23 DECEMBER 1999. - Ministerieel besluit houdende vaststelling, voor het dienstjaar 2000, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 29-12-1999 en tekstbijwerking tot 25-10-2000)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Vaststelling van het budget.
AFDELING 1. - Deel A van het budget van alle ziekenhuizen.
ONDERAFDELING 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Art. 3
ONDERAFDELING 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Art. 4
AFDELING 2. - Deel B van het budget.
ONDERAFDELING 1. - Algemene ziekenhuizen, behalve die erkend onder kenletter Sp.
RUBRIEK 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Art. 5-6
RUBRIEK 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Art. 7-9, 9bis
RUBRIEK 3. - Onderdeel B4 van het budget.
Art. 10
RUBRIEK 4. - Onderdeel B5 van het budget.
Art. 11
RUBRIEK 5. - Onderdeel B6 van het budget.
Art. 12
RUBRIEK 6. - Gemeenschappelijke bepalingen voor Deel B met uitzondering van Onderdeel B6.
Art. 13
ONDERAFDELING 2. - Ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter Sp.
RUBRIEK 1. - Onderdelen B1 en B2 van het budget
Art. 14-15
RUBRIEK 2. - Onderdeel B4 van het budget.
Art. 16
RUBRIEK 3. - Onderdeel B5 van het budget.
Art. 17
RUBRIEK 4. - Onderdeel B6 van het budget.
Art. 18
ONDERAFDELING 3. - Psychiatrische Ziekenhuizen.
RUBRIEK 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Art. 19-20
RUBRIEK 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Art. 21-22, 22bis
RUBRIEK 3. - Onderdeel B4 van het budget.
Art. 23
RUBRIEK 4. - Onderdeel B5 van het budget.
Art. 24
RUBRIEK 5. - Onderdeel B6 van het budget.
Art. 25
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het quotum van verpleegdagen.
Art. 26-28
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. De bepalingen van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van de verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991, 19 oktober 1992, 30 oktober 1992, 30 december 1993, 23 juni 1994, 19 juli 1994, 28 december 1994, 27 december 1995, 30 december 1996, 8 september 1997, 10 december 1997, 29 december 1997, 26 augustus 1998, 30 december 1998, 24 maart 1999, 15 juni 1999, 22 juni 1999, en 23 december 1999, worden voor het dienstjaar 2000 geconcretiseerd door en aangevuld met de bepalingen van dit besluit.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt bedoeld met :
1° "het koninklijk besluit van 30 juli 1986" : het koninklijk besluit van 30 juli 1986 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend:
2° "het ministerieel besluit van 2 augustus 1986" : het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van de verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991, 19 oktober 1992, 30 oktober 1992, 30 december 1993, 23 Juni 1994, 19 juli 1994, 28 december 1994, 27 december 1995, 30 december 1996, 8 september 1997, 10 december 1997, 29 december 1997, 26 augustus 1998, 30 december 1998, 24 maart 1999, 15 juni 1999, 22 juni 1999, en 23 december 1999;
3° "het ministerieel besluit van 2 mei 1995" : het ministerieel besluit van 2 mei 1995 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 1994 houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1995, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het Budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten;
4° "het ministerieel besluit van 27 december 1995" : het ministerieel besluit van 27 december 1995 houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1996, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor ziekenhuizen en de ziekenhuisdiensten;
5° "het ministerieel besluit van 29 december 1997" : het ministerieel besluit van 29 december 1997 houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1998, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor ziekenhuizen en de ziekenhuisdiensten;
6° "het ministerieel besluit van 27 juli 1998" : het ministerieel besluit van 27 juli 1998 tot wijziging van het ministerieel besluit van 29 december 1997 houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1998, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor ziekenhuizen en de ziekenhuisdiensten;
7° "het ministerieel besluit van 30 december 1998" : het ministerieel besluit van 30 december 1998 houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1999, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor ziekenhuizen en de ziekenhuisdiensten.
HOOFDSTUK II. - Vaststelling van het budget.
AFDELING 1. - Deel A van het budget van alle ziekenhuizen.
ONDERAFDELING 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Art.3. § 1. Het percentage bedoeld in artikel 16, § 2 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 kan, volgens nader te bepalen regels, op 70 % gebracht worden ingeval van toepassing van het koninklijk besluit van 30 juli 1986.
§ 2. Het Onderdeel A1 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen wordt met een bedrag van 5 frank per verpleegdag verhoogd, om de investeringslasten van het ziekenhuis te dekken, die voortkomen uit de invoering van de SIS-kaart en de informaticaproblemen met betrekking van de overgang van het jaar 2000.
ONDERAFDELING 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Art.4. Het in artikel 21, § 2 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 bedoelde intrestvoet wordt op 5,60 % vastgesteld.
AFDELING 2. - Deel B van het budget.
ONDERAFDELING 1. - Algemene ziekenhuizen, behalve die erkend onder kenletter Sp.
RUBRIEK 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Art.5. Om Onderdeel B1 van het budget van financiële middelen vast te stellen wordt het dienstjaar 1993 weerhouden voor de toepassing van het artikel 37, § 1 en het dienstjaar 1994 voor de toepassing van de artikelen 31, 33, 34, 37, § 2, en 38 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
Art.6. § 1. Het Onderdeel B1 van het budget van financiële middelen wordt met een bedrag van 2 frank per dag verhoogd om de gelijkwaardige organisatie voor de openbare sector te dekken.
§ 2. Het Onderdeel B1 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen wordt verhoogd met een bedrag per verpleegdag te bepalen door de Minister die de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, om de bijkomende kosten te dekken die voortkomen uit de ophaling en verwerking van het ziekenhuis afval.
RUBRIEK 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Art.7. § 1. Om Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen vast te stellen wordt het dienstjaar 1994 weerhouden voor de toepassing van de artikelen 42, § 9 en 43, § 3, 1° en 2°, c) en d), het dienstjaar 1997 voor de toepassing van de artikelen 42, § 8 en 43, § 3, 2°, a.4), en het dienstjaar 1998 voor de toepassing van het artikel 43, § 2, 1°, a) van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
§ 2. Het dienstjaar 1997 is het referentiejaar voor de toepassing van de bepalingen vermeld in de bijlage 3 en in punt 2 van de bijlage 9 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
Art.8. § 1. Voor de ziekenhuizen die beschikken over erkende C, D, E en H*-bedden wordt Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen per 1 Januari 2000 verhoogd met een bedrag gelijk aan 0,5 bijkomende VTE-personeelsleden per 30 erkend C, D, E, H*-bedden, vermenigvuldigd met 1 350 000 fr. (index op 1 januari 1999) om de bijkomende mobiele equipe van personeelsleden, niet verbonden aan een architecturale, structurele of functionele eenheid te financieren.
§ 2. Om het voordeel van de bepaling bedoeld in § 1 te behouden, moeten de betrokken ziekenhuizen het bewijs dat het door voorvermelde bepaling gefinancierd personeel wel degelijk aangeworven is, overmaken aan het Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer der ziekenhuizen voor 1 maart 2000.
Art.9. De bedragen toegekend bij toepassing van artikel 1 van het ministerieel besluit van 2 mei 1995, artikel 8, § 1 van het ministerieel besluit van 29 december 1997, artikel 1 van het ministerieel besluit van 27 juli 1998 en artikelen 8 en 9bis van het ministerieel besluit van 30 december 1998 blijven toegekend voor het dienstjaar 2000.
Art. 9bis. <Ingevoegd bij MB 2000-09-29/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2000> § 1. Onderdeel B2 wordt vanaf 1 juli 2000 met 1 300 000 BEF vermeerderd.
Het in het vorige lid vermelde bedrag wordt per erkenningsnummer toegekend.
Deze financiering wordt toegekend ter dekking van de kosten voor de indienstneming van een voltijds equivalent verpleegkundig personeelslid en dat ter vervanging van een voltijds equivalent verpleegkundig personeelslid specifiek belast met de begeleiding van intreders en herintreders behorend tot de categorie van het verpleegkundig personeel alsook van de studenten verpleegkunde en verloskunde.
De financiering kan worden herzien op basis van het verslag zoals voorzien in § 3, teneinde rekening te houden met de reële werklast die gepaard gaat met de begeleiding van de voormelde doelgroepen.
De totale arbeidsduur van de vervanger of vervangers in dienst genomen ter vervanging van het voltijds equivalent verpleegkundig personeelslid belast met de in het vorige lid bedoelde begeleiding moet gelijk zijn aan een voltijdse tewerkstelling.
De vervanger of vervangers moeten in de verpleegeenheden worden tewerkgesteld.
Het verpleegkundig personeel dat specifiek belast is met de begeleiding van de doelgroepen vertegenwoordigt een voltijds equivalente functie, die kan worden opgesplitst in 2 of meer deeltijdse functies.
Deze personeelsleden moeten bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen :
-over een diploma of titel van gegradueerde verpleegkundige beschikken;
- minstens 10 jaar anciënniteit hebben in de functie van gegradueerde verpleegkundige in een verpleegeenheid;
- over pedagogische kwaliteiten beschikken.
Deze personeelsleden vallen onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van het verpleegkundig departement.
De voorkeur gaat hierbij uit naar personen die een opleiding gevolgd hebben of ervaring hebben in een leidende of pedagogische functie.
§ 2. Om het voordeel van de financiering te kunnen genieten, moeten de ziekenhuizen de volgende gegevens vóór 1 oktober 2000 aan het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu; Bestuur van de Gezondheidszorg; Dienst Boekhouding en Beheer van de Ziekenhuizen; Rijksadministratief Centrum; Vesaliusgebouw; 1010 Brussel bezorgen :
1. de identiteit van de personen belast met de begeleiding;
2. een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de in dienst genomen persoon of personen;
3. voor de private ziekenhuizen het schriftelijk advies van de Ondernemingsraad en voor de openbare ziekenhuizen het schriftelijk advies van het Overlegcomité over de aanwijzing van de persoon of personen belast met de begeleiding alsmede over de compenserende indienstneming.
§ 3. Teneinde te kunnen nagaan of de middelen terecht werden toegekend, dienen de ziekenhuizen een verslag te bezorgen met het aantal personen die werden begeleid en met een beschrijving van de specifieke activiteiten die werden opgezet om die personen beter op te vangen.
Dat verslag moet, vanaf het boekjaar 2000, worden toegestuurd, volgens de procedure vastgelegd in de jaarlijks van toepassing zijnde omzendbrief aan de beheerders van de ziekenhuizen, aan de in vorige alinea vermelde dienst Boekhouding en Beheer van de ziekenhuizen, samen met de gegevens die worden overgezonden overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 houdende bepalingen van de regels volgens dewelke bepaalde statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid.
RUBRIEK 3. - Onderdeel B4 van het budget.
Art.10. Onverminderd artikel 48, §§ 6, 14, 16, 17, 18, 23 en 24 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt het Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen op de waarde op 31 december 1999 vastgesteld.
RUBRIEK 4. - Onderdeel B5 van het budget.
Art.11. Onderdeel B5 van het budget van financiële middelen wordt vastgesteld op zijn waarde per 31 december 1999.
RUBRIEK 5. - Onderdeel B6 van het budget.
Art.12. Onderdeel B6 van het budget van financiële middelen wordt vastgesteld op zijn waarde per 31 december 1999.
RUBRIEK 6. - Gemeenschappelijke bepalingen voor Deel B met uitzondering van Onderdeel B6.
Art.13. Het in punt 5 van de bijlage 4 bij het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 bedoelde percentage wordt op 0 % vastgesteld.
ONDERAFDELING 2. - Ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter Sp.
RUBRIEK 1. - Onderdelen B1 en B2 van het budget
Art.14. Onderdelen B1 en B2 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter Sp worden vastgesteld op de bedragen die overeenstemmen met de waarde op 31 december 1999.
Art.15. § 1.De bepalingen van artikel 6 (en in artikel 9bis) van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter Sp. <MB 2000-09-29/33, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2000>
§ 2. Het Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter Sp wordt per 1 januari 2000 verhoogd met een bedrag gelijk aan 0,5 bijkomende VTE-personeelsleden per 30 erkende Sp-bedden, vermenigvuldigd met 1 350 000 fr. (index op 1 januari 1999), om de bijkomende mobiele equipe van personeelsleden, niet verbonden aan een architecturale, structurele of functionele eenheid te financieren.
Om het voordeel van de bepaling bedoeld in § 2 te behouden, moeten de betrokken ziekenhuizen het bewijs dat het door voorvermelde bepaling gefinancierd personeel wel degelijk aangeworven is, overmaken aan het Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer der ziekenhuizen voor 1 maart 2000.
RUBRIEK 2. - Onderdeel B4 van het budget.
Art.16. Onverminderd artikel 48, §§ 6, 16, 17 en 23 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt het Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter Sp op de waarde op 31 december 1999 vastgesteld.
RUBRIEK 3. - Onderdeel B5 van het budget.
Art.17. Onderdeel B5 van het budget van financiële middelen wordt vastgesteld op zijn waarde per 31 december 1999.
RUBRIEK 4. - Onderdeel B6 van het budget.
Art.18. Onderdeel B6 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter Sp wordt vastgesteld op zijn waarde per 31 december 1999.
ONDERAFDELING 3. - Psychiatrische Ziekenhuizen.
RUBRIEK 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Art.19. Onderdeel B1 van het budget van financiële middelen van de psychiatrische ziekenhuizen wordt vastgesteld op zijn waarde per 31 december 1999.
Art.20. De bepalingen van artikel 6 van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de psychiatrische ziekenhuizen.
RUBRIEK 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Art.21. Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen van de psychiatrische ziekenhuizen wordt vastgesteld op zijn waarde per 31 december 1999.
Art.22. § 1. Het Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen van de psychiatrische ziekenhuizen wordt per 1 januari 2000 verhoogd met een bedrag gelijk aan 0,5 bijkomende VTE-personeelsleden per 30 erkende T-bedden, vermenigvuldigd met 1 350 000 fr (index op 1 januari 1999), om de bijkomende mobiele equipe van personeelsleden, niet verbonden aan een architecturale, structurele of functionele eenheid te financieren.
§ 2. Om het voordeel van de bepaling bedoeld in § 1 te behouden, moeten de betrokken ziekenhuizen het bewijs dat het door voorvermelde bepaling gefinancierd personeel wet degelijk aangeworven is, overmaken aan het Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer van de ziekenhuizen voor 1 maart 2000.
Art. 22bis. <Ingevoegd bij MB 2000-09-29/33, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2000> De bepalingen van artikel 9bis van dit besluit zijn eveneens op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing.
RUBRIEK 3. - Onderdeel B4 van het budget.
Art.23. Onverminderd artikel 48, §§ 2, 16 en 23 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt het Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen op de waarde op 31 december 1999 vastgesteld.
RUBRIEK 4. - Onderdeel B5 van het budget.
Art.24. Onderdeel B5 van het budget van financiële middelen wordt vastgesteld op zijn waarde per 31 december 1999.
RUBRIEK 5. - Onderdeel B6 van het budget.
Art.25. Onderdeel B6 van het budget van financiële middelen wordt vastgesteld op zijn waarde per 31 december 1999.
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het quotum van verpleegdagen.
Art.26. Het quotum van verpleegdagen wordt voor de algemene ziekenhuizen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
Art.27. Voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt het quotum van verpleegdagen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het artikel 54 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
Art. 28. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000 met uitzondering van het artikel 6, § 2 die in werking treedt op 1 maart 2000.
Brussel, 23 december 1999.
F. VANDENBROUCKE