Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

29 MAART 2000. - Koninklijk besluit houdende nadere regels aangaande de verhoging van het presentiegeld van gemeenteraadsleden en van de wedde van burgemeesters en schepenen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR2005-07-15/51, art. 303, 14°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007) (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 13-04-2000 en tekstbijwerking tot 31-08-2005)



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. § 1. Gemeenteraadsleden die ten laste van de gemeente een verhoging van hun presentiegeld als raadslid wensen te genieten, vragen dat bij ter post aangetekende brief aan bij het college van burgemeester en schepenen.
  Bij die aanvraag voegen zij :
  1° een attest van de gemeenteontvanger waarin het totale brutobedrag vermeld wordt van de presentiegelden die hen toegekend zijn tijdens het jaar dat voorafgaat aan de indiening van de aanvraag of, als die minder dan een jaar na hun indiensttreding ingediend is, het bedrag dat verkregen wordt door het gemiddelde maandelijkse bedrag van de presentiegelden met twaalf te vermenigvuldigen; het attest vermeldt tevens het aantal vergaderingen van de raad waaraan de betrokken gezagsdrager deelgenomen heeft tijdens de beschouwde periode;
  2° een attest van elk van de instellingen die de andere wettelijke of reglementaire wedden, pensioenen, vergoedingen of toelagen uitbetalen die de betrokkene ontvangt, en die verminderd of geschrapt worden wegens de presentiegelden die aan de gezagsdrager toegekend worden; elk van die attesten vermeldt bovendien :
  a) in voorkomend geval, het bedrag van die vermindering;
  b) de verhogingen van presentiegeld waarin behoort te worden voorzien opdat de betrokken gezagsdrager, gelet op die verhogingen, geen enkel inkomensverlies lijdt.
  § 2. Burgemeesters en schepenen van de gemeenten met minder dan 50 000 inwoners die ten laste van de gemeente een verhoging van hun wedde als burgemeester of schepen wensen te genieten, vragen dat bij ter post aangetekende brief aan bij het college van burgemeester en schepenen.
  Bij die aanvraag voegen zij :
  1° een attest van de gemeenteontvanger waarin het bedrag van de brutowedde vermeld wordt die zij ontvangen hebben tijdens het jaar dat voorafgaat aan de indiening van de aanvraag of, als zij sinds minder dan een jaar een mandaat van burgemeester of schepen hebben, het bedrag dat verkregen wordt door het bruto maandelijks bedrag van de wedde van burgemeester of schepen, naar gelang van het geval, te vermenigvuldigen met twaalf, als de aanvrager een vermindering van zijn wedde als burgemeester of schepen gevraagd en gekregen heeft, vermeldt het attest bovendien het bedrag van die vermindering;
  2° een attest van elk van de instellingen die de andere wettelijke of reglementaire wedden, pensioenen, vergoedingen of toelagen uitbetalen die de betrokkene ontvangt, en die verminderd of geschrapt worden wegens de wedde van burgemeester of schepen die de aanvrager ontvangt; elk van die attesten vermeldt bovendien :
  a) in voorkomend geval, het bedrag van die vermindering;
  b) als de aanvrager een vermindering van zijn wedde als burgemeester of schepen gevraagd en gekregen heeft, het aanvullende deel van de wedde als burgemeester of schepen waarvan de betrokken gezagsdrager afstand zou moeten doen om het volledige voordeel van zijn andere wettelijke of reglementaire wedden, pensioenen, vergoedingen of toelagen te kunnen behouden;
  c) de verhogingen van de wedde van burgemeester of schepen waarin dient te worden voorzien opdat, rekening gehouden met deze verhogingen die toegekend zouden worden binnen de grenzen vastgelegd in artikel 19, § 1, laatste lid, van de nieuwe gemeentewet, de betrokken gezagsdrager geen enkel inkomensverlies zou lijden.

Art.2. Het college van burgemeester en schepenen plaatst de in artikel 1 bedoelde aanvraag op de agenda van de vergadering van de gemeenteraad die volgt op de dag waarop die aanvraag ontvangen is.
  Voor elk van die aanvragen doet het een voorstel.
  De raad stemt over het voorstel dat door het college gedaan is. Hij kan dit voorstel wijzigen of verwerpen op basis van de informatie waarover hij beschikt.
  De raad kan ook van oordeel zijn dat het dossier niet in orde is. Hij kan bij de betrokken gezagsdrager en bij de betalingsinstellingen die bedoeld worden in artikel 1, alle documenten opeisen die hij nodig vindt voor het vaststellen van het bedrag van de gevraagde verhoging. Hij kan tevens bij die gezagsdrager en bij die instellingen alle inlichtingen die daarvoor van nut zijn, inwinnen.
  In het geval dat bedoeld wordt in het vorig lid, plaatst het college de aanvraag op de agenda van de gemeenteraad zodra de gevraagde inlichtingen en documenten verstrekt zijn.
  Het college brengt de beslissing van de raad ter kennis van de betrokkene bij per de post aangetekende brief.

Art.3. De verhoging van de presentiegelden van het raadslid of van de wedde van burgemeester of schepen, naar gelang van het geval, heeft uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de verhoging toegekend is door de raad.

Art.4. Bij wijziging van zijn geldelijke situatie, moet de begunstigde van de verhoging van de presentiegelden of van de wedde van burgemeester of schepen, naar gelang van het geval, dat onmiddellijk meedelen aan de raad bij ter post aangetekende brief die aan het college gericht is.
  In dat geval beraadslaagt de raad over het behoud, de wijziging of het afschaffen van de verhoging die toegekend is volgens de in artikel 2 vastgestelde procedure.

Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 1999.

Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 29 maart 2000.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  A. DUQUESNE