6 JULI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van artikelen 82, § 1, 121, eerste lid, 122, derde lid, 123, eerste en tweede lid en 131, eerste lid van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding.
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 82, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 november 1977, wordt vervangen door wat volgt :
" § 1. De in artikel 81 bedoelde personen kunnen een opleiding volgen in een centrum voor beroepsopleiding. De uitkeringsgerechtigde werklozen, de niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden, de bestaansminimumtrekkers en de rechthebbenden op financiële maatschappelijke dienstverlening ingeschreven in het bevolkingsregister kunnen daarenboven toegelaten worden tot een individuele opleiding georganiseerd in een onderneming of in een onderwijsinrichting, zoals bedoeld in de artikelen 120 tot en met 133 ".
Art.2. Artikel 121, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 november 1997, wordt vervangen door wat volgt :
" De Dienst beslist of een uitkeringsgerechtigde werkloze, een niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende, een bestaansminimumtrekker of een rechthebbende op financiële maatschappelijke dienstverlening ingeschreven in het bevolkingsregister een opleiding in een onderneming kan genieten. Indien de niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende een schoolverlater in wachttijd is moet voldaan worden aan de voorwaarden gesteld door het Beheerscomité. ".
Art.3. Artikel 122, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 november 1997, wordt vervangen door wat volgt :
" De individuele beroepsopleiding in een onderneming kan georganiseerd worden in aansluiting op een opleiding in een centrum voor beroepsopleiding, waarbij de globale duurtijd de normale duurtijd van een opleiding in een centrum voor een beroepsopleiding niet mag overschrijden. Voor de in het tweede lid bedoelde werklozen kan een langere globale duurtijd voorzien worden tot maximum 12 maanden. Na advies van het STC kan voor laatstgenoemde categorie, omwille van pedagogische noodzaak, de globale maximumduurtijd van 12 maanden worden overschreden, voor zover evenwel de totale duur van de opleiding in een onderneming 12 maanden niet overschrijdt. ".
Art.4. Artikel 123, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 november 1997, wordt vervangen door wat volgt :
" De cursist die zijn opleiding volgt in een onderneming of VZW verkrijgt een met elke productieve arbeid overeenkomende premie. Het bedrag van de productiviteitspremie wordt uitgedrukt als een percentage van het verschil tussen het normale loon in het beroep en het inkomen waar de cursist recht op heeft uit een hoofde van werkloosheid, bestaansminimum of financiële maatschappelijke dienstverlening.
Indien de cursist geen uitkering geniet uit hoofde van werkloosheid, bestaansminimum of financiële maatschappelijke dienstverlening wordt het bedrag van de productiviteitspremie uitgedrukt als een percentage van het verschil tussen het normaal loon in het beroep en een fictieve werkloosheidsuitkering gelijk aan het laagste bedrag dat als werkloosheidsuitkering wordt toegekend. ".
Art.5. Artikel 131, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 18 november 1997, wordt vervangen door wat volgt :
" De Dienst beslist of een uitkeringsgerechtigde werkloze, een niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende, een bestaansminimumtrekker of een rechthebbende op financiële maatschappelijke dienstverlening ingeschreven in het bevolkingsregister een opleiding in een onderwijsinrichting kan volgen. De Dienst beslist ook over de beëindiging of de voortzetting van de opleiding. ".
Art. 6. De Vlaamse minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 juli 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
Th. KELCHTERMANS