20 MEI 1999. - Besluit van de Waalse Regering houdende organisatie van een verlof dat voorafgaat aan de pensionering voor bepaalde personeelsleden van het "Institut scientifique de Service public" (Openbaar wetenschappelijk instituut) (VERTALING).
Art. 1-9
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het "Institut scientifique de Service public" die vallen onder de overeenkomst afgesloten op 30 maart 1984 tussen de raad van bestuur van het Nationaal Instituut voor de Extractiebedrijven en de " Société mutuelle d'Assurances publiques " (OMOB-Onderlinge Verzekeringsverenigingen) betreffende de regeling van de groepsverzekering inzake pensioenen.
Art.2. Een aan de pensionering voorafgaand verlof wordt toegekend aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden die daartoe een schriftelijke aanvraag ingediend hebben bij de directeur-generaal bij een ter Post aangetekende brief ten vroegste één jaar vóór en laatstens zes maanden vóór de begindatum van het verlof.
Het verlof begint ten vroegste op de eerste dag van de maand die volgt op de zestigste verjaardag van het personeelslid.
Het verlof is onherroepelijk en eindigt op de laatste dag van de maand tijdens dewelke het personeelslid de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt.
Art.3. Het personeelslid met verlof voorafgaand aan de pensionering ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 100 % van zijn laatste bezoldiging.
Onder laatste bezoldiging dient te worden verstaan de som opgemaakt op grond van een maandelijkse basis en voor volledige en bezoldigde prestaties :
1. van de wedde;
2. van de haard- of standplaatstoelage;
3. van de bijzondere kwalificatiepremie toegekend overeenkomstig de beslissing nr. 259 van de raad van bestuur van het Nationaal Instituut voor de Extractiebedrijven;
4. van de premies en vergoedingen toegekend aan het technisch personeel, aan het vak-, meesters- en dienstpersoneel overeenkomstig de beslissing nr. 631 van de raad van bestuur van het " Institut national des Industries extractives ";
5. van de anciënniteitspremies toegekend overeenkomstig de beslissing nr. 1351bis van de raad van bestuur van het " Institut national des Industries extractives ".
Voor de berekening van de laatste bezoldiging komen de in het 2e lid, sub 3°, 4° en 5° bedoelde premies en vergoedingen in aanmerking enkel voor de personeelsleden die de voorwaarden gebonden aan hun toekenning vóór 1 januari 1991 vervulden.
Art.4. Het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het personeelslid dat een dergelijk verlof geniet kan zijn rechten echter niet doen gelden voor een bevordering bij overgang naar het hogere niveau, voor een mutatie op verzoek, voor een bevordering bij verhoging van graad noch voor een overplaatsing.
Art.5. Het gevolg van het aan de pensionering voorafgaand verlof dat in de loop van het jaar begint is een vermindering tijdens datzelfde jaar tot het passende beloop van :
1. het jaarlijks vakantieverlof, van het compensatieverlof voor feestdagen, van het uitzonderlijk verlof wegens overmacht, van het verlof om dwingende redenen van familiaal belang;
2. het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid;
3. het verlof voor sociale promotie en om aan vormingsactiviteiten deel te nemen;
4. het verlof om minder-validen en zieken te vergezellen en bij te staan tijdens georganiseerde vakantiereizen en verblijven in België of in het buitenland.
Art.6. De bepalingen van de overeenkomst afgesloten op 30 maart 1984 tussen de raad van bestuur van het Nationaal Instituut voor de Extractiebedrijven en de " Société mutuelle d'Assurances publiques " betreffende de regeling van de groepsverzekering inzake pensioenen zoals vastgesteld op de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad blijven toepasselijk op de personeelsleden van het "Institut scientifique de Service public" die van deze overeenkomst genieten en op pensioen gesteld worden ten laatste op de vooravond van de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.7. In afwijking van artikel 2, 1ste lid is de minimum termijn van zes maanden niet meer noodzakelijk voor de personeelsleden die de leeftijd van zestig jaar bereiken binnen zes maanden na de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.8. Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 9. De Minister van Ambtenarenzaken en de Minister van Onderzoek en Technologische Ontwikkeling zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 20 mei 1999.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium,
R. COLLIGNON
De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken,
B. ANSELME