26 JUNI 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars.
Art. 1-3
Artikel 1. Indien de overeenkomst voor onbepaalde tijd werd gesloten, is de partij die de overeenkomst verbreekt zonder dringende reden of zonder de bepalingen van het eerste lid van artikel 5 van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars in acht te nemen, gehouden de andere partij een vergoeding te betalen gelijk aan het lopend loon en de voordelen verworven krachtens overeenkomst, overeenstemmend met :
1° indien het jaarlijks loon niet hoger is dan 551.951 frank (13.682,51 euro):
- vier en een halve maand indien de overeenkomst wordt verbroken tijdens de eerste twee jaren na de aanvang van deze overeenkomst;
- drie maanden indien de overeenkomst wordt verbroken vanaf het derde jaar na de aanvang van deze overeenkomst;
2° indien het jaarlijks loon hoger is dan 551.951 frank (13.682,51 euro) zonder 900.000 frank (22.310,42 euro) te overschrijden :
- zes maanden indien de overeenkomst wordt verbroken tijdens de eerste twee jaren na de aanvang van deze overeenkomst;
- drie maanden indien de overeenkomst wordt verbroken vanaf het derde jaar na de aanvang van deze overeenkomst;
3° zes maanden indien het jaarlijks loon hoger is dan 900.000 frank (22.310,42 euro) zonder 1.200.000 frank (29.747,22 euro) te overschrijden;
4° twaalf maanden indien het jaarlijks loon hoger is dan 1.200.000 frank (29.747,22 euro) zonder 3.600.000 frank (89.241,67 euro) te overschrijden;
5° achttien maanden indien het jaarlijks loon 3.600.000 frank (89.241,67 euro) overschrijdt.
Art.2. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2000 en treedt buiten werking op 1 juli 2002.
Art. 3. Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 juni 2000.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Werkgelegenheid,
Mevr. L. ONKELINX.