17 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 8, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 14 april 1993 en 15 januari 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Voor het bepalen van het inkomen wordt geen rekening gehouden met :
1° de uitkeringen en het aanvullend loon door de gehandicapte ontvangen die een beroepsopleiding, omscholing of herscholing volgt die ten laste is van de overheid, een openbare dienst of een sociale zekerheidsinstelling;
2° de herwaarderingspremie toegekend in de pensioenregeling der werknemers en de forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage toegekend in het stelsel van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden;
3° de forfaitaire tegemoetkoming voor hulp van derden toegekend aan een werknemer met persoon ten laste in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.".
Art.2. Artikel 30, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 14 april 1993, wordt aangevuld als volgt :
"De herwaarderingspremie toegekend in de pensioenregeling voor werknemers en de forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage toegekend in het stelsel van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden worden nochtans niet in aanmerking genomen voor het bepalen van het recht op de inkomensvervangende tegemoetkoming. Voor het vaststellen van het recht op de integratietegemoetkoming wordt geen rekening gehouden met het bedrag van de forfaitaire tegemoetkoming voor hulp van derden toegekend aan een werknemer met persoon ten laste in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.".
Art.3. Dit besluit treedt in werking op 1 april 1999, met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot de tegemoetkoming voor hulp van derden, die uitwerking hebben met ingang van 1 oktober 1998.
Art. 4. Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 maart 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
M. COLLA
De Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie,
J. PEETERS