5 OKTOBER 1999. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toekenning van een verlof dat voorafgaat aan de pensionering voor de ambtenaren van de diensten van de Vlaamse Regering. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-11-1999 en tekstbijwerking tot 20-05-2005).
Art. 1-13
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen.
Art.2. Het verlof dat voorafgaat aan de pensionering kan worden toegestaan aan alle ambtenaren die minimum 56 en maximum 59 jaar oud zijn gedurende de periode van één jaar volgend op de datum van de goedkeuring van het personeelsplan voor de entiteit waar de betrokken ambtenaar is geaffecteerd. Bij ontstentenis van een goedgekeurd personeelsplan gaat de termijn van één jaar in op 1 januari 2003.
Voor de entiteiten die reeds over een goedgekeurd personeelsplan beschikken, begint de termijn van één jaar, vermeld in het eerste lid, te lopen op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.3. Een personeelsplan wordt, op voorstel van de bevoegde Directieraad, goedgekeurd door de functioneel bevoegde Vlaamse Minister(s), samen met de Vlaamse Minister bevoegd voor de Ambtenarenzaken.
(NOTA : Opgeheven wat de personeelsleden van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen betreft bij <BVR 2004-11-19/51, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 19-11-2004>)
(NOTA : Opgeheven wat de ambtenaren van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap betreft bij <BVR 2004-11-19/53, art. 53, 003; Inwerkingtreding : 19-11-2004>
Art.4. De ambtenaar die van het verlof dat voorafgaat aan de pensionering wenst gebruik te maken, dient via een aangetekende brief een aanvraag in bij de departementale personeelsdienst.
De aanvraag moet zijn ingediend uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op :
- deze waarin het personeelsplan, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is goedgekeurd, of;
- de datum van inwerkingtreding van dit besluit voor de entiteiten bedoeld in artikel 2, tweede lid.
Bij ontstentenis van een goedgekeurd personeelsplan moet de aanvraag zijn ingediend uiterlijk op 31 maart 2003.
De datum van de poststempel is bepalend.
Art.5. § 1. De datum waarop het verlof ingaat, wordt voor de ambtenaren van rang A1 en lager vastgesteld in het begeleidingsplan dat in artikel 6 wordt vermeld.
Voor de ambtenaren van rang A2 en hoger wordt deze datum bepaald door de Vlaamse Regering.
§ 2. Bij het bepalen van de datum waarop het verlof ingaat, wordt rekening gehouden met de goede werking van de dienst, na overleg met de betrokken ambtenaar. Die dag moet steeds de eerste dag van de maand zijn, maar ten vroegste de eerste dag van de maand volgend op deze waarin het begeleidingsplan is goedgekeurd.
De ambtenaar die een mandaatgraad bekleedt, moet eerst dit mandaat neerleggen, voor het verlof kan worden toegestaan.
Art.6. Per organisatorische entiteit waarvoor een personeelsplan wordt opgemaakt, stelt de leidinggevend ambtenaar ook een begeleidingsplan op. Hierin wordt bepaald voor welke personeelscategorieën het verlof dat voorafgaat aan de pensionering een recht of een gunst is, ofwel niet mogelijk is, ofwel onderworpen is aan bepaalde voorwaarden. Ook de regeling voor de eventuele vervangingen wordt hierin vastgelegd.
Het begeleidingsplan wordt, op voorstel van de bevoegde Directieraad, goedgekeurd door de functioneel bevoegde Vlaamse Minister(s), samen met de Vlaamse Minister bevoegd voor de Ambtenarenzaken.
Art.7. § 1. Voor de ambtenaren van rang A1 en lager wordt het besluit tot toekenning van het verlof ondertekend door de secretaris-generaal van het departement, de provinciegouverneur voor de ambtenaren bij het provinciaal gouvernement, of de algemeen directeur van de Vlaamse wetenschappelijke instelling, naargelang het geval.
De toekenning gebeurt op basis van het goedgekeurd begeleidingsplan, vermeld in artikel 6.
Voor de ambtenaren van rang A2 en hoger wordt het verlof toegekend door de Vlaamse Regering. Het besluit tot toekenning van het verlof wordt ondertekend door de Vlaamse Minister(s) bevoegd voor het Individueel Personeelsbeheer.
De beslissing wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de ambtenaar.
§ 2. Bij ontstentenis van een goedgekeurd begeleidingsplan binnen de periode van één jaar, vermeld in artikel 2, wordt voor de ambtenaren van rang A1 en lager, die een aanvraag hebben ingediend conform artikel 4 van dit besluit, het verlof geacht te zijn toegestaan. Het verlof gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van de voormelde periode van één jaar.
Art.8. De ambtenaar is met verlof tot en met de maand waarin hij of zij de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft. Dit verlof is voltijds en onherroepelijk. De ambtenaar gaat de verplichting aan het vervroegd wettelijk rustpensioen op te nemen wanneer hij 60 jaar wordt.
Art.9. De ambtenaar die met verlof is dat voorafgaat aan de pensionering ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 70 % van zijn of haar salaris.
De ambtenaar ontvangt tevens het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, en de haard- of standplaatstoelage, die worden beperkt tot 70 % van het bedrag voor volledige prestaties.
Art.10. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. De ambtenaar heeft echter geen recht meer op een bevordering in graad en in salarisschaal of op een aanwijzing in een mandaatgraad.
Art.11. De ambtenaren die op basis van dit besluit kunnen genieten van het toegekende verlof dat voorafgaat aan de pensionering, mogen, mits voorafgaande toelating, andere beroepsactiviteiten uitoefenen. Indien de inkomsten uit die beroepsactiviteiten de grensbedragen bepaald in artikelen 4 en 9 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen overschrijden, worden de in artikel 9 bedoelde vergoedingen verminderd of geschorst op dezelfde wijze als bij een rustpensioen.
Art.12. Dit besluit treedt heden in werking.
Art. 13. De Vlaamse Minister bevoegd voor de Ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 5 oktober 1999.
De Minister-President van de Vlaamse Regering,
P. DEWAEL
De Vlaamse Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport,
J. SAUWENS