11 SEPTEMBER 2000. - Ministerieel besluit tot opschorting voor sommige leden van het personeel van de rijkswacht van sommige bepalingen van het ministerieel besluit van 24 december 1985 houdende de wijze van berekening van de diensturen van het rijkswachtpersoneel en tot inlassing van tijdelijke bijzondere bepalingen.
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 2 van het ministerieel besluit van 24 december 1985 houdende de wijze van berekening van de diensturen van het rijkswachtpersoneel, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 februari 1994, wordt opgeschort.
Art.2. Behalve voor de personeelsleden bedoeld in artikel 5 van dit besluit, worden, voor het jaar 2000, de referentieperiodes voor de berekening van de bijkomende prestaties als volgt bepaald :
de eerste periode :
van 1 januari 2000 om 00.00 uur
tot 30 april 2000 om 24.00 uur;
de tweede periode :
van 1 mei 2000 om 00.00 uur
tot 30 juni 2000 om 24.00 uur;
de derde periode :
van 1 juli 2000 om 00.00 uur
tot 30 september 2000 om 24.00 uur;
de vierde periode :
van 1 oktober 2000 om 00.00 uur
tot 31 december 2000 om 24.00 uur.
Art.3. Artikel 3, 1° (5), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 12 december 1997, wordt opgeschort voor de kandidaat-onderofficieren en de kandidaat-keuronderofficieren.
Art.4. Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 12 december 1997, wordt tijdelijk vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 4. § 1. De arbeidsduur waarboven de prestaties als bijkomend beschouwd worden, wordt verkregen door 7 uur 36 minuten te vermenigvuldigen met het aantal werkdagen begrepen in de referentieperiode.
§ 2. Om de te bezoldigen bijkomende prestatie-uren te bekomen, wordt de duur van de bijkomende prestaties naar het volgende uur afgerond indien zijn een uurgedeelte gelijk aan of meer dan 30 minuten omvat; anders wordt dit gedeelte verwaarloosd. ".
Art.5. Voor de kandidaat-onderofficieren en de kandidaat-keuronderofficieren loopt de referentieperiode van 1 juni 2000 tot 30 juni 2000 inclusief en telt 152 uren.
Art. 6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000 en treedt buiten werking op 1 januari 2001, met uitzondering van :
1° artikel 4 dat uitwerking heeft met ingang van 1 mei 2000 en buiten werking treedt op 1 juli 2000;
2° artikelen 3 en 5 die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2000 en buiten werking treden op 1 juli 2000.
Brussel, 11 september 2000
De Minister van Begroting,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE.