definitieve tuchtstraf opgelopen hebben, die voorgesteld werd voor de vacantverklaring en niet geschrapt werd.
In afwijking van het eerste lid is het slagen voor het bevorderingsexamen niet vereist voor de bevordering tot rangen A5, B2, C2, D1, D2, E1 en E2.
In afwijking van het eerste lid is het rechtvaardigen van een beroepsopleiding voor een bevordering niet vereist voor de bevordering tot rangen A4, B1 en C1.
De Regering bepaalt de regels voor de organisatie van de voorbereidende vorming en van het bevorderingsexamen.
Om tot rang A3 bevorderd te worden, dienen bovendien bijzondere bepalingen verbonden aan de betrokken functie gerechtvaardigd te worden. ".
Art.12. Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 22. Indien niet kan voorzien worden in een vacante betrekking door bevordering door overgang naar het hogere niveau, mutatie of bevordering door verhoging in graad, wordt erin voorzien bij overplaatsing.
In dat geval, uitgezonderd de vacante betrekkingen in rangen A1 en A2, doet de in artikel 24 bedoelde commissie een voorstel om in de vacature te voorzien. ".
Art.13. In artikel 23 van hetzelfde besluit worden de woorden " en zijn kwalificatie " geschrapt.
Art.14. Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 24. Alléén de overplaatsingsaanvragen ingediend binnen dertig dagen na de notificatie van het in artikel 5, 3e lid, bedoelde repertorium komen in aanmerking, met uitzondering van degene die gerechtvaardigd zijn om sociale of familiale redenen. De notificatie van het repertorium doet alle vroeger ingediende overplaatsingsaanvragen vervallen.
De overplaatsingsaanvragen worden aan een uit zes leden bestaande commissie voorgelegd. Iedere directieraad wijst drie leden aan, onder wie de ambtenaar van rang A2 of, bij gebreke, de ambtenaar van rang A1 onder wie de ambtenaar ressorteert en tot wiens bevoegdheid de te begeven betrekking behoort.
Bij staking der stemmen binnen de commissie wordt de aanvraag verworpen. ".
Art.15. Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 25. De in artikel 24 bedoelde commissie spreekt zich uit over de verenigbaarheid van de overplaatsingsaanvragen met de dienstbehoeften.
Wanneer de ambtenaar beroep doet op sociale of familiale redenen wordt hij gehoord door de Sociale Dienst die een advies aan de commissie geeft.
De commissie hoort vooraf de ambtenaar die het wenst en die zich kan laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. Behalve gegronde verhindering wordt hij geacht gehoord te zijn indien hij geen gehoor geeft aan de oproep van de commissie.
Indien de commissie de sociale of familiale redenen als gegrond beschouwt kan de overplaatsing toegekend worden in afwijking van artikel 26 voor een betrekking die niet vacant is verklaard en niet bekleed is. ".
Art.16. Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 26. De overplaatsing wordt door de Regering toegekend aan de ambtenaar met de grootste anciënniteit onder degenen die door de in artikel 24 bedoelde commissie voorgedragen zijn.
Nochtans, wat de ambtenaren van rang A4 en hoger betreft, wordt er geen rekening gehouden met de anciënniteit. ".
Art.17. Artikel 30, 2e lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende leden :
" Voor de berekening van de proeftijdduur wordt rekening gehouden met alle periodes waarin de stagiair in dienst is.
Nochtans wordt de proeftijd geschorst voor een duur gelijk aan de in artikel 121 bedoelde periodes zodra hun volledige duur langer is dan dertig dagen. ".
Art.18. In artikel 31, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden " Wanneer de twee verslagen vaststellen " vervangen door de woorden " Wanneer ten minste één van de twee verslagen vaststelt ".
Art.19. In artikel 33 van hetzelfde besluit wordt het woord " negen " vervangen door het woord " twaalf ".
Art.20. Artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 november 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 35. Bij overgang naar het hogere niveau heeft de benoeming uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de vacantverklaring van de betrekking.
Bij werving heeft de benoeming uitwerking op de dag van de toelating tot de proeftijd.
In de andere gevallen heeft de benoeming uitwerking op de eerste dag van de maand, die de beslissing tot benoeming volgt.
Indien de betrekking echter nog waargenomen wordt op de datum van de benoeming wordt zij van kracht op de eerste dag van de maand na de datum waarop zij werkelijk niet meer waargenomen is. ".
Art.21. Artikel 40 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 40. De omwisseling is de gelijktijdige mutatie of de gelijktijdige overplaatsing van twee ambtenaren met dezelfde rang, die hun respectievelijke aanstellingen uitwisselen. ".
Art.22. Artikel 41, 3e lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De directieraad verhoort vooraf de ambtenaar die het wenst en die zich door een persoon van zijn keuze kan laten bijstaan. Behalve gegronde verhindering wordt hij geacht gehoord te zijn indien hij geen gehoor geeft aan de oproep van de directieraad. ".
Art.23. Artikel 42, 2e lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De commissie verhoort vooraf de ambtenaar die het wenst en die zich door een persoon van zijn keuze kan laten bijstaan. Behalve gegronde verhindering wordt hij geacht gehoord te zijn indien hij geen gehoor geeft aan de oproep van de directieraad. ".
Art.24. Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt aangevuld bij een als volgt opgesteld 2e lid :
" Wanneer sociale of familiale redenen door de directieraad erkend worden als gegrond, kan er afgeweken worden van de anciënniteit. ".
Art.25. Artikel 56, 2e lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wanneer de laatste aan een ambtenaar toegekende evaluatie positief is en wanneer deze noch één van zijn hiërarchische meerderen aan de secretaris-generaal zijn wens heeft laten blijken dat de evaluatie zou besproken worden vóór de vervaldag van één van de in artikel 54 bepaalde termijnen, wordt het college niet bijeengeroepen en wordt de positieve evaluatie toegekend.
De Regering bepaalt een procedure eigen aan de ambtenaren van rang A1 en A2, alsook aan de andere ambtenaren die niet ressorteren onder twee hiërarchische meerderen met verschillende rangen. ".
Art.26. Artikel 57 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 57. De positieve evaluatie stemt overeen met de toekenning van een positieve vermelding voor de drie criteria vermeld op de in bijlage 2 gevoegde evaluatiefiche.
De evaluatie " onder voorbehoud " stemt overeen met de toekenning van de vermelding " onder voorbehoud " voor één of meerdere criteria, voor zover geen negatieve vermelding toegekend werd.
De negatieve evaluatie stemt overeen met de toekenning van de negatieve vermelding voor één of meerdere criteria. ".
Art.27. Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 58. Onverminderd de bepalingen van artikel 56, 2e lid, vindt de evaluatie plaats na een onderhoud tussen het evaluatiecollege en de ambtenaar.
Een verslag van het onderhoud wordt aan de ambtenaar overgemaakt, die het binnen vijftien dagen na de kennisgeving terugstuurt met zijn eventuele opmerkingen.
Het door de ambtenaar geviseerde verslag wordt samen met zijn opmerkingen bij de evaluatiefiche gevoegd. ".
Art.28. Artikel 59, 1e lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Buiten het in artikel 56, 2e lid, bedoelde geval, doet het evaluatiecollege de evaluatiefiche toekomen aan de hiërarchische meerderen met rangen A4, A3 en A2 en aan de secretaris-generaal. ".
Art.29. Artikelen 66 tot 71 van hetzelfde besluit worden vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 66. De ambtenaren die hun verplichtingen niet nakomen, kunnen gestraft worden met één van de volgende tuchtstraffen :
1° terechtwijzing;
2° blaam;
3° inhouding van wedde;
4° verplaatsing bij tuchtmaatregel;
5° tuchtschorsing;
6° terugzetting in graad;
7° afzetting.
Art. 67. De inhouding van wedde wordt uitgesproken ten hoogste voor drie maanden. Zij heeft betrekking op de helft van het deel van het loon in geld bedoeld in artikel 23, 2e lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
Tijdens de duur van de schorsing bij tuchtmaatregel ontvangt de ambtenaar een weddevoorschot gelijk aan zijn wedde verminderd met het deel van het loon in geld bedoeld in artikel 23, 2e lid, van voornoemde wet. De terugvordering van de voorschot wordt in de tijd gespreid ten belope van een maximale maandelijkse inhoud die gelijk is aan hetzelfde deel van het loon.
De terugzetting in graad bestaat in de benoeming tot een graad die met een voldoende aantal rangen lager is zodat het loon van de ambtenaar daadwerkelijk lager is dan hetgene dat hem zou toekomen. De doorhaling van de tuchtstraf heeft niet zijn herstel in de oorspronkelijke graad als gevolg.
Art. 68. Iedere hiërarchische meerdere van niveau 1 kan een tuchtstrafvoorstel formuleren. Daarbij voegt hij het verslag van het verhoor van de aan de tuchtregeling onderworpen ambtenaar, dat behoorlijk ondertekend wordt door deze, door de ambtenaar die de straf voorstelt en door degene die secretaris was tijdens het verhoor.
De secretaris moet houder zijn van een graad die ten minste gelijk is met die van de ambtenaar onderworpen aan deze regeling.
Het tuchtvoorstel wordt, via de hiërarchische weg, overgemaakt aan de ambtenaar van rang A2 of, bij gebreke, van rang A3 indien het voorstel voorziet in een terechtwijzing of een blaam en aan de secretaris-generaal voor de andere gevallen. Deze bevestigt onmiddellijk de ontvangst ervan aan de aan deze regeling onderworpen ambtenaar en bepaalt het definitieve tuchtstrafvoorstel.
Iedere hiërarchische meerdere die bij het strafvoorstel betrokken is kan er een advies over geven. Hij is hiertoe gehouden indien de aan deze regeling onderworpen ambtenaar het vraagt. In dergelijke gevallen moet hij vooraf en afzonderlijk de ambtenaar verhoren die het voorstel gemaakt heeft en de aan deze regeling onderworpen ambtenaar. Het verslag van deze overeenkomstig lid 1 en 2 uitgevoerde verhoren moet bij het voorstel gevoegd worden.
Iedere ambtenaar die aan een verhoor deelneemt is tot het geheim gehouden van de feiten die de oorzaak zijn van de tuchtstraf of die betrekking hebben op het privé-leven van de ambtenaar onderworpen aan de regeling.
Art. 69. Elk definitief voorstel tot oplegging van een straf door inhouding van wedde, verplaatsing bij tuchtmaatregel, tuchtschorsing, terugzetting in graad of afzetting wordt door de secretaris-generaal aan de directieraad voorgelegd voor advies.
Vooraleer zijn advies te geven verhoort de directieraad de aan deze regeling onderworpen ambtenaar. Behalve gewettigde verhindering wordt hij geacht gehoord te zijn indien hij niet op de uitnodiging van de directieraad ingaat.
Indien de directieraad zijn advies niet gegeven heeft binnen een termijn van twee maanden die ingaat op de dag waarop de secretaris-generaal het voorstel ontvangen heeft, wordt de tuchtregeling echter voortgezet.
Art. 70. De secretaris-generaal of, indien een terechtwijzing of een blaam voorgesteld wordt, de ambtenaar van rang A2 of, bij gebreke, van rang A3 geeft kennis van het definitieve voorstel, alsook van de adviezen waartoe het aanleiding gegeven heeft, aan de aan deze regeling onderworpen ambtenaar. De ambtenaar kan beroep indienen tegen dit definitieve voorstel bij de kamer van beroep die een gemotiveerd advies geeft voor iedere beslissing van de bevoegde overheid om de straf uit te spreken.
Art. 71. In afwijking van artikelen 68 tot 70 wordt het definitieve strafvoorstel dat opgelegd wordt aan een ambtenaar die, binnen de administratie, onder één enkele hiërarchische meerdere ressorteert, uitgesproken door het lid van de Regering dat bevoegd is voor de aangelegenheden die door de dienst van deze ambtenaar beheerd worden.
De Regering stelt twee van zijn leden aan om de ambtenaar te verhoren en, in dit geval, wordt het advies van de directieraad niet ingeroepen. ".
Art.30. De artikelen 72 tot 75 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art.31. Artikelen 93 tot 95 van hetzelfde besluit worden vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 93. Wanneer hij het dossier onderzocht heeft, doet de raad van beroep het aan de Regering of aan de secretaris-generaal naar gelang het geval toekomen en voegt er zijn advies en de telling van de stemmen bij.
De raad van beroep geeft tegelijk kennis van het door hem gegeven advies aan de Regering en aan de verzoeker.
Art. 94. De tuchtstraf wordt altijd door de Regering opgelegd, zelfs indien geen beroep ingediend werd bij de raad van beroep, met uitzondering van de terechtwijzing of de blaam die door de secretaris-generaal uitgesproken worden indien hij niet aan het verhoor deelgenomen heeft.
Wanneer de raad van beroep een advies gegeven heeft, betekent de Regering of de secretaris-generaal, naar gelang het geval, hem zijn beslissing.
Art. 95. § 1. De Regering of de secretaris-generaal, naar gelang het geval, doet uitspraak binnen twee maanden na de ontvangst van het in artikel 92 bedoelde verslag.
Indien geen beslissing binnen de in het 1e lid bedoelde termijn genomen wordt, wordt de Regering of de secretaris-generaal, naar gelang het geval, geacht afstand te doen van de maatregel.
§ 2. De bekendmaking van de beslissing vermeldt de bestaande beroepen en de termijn waarbinnen zij uitgeoefend kunnen worden. ".
Art.32. In artikel 111 van hetzelfde besluit worden de woorden " als stagiair en als ambtenaar " vervangen door de woorden " als statutair ".
Art.33. Artikel 121 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 121. Onder de door de Regering bepaalde voorwaarden krijgt de ambtenaar in actieve dienst verlof :
1° wegens jaarlijkse vakantie en op feestdagen, wegens persoonlijke omstandigheden of aangelegenheden, dringende familiale redenen, bevalling, ouderschap, opvang met het oog op adoptie of pleegvoogdij;
2° om een ambt uit te oefenen bij het kabinet van een Minister of van een Staatssecretaris, of bij het kabinet van de Minister-President of van een lid van de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;
3° om ter beschikking te worden gesteld van de Koning;
4° wegens het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten bij de civiele bescherming of van taken van openbaar nut op grond van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980;
5° wegens ziekte of gebrekkigheid;
6° wegens verminderde prestaties, toegestaan na een afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid;
7° wegens verminderde prestaties, toegestaan om sociale of gezinsredenen;
8° wegens vakbondsopdrachten in de hoedanigheid van bestendige afgevaardigde;
9° wegens opdracht;
10° wegens werkzaamheden bij een politieke groep die erkend is in een wetgevende vergadering van de Staat, van een Gemeenschap of een Gewest, of bij de voorzitter van één van die groepen;
11° wegens sociale promotie en om deel te nemen aan vormingsactiviteiten;
12° wegens onderbreking van de beroepsloopbaan;
13° wegens het afstaan van beenmerg, alsook wegens het begeleiden en het bijstaan van mindervaliden en zieken tijdens georganiseerde vakantiereizen en -verblijven in het binnen- of in het buitenland;
14° om de verrichting van een proeftijd of een proefperiode voor een andere betrekking in de openbare sector of in het onderwijs toe te laten;
15° om de voorstelling van een kandidatuur voor de parlements- of provincieverkiezingen toe te laten. ".
Art.34. In artikel 132, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden " voorstel van " ingevoegd tussen de woorden " een " en " verklaring ".
Art.35. De bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlagen 1 en 2 opgenomen in de bijlagen A en B bij dit besluit.
Art.36. De ambtenaar die houder is van een graad van rang D2 of van rang E2 en die zeer regelmatig de tijdens het jaar 1996 door het Ministerie van het Waalse Gewest georganiseerde vorming ter voorbereiding van het controle-examen m.b.t. de beroepsleer gevolgd heeft, wordt vrijgesteld van de verplichting om de vorming ter voorbereiding van de bevordering, door verhoging in graad, tot een graad van rang D1 of van rang E1 te volgen.
Art.37. De bevorderings- en tuchtprocedures van toepassing vóór 1 maart 1997 worden voortgezet op grond van de bepalingen die van toepassing waren vóór 1 maart 1997.
Art.38. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1997, met uitzondering van artikel 32, dat uitwerking heeft met ingang van 1 december 1994.
(...). <BWG 2001-01-25/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-01-2001>
Art.39. De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 8 juni 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken,
J.-M. SEVERIN
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage A. - Bijlage 1. - Modelfiche van de kwalificaties en bevoegdheden.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 08-07-2000, p. 24221).
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 8 juni 2000 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van het Gewest.
Namen, 8 juni 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken,
J.-M. SEVERIN
Art. N2. Bijlage B. - Bijlage 2. - Evaluatiefiche.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 08-07-2000, p. 24222).
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 8 juni 2000 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van het Gewest.
Namen, 8 juni 2000.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken,
J.-M. SEVERIN