8 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 maart 1995 tot oprichting van de Nationale Raad voor het bloed.
Art. 1-2
Artikel 1. In het koninklijk besluit van 21 maart 1995 tot oprichting van de Nationale Raad voor het Bloed wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 11bis. De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Raad hebben recht op :
1° een presentiegeld, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Regent van 15 juli 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt, welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste commissies die van het departement van Volksgezondheid en het Gezin afhangen. De leden die ambtenaar zijn kunnen alleen aanspraak erop maken in de mate waarin hun aanwezigheid op de vergaderingen prestaties vergt buiten hun gewone diensturen;
2° de terugbetaling van de reiskosten overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten;
3° de terugbetaling van de verblijfskosten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964, tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel van de ministeries.
Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van de Raad die geen ambtenaar zijn gelijkgesteld met de ambtenaren die een graad bekleden van rang 15 tot 17.".
Art. 2. Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen is met de uitvoering van dit besluit belast.
Gegeven te Brussel, 8 februari 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA