Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

7 JUNI 1999. - Ministerieel besluit houdende de vastlegging van evaluatiecriteria zoals bedoeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 1998 houdende vaststelling van het programma voor serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-09-1999 en tekstbijwerking tot 12-01-2010)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I- Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Rusthuizen.
Afdeling 1.
Art. 2-4
Afdeling 2.
Art. 5-6
Afdeling 3.
Art. 7-8
Afdeling 4.
Art. 9
Afdeling 5.
Art. 10-11
Afdeling 6.
Art. 12
Afdeling 7.
Art. 13
Afdeling 8.
Art. 14
HOOFDSTUK III- Serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening.
Afdeling 1. - De verhouding van het totaal aantal voorafgaand vergunde en gerealiseerde opnamemogelijkheden tot het programmacijfer voor de gemeente in kwestie en voor de door de minister bepaalde regio.
Art. 15-17
Afdeling 2. - De verhouding van het aantal bezette tot het aantal gerealiseerde opnamemogelijkheden binnen de voorziening voor bejaarden waarop de aanvraag betrekking heeft.
Art. 18-19
Afdeling 3. - De geografische spreiding van de voorzieningen voor bejaarden binnen de gemeente in kwestie en binnen de door de minister bepaalde regio, in het licht van de toegankelijkheid of bereikbaarheid.
Art. 20-21
Afdeling 4- Het huidige of toekomstige profiel van de voorziening voor bejaarden waarvoor een voorafgaande vergunning wordt aangevraagd.
Art. 22
Afdeling 5. - De relatie met andere voorzieningen voor bejaarden.
Art. 23-25
Afdeling 6. - De visie op wonen, leven en verzorgen in de voorziening voor bejaarden waarvoor een voorafgaande vergunning wordt aangevraagd.
Art. 26
Afdeling 7- De verwachte rentabiliteit en prijszetting.
Art. 27
Afdeling 8. - De professionele kwaliteitsgaranties van de initiatiefnemer.
Art. 28
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 29-30



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998036001 



Uitvoeringsbesluit(en):

2008202747  2009035354 



Artikels:

HOOFDSTUK I- Definities.
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder :
  1° bejaarden : personen van 60 jaar of ouder;
  2° rusthuis : één of meer gebouwen die functioneel een inrichting voor collectief verblijf vormen waar, onder welke benaming ook, aan bejaarden die er op duurzame wijze verblijven, huisvesting wordt gegeven, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezins- en huishoudelijke verzorging;
  3° serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening : één of meer gebouwen die, onder welke benaming ook, functioneel een geheel vormen en die bestaan uit individuele wooneenheden waar bejaarden zelfstandig wonen en uit gemeenschappelijke voorzieningen voor dienstverlening waarop zij facultatief een beroep kunnen doen;
  4° voorziening voor bejaarden : een serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening, of een rusthuis;
  5° programmacijfer : planningselement voor voorzieningen voor bejaarden op basis van de door de Vlaamse regering vastgelegde en aan bepaalde leeftijdscategorieën gerelateerde percentages;
  6° opnamemogelijkheid : een woongelegenheid in een rusthuis of een wooneenheid in een serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening;
  7° regio :
  a) voor een gemeente die minder dan 10.000 bejaarden telt : de gemeente en de aangrenzende gemeenten, met uitzondering van die aangrenzende gemeenten met meer dan 10.000 bejaarden waarvan het programmacijfer reeds overschreden is;
  b) voor een gemeente die minstens 10.000 bejaarden telt : de gemeente;
  8° gemiddelde bezettingsgraad : de verhouding van het aantal bezette tot het aantal gerealiseerde opnamemogelijkheden binnen de voorziening voor bejaarden;
  9° initiatiefnemer : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die door nieuwbouw, uitbreiding, verbouwing of ingebruikname van een bestaand gebouw of een deel ervan een voorziening voor bejaarden wenst uit te baten of het aantal opnamemogelijkheden ervan wenst te wijzigen en die zowel voor de individuele opnames of verhuring als voor de organisatie van de zorg- en dienstverlening verantwoordelijk zal zijn;
  10° [1 administratie : het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid;]1
  11° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.
  ----------
  (1)<MB 2008-06-04/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2008>

HOOFDSTUK II. - Rusthuizen.
Afdeling 1.   
Art.2.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.3.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.4.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Afdeling 2.   
Art.5.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.6.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Afdeling 3.   
Art.7.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.8.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Afdeling 4.   
Art.9.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Afdeling 5.   
Art.10.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.11.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Afdeling 6.   
Art.12.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Afdeling 7.   
Art.13.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Afdeling 8.   
Art.14.
  <Opgeheven bij MB 2009-12-09/25, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

HOOFDSTUK III- Serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening.
Afdeling 1. - De verhouding van het totaal aantal voorafgaand vergunde en gerealiseerde opnamemogelijkheden tot het programmacijfer voor de gemeente in kwestie en voor de door de minister bepaalde regio.
Art.15. Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning een toename van het totaal aantal voorafgaand vergunde en gerealiseerde opnamemogelijkheden als voorwerp heeft en bij inwilliging van deze aanvraag het totaal aantal voorafgaand vergunde en gerealiseerde opnamemogelijkheden lager dan of gelijk is aan het programmacijfer dat voor de overeenstemmende regio werd vastgelegd, dan past de aanvraag in het vastgestelde programma mits ook aan de overige evaluatiecriteria wordt voldaan.

Art.16. Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning een toename van het totaal aantal voorafgaand vergunde en gerealiseerde opnamemogelijkheden als voorwerp heeft en bij inwilliging van deze aanvraag het totaal aantal voorafgaand vergunde en gerealiseerde opnamemogelijkheden hoger is dan het programmacijfer dat voor de overeenstemmende regio werd vastgelegd, dan past de aanvraag met in het vastgestelde programma en dient deze met verder getoetst te worden aan de overige evaluatiecriteria.

Art.17. Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning geen toename van het totaal aantal voorafgaand vergunde en gerealiseerde opnamemogelijkheden als voorwerp heeft, dan past de aanvraag in het vastgestelde programma mits ook aan de overige evaluatiecriteria wordt voldaan.

Afdeling 2. - De verhouding van het aantal bezette tot het aantal gerealiseerde opnamemogelijkheden binnen de voorziening voor bejaarden waarop de aanvraag betrekking heeft.
Art.18. Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning betrekking heeft op een bestaande voorziening voor bejaarden, dient de gemiddelde bezettingsgraad minimaal 90 % te bedragen, tenzij op gemotiveerde wijze kan aangetoond worden waarom deze minimale bezettingsgraad binnen de referentieperiode niet gehaald kon worden.

Art.19. Bij een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning met uitbreiding of behoud van de huidige huisvestingscapaciteit wordt de gemiddelde bezettingsgraad berekend door het totale aantal aan de opgenomen bewoners gefactureerde dagen van het volledige kalenderjaar dat voorafging aan het jaar van de aanvraag te delen door het aantal gerealiseerde opnamemogelijkheden op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend. Het behaalde resultaat wordt gedeeld door 365.
  Bij een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning met vermindering van de huidige huisvestingscapaciteit wordt de gemiddelde bezettingsgraad berekend door het totale aantal aan de opgenomen bewoners gefactureerde dagen van het volledige kalenderjaar dat voorafging aan het jaar van de aanvraag te delen door het toekomstig aantal opnamemogelijkheden. Het behaalde resultaat wordt gedeeld door 365.

Afdeling 3. - De geografische spreiding van de voorzieningen voor bejaarden binnen de gemeente in kwestie en binnen de door de minister bepaalde regio, in het licht van de toegankelijkheid of bereikbaarheid.
Art.20. Een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning past in het vastgestelde programma wanneer :
  1° aan de ingang van de voorziening een aangepaste mogelijkheid tot in- en uitstappen van de bewoners is of zal komen;
  2° tenminste aan twee van de volgende elementen wordt voldaan :
  a) binnen een straal van 500 m van de ingang is er een opstapplaats van het openbaar vervoer, voor een geplande voorziening kan het volstaan dat bewezen wordt dat binnen de straal van 500 m er een opstapplaats zal zijn tegen het moment dat de voorziening gerealiseerd zal zijn;
  b) binnen een straal van 300 m van de ingang zijn er voldoende parkeermogelijkheden beschikbaar voor de bewoners, het personeel en de bezoekers van de bestaande of geplande voorziening voor bejaarden of zal er minstens in 1 parkeergelegenheid per 3 wooneenheden worden voorzien;
  c) de bestaande en/of geplande voorziening voor bejaarden is gelegen in een bebouwde kom.

Art.21.[1 Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing.]1
  ----------
  (1)<MB 2008-06-04/39, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2008>

Afdeling 4- Het huidige of toekomstige profiel van de voorziening voor bejaarden waarvoor een voorafgaande vergunning wordt aangevraagd.
Art.22. Een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning voor een serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening past in het vastgestelde programma wanneer in het kader hiervan aan volgende elementen wordt voldaan :
  1° uit de profileringsintentie van het bestaand en/of gepland serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening blijkt dat de voorziening enkel zelfredzame bewoners of samenwonenden waarvan minimaal 1 partner zelfredzaam is, wenst te huisvesten. In de profileringsintentie worden de uitsluitingmodaliteiten opgesomd voor het geval een bewoner nood aan verzorging krijgt en niet langer over de vereiste zelfredzaamheid beschikt om in een dergelijke voorziening te verblijven, tenzij er toereikende mantelzorg kan gegarandeerd worden;
  2° een bestaand serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening dient aan te tonen dat het opnamebeleid in overeenstemming is met deze profileringsintentie aan de hand van een overzicht van de opnames die gedurende de twee jaar die voorafgingen aan de aanvraag werden gedaan;
  3° een bestaand serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening dient een overzicht te leveren van de wijze waarop de uitsluitingsmodaliteiten in de voorziening werden toegepast gedurende de drie jaar die voorafgingen aan de aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning.

Afdeling 5. - De relatie met andere voorzieningen voor bejaarden.
Art.23. Een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning past in het vastgestelde programma wanneer een bestaande voorziening kan aantonen dat er samenwerkingsverbanden zijn met de relevante voorzieningen voor bejaarden uit de gemeente en/of regio.

Art.24. Een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning past in het vastgestelde programma wanneer bij een geplande voorziening een toelichting ingediend wordt over de wijze waarop de initiatiefnemer zich wil inschakelen in de bestaande samenwerkingsverbanden met de relevante voorzieningen voor bejaarden uit de gemeente en/of regio of de wijze waarop nieuwe samenwerkingsverbanden met de relevante voorzieningen voor bejaarden uit de gemeente en/of regio zullen tot stand gebracht worden.

Art.25.[1 Met het oog op de toepassing van de uitsluitingsmodaliteiten, vermeld in artikel 22, 1°, sluit de voorziening een functioneel samenwerkingsverband met minstens één rusthuis uit de regio. Dit samenwerkingsverband waarborgt dat bewoners van het serviceflatgebouw of van het woningcomplex met dienstverlening, die niet langer de vereiste zelfredzaamheid bezitten, kunnen worden opgenomen in het rusthuis of één van de rusthuizen in kwestie, zonder dat daardoor de keuzevrijheid van de betrokken bejaarden in het gedrang mag komen.]1
  ----------
  (1)<MB 2008-06-04/39, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2008>

Afdeling 6. - De visie op wonen, leven en verzorgen in de voorziening voor bejaarden waarvoor een voorafgaande vergunning wordt aangevraagd.
Art.26. Een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning past in het vastgestelde programma indien een document wordt ingediend waarin een visie wordt verwoord op de materiële en immateriële woon- en leeromgeving van de bejaarde, de lichamelijke, geestelijke, sociale en levensbeschouwelijke behoeften van de bejaarde, de inspraak en communicatiekanalen binnen de voorziening en de opname- en ontslagmodaliteiten.

Afdeling 7- De verwachte rentabiliteit en prijszetting.
Art.27. Een aanvraag tot het verkrijgen van een voorafgaande vergunning past in het vastgestelde programma wanneer aan volgende elementen wordt voldaan :
  1° een financieel plan wordt ingediend waaruit de financiële stabiliteit en de economische leefbaarheid van de uitbating dienen te blijken.
  2° voor een serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening omvat de dagprijs die aan de bewoners wordt aangerekend enkel de kosten die te maken hebben met de huisvesting en de organisatie van de permanentie en met de kosten die te maken hebben met het verstrekken van bestendige en huishoudelijke zorg of andere dienstverlening, daar deze diensten immers op facultatieve wijze en tegen individueel tarief aan de bewoner aangeboden worden.

Afdeling 8. - De professionele kwaliteitsgaranties van de initiatiefnemer.
Art.28. Een aanvraag tot het bekomen van een voorafgaande vergunning past in het vastgestelde programma wanneer :
  1° een bestaande voorziening een personeelsbehoefteplan indient met daarin de huidige en de voorziene personeelsformatie;
  2° een geplande voorziening een personeelsbehoefteplan indient met de voorziene personeelsformatie;
  3° een organogram ingediend wordt waarin de werkrelaties tussen de personeelsleden onderling en tussen de initiatiefnemer en het personeel tot uiting komen.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.29. Het ministerieel besluit van 16 juli 1998 houdende de vastlegging van evaluatiecriteria zoals bedoeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 1998 houdende vaststelling van het programma voor serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 wordt opgeheven met ingang van 1 januari 1999, met uitzondering van artikels 15 en 16 die opgeheven worden met ingang van 1 juni 1999.

Art. 30.Dit besluit heeft uitvoering met ingang van 1 januari 1999, met uitzondering van artikels 15 en 16 die in werking treden op 1 juni 1999.
  Brussel, 7 juni 1999.
  L. MARTENS