22 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bepalingen betreffende de aanwijzing in de personeelsformatie van de ambtenaren die een betrekking bekleden in de aanvullende personeelsformatie.
Art. 1-3
Artikel 1. Zodra een betrekking van een zelfde graad als die welke opgenomen is in de aanvullende personeelsformatie, vastgesteld ter uitvoering van artikel 19 van de wet van 20 februari 1990 betreffende het personeel van de overheidsbesturen en van sommige instellingen van openbaar nut, vacant wordt in de personeelsformatie van de betrokken overheidsdienst, wordt deze betrekking van ambtswege verleend aan een van de ambtenaren van de genoemde aanvullende personeelsformatie.
De betrekking wordt verleend volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het rijkspersoneel.
Art.2. De in artikel 1 bedoelde ambtenaar behoudt zijn hoedanigheid en het voordeel van zijn weddeschaal.
In voorkomend geval kan hij worden aangewezen in een vacante betrekking van de graad waaraan de eerste weddeschaal is verbonden. Die affectatie blijft op hem van toepassing tot op het ogenblik dat een betrekking overeenstemmend met zijn weddeschaal vacant wordt of tot op het ogenblik dat hij, met eerbiediging van de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het rijkspersoneel, een bevordering door verhoging in weddeschaal kan verkrijgen.
Art. 3. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2000.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen,
L. VAN DEN BOSSCHE.