26 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag van de presentiegelden en vergoedingen toegekend aan de leden van de nationale Coördinatie- en Controlecel.
Art. 1-5
Artikel 1. Het bedrag van het presentiegeld per zitting wordt vastgesteld op 1.000 F voor de leden of de plaatsvervangende leden, en de deskundigen, voor zover zij niet zijn onderworpen aan de bepalingen van de bezoldigingsregeling van het Rijkspersoneel.
Art.2. De leden of de plaatsvervangende leden, en de deskundigen die hun woon- of verblijfplaats hebben buiten de agglomeratie waar de nationale Coördinatie en Controlecel bijeenkomt, hebben per zitting recht op terugbetaling van hun reiskosten, onder de voorwaarden vastgesteld door de algemene regeling inzake reiskosten; zij worden daarvoor gelijkgesteld met de ambtenaren van de ministeriële departementen met een graad van rang 13.
De agglomeraties die voor de toepassing van dit artikel in acht moeten worden genomen, zijn die welke worden bepaald in artikel 8bis van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel van de ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1967 en 2 maart 1989.
Art.3. De bepalingen van de artikelen 1 en 2 zijn eveneens van toepassing op de vergaderingen van de werkgroepen.
Art.4. De in dit besluit vastgestelde presentiegelden en vergoedingen vallen ten laste van de begroting van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
Art. 5. De Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 maart 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN